GESCHIEDENIS DER HEDV. KERK TE BES01IEN DANIEL DONKERS Zaterdag 5 September 1936. No 71 De Echo van het Zuiden Tweede Blad 1610—1935. Door J. van der Hammen Nicz. XLII. Een van de hoofdbronnen, waaruit geput dient te worden, om de geschie denis van het kerkelijk en geestelijk leven eener Hervormde gemeente uit den ouden tijd het zuiverst en betrouw baarst weer te geven, moeten wel de kerkcraadshandelingen of kerkeraads- nolulen zijn, in den loop der jaren door de predikanten in bepaalde registers opgetcekend. Die notulen kunnen me nigmaal een verrassend licht werpen op het karakter dier predikanten, op hun waarheidsliefde, op hun meer of minder vromen aanleg, op hun tact in den omgang, op hun streven om het vertrouwen en de liefde hunner ge meenteleden te winnen, enz. enz. Ook kunnen zij licht verspreiden over de geaardheid der kerkeraadsleden, over hunne verhouding tot den predikant en over de meer of minder intieme verhouding tusschcn den predikant als zieleherder en de gemeenteleden. Wij willen daarom de kerkeraadshandelin- gen van Besoijen over het tijdvak van 1746 tot 1770 eens wat nader gaan bekijken. Gedurende zijn ruim 24-jarig ver blijf te Besoijen heeft Ds. Henricus Casteleijn, als voorzitter van den ker- keraad, ongeveer honderd vergaderin gen met de Besoijensclie ouderlingen en diakenen gehouden. Het meerendeel dier bijeenkomsten werd gehouden in de maand December en wel met de bedoeling- alsdan nieuwe kerkeraads leden te verkiezen. Dat waren pcrio. dieke bijeenkomsten, die ieder jaar geschiedden. Gewoonlijk werden in het begin van December uit de meerderja rige mannelijke lidmaten der gemeen te een viertal nieuwe kerkeraadsleden genomineerd, n.l. twee dubbeltallen: twee ouderlingen en twee diakenen, waaruit dan ongeveer een week later één ouderling en één diaken w?erden gekozen, die, na drie Zondagsche pro- clamatiën, op den eersten Januari van het volgende jaar, ten aanhoore van de gansche gemeente, door den predi kant in de kerk werden bevestigd. Van 11 December 1746 tot het begin van December 1769 werden alzoo de volgende ouderlingen en diakenen ver kozen 1747: Jacobus Colthoff (o) en Willem Hagen (d); 1748: der rit van Cuyck (o) en Zeger de G raaf f (d); 1749: Peter van Emons (o) en Hendrik Massignon (d); 1750: Zeger de Graaf f (o) en Denis Koppen (d); 1751: Bastiaan de Rooij (o) en Adri- aan van Baardwijk (d); 1752: Gerrit van Cuyck (o) en Simon Colthof f (d); 1753: Peter van Emons (o) en Adriaan van Baardwijk (d); 1754: Jacobus Colthof f (o) en Adriaan de Rooij (d); 1755: Zeger de Graaf f (o) en Wouter van Baardwijk (d); 1756: Zeger de Graaf f (o) en Antonie Kuijsten (d); 1757Denis Koppen (o) en Piet er Mas signon (d); 1758: Jacobus Colthof f (o) en Adriaan de Rooij (d) 1759: Simon Foks fo) en Adriaan wm Baardwijk (d); 1760: Bastiaan de Rooij (o) en Jan Kuijsten (d); 1761: Peter van Emons (o) en Hen drik Colthof f (d); 1762: Willem Hagen (o) en Cornelis Hulst (d); 1763: Jacobus Colthof f Co) en Basti aan de Rooij (d); 1764: Zeger de Graaf f (o) en Coenraad Schilders (d) 1765: Denis Koppen (o) en Cornelis Dekkers Cd) 1766: Willem van Heijst (o) en Adri aan van Baardwijk (d); 1767Bastiaan de Rooij (o) en Antonie Kuijsten (d); 1768: Zeger de Graaf f (o) en Cornelis Hulst (d); 1769: Jacobus Colthof f (o) en Leen- dert Kuijsten (d). Tol de periodieke bijeenkomsten van den kerkeraad kan men ook reke nen het doen der diaconie-rekening, wat elk voorjaar, van Maart tot Mei, onder het gebruik van een glas wijn en het rooken eener pijp tabak, ge schiedde. De diaconie-rekeningen wer den gewoonlijk door den predikant in het net geschreven. Hierover echter later meer! Het uitoefenen van de kerkelijke censuur over zich misdragende lidma ten, meestal aangeduid met de bena ming censura morum, geschiedde na tuurlijk op onbepaalde tijden. Wij moeten tot beter begrip van som mige aehtticnde-eeuwsche toestanden daarover eenigszins uitweiden. Ze kere jonge dochter Adriaantje Vissers was in 1757 lidmaat der Gereformeer de kerk en was, na eenigen tijd in be- XIII. »Frits Donkers antwoordde de goudgraver, terwijl hij brutaal rond keek. »Die zal, denk ik, wel niks meer uitvoeren »Wat zeg je daar!?« kwamen de andere gasten nieuwsgierig naderbij, »wat is-t-'r met Frits Donkers aan de hand?« Allen konden zich die frisse, flinke vent nog levendig voorstellen. Eerst dronk de Amerikaan zijn glas tot de laatste druppel leeg Toen begon hij weer te vertellen. Dat ze naar hem zouden luisteren, daar was hij zeker van »Jullie weten daar hier natuurlijk zo niets van. Maar dan moest je dat 'ns meemaken, wanneer erzo'n nieuw goudveld wordt ontdekt. Van alle kanten kwamen ze d'r op af: uit* Azië, Afrika, Europa. Da's een schreeuwen, dat je horen en zien vergaat, een rennen en razen van mensen en dieren dooreen. Honder den talen klinken door elkaar; 't lijkt wel zo'n spraakverwarring als bij de torenbouw van Babel. Een Ier werd er gek bij; een Fransman wilde boven allen uitschreewenhij schreeuwde en schreeuwde, tot-ie op 't laatst alleen maar meer fluiten kon. Maar goud, zie je; allen hebben het goud geroken. Héla, Ober, eerst nog 'n glasEven stopte de verteller, om eens te zien. hoe zijn toehoorders hel opnamen. »Nou, en dan begint het rennen. Wie het eerst ergens zijn vlaggetje in de grond steekt, heeft daar alleen recht op Die hele boel noemen ze in Amerika een claim«. Niemand verstond dat vreemde woord, maar de verteller voelde zich daardoor nóg gewichtiger. «En Frits? was die daar dan ook bij?» riepen een paar stemmen. «Frits? Of t ie daarbij waslJehac hem moeten zien graven en wassen Hij werkte voor twee. Een zak vo goud had-ie al, die droeg hij altijd stevig vastgebonden in z'n boek zak». «Maar waarom is-t-ie dan ook niet naar huis gegaan? Waarom kwam ie niet met mee? Hebben jullie soms twist gehad onder weg?» De «Amerikaan» schudde het hoofd«Twist? Ja, twist hebben we daar genoeg gehad. Maar wij samen nietl Twist kon je 't beste krijgen met het spelen. O, wat heb ben we daar wat afgespeeld. In de trekking te zijn geweest te Willemstad, vandaar met attestatie van Ds. Zegers, predikant te Willemstad, te Besoijen, hare geboorteplaats, teruggekeerd, om in den loop van 1757 in het kraambed- de te bevallen van een onregt kint. Hare attestatie was inmiddels reeds overgegeven aan den Besoijenschen predikant Ds. Casteleijn, die, zoodra hem die zaak was ter oore gekomen, tegen den 13 September 1757 kerke- raadsvergadering uitschreef, om dat geval met Adriaantje Vissers volgens kerkelijke wetten te behandelen. Hoe liep dat nu voor haar af? In de eerste plaats werd door den kerkeraad ik gebruik de origineele termen een- pariglijk geresolveerd om die ontug- tige litmaat, wegens haar verfoeijclgke wandel in hoerereij, tot grote ergernis van deese gemeinte, sonder eenig uit stel onder sware censure, na den egs van haare strafwaardige misdaat, te steltenen dezelve het gebruik van des Heeren Heglig Nagtmaal te ontsegqen, en haar daarvan soo lange uitteslniten tot dat de E: kerkeraat sal goedvinden haar van deze censure te ontheffen. Aan den koster Johannes Colthoff die tevens schoolmeester was werd in de tweede plaats staande de vergadering niet alleen opgedragen aan de schuldige Adriaantje Vissers de kerkelijke censuur te gaan aanzeg gen, maar tegelijk aan hare moe Ier Anna van den Houtert, af te vragen of zij genegen was het onechte kina barer dochter te gelegener tijd als go tuige ten doop te heffen, wat zij ock beloofde. Tevens moest Adriaantje Vissers in de tweede plaats beloven, dat zij, zoodra ze van het kraambed zou zijn hersteld en opgestaan, per soonlijk voor den kerkeraad, hare geestelijke rechters, zou verschijnen, ten einde nog eens mondeling de be wuste censuur te ontvangen en belof ten van beterschap te doen. Later, wanneer het den kerkeraad zou geble ken zijn, dat zij voortaan een ingetoge ner leven leidde, zou men haar, ten aanhoore van het gansche kerkvolk, in het openbaar in de kerk van hare kerkelijke censuur ontlasten. Als wij heel die onverkwikkelijke affaire aandachtig in het kerkeraads- handelingenboek lezen en herlezen, rij zen onwillekeurig de vragen bij ons op: „Beantwoordde die zware kerke lijke straf wel aan het beoogde doel? „Werd het verkrijgen van een natuur lijk kind niet te veel als een misdaad „aangerekend? En werd de Christelij ke liefde, die alles bedekt en alles „vergeeft, eertijds niet meermalen te „veel uit het oog verloren?" IJdele vragen! Wij kunnen alleen dit ter ver ontschuldiging van den Besoijenschen kerkeraad aanvoeren, dat hij enkel zijn kerkdijken plicht deed naar liet voor- mijnen, 's avonds in de tenten we speelden soms ganse nachten door. Afijn, daar hebben jullie natuurlijk wel 'ns van gehoord. Maar Frits wilde nooit. Je moest d'r hem bij de haren bijslepen en dan lukte het nog niet. «Spelen jullie maar», zei d ie dan! «ik doe niet mee. Ik moet voor mijn ouden vader een zacht kussen mee naar huis nemen. Ik heb geen goud voor jullie kaar ten!» Maar ze kwamen er wel achter, dat-ie z'n zakken vol had. Ja, en zoo begon de ruzie op 'n nacht. Och, jullie weet dat hier zo niet. Maar toen werden de blanke messen getrokken. En één daar van duwden ze hem tussen de schouders in de rug». Een zucht van ontzetting ont snapte er aan de borst van de man nen. «Die arme, oude Daniël! Frits was toch nieteh dood vroeg er iemand erg schuchter. «Nou, bepaald levend ook niet!» zei de «Amerikaan», «ik heb 'm later niet meer gezien. Als z'n lichaam niet toevallig in de weg gelegen heeft voor 'n nieuwe claim, dan hebben de ratten en gieren hem al wel begraven Een paar dagen later zat diezelfde «Amerikaan» ook bij den ouden Daniël Donkers op de bank onder het raam van juffrouw RikaThere- bint. Ver naar links en rechts kon den de mensen hem op de straat tegen Daniël horen praten. Om den ouden, eenzamen man te laten merken, dat hij met alles, waarover hij sprak, goed op de hoogte was, liet hij er menig Amerikaans woord tussen door vallen. «Nu, good bye baas Daniël», zei hij eindelijk, trok even aan zijn hoed en slenterde dan, de handen onverschillig in zijn broekzakken, weer verder. Lang zat de oude man hem met afwezige blikken na te staren. Toen hij zich wilde oprichten, tuimelde hij weer op de bank terug. Nog schrift der toenmaals harde kerkelijke wetten. Een ander, in mijn oog bedenkeler geval, deed zich een zevental jaren la ter, n.l. in September 1764, voor. Toen gold het eveneens een lidmaat der Gereformeerde gemeente alhier, zeke re Jenneke van der Boom, een door mij om nog thans levende families niet te kwetsen gefingeerden fami lienaam. Het betrof een strafbaar feit van valschheid in geschrifte, van be driegerij of oplichterij. Genoemde Jen neke die nog wel door de diaconie behoorlijk werd ondersteund had n.l. een viertal brieven geschreven en die niet met haar eigen naam onder teekend, maar met den naam eener aanzienlijke Haagsche dame: Juffrouw Slingerland. De brieven waren gea dresseerd aan haar zelve, aan Jenneke van der Boom, dus valsch; en in die valschelijk opgemaakte brieven deed Jenneke het voorkomen, alsof Juf frouw Slingerland te Den Haag eeni- ge partijen vlas en linnen, door bemid deling van genoemde Jenneke, te Be soijen wenschte op te koopen. Drie van die brieven liet ze lezen bij verschillende winkeliers of zakenmen- schen, n.l. bij de weduwe Hendrik Massignon en Pieter Teulings te Be soijen en bij den heer Jan Baptist Smits te Waalwijk. Deze personen za gen die brieven voor echt aan en le-» verden volgaarne aan Jenneke eenige partijtjes vlas en linnen, n.l. Pieter Teulings voor 46 gulden, de heer Smits voor 30 gulden en de weduwe Massig non ook voor een goede 30 gulden. Om zoo weinig mogelijk argwaan te ver wekken, betaalde Jenneke direct aan de weduwe Massignon hare vordering van 30 gulden, maar liet het overige voorloopig onbetaaldde beide andere leveranciers namen volkomen genoe gen met Jenneke's aanbod, om beta ling te doen, zoodra zulk eene aanzien lijke Haagsche dame als Juffrouw Slingerland hare geldelijke zending zou volbracht hebben. Een poosje daarna, in den loop der maand Augustus 1764, probeerde Jen neke wederom een mooie partij vlas en linnen machtig te worden bij de weduwe Massignon en liet haar daar toe den vierden valschen brief lezen. Genoemde weduwe liep in de val: zij leverde Jenneke voor een bedrag van 65 gulden vlas en linnen, onder voor waarde evenwel, dat de bewuste brief zoolang onder haar zou blijven berus ten totdat Juffrouw Slingerlantaan wie de goederen via Heusden hadden moeten verzonden worden, hare schuld zou voldaan hebben, waarin Jenneke moest berusten. Jenneke bleef echter met de beta- ling in gebreke. Men begon zachtjes aan argwaan te koesteren, te meer, wijl het gerucht de rondte begon te doen, dat een zuster van Jenneke, n.l. Geert rug van der Boom, te Sprang en elders heele partijen vlas en linnen ver beneden de waarde had verkwan seld. Hare schuldeischers, die eene vordering van ruim 140 gulden op haar hadden, begonnen op betaling aan te dringen en de weduwe Massig non dreigde zelfs een persoonlijken brief aan Juffrouw Slingerlant te schrijven. Zoo kwam Jenneke al meer en meer in de klem, want betalen kon zij niet. De bewuste valsche vierde brief de overige drie brieven had Jenneke verbrand werd door de weduwe Massignon aan den schout Heeremans ter Onderzoek overgeleverd en een afschrift er van aan den kerke raad overhandigd. Er werd raad ge pleegd tusschcn de wereldlijke en geestelijke overheid, en Jenneke moest eindelijk voor den kerkeraad verschij nen. Den 30 September 1764 compa reerde Jenneke voor den voltalligen kerkeraad, n.l. den predikant Henricus Casteleijn, de ouderlingen Jacobus Colthoff en Hendrik Hagen en de dia kenen Cornelis Hulst en Bastiaan de Rooij, en zij bekende daar onder bit tere tranen en met een berouwvol ge moed hare verfoeilijke handelwijze. De kerkeraad, nu van alles op de hoog te gebracht en tevens overwogen heb bende de bezwarende omstandigheden, waaronder Jenneke gehandeld had, besloot haar een zeer zware straf op te leggen, hierin bestaande: 1. De voorzitter bracht haar het ver. foeilijke van haar misdrijf onder het oog en vermaande haar tot boetvaar digheid. 2. Het gebruik van het Heilig Nacht maal werd haar voor een bepaalden tijd ontzegd. 3. Alle bedeeling van de diaconie werd ingetrokken. 4. De turf, die zij reeds van de dia conie als winterprovisie had ontvan gen, moest zij teruggeven. 5. Binnen 14 dagen moest zij de woning, die diakenen voor haar had den gehuurd, verlaten. Slechts één verzoek werd haar toe gestaan: een gebed om haar zonden weg te nemen. Dit wordt in het notu lenboek aldus omschreven: Daar werd een gebed verzogt voor een suster de zer gemeente, die haar evennaasten, als door verlegdinge van den duivel, met bedrog heeft mislegd, biddende God en de gansche gemeinte om ver geving der sonde. Hiermede was deze treurige zaak afgehandeld. Of Jenneke voortaan een ingetogener levenswandel heeft geleid en of zij hare schulden later nog heeft afbetaald, is mij geheel onbekend ge bleven. eens probeerde hij het en toen ging het. Met de handen langs de muur tastend, vond hij de weg door de gang en evenzo de trap op. In de kamer aangekomen, deed hij de deur achter zich op slot. De mensen, die voorbij het huis van den ouden Daniël Donkers kwamen, zagen wel de zon over de gesnoeide lindeboom schijnen in het open dakraam; uit dat raam hoorden ze dan ook nog het vogel lied naar buiten schallen, maar den ouden, eenzamen mandien zagen ze niet Enkele weken later vertelde men hier en daar, dat de oude Daniël Donkers wat «zonderling» was ge worden. De «Amerikaan» had hem, zo zei men, ook dat verhaal van zijn jongen verteld, ennu was hem de wat al te groote smart in het hoofd geslagen. Meneer Perka, die in de stad, waar onze geschiedenis zich heeft afgespeeld, alle voorname gebeurte nissen moest opschrijven in dikke boeken mei leren banden hij was stadsgeschiedschrijver en heeft ook deze gebeurtenis opgetekend, al deed hij dat niet in zo'n dik boek 1 meneer Perka heeft toen Daniël eens opgezocht. Meneer Perka liet vroeger Daniëi nog wel eens een mooi kuipje maken Daniël's moeder was jaren lang een trouwe dienstbode geweest bij de grootmoeder van meneer Perka. Zo kwam het, dat die twee elkaar kenden. Meneer Perka had al een hele tijd geleden bij Daniël een kuipje besteld, waar hij zijn zieke kind eens mee wilde verrassen. Het moest een klein sierkuipje worden. Mevrouw Perka had tot haar man gezegd: «Loop toch zelf eens even tjes bij den ouden man aan, en kijk eens, hoe het met hem is. Ze ver tellen tegenwoordig allerlei vreemde dingen van hem De volgende dag na het gesprek met zijn vrouw ging meneer Perka dadelijk op weg naar Daniël. Toen hij het huis naderde, zag hij een ladder voor de huisdeur slaan die erop stond kon hij niet zien, daar het lindeloof hem voor zijn ogen verborg. Hij kwam dichterbij en herkende den ouden kuiper zelf. In de ene hand hield hij een beitel, in de andere een hamer. Hij was druk bezig, de kalk, die hij jaren geleden over de beeltenis boven de deur gestreken had, weer weg te hakken. Reeds zag meneer Perka de schedel van het »Doodshoofd« uit de stoffige kalk te voorschijn komen. Meneer Perka groette, Daniël keek verschrikt naar beneden en herkende zijn bezoeker. Vlug klom hij naar beneden en bracht meneer Perka door de nauwe gang naar de werk plaats. »'t Is al klaar, al lang klaar, meneer Perkazei hij, en keek hem verschrikt rnet zijn holle ogen aan. »Laat Uw goede vrouw, alstu blieft, niet boos op me zijn! Ik heb er helemaal niet meer aangedacht. Ik heb 't totaal vergeten de laatste weken Hij zocht in de hoek en wees hem het kuipje. Het was wer kelijk klaar. »De laatste weken zei hij nog eens zachtjes in zichzelf. Meneer Perka vatte hem bij de hand; hij voelde, hoe die in de zijne beefde. (Wordt vervolgd.) Oplossingen raadsels vorige week. 1 Rijn 2 Demer. 3 De eerste April verloor Alva zijn bril. 4 Omdat Rotterdam met een M eindigt, en begint met een T eindigt. Cijfarraadsel: Een goed voorbeeld doet goed volgen. Orgel, vodden, eend, vonder, egel, boog, teen, vroeger. RAADSELS. 1. Invulraadsel, door op de puntjes de ontbrekende letters in te vullen. 1. S S vindt men op de toren. 2. S S is een soort lans. DOOR JAN DE JONGE.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1936 | | pagina 5