DANIEL DONKERS KRUISWOOR D-P U Z Z L E Zaterdag 21 November 1936. No. 93 De Echo van het Zuiden Tweede Blad ST. NICOLAAS Aan rook of roet stoort hij zich niet. Maar daarvoor is 't ook Zwarte Piet! DE 17 OLIEBOLLEN VAN ST. NICOLAAS. St. Nicolaas ontmoette op straat eens drie jongens. „Zwarte Piet", zei hij, „breng jij die jongens eens 17 oliebollen". „Komt in orde. Sint Nicolaas", zei Piet, „maar hoe moet iR die onder die drie jongens verdeelen?" „Geef de jongste de helft", zei Sint Nicolaas, „de tweede krijgt een derde gedeelte en de oudste een negende deel. En als je daarmee klaar bent", besloot de goedgeefsche man, „dan mag jij ook een oliebol hebben". Zwarte Piet holde weg en haalde de oliebollen. Maar toen hij ze bij de jon gens bracht wist hij geen raad. Hoe konden die 17 oliebollen nu verdeeld worden, zooals Sint Nicolaas dat ver langde. Maar Wim, de oudste van de drie jongens, wist al raad. Hij nam den olie bol van Zwarte Piet erbij, zoodat er nu achttien oliebollen waren. En nu kreeg ieder zijn deel, 9 6 2 17 oliebollen. Nu gaf Wim den oliebol van Zwarte Piet weer aan hem terug. Alles klopte als een bus! gewandeld en zag op de bank onder de linde het sneeuwwitte hoofd van Daniël Donkers. Hij hield zijn handen gevouwen op de knieën, terwijl zijn vingers speelden met zijn blauwe pet, die hij had afgezet, omdat het nog drukkend warm was. Naast hem z„t een aardig blond meisje, dat er nog erg jeugdig uit zag. Meneer Perka had al wel zóveel gehoord, dat hij da delijk begreep, Leentje Kollar voor zich te zien. 't Was nog nooit zoo druk geweest in 't paleis van St. Nicolaas als in den winter van 't jaar 1583. En geen won der ook. St. Nicolaas had dat jaar twaalf van zijn getrouwe Bramapoe- tra's verloren. Ze waren allemaal aan de Spaansche griep gestorven en de slag was voor den goeden Sint zóó groot geweest, dat zijn baard, die toen nog blond was, ineens heelemaal grijs werd. Wat moest Sint. Nicolaas nu begin nen? Tot nu toe had hij 't bakken van al die fijne chocolade-bruine borst plaat en marsepein gerust aan z'n ge storven knechten over kunnen laten; nooit had hij er iets over hoeven te zeggen, maar nu stond Sint Nicolaas met z'n handen in z'n grijze haren veel tijd mocht er echter niet verloren gaan, anders zou alles niet op tijd klaar komen en daarom riep St. Nicolaas al zijn knechten bijeen, zocht er vijf uit die voor 't speelgoed moesten zorgen en nam de rest (en dat waren er veel!) mee naar de keuken. Daar deed St. Ni colaas zelf een groote witte jas aan, verwisselde zijn mijter voor een hagel witte koksmuts en begon zijn knechten te onderrichten hoe ze marsepein en suikerharten moesten maken. Nou, zoolang St. Nicolaas er bij was, ging alles van een leien dakje, in één dag en nacht waren er tien kisten lekkers Al die jonge Zwarte Pieten waren eigenlijk maar ondeugende bengels. De eerste dagen aten ze al de lekkere, verschgebakken harten en marsepein zelf op en toen ze eindelijk allemaal ziek er van waren en buikpijn en kies pijn hadden, begonnen ze pas voor de kinderen van de heele wereld te bak ken. Dat had je moeten zien, hoe vlug zij zich daar van af maakten. Hier ver gaten ze suiker in een hart te doen en smaakte 't als turf, daar weer was 't hart heelemaal van suiker. En leelijke vormen, die die harten hadden! Nee, hoor, 't leek er niet op. Toen Sint Nicolaas dan ook eenigen tijd daarna eens in de bakkerij ging kijken hoe 't er mee stond, trof hij daar een stelletje Zwarte Pieten en slecht gebakken harten aan. Hij schrok er van. Eerst deed St. Nicolaas alsof hij niets merkte van al die opgezwollen wangen, maar toen hij 't suikergoed keurde en ontdekte dat 't heelemaal verknoeid was, werd hij vreeselijk boos. ,,'t Is genoeg", zei de Sint streng, „ga je kielen in 't waschhuis brengen en kom om 6 uur bij me op mijn kan toor." En toen ze allemaal vertrokken waren, ging St. Nicolaas zelf aan 't bakken en rook 't in een paar uur weer net in de bakkerij als vroeger. Zou hij echter nog met alles klaar komen? Om zes uur 's avonds ging Sint Ni colaas naar zijn kantoor. Z'n knechten waren er al, en toen moesten ze daar vernemen dat ze allemaal gestraft zou den worden. Twee maanden werden ze opgesloten, in een hok en ze kregen niets dan water en brood. Zondags al leen kregen ze een stukje marsepein, maar de meesten beliefden 't niet eens; zóó kregen ze hun straf.... Veel nachten werkte St. Nicolaas in de bakkerij en toen hij met z'n groot schip uit Spanje vertrok, mochten de knechten hem wel nawuiven, maar ze mochten niet mee. Dót was heel erg voor hen, want ze hielden toch wel veel van den goeden ouden Sint en ze von den 't altijd zoo fijn om overal in de schoorsteenen te mogen klauteren en de kinderen bang te maken. Natuurlijk waren de menschen erg verwonderd toen ze zagen, dat Sint Nicolaas dat jaar geen enkelen Zwar te Piet op de boot had en ze keken heelemaal raar op hun neus, toen ze op 't schip een groote kaart zagen han gen, waarop met vette letters stond ge drukt: „Nette Zwarte Pieten gevraagd". Je begrijpt, dat de menschen 't dóar- over hadden! 't Ergste echter was Sint Nicolaas er aan toe. Wat een last had hij met die gehuurde Zwarte Pieten, die alle na men verkeerd voorlazen en er in de pakjes van de Spaansche knechten al lesbehalve fijn uitzagen. Want de pak jes pasten geen van alle. Was 't een wonder, dat soms heel onverwachts, als Sint Nicolaas ergens was, er tranen ovej; z'n gezicht drup pelden? Neen, en in dat jaar was Sint Nicolaas voor 't eerst blij, toen hij weer in Spanje terug was. Wat zag hij er uit, vermagerd van verdriet. De knechten, die nu ook weer vrij waren gekomen, vertroetelden Sint Ni colaas om 't hardst en ze beloofden op hun knieën, dat ze voortaan niet meer zulke gekke streken zouden uithalen. En toen in 1584 de boot opnieuw in Holland aankwam, toen stond daar een rij Zwarte Pieten om St. Nicolaas ge nu toch leerling in zijn eigen huis!" „Ja, ja, het kan eigenaardig lopen. Maar alleen de zoon weet, wat-ie aan zijn knecht te danken heeft". Meneer Perka knikte: ,,'t Is te ho pen, dat-ie het ook maar nooit gewaar wordt!" „Daar zal z'n zoon wel voor zorgen, meneer Perka", was het bescheid van den dokter. Hierna kegelden ze nog een uurtje, terwijl ze nog telkens aan hun goeden vriend Daniël moesten denken. Meneer Perka van hem weten we immers deze hele geschiedenis heeft Daniël Donkers nog één keer na zijn ziekte opgezocht. Het was kort, nadat Frits de meesterstitel had be haald. Het was al laat in de zomer op een avond, dat het werk al lang stil lag. Meneer Perka kwam langs het huis HORIZONTAAL: 1. 2. 3. 5. 6. 7. 8. 9. 11. 12. schaard, die er uitzagen als ridders zoo fijn. En marsepein dat ze bij zich had den en suikergoed-harten door hen zelf gebakken! Er was geen huis waar er niet over geroepen werd, zóó hard en zóó dik wijls, dat Sint Nicolaas zijn gemoed er nog vol van was toen hij allang weer op zijn kasteel in Spanje zat. En ze deden dat jaar zóó hun best, dat de Sint niet anders kon doen, dan hun vergiffenis te schenken, hetgeen hij dan ook van harte deed. Vanaf dien tijd zijn ze nooit meer ondeugend ge weest en steeds trouwe dienaren van den Sint gebleven. Hoog vliegt St. Nicolaas door de lucht, Hij zit op 't paard, dat kreunt en zucht. Zijn knechtje Piet hangt aan den staart Van 't wit- en zwartgevlekte paard. Komen de kleintjes 's morgens op. Dan vinden ze een tol, een pop, Een spoortrein met een lange baan, Dat heeft die goeie Sint gedaan. JEUGD-WEDSTRIJD. Naast onzen grooten wedstrijd, waaraan iedereen kan deelnemen, heb ben we voor onze jeugd nog een aparte St. Nicolaas-wedstrijd. Deze bestaat in het oplossen van twee puzzles; die in 't nummer van 21 en 28 November verschijnen. Onder de goede oplossers dezer beide puzzles worden niet minder dan 15 prachtige leesboeken verdeeld. Hierbij komt ook in aan merking de aardigste wijze waarop men z'n antwoord aan de redactie in zendt b.v. met een aardig briefje, een leuk versje of i.d. De inzending van beide oplossingen (want deze komt alleen in aanmer king kan geschieden, direct na 28 No vember, met op het adres: Kinder wedstrijd en te deponeeren in de brievenbus van ons bureau en niet aan het loket af te geven; uiterlijk antwoord tot Maandag 1 December, zoodat wij de prijzen nog vóór St. Nicolaas kunnen uitgeven. Wij raden allen aan mee te doen want er worden 15 SCHITTERENDE BOEKEN voor jongens en meisjes be schikbaar gesteld. Men geve duidelijk op 't adres, leef tijd en jongen of meisje. Wij wachten nu vele inzendingen en men begin maar direct met de puzzle van deze week. DE REDACTIE. JAN DE JONGE. Toen nam de oude Daniël Donkers het hoofd van zijn zoon tussen zijn beide bevende handen en zei teer: M'n Frits, nu weet ik immers alles, m'n jongen. Nou weet ik dat je me niet had vergeten. En al dat andere, och, dat doet me nóu toch niet meer zeer!" Daar sloten zich een oude en een jonge hand vast in elkaar. Woorden behoefden hier niet meer gesproken te worden. De zoon sloot zijn ogen en liet zijn hoofd rusten op het kussen naast dat van zijn vader. Géén van beiden lette op het kleine dametje daar voor het raam, dat met bevende vingers verder breide. Een poosje, na dat de zoon vertrokken was en de va der weer rustig sliep, begon Rika's hart weer kalm te kloppen. Maanden, misschien wel een jaar daarna, troffen twee mensen elkaar op de kegelclub op een middag. Het wa ren de dokter en meneer Perka. On willekeurig kwam hun gesprek ook op den goeden Daniël Donkers. „O!" antwoordde de dokter op een vraag van meneer Perka, „die is-t-'r beter aan toe dan hij ooit geweest is!" Meteen keek de dokter zijn kogel na, die hij, zoals altijd, weer prachtig ge stoten had. „Vroeger vonden veel mensen hem altijd wel wat wonder lijk, niet? Maar na die ziekte is ook riat schijnbaar totaal verdwenen. En z'n ziekte heeft nóg iets met zich mee genomen". „Nóg iets?" vroeg meneer Perka, en stootte zijn kogel. „Ja, de man weet niets meer van wat er voorgevallen is op die middag, dat-ie zich verdrinken wou!" „Wat u zegt! Maar dat is maar ge lukkig ook, dokter". „Ja, zo zien we, dat de lieve Heei alles nog weer goed heeft gemaakt". „Maar één van die „zwemmers" is 1. Familielid. 4. Metselspecie. 7. Uitgave. 9. Kwaadsprekerij. 10. Kleurkrijt. 14. Zangnoot. 15. Dierenverblijf. 17. Onderricht. 18. Academische titel. 20. Kleedingstuk. 22. Erg. 24. Maat. 25. Lusthof. 27. Draad. 29. Plaats in N.-Brabant. 31. Landbouwwerktuig. 32. Cijfer. 34. Pilaar. 36. Voegwoord. 37. Beetgenomen. 39. Deel van Java. 40. Voertuig. 42. Opening. 43. Ongebonden. 45. Ontkenning. 46, Dans. 48. Vlek. 49. Stad in Nederland. 50. Vaartuig. 29. Grond. 30. Bevestigingsmiddel. 31. Plaats in Noord-Holland. 33. Indische winkel. 35. Rivier in Rusland. 38. Staaf. 41. Zangnoot. 43. Officier. 44. De oudere. 46. Zonnegod. 47. Pers. voornaamwoord. klaar gekomen, maar toen St. Nicolaas 't werk aan z'n knechten overliet, was 't mis, hoor! Als 't maantje schijnt en hen verlicht. Komt er plezier op hun gezicht, Dan grijpt Piet in z'n diepen zak En klautert op den nok van 't dak. Vóór dat iemand 't heeft bemerkt, Is hij den schoorsteen in gewerkt. VERTICAAL: Familielid. Betrekking. Dierentuin. Oogenblik. Bijwoord. Wandversiering. Lidwoord. Metaal. Telwoord. Sportterm. 13. Vreemde munt. 14. Reddingsmiddel. 16. Onmoedig. 19. Betoog. 21. Wiskundige figuur. 22. Speelgoed. 23. Elasticiteit. 24. Kommer. 26. Omlaag. 27. Knaagdier. 28. Bosje haar. DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1936 | | pagina 5