BESCHIEDENIS DER BERV. KERK TE BESODEN *4 '"WfH t Daantje muis iR doodsangst. De Echo van het Zuiden Tweede Blad Het Vogelnestje. 1610—1935. Door J. van der Hammen Nicz. LXIII. Uit het voorgaande lieet't de lezer ge makkelijk kunnen begrijpen, dat de Patriotten omstreeks dezen tijd (1785 1787) meer en meer het drieste hoofd opstaken en plannen beraam den, om niet alleen veranderingen in de dorps- en kerkbesturen te brengen en oude privilegiën en dorpsgebruiken omver te werpen, maar ook alles, wat nog aan het Oranjehuis gehecht en verknocht was, te vernederen en te belasteren. Zelfs het dragen van Oran je was door de Staten van Holland, die, gelijk wij meermalen gezien heb ben, destijds meerendeels patriottische ideeën kosterden, geheel verboden ge worden. Reeds in' 1784 hadden ge noemde Staten strenge en beleedigen- de Publicatièn of Placaten daartegen uitgevaardigd. De Hooge Vierschaar van Zuid-Holland te Dordrecht, waar onder schier de gansche Langstraat ressorteerde, handelende in den geest dier Staten en die Publicatiën willende bekrachtigen, zond den 27 Januari 1785, onder schoonklinkende en quasi gegronde redenen, aan alle dorpsauto riteiten in Zuid-Holland, dus ook aan Besoijen, Sprang, Capelle e.a., de vol gende Waars chouwinge: De Edel. Achtbare Heeren Bailliuw en Mannen van den Hove en Hooge Vierschaar van Zuid-Holland, met de uiterste aandoening en verontwaar diging hebbende vernomen, dat eenige muitzieke personen op sommige dor pen onder den bedrijve van Zuid-Hol land zich niet ontzien, om, in versma ding van de nadrukkelijke Publicatie van Hun Ed. Groot Mog. in dato 16 Junij 1784, door oproerige gesprekken de goede en stille opgezetenen tot on gehoorzaamheid aan hunne wettige Overheden aan te zetten, bewegingen en samenrottingen te maken, met Oranje en andere gecouleurde linten mitsgaders soortgelijke leuzen van partijschap en oproer te loopen, en anderen zelfs op de publique wegen tot het dragen derzelver te forceeren en op eigener gezag, zonder de minste wettige aanleidende oorzaak, vlaggen van de kerktorens uit te steken: Heb ben, na rijpe deliberatie, goedgevon den en verstaan bij dezen allen en een &elijk zeer ernstig te vermanen, om ®h als stille en goede ingezetenen te gedragen, mitsgaders het plegen van bovengemelde ongeregeldheden ten scherpste te verbieden; bijzonderlijk ook dat niemand, van wat jaren of kunne, zich zal hebben te verstouten, om met eenige ongewone strikken, vlaggen of andere dergelijke oproer- leuzen zich in 't openbaar te vertoo- nen, veel min aan iemand tot het dra gen derzelver eenige bedreiging, ge weld, afpersinge van geld, of andere insoientien, hoe genaamd, aan te doen, noch ook op kerktorens of andere pu blique gebouwen eenige vlaggen of teekens te stellen, waardoor eenige aanleiding tot opschuddinge zoude kunnen worden gegeven, op straffe dat die zulks contrarie zal worden be vonden gedaan te hebben, volgens de placaten van den Lande, speciaal het bovengemelde placaat, zonder de min ste oogluiking als een verstoorder van de algemeene rust, naar bevind van zaken, aan den lijve zeer strengelijk zal worden gestraft. Wordende voorts een iegelijk der stille en vreedzame in gezetenen geraden en gelast zich zoo min mogelijk in eenige bewegingen of samenrottingen te mengen, opdat niet de onschuldige misschien voor den schuldige in ongeval kome. Terwijl Hun Edel Achtbaren bq dezen tevens de respectieve heeren schouten en ge rechten verzoeken en de dienaars van den Edelen heer Bailliuw qualificee- ren en expresselijk gelasten, om alle samenrottingen en bewegingen te ver strooien, te verhinderen en desnoods geweldigerhand tegen te gaan, en zoo hen iemand mocht ontmoeten, voor zien met eenige ongewone strikken of. andere oproerleuzen, denzelven vriendelijk te vermanen die af te leg gen, doch daaraan niet op staanden voet gehoorzamende, daartoe onmid dellijk te noodzaken, zullende in de zen op het gedrag van de voorschre ven dienaars ten stipste worden acht genomen en dezelve, ingeval van eenige traagheid of nalatigheid, be hoorlijk worden gecorrigeerd, opdat deze Hun Edel Achtbare pogingen, tot handhaving van de goede orde, de rust en het ware welzijn der goede ingezetenen in het werk gesteld, des te beter het gewenschte oogmerk mo gen bereiken. Daantje muis nad in zijn leventje al wat angsten uitgestaan, maar zoo erg als op het oogenblik, dat dit verhaal begint, was hij er toch nog nooit aan toe geweest. Zwart, de Kraai had hem bij het puntje van zijn staart beet, maar 'twas Daantje toch onmogelijk los te komen. Hij kon er niet eens over nadenken, of het hem veel pijn deed, zoo moest hij al zijn aandacht er bij bepalen, dat hij zich stevig vasthield aan de kanten van zijn holletje, waarin hij juist wilde verdwijnen, toen Zwart nog net kans had gezien, hem bij zijn staartje vast te grijpen. Zwart trachtte hem nu met alle macht uit zijn holletje te trekken. Die arme Daantje verkeerde werkelijk in doodsgevaar, want op het oogenblik, dat zijn pootjes hem niet langer meer konden vasthouden, zou Zwart hem grijpen en met zijn "scherpe snavel al heel gauw verscheurd en opgegeten hebben. Steeds voelde Daantje, na iedere nieuwe ruk, hoe langer hoe minder steun. Ja werkelijk, zoo'n angst had hij nog nooit uitgestaan. Toen op eens trok Zwart weer eens extra hard en Daantje, die zich niet meer kon houden, vloog met een vaart het holletje uit. Hij behield zijn tegenwoordigheid van geest en nauwelijks hadden zijn pootjes de sneeuw geraakt, of hij holde zonder een enkele seconde te verliezen, naar het andere huisje, dat daar vlak bij was. Intusschen was Zwart, die van de schok achter over gevallen was, weer opgekrab beld en zag zich het fijne hapje ont glippen. Hij ging, half vliegend, half hollend, Daantje achterna, doch zag niet, dat een groote havik, de aartsvijand van Zwart, het geheele drama had gezien en nu trachtte de havik zich van Zwart meester te maken. Daantje wist evenwel niet, hoe gauw hij zou verdwijnen. Zwart, die de havik heelemaal niet had bemerkt, voelde op eens, dat iets hem achterop kwam en hij ver dubbelde zijn snelheid. O, o, wat waren die vogels boos tegen elkaar en het gevolg was, dat zij een ver woed gevecht begonnen. Als men bovenaangehaalde „waar- schouwinge" nauwkeurig leest en met een eenigszins critisch oog beschouwt, moet men er zich dan niet over ver bazen, hoe de Staten van Holland of de Hooge Vierschaar te Dordrecht het, zonder eenig schaamtegevoel, durfden bestaan de Prinsgezinden uit te schel den voor rustverstoorders, oproerma kers en samenrotters, en de patriotten die toch ook zulke blanke engelen niet zullen geweest zijn af te beel den als rustige en vreedzame burgers en goede ingezetenen? En kan het dan wel verwondering baren, dat de onte vredenen hier te lande en in het bij zonder te Besoijen, die zulke onbezon-, nen taal met een gevoel van bevredi ging en welgevallen in zich zullen op genomen hebben, al meer en meer en steeds driester hunne vijandige gezind heid en hunne buitensporige eischen begonnen bot te vieren? In de buitengewone vergadering van schout en schepenen van 3 Maart 1786 de schout was Gerardus van de Werken, de secretaris Adrianus Vermeulen en de schepenen waren Jo- han Cordij, Hendrik Hagen, Arie Hoe- venaars, Antonie Kuijsten, Peter Dolk en Johannes Albertus vaii Dijk, terwijl de schepen Johan van Heijst afwezig was werd door den secretaris een brief voorgelezen van den ambachts heer en de ambachtsvrouw (baron Forestier D'Orges-Le Leu de Wilhem), d.d. 15 Februari 1786, waarin zij het o.m. ten zeerste betreurden en afkeur den, dat de dorpsregeering, bij het ver kiezen van een nieuwen burgemeester op 23 Januari, zoo toegevend en laksch was geweest, om, met verzaking dei- aloude rechten en privilegiën, de ei schen van het patriottische volk ie hebben ingewilligd. Daarmede werd de vrije verkiezing van Johannes Al bertus van Dijk tot burgemeester dus zoo goed als ongeldig verklaard. Te vens werd in genoemde vergadering besloten twee personen af te vaardigen naar de vergadering der zes Zuidhol- landsche dorpen welke den 4 Maart bij Cornelis Knaap te Raamsdonk zou gehouden worden, om de belangen dier dorpen, uitzonderheid op belastingge bied, gezamenlijk te hespreken. Die afgevaardigden waren de schout en de secretaris. Tegen dat besluit en ook tegen den uitvoerigen brief van den ambachtsheer kwam de heetgebaker de Johannes Albertus van Dijk in op positie en protesteerde er ten krach tigste tegen. Hij vond het o.a. strijdig met 't aloude recht die gecommitteer den steeds te kiezen uit het college van schout en schepenener mocht Het duurde slechts heel kort, of de veeren vlogen in het rond en Zwart was door het gevecht Daantje heelemaal vergeten, die nu veilig in zijn holletje van de schrik zat te bekomen. Achter in onzen tuin had vader een groote hoop zand laten gooien en daarin Konden mijn vriendjes en ik naar hartelust spelen. Alleen als wij al te veel herrie maakten, kwam de buurman van ons achter eens over de helling kijken en riep: „Als jullie nu niet een beetje stil bent, dan plak ik jullie allemaal een groote pleister over je mond, dan kan je heelemaal niets meer zeggen." Maar wij wisten wel, dat hij het zoo kwaad niet meende, want zijn oogen ha dden altijd van die dansende lichtjes, als hij zoo iets zei. Maar, wij waren dan toch weer een poosje wat minder luidruchtig. Op een dag, dat wij weer zoo'n leven maakten, kwam de buurman en riep ons. om bij hem te komen, hij wilde ons iets laten zien. Maar geen van de kinderen bewoog, wij dachten, dat hij ons nu heusch die pleister op onze mond wilde plakken, „Kom hier", zei hij weer, ik zal jullie iets moois en tegelijkertijd iets treurigs laten zien.'* Eindelijk ging ik naar hem toe. Hij nam mij mee naar de achter kant van zijn huis, tilde mij op en liet mijn toen een klein vogelnestje zien, waar vier jonge vogeltjes in lagen. Dadelijk riep ik de anderen en met ons zevenen stonden wij al spoedig bij het nestje. Ieder van ons mocht op een stoel klimmen en dan goed het nestje en de jonge vogeltjes bekijken. „Wat is het mooi", zei een van ons, „maar wat is nu het treurige, dat U ons wilt laten zien?" De buurman haalde nu een doode vogel uit zijn zak en legde die op de tuintafel neer. „Dit is de moeder van de kleintjes", zij hij, „zij zat op het nestje om haar kinderen warm te houden, toen er een wezel aan. wel eens een afgevaardigde buiten dal college en uil het volk gekozen wor den. Tevens weigerde hij de notulen mede te onderteekenen. Bovendien nam hij de vrijpostigheid, om, na af loop der vergadering, in de rechtka- mer ten aanzien van den Hoog Edelen Heer van Besoijen en ook tegen den. schout en den secretaris eenige lage en niet passende uitdrukkingen en scheld woorden te bezigen. Het spreekt van zelf, dat die kwetsende uitdrukkingen al spoedig ter oore kwamen van den schout en den secretaris, en dienten gevolge namen deze magistraatsleden het besluit, om voortaan, als zij met den burgemeester van Dijk moesten vergaderen, hetzij in de rechtkamer of elders, niet meer met hem te spreken noch te eten noch te drinken, maar in tegendeel overal en bij een ieder te blij ven protesteeren tegen van Dijk's on hebbelijke handelwijze. Het doet mij leed maar ik mag het niet verzwijgen hier te moeten getuigen, dat al die eigendunkelijke en weerspannige handelwijzen van sommige Besoijcnsche ingezetenen en „valsche" Patriotten eigenlijk haar oorsprong vonden in opstokerijen en aanhitsingen van Ds. Leemans: een man, die krachtens zijn geestelijk ambt enkel en alleen liefde en eensgezind heid had moeten aankweeken! Op het einde van Mei 1786 hadden de burgemeesters van Dijk en Johan nes van Heijst de. vrijheid genomen, eenige publieke aanbestedingen van dorps- en kerkereparatiën te doen, zon der daarin, gelijk het behoorde, schout en schepenen te kennen, wat tot zeer onverkwikkelijke incidenten aanlei ding gaf. Maar het zou nog erger loo pen. In den loop van December 1786 namen eenige der voornaamste inge zetenen en ingelanden van Besoijen daartoe voornamelijk geprest door Ds. Leemans, die overal de hand in had het besluit een request "te zenden aan de Staten van Holland en West Fries land. De requestranten waren: Johan nes van Heijst en Johannes Albertus van Dijk, burgemeesters, Dr. P. A. Oli- fie-rs, A. C. Drossaerts en F. Dalleu, ingelanden, en Ds. Pieter Willem Lee mans, voor zich zeiven en als gelas tigde van de kerkeraadsleden Basti- aan de Rooij, Denis Koppen, Leendert Kuijsten en Hendrik de Graaff; allen bekende en vooraanstaande Patriotten. In dat request beweerden zij, dat in de dorpshuishouding van Besoijen al se dert geruimen tijd onvergeeflijke mis bruiken en abuizen waren geslopen: de dorpsrekeningen werden niet op tijd gedaan; bij het doen van de rekening werd meermalen met opzet een Roomsch-Katholieke heiligendag ge kozen, opdat de Roomsche belangheb benden dan niet aanwezig zouden kun nen zijn; de declaratiën van den schout en den secretaris waren van lieverlede steeds hooger geworden; er werden te veel verteringen gemaakt; die decla- ratien en verteringen waren te Sprang en andere plaatsen veel minder; de schout en sommige schepenen hadden geheel ten onrechte geprotesteerd, toen er voor het jaar 1786 een nieuwe bur gemeester door een vrije verkiezing van het itolk was gekozen, enz. enz., altemaal, volgens het oordeel der dorpsregeering, onbeduidende en ver gezochte aanmerkingen. De reques tranten verzochten ten slotte aan de Staten van Holland een nader regle ment tot redres van de abuizen, die hadden plaats gehad, en tevens, dat de voor het jaar 1786 gekozen burgemees ter Johannes Albertus van Dijk ook voor het jaar 1787 mocht worden ge continueerd. Als voorloopig antwoord op boven staand adres hetwelk nota bene meer dan 20 bladzijden schrifts groot formaat bevat was een appointe- ment of beschikking van bovenge noemde Staten, d.d. 22 December, waarbij een afschrift van het gemelde request werd gezonden aan schout en schepenen van Besoijen met verzoek om advies, dat binnen twee dagen moest gegeven worden. Het spreekt echter vanzelf, dat de dorpsregeering binnen dien korten tijd geen voldoend antwoord op het bewuste uitvoerige request kon geven en daarom verzocht zij daartoe den 26 December aan de .Staten een langeren termijn, n.l. vier maanden. Hierover evenwel nader; want wij gevoelen ons verplicht de geschiedenis van Besoijen uit dien ge- wichtigen en veelbewogen tijd met de grootst mogelijke nauwkeurigheid, zoowel op burgerlijk als kerkelijk ge bied, te beschrijven. Aanteekenijig. 1. Dat waren, gelqk de lezer weet, Besoijen, Sprang, Capelle, Waspik, Raamsdonk en 's-Gravemoer, die alleen in belastingzaken iets met elkander had den uit te staan. De Staat stelde over die dorpen het quantum der jaarlqksche landsbelasting vast, terwql dan onder elkander verder moest uitgemaakt wor den, hoeveel ieder in die gezamenlijke belastingpenningen had op te brengen. ABONNEERT U OP ,De Echo van het Zuiden", „maar zij heeft het met haar leven moeten bekoopen." Nog lang dachten wij over de vogeltjes na en wij waren zoo onder de indruk, dat wij den heelen middag kalm en stil waren. RAADSELS. 11. geslopen kwam om zich van haar kinderen meester te maken, De moeder heeft toen naar het ondier gepikt en met haar vleugels geslagen, doch ten slotte werd zij te vermoeid en heeft de wezel haar de keel door gebeten. Ik kwam juist te laat om dit te verhinderen. Ik heb de wezel weggejaagd zoodat tenminste de kleintjes in leven gebleven zijn." „En wie houdt de vogeltjes nu warm en wie voedert ze?" vroeg Jan. „Dat doet de vader", zei de buur man, „hij vliegt steeds maar weg om vliegjes en wormpjes te zoeken en voedert de kindertjes, vanavond zal hij op het nestje gaan zitten en de kleine vogeltjes warm houden, zoo dat ze niet doodgaan van de kou Je." „Dat moedervogeltje moet toch veel van haar kinderen gehouden hebben, dat zij met de wezel is gaan vechten", zei een van ons. „Ja", antwoorde de buurman, 3, 8, 21, 10, 1, 9, 29, 13, 16, 28, 12, 24 5 vereenigd. 23, 10, 9, 6, 3 niet vlug. 11, 22, 14, 12, 17, 25, 13, 26 kerkge bouw. 19, 6, 9, 24, 27 heerlijk gebak. 1, 9, 7, 2, 29, 4, 1 zuidvruchten. 20, 18, 15, 26 naaigereedschap. 1. Wat kan men oud niet meer, dat men jong goed gekunncn heeft? 2. Spreekwoord van 5 woorden 25 let ters. 18 16 25 11 5 huismeubelstuk. 22 15 17 ligt op een huis. 5 23 8 25 1 24 is blind. 10 4 9 7 29 5 vischtuig 14 6 13 24 19 2 20 5 12 21 3 be kendmaking. 3 Welk bier maakt 't meeste schuim? ANECDOTE. Ook de eerste. De goede oom was op bezoek bij zijn familie. Tegen den middag kwa men zijn vier kleine neefjes thuis uit de school en hij vroeg hen: Wel jon gens hoe gaat 't met jullie op school? O oome, zei er een ik ben de eerste van de gymnastiek. En ik ben de eerste in het rekenen, vertelde de tweede. En ik ben de eerste in het Fransch riep de derde. En jij kereltje, ben jij ook ergens de eerste in, vroeg hij vriendelijk aan den vierde. En of, Oom, antwoordde het ventje. Ik ben de eerste, die de deur uit vliegt als de klok luidt. 7-i^l

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1937 | | pagina 5