Gemeenteraad Sprang-Capelle* Hudiging en afscheid J. L. van Santen. r%- Ridder in de orde van Oranje-Nassau. De heer J. L. VAN SANTEN, gehuldigd ter gelegenheid van zijn 40-jarig jubileum als gemeente-ontvan ger. omgeven door fa milie. gemeenteraad, ambtenaren, enz. cobus van He ijstWillemina de Poor ter, Dingenn in 't Veld, Lauwerina Massignon, Margarita Geertruida van de Pol, Antonie KuijstenJenneke van HelvertCornelis Vervoort, Antonetta Vervoort Daar kwamen van lieverlede nog hij de volgende lidmaten, die zich tus- schen 170(1 en 18(10 te Besoijen vestig den of die als lidmaten werden aan genomen: Adriana Konings (met at testatie van Waspik 28 April 1707, vertrokken naar Capelle met attesta tie 2 Maart 1800), Johannes Pain (met attestatie van Loon 21 Nov. 1706, ver trokken naar Rotterdam met attesta tie 80 Septmber 1708), Susanna de Wit weduwe Batenburg (van Waal wijk 10 Juni 1700, vertrokken naar Dr.unen met attestatie 14 Jan. 1800), Cornelia Ver ploeg (met attestatie van Waalwijk 12 Sept. 1707, vertrokken met attestatie naar Sprang 25 Augus tus 1800), Maria Martina Wijnoxber- gen (van Moercapelle 30 Oct. 1796), Elisabeth Allart (met attestatie van Sprang 18 Juli 1707); den 14 Juni 1708 tot lidmaten aangenomen: Peter van den Anker, Dirk Ver voort, Jan van den Hout, Pieter Okkers, Adriaan Kool, Willem Hulst, Maria Kuijsten, A una Vissers Adriana Klootwijk, Jo hanna Lavendel, Elisabeth Klein (vertrokken naar Sprang 1708); do echtelieden Jan Cornelis van Altena In eene speciale raadsvergadering heeft de gemeenteraad van Sprang- Capelle, den oud-secretaris van Sprang, den gemeente-ontvanger gedurende bij na 40 jaren van Sprang en van Sprang- Capelle, den heer J. L. van Santen, ge huldigd bij zijn aftreden als zoodanig. H. M. de Koningin heeft hem be noemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, Een waardige huldiging dus van een zeer bekwaam en verdienstelijk ambte naar, een algemeen geacht ingezetene. Hierbij waren met kennisgeving af wezig tie heeren .1. Vos, Versteeg, Wet houder van Willigenburg en Kerst. Voor zitter burgemeester Smit. Verder waren aanwezig de overige leden van den raad, de scheidende ontvanger met zijne fa milieleden en het gemeente-personeel. Bede Voorzitter. Na opening door den Voorzitter spreekt deze den heer J. L. van Santen als volgt loe: Mijne Heeren, Een bijzondere gebeurtenis heeft mij genoopt U dezen middag op te roepen tot een buitengewone vergadering van den Raad dezer Gemeente. Toen ik in Uw vergadering van den vierden Februari van dit jaar namens Burgemeester en Wethouders voorstelde om den heer van Santen op de meest eer volle wijze ontslag te verleenen als Ge meente-ontvanger, onder dankbetuiging voor de belangrijke diensten aan de Ge meente bewezen, heb ik de verwachting uitgesproken, dat ik nader de gelegen heid zou verkrijgen om hierover iets meer te zeggen. Deze gelegenheid is thans aangebroken en ik sprak daarvan als van een bijzon dere gebeurtenis. Tmmers, iemand die meer dan veertig jaren de gemeenschap op uitnemende wijze heeft gediend, staat op het punt af scheid van zijn werkkring te nemen. Ik meende dat dit moest geschieden ;n een vergadering van den Baad en toen ik daaromtrent uw gevoelens vroeg, was het mij een genoegen uw algeheele en alge- mecne instemming te vernemen. Namens U zal ik mij dan ook thans tot den scheidenden hoofdambtenaar wen den. Zeer geachte heer van Santen, Laat mij aanvangen met Mevrouw Uwe echtgenoote en Uw familie hartelijk wel kom te heeten in deze vergadering. De Gemeenteontvanger woont nimmer de raadsvergaderingen bij en het is lang geleden dat gij als gemeentesecretaris van Sprang gewoon was in een vergadering als deze tegenwoordig te zijn. Nog eenmaal wilden wij U echter in ons midden hebben en wel op dezen voor IJ zoo gedenkwaardigen dag. Na een werkzaam leven staat gij op het punt van Uw verdiende rust te gaan ge nieten. Ik heb getracht mij te realiseeren, wel ke gevoelens deze gedachte bij U zal op wekken. Het leek mij moeilijk voor U om heen te gaan, om van Uw werk, dat ge altijd met zoo groote nauwgezetheid verricht te en dat U lief was, te scheiden. Gij hebt, naar ik veronderstel, dezer dagen Uw levensboek nog eens doorbla derd en menige oude herinnering werd in Uw geheugen weer wakker geschud; op de bladzijde waarop de datum 18 Mei 1897 genoteerd stond, hebt ge gelezen: In functie-treding als gemeentesecretaris van Sprang; onder 1 April 1900 zaagt ge vermeld: Gemeenteontvanger van Sprang, daarna gevolgd door het Ontvangerschap der gemeente Sprang-Capellc, tot op he den door U vervuld; vervolgens viel Uw aandacht op Uw benoeming tol Ambte naar van den Burgerlijken Stand met in- en Geertruida Otteuanger (met attesta tie van Waalwijk 25 Aug. 1798), Al- leg onda Vervoort (met attestatie van Amsterdam 6 Sept. 1798, vertrokken naar Waalwijk Sept. 1799), Simon van Vlodorp (met attestatie van Waal wijk 12 Oct. 1799, vertrokken 1800), Antonie Kuijsten en Cornelia van den Hoek, echtelieden (met attestatie van Waalwijk 24 Nov. 1799), Jacobus Ge- rardus Swaan en Bernhardina Corne lia van de Werken, echtelieden (van Waalwijk Mei 1800), Anna Lavendel (met attestatie van Waalwijk 29 Oct. 1800). Later volgt nog een nieuwe lidma- ten 1 ijst van begin 1801. Het feit dat zijn behuwdbroeder pre dikant te Sprang was, wettigt het ver moeden, dat Ds. Slo'temaker reeds voor zijn beroep naar Besoijen met deze laatst genoemde plaats cenigszins bekend was. Toen Ds. Slotemaker van 1780 tol 1790 predikant te Neder-Heinert was, zal hij ook wel eens met Besoijen in aanra king gekomen zijn (twee aangrenzende ringen). 3) Zij was den 21 Dec. 1700 in de Wes- terkerk te Amsterdam gedoopt door Ds. van Mugden, als dochter van Wouter Wijnoxbergen en Anna Otter. Als getui gen fungeerden Pieter Otter en zijne huis vrouw Maria de Jongh. De ondertrouw- acte van Ds. Slotemaker en Maria Mar tina Wijnoxbergen is van 25 Oct. 1792 en geteekend door Ds. P. T. Knappert, pre dikant te Zevenhuijzen. Burgemeester Smit spelt den heer van Santen de ridder-orde van Oranje-Nassau op de borst. gang van 14 April 1904 en op 30 Juli 1915 volgde Uw benoeming tot lid van het Burgerlijk Armbestuur. Over Uw andere functies in het belang der gemeenschap verricht, zal ik thans niet spreken, ik heb me slechts beperkt voornamelijk tot die, welke het ambtelijk leven betreffen. En thans wordt het hoofdstuk „amb telijk leven" afgesloten. Vele herinneringen, zoo zeide ik, zal het doorbladeren van het boek van Uw leven bij U hebben opgeroepen, blijde en droeve, lichte en donkere dagen doem den voor Uw geestesoog op. Het verleden wordt op een dag als deze weder levend in 't heden. Het oude, lang voorbij gegane staat weer een oogenblik in den helderen lichtglans der herinne ring. Gedenkdagen voeren ons terug naar wat reeds historie is geworden, naar lichtende hoogtepunten in ons leven en naar diepe donkere dalen welke wij moesten doorwandelen. Gij zoudt, indien ge een verkorte in houdsopgave van Uw levensboek moest geven, 't eens zijn met den dichter, die 't leven aldus beschreef Het leven is een krijgsbanier, door goede en kwade dagen, gescheurd, gevlekt, ontvallen schier, kloekmoedig voorwaarts dragen. Men tuimelt wel, en wonden krijgt men dikwijls, dichte en diepe.... immers, ook dat zult ge in die ruim veer tig jaren hebben ervaren, want het is nu eenmaal zoo, dat zij, die een vooraan staande openbare functie bckleeden, de waarheid van dit dichterwoord onder vinden. Mijnheer van Santen, ik zou U willen verzoeken de laatste regelen van het hoofdstuk „Ambtleijk leven" te wijden aan dezen middag en daarin te vermel den, dat de Voorzitter en de Raad der Gemeente Sprang-Capelle, de vertegen woordigers der gemeentenaren, 1' harte lijk dank zeggen voor de vele diensten, de nauwgezette plichtsbetrachting, de boven alle lof verheven accuratesse en de uitstekende wijze waarop gij altijd Uw taak hebt verricht. De leden en de Voorzitter van den Raad wilden dien dank ook in een zicht baar en tastbaar iets tot uitdrukking doen komen en hebben daartoe hun keus laten vallen op een schilderij van den kunstschilder Nefkens, die ik U hierbij verzoek wel te willen aanvaarden. Gij ziet: het schilderij geeft weer een beeld van rust en vrede. Een stille middagstond hangt zwijgend naar de wijde hei gebogen, De grijze kudde kómt te kooi getogen om daar veilig de rust te gaan genieten. Moge het U, onder Gods zegen, gegeven zijn om, temidden van Uw gezin en om geven door Uw kinderen en familie, nog vele jaren van Uw rust te genieten om zoo te gaan schrijven aan het laatste hoofdstuk van Uw levensboek en moge van dat hoofdstuk ook het laatste woord „Vrede" zijn. Na mijn woorden als tolk van den Ge meenteraad wil ik nog gaarne een per soonlijk woord hieraan toevoegen. Laat mij U echter in de eerste plaats mijn hartelijke gelukwenschen aanbieden met Uw verjaardag, (tien gij heden viert en waarvan de herdenking door de an dere gebeurtenissen van dezen dag wel eens in het gedrang zou kunnen komen. Vervolgens ook van mij een woord van dank. Ik herinner mij nog levendig op welk een aangename wijze gij, die zooveej ou der zijt als ik, mij, den zooveel jongere, zijl tegemoet getreden bij mijn komst als burgemeester dezer Gemeente en het har- lelijk schrijven dat ik bij die gelegenheid van U mocht ontvangen. Ik ben dat niet vergeten. Daarbij is het echter niet gebleven. Altijd was Uw houding tegenover mij uiterst correct en beleefd. Ik heb dit zeer op prijs gesteld en daarom acht ik het een groot voorrecht om U zoo aanstonds nog een belangrijke mededeeling te doen. Toen ik U zooeven toesprak namens den Raad gebruikte ik o.a. de woorden „hoogtepunten in het leven". Ik hoop dat deze middag óók een hoogtepunt in Uw leven zal zijn. Ge hebt misschien wel eens een afbeelding gezien van een der bergruggen in den Andes, het hoogc gebergte in Zuid- Amerika. Op één dier hoogtepunten staat een kruis. Welnu, mijnheer van Santen, het is mij een buitengewoon groot voorrecht en een bron van ware vreugde, dat ik U kan mededeelcn dat ook op dit hoogtepunt in Uw leven een kruis zal staan, een Eerekruis, want (en ik verzoek de aan wezigen zich wel van hunne zetels te ver heffen, teneinde deze mededeeling staan de aan te hooren: liet heeft Hare Majesteit onze eer biedige Koningin behaagd, om U, bij haar Koninklijk besluit van 7 Maart 1938, No. 7, te benoemen tot Bidder i n de Orde valt Oranje Nas sau. Mijnheer van Santen, sta mij toe dat ik thans een teeken van Uw nieuwe waar digheid in Uw knoopsgat bevestig. Ik feliciteer U van harte met deze Ko ninklijke onderscheiding en spreek den wensch uit dat God U geven zal dat de onderscheidingsteekenen daarvan nog vele jaren Uw borst zullen sieren. Dankwoord J. L. van Santen. De lieer J. L. van Santen dankte met de volgende woorden: Geachte Heeren Burgemeester, Wet houder, Secretaris en leden van den Raad. Het zij mij vergund hier een enkel woord te spreken en wel in de eerste plaats om U allen, ook namens mijn fa milie, allerhartelijkst dank te zeggen voor de mij gebrachte hulde. Oorspronkelijk bleef ik liever beschei den op den achtergrond, maar ten slotte ben ik voor den aanval bezweken en heb mij laten overhalen hier in Um mid den te verschijnen. Ik behoef U wel niet te zeggen dat de uitgesproken woorden en gelukwijsehen mij diep hebben getroffen. Zij kunnen niet anders dan de mij nog restecrende levensjaren in dankbare herinnering blij ven. Mijne Heeren, ik dank U ook harte lijk voor het feestelijk aanzien dezer ver gaderzaal en vooral ook voor het mij aangeboden cadeau, waar ik ten zeerste mee ben ingenomen. Bij het aanschouwen daarvan zal steeds mij deze onvergetelijkz dag voor oogen staan. En zoo sta ik dan aan het einde van mijn lange loopbaan. U, geachte burgemeester, hebt zoo juist gememoreerd welke betrekkingen ik vervuld heb. Ik kan daaraan nog toevoe gen, dat ik in 1889, dus 49 jaren geleden, als volontair op de secretarie kwam en in 1894 mijn diploma adspirant gemeen te-secretaris behaalde. Ik was destijds jarenlang secretaris der toen bestaande Administratieve Vereeniging van Burge meesters en Secretarissen in de Lang straat. Voorts heb ik nog bekleed de func ties van Voorzitter der Commissie van Toezicht op het Onderwijs te Sprang, Voorzitter der Commissie tot wering van Schoolverzuim, Secretaris der Woning- bouwstrekking, Secretaris der Huurcom- missie en Correspondent der Arbeidsbe middeling. Thans ben ik nog Secretaris- penningmeester van den Binnenpolder van Sprang. liet behoeft wel niet gezegd, dat de jaren, die ik als gemeente-secretaris heb meegemaakt, verreweg de moeilijkste waren. Mobilisatie en levensmiddelen- distributie, als gevolg van den wereld brand, zijn we nog niet vergeten. In al mijn betrekkingen heb ik getracht, getrouw aan de door mij afgelegde eeden, mijn plicht te doen. Ik vermeen, al zeg ik het zelf, daarin vrijwel geslaagd te zijn. En zoo het meestal gaat, jong zijnde wel eens wat voortvarend, later meer bezadigd in het optreden. Onder drie burgemeesters heb ik ge werkt en de samenwerking liet nooit te wenschen over. Van U, geachte burgemeester, ontving ik steeds vriendschap en medewerking. Ik dank U daar recht hartelijk voor. Eveneens den secretaris, met wie ik de laatste 15 jaren gelijktijdig in betrekking was. Moge het U beiden gegeven zijn, later, na een lange loopbaan, evenals ik nu, een verdiende hulde te ontvangen. Mijne Heeren, ik dank U allen nog maals en eindig met den wensch, dat het U allen gegeven moge zijn nog een lange reeks van jaren Uw beste krachten te wijden aan het welzijn van Sprang-Ca pelle. Ik mag U, mijnheer de Voorzitter, nog wel vriendelijk verzoeken II. M. de Ko ningin mijnen welgemccnden dank over te brengen voor de Koninklijke Onder scheiding. Ik heb gezegd. Beëediging nieuwe gemeente-ontvanger. Hierna werd overgegaan tot be ëediging van den nieuwen gemeente ontvanger, den heer W. M. A. Heij- mans. Deze legt de daartoe verëischte eeden af, waarna de voorzitter hem o.m. als volgt toesprak: Mijnheer Heijmans, U hebt zooeven gehoord en U bent getuige geweest van de woorden van lof, die gesproken werden over het werk van uw voorganger. Ik hoop dat wanneer U eenmaal in dezelfde om standigheden mocht komen te verkee- ren, mijn opvolger en zijne medewer kers U op dezelfde wijze mogen huldi gen als thans ten opzichte van Uw voorganger gebeurd is. Ik wensch U geluk met Uwe be ëediging en hoop dat U voldoening zult mogen vinden in Uw nieuwen werkkring. De heer Heijmans brengt hierna dank voor de woorden door den Voor zitter gesproken en hij hoopt het in hem gestelde vertrouwen waar te ma ken. Spr. zegt dat het weliswaar moei lijk zal zijn, zijn voortreffelijken voor ganger te evenaren, maar hiervoor roept hij de eventueele medewerking in van den voorzitter, Burgemeester en Wethouders, gemeenteraadsleden en ambtenaren, waarmede hij zal moeten samenwerken. De Voorzitter leest dan nog een brief voor van Weth. van Willigen burg, waaruit groote waardeering spreekt voor het werk van den heer van Santen en waarin hij de hoop uit spreekt dat de heer van Santen te mid den van zijn familie nog lang van een welverdiende rust zal mogen genieten. Tevens roept hij den nieuwen ont vanger een hartelijk welkom toe. Hierna sloot de voorzitter de ver gadering. Huldiging door het gemeente- personeel. Bij monde van den gemeente-secreta ris, den heer van den Berg, werd de heer J. L. van Santen hierna namens het gemeente-personeel als volgt toegespro ken Hooggeachte Heer van Santen. Door de welwillendheid van het Ge meentebestuur dat we daarvoor gaar ne dank zeggen werden Uwe mede ambtenaren in dienst der gemeente, na mens wie ik thans tot U spreek, in de ge legenheid gesteld, getuige te zijn van het officieele afscheid dat dit Bestuur van U nam en dat mede ook als gevolg van de liooge onderscheiding die U gewerd geworden is tot een huldiging, waarin we ons met U hebben verheugd en waar mede we U dan ook van harte geluk wenschen. En nu, na afloop van de officieele ver gadering van den Raad, wordt door de ambtenaren de gelegenheid geboden eveneens formeel afscheid van U te ne men. Dat afscheid is uiteraard andersoortig. Groepeerden de gedachten zich zoo even om de beëindiging van Uw dienst verband als ontvanger der gemeente, en was het het Bestuur der gemeente, dat afscheid nam van een voorbeeldig en plichtsgetrouw ambtenaar, wiens ver diensten daarbij door bevoegdcr mond werden gewaardeerd, thans gaat het over heel iets anders en bepalen de gedachten zich op Uw uittreden uit het ambtcna- renverband en zijn het de mede-ambte naren, die afscheid nemen gaan van wie hun corps gaat verlaten. Na vele jaren van hartelijke samenwer king Heer van Santen gaat ge verdwijnen uit onze groep en zullen deformeele grenzenvan ons gemeenschapsverband U niet langer omvatten. Wij, de blijvenden in dat verband, er kennen dat gaarne als een merkbaar ver lies. Uwe plaats in ons verband, we ge voelen dat alles zeer wel, is niet zoo maar in éénen weer bezet. Uwe ervaring, een ervaring van zoo vele jaren, die gepaard ging met een groote mate van welwillendheid jegens wie een beroep daarop deed, zullen we noode missen. En hoezeer we er ook overtuigd van zijn, dat, als altijd en overal, ook hier buiten de formeele grenzen van het ver band, de band der gemeenschap zal blij ven bestaan, en wederzijdsche sympathie de eenheid zal bewaren en (ie deelen tot steun wezen zal, nu de nauwere sa menwerking eindigen gaat, meenen we toch dat het oogenblik daar is om U in het openbaar en in bijzijn van het Bestuur der gemeente, hartelijk dank te zeggen voor wat ge voor Uwe mede-ambtenaren zijt geweest en voor wat ge voor ze hebt gedaan. We behoeven niet te memoreeren waar in dat heeft bestaan We mogen volstaan met te zeggen: Dat hoe vaak ook een beroep op U werd gedaan, dit nimmer tevergeefs is geweest; dat ge de tekortkomingen van Uwe mede-ambtenaren steeds hebt willen overzien; dat ge, door Uzelf te geven, in hunne moeilijkheden hebt willen meeleven en dat, mede dank zij dit alles de zeer goede verstandhouding die onderling steeds heeft bestaan nimmer werd ver^ stoord. Wij zeggen U voor dat alles van harte onzen dank en we wenschen U toe, dat, na een werkzaam leven in actieven dienst als door l werd geleefd, nog vele jaren van welverdiende en aangename rust voor U volgen zullen. Me betrekken in ons danken en wen schen nog Mevrouw Uwe echtgenoote. We weten Mevrouw de meesten ón zer zijn gehuwd dat wat de man is voor een niet onbelangrijk gedeelte dooi de vrouw wordt bepaald. Dus gaat onzen dank ook tot U en wen schen we ook U toe, met Uwen man, nog vele jaren van ongestoord geluk. We hebben gemeend, geachte Heer van Santen, onzen dank en onze waardeering behalve in woorden, ook tot uitdrukking te moeten brengen met de daad, en wel door aanbieding bij deze gelegenheid van een stoffelijk blijk van onze erkentelijk heid. Na ruggespraak met wie wd het beste l we wenschen kennnen kan, mogen we vertrouwen, dat onze keuze daarbij U zal kunnen bevredigen en dat ge dit blijk van waardeering dat ik U thans door l wen oudsten collega-ambtenaar aan bied wel zult willen aanvaarden....' We vertrouwen, dat als U straks rustig in Uw huis zit en Uwe aandacht op dit schilderstukje valt, dat dan de gebonden heid daarin van de op zich 'zelf losse deelen tot één schoon geheel van lijn en kleur U zal doen denken aan den band die ons ambtenaren moet binden, zal het geheel der gemeenschap aan zijn doel kunnen beantwoorden en dat dan de ruimtewerking, die de kunstenaar in het gegeven heeft uitgedrukt, U zal herinne ren aan de werken van Uw leven en daarbinnen ook aan dat groote deel daar van,, waarin ge deel hebt uitgemaakt van onze groep. ij van onzen kant verklaren U gaar ne, dat de tijd met U in dienst der ge meente doorgebracht, bij ons steeds in dankbare en aangename herinnering blij ven zal. Dankwoord J. L. van Santen. De heer J. L. van Sarden dankte als volgt: Geachte Secretaris. Mijne Heeren! Pas ben ik in openbare raadsvergade- ring gehuldigd of ik val weer in een an dere huldiging en wel die der ambtena ren bij de verschillende diensten der ge meente. Het is maar goed dat mijn loopbaan tene inde is, want anders eou ik nog ver waand worden. Ik dank U hartelijk voor de door den secretaris namens U allen mij toegespro ken woorden en niet minder dank ik U voor het mooie cadeau, in de vorm van een schilderij, dat u mij hebt toebedacht. Ik kan U verzekeren dat ik er ten zeerste mee ben ingenomen en dat dit alles door mij op zeer hoogen prijs wordt gesteld. Het bewijst dat onder het ambte naren-personeel een geest van saamhoo- righcid en medeleven heerscht en dat ge mij niet ongenegen waart. Ik moet dan ook verklaren dat ik steeds met l allen (uit den aard der zaak in hoofdzaak het secretarie-personeel en den bode) in de beste verstandhouding heb samengewerkt. Het is mij een ware behoefte U daar voor hartelijk dank te zeggen. Mijno ntvangerstaak is hiermede ge ëindigd. De secretaris heeft wel eens ge zegd dat ik meer uitgever dan ontvanger was en feitelijk was dat zoo. Uitgeven was het aangenaamste. Ik zie nog hel glunderende gezicht als ik den eersten der maand met de tractementen kwam. Ontvangen was soms minder gezellig, vooral niet als het tot vervolging moest komen. Met een kleine variatie op het bekende spreekwoord, zou ik kunnen zeggen „Het was prettiger te geven, dan te ontvangen". Mijne Heeren! Moge Uw wenschen ten mijnen opzich te in vervulling gaan. Ik ga nog graag enkele jaartjes mee. En U allen wensch ik toe: Leef lang en gelukkig. En wanneer eenmaal ook uw ambte- -* f JSr r» CJIJgl

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1938 | | pagina 6