Gemeenteraad Sprang-Capelle*
Hudiging en afscheid J. L. van Santen.
r%-
Ridder in de orde van Oranje-Nassau.
De heer J. L. VAN
SANTEN, gehuldigd
ter gelegenheid van
zijn 40-jarig jubileum
als gemeente-ontvan
ger. omgeven door fa
milie. gemeenteraad,
ambtenaren, enz.
cobus van He ijstWillemina de Poor
ter, Dingenn in 't Veld, Lauwerina
Massignon, Margarita Geertruida van
de Pol, Antonie KuijstenJenneke van
HelvertCornelis Vervoort, Antonetta
Vervoort
Daar kwamen van lieverlede nog hij
de volgende lidmaten, die zich tus-
schen 170(1 en 18(10 te Besoijen vestig
den of die als lidmaten werden aan
genomen: Adriana Konings (met at
testatie van Waspik 28 April 1707,
vertrokken naar Capelle met attesta
tie 2 Maart 1800), Johannes Pain (met
attestatie van Loon 21 Nov. 1706, ver
trokken naar Rotterdam met attesta
tie 80 Septmber 1708), Susanna de
Wit weduwe Batenburg (van Waal
wijk 10 Juni 1700, vertrokken naar
Dr.unen met attestatie 14 Jan. 1800),
Cornelia Ver ploeg (met attestatie van
Waalwijk 12 Sept. 1707, vertrokken
met attestatie naar Sprang 25 Augus
tus 1800), Maria Martina Wijnoxber-
gen (van Moercapelle 30 Oct. 1796),
Elisabeth Allart (met attestatie van
Sprang 18 Juli 1707); den 14 Juni
1708 tot lidmaten aangenomen: Peter
van den Anker, Dirk Ver voort, Jan
van den Hout, Pieter Okkers, Adriaan
Kool, Willem Hulst, Maria Kuijsten,
A una Vissers Adriana Klootwijk, Jo
hanna Lavendel, Elisabeth Klein
(vertrokken naar Sprang 1708); do
echtelieden Jan Cornelis van Altena
In eene speciale raadsvergadering
heeft de gemeenteraad van Sprang-
Capelle, den oud-secretaris van Sprang,
den gemeente-ontvanger gedurende bij
na 40 jaren van Sprang en van Sprang-
Capelle, den heer J. L. van Santen, ge
huldigd bij zijn aftreden als zoodanig.
H. M. de Koningin heeft hem be
noemd tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau,
Een waardige huldiging dus van een
zeer bekwaam en verdienstelijk ambte
naar, een algemeen geacht ingezetene.
Hierbij waren met kennisgeving af
wezig tie heeren .1. Vos, Versteeg, Wet
houder van Willigenburg en Kerst. Voor
zitter burgemeester Smit. Verder waren
aanwezig de overige leden van den raad,
de scheidende ontvanger met zijne fa
milieleden en het gemeente-personeel.
Bede Voorzitter.
Na opening door den Voorzitter spreekt
deze den heer J. L. van Santen als volgt
loe:
Mijne Heeren,
Een bijzondere gebeurtenis heeft mij
genoopt U dezen middag op te roepen
tot een buitengewone vergadering van
den Raad dezer Gemeente.
Toen ik in Uw vergadering van den
vierden Februari van dit jaar namens
Burgemeester en Wethouders voorstelde
om den heer van Santen op de meest eer
volle wijze ontslag te verleenen als Ge
meente-ontvanger, onder dankbetuiging
voor de belangrijke diensten aan de Ge
meente bewezen, heb ik de verwachting
uitgesproken, dat ik nader de gelegen
heid zou verkrijgen om hierover iets
meer te zeggen.
Deze gelegenheid is thans aangebroken
en ik sprak daarvan als van een bijzon
dere gebeurtenis.
Tmmers, iemand die meer dan veertig
jaren de gemeenschap op uitnemende
wijze heeft gediend, staat op het punt af
scheid van zijn werkkring te nemen.
Ik meende dat dit moest geschieden ;n
een vergadering van den Baad en toen ik
daaromtrent uw gevoelens vroeg, was het
mij een genoegen uw algeheele en alge-
mecne instemming te vernemen.
Namens U zal ik mij dan ook thans tot
den scheidenden hoofdambtenaar wen
den.
Zeer geachte heer van Santen,
Laat mij aanvangen met Mevrouw Uwe
echtgenoote en Uw familie hartelijk wel
kom te heeten in deze vergadering.
De Gemeenteontvanger woont nimmer
de raadsvergaderingen bij en het is lang
geleden dat gij als gemeentesecretaris van
Sprang gewoon was in een vergadering
als deze tegenwoordig te zijn.
Nog eenmaal wilden wij U echter in
ons midden hebben en wel op dezen voor
IJ zoo gedenkwaardigen dag.
Na een werkzaam leven staat gij op het
punt van Uw verdiende rust te gaan ge
nieten.
Ik heb getracht mij te realiseeren, wel
ke gevoelens deze gedachte bij U zal op
wekken.
Het leek mij moeilijk voor U om heen
te gaan, om van Uw werk, dat ge altijd
met zoo groote nauwgezetheid verricht
te en dat U lief was, te scheiden.
Gij hebt, naar ik veronderstel, dezer
dagen Uw levensboek nog eens doorbla
derd en menige oude herinnering werd
in Uw geheugen weer wakker geschud;
op de bladzijde waarop de datum 18 Mei
1897 genoteerd stond, hebt ge gelezen: In
functie-treding als gemeentesecretaris
van Sprang; onder 1 April 1900 zaagt ge
vermeld: Gemeenteontvanger van Sprang,
daarna gevolgd door het Ontvangerschap
der gemeente Sprang-Capellc, tot op he
den door U vervuld; vervolgens viel Uw
aandacht op Uw benoeming tol Ambte
naar van den Burgerlijken Stand met in-
en Geertruida Otteuanger (met attesta
tie van Waalwijk 25 Aug. 1798), Al-
leg onda Vervoort (met attestatie van
Amsterdam 6 Sept. 1798, vertrokken
naar Waalwijk Sept. 1799), Simon
van Vlodorp (met attestatie van Waal
wijk 12 Oct. 1799, vertrokken 1800),
Antonie Kuijsten en Cornelia van den
Hoek, echtelieden (met attestatie van
Waalwijk 24 Nov. 1799), Jacobus Ge-
rardus Swaan en Bernhardina Corne
lia van de Werken, echtelieden (van
Waalwijk Mei 1800), Anna Lavendel
(met attestatie van Waalwijk 29 Oct.
1800).
Later volgt nog een nieuwe lidma-
ten 1 ijst van begin 1801.
Het feit dat zijn behuwdbroeder pre
dikant te Sprang was, wettigt het ver
moeden, dat Ds. Slo'temaker reeds voor
zijn beroep naar Besoijen met deze laatst
genoemde plaats cenigszins bekend was.
Toen Ds. Slotemaker van 1780 tol
1790 predikant te Neder-Heinert was, zal
hij ook wel eens met Besoijen in aanra
king gekomen zijn (twee aangrenzende
ringen).
3) Zij was den 21 Dec. 1700 in de Wes-
terkerk te Amsterdam gedoopt door Ds.
van Mugden, als dochter van Wouter
Wijnoxbergen en Anna Otter. Als getui
gen fungeerden Pieter Otter en zijne huis
vrouw Maria de Jongh. De ondertrouw-
acte van Ds. Slotemaker en Maria Mar
tina Wijnoxbergen is van 25 Oct. 1792 en
geteekend door Ds. P. T. Knappert, pre
dikant te Zevenhuijzen.
Burgemeester Smit spelt den heer
van Santen de ridder-orde van
Oranje-Nassau op de borst.
gang van 14 April 1904 en op 30 Juli 1915
volgde Uw benoeming tot lid van het
Burgerlijk Armbestuur.
Over Uw andere functies in het belang
der gemeenschap verricht, zal ik thans
niet spreken, ik heb me slechts beperkt
voornamelijk tot die, welke het ambtelijk
leven betreffen.
En thans wordt het hoofdstuk „amb
telijk leven" afgesloten.
Vele herinneringen, zoo zeide ik, zal
het doorbladeren van het boek van Uw
leven bij U hebben opgeroepen, blijde en
droeve, lichte en donkere dagen doem
den voor Uw geestesoog op.
Het verleden wordt op een dag als deze
weder levend in 't heden. Het oude, lang
voorbij gegane staat weer een oogenblik
in den helderen lichtglans der herinne
ring. Gedenkdagen voeren ons terug naar
wat reeds historie is geworden, naar
lichtende hoogtepunten in ons leven en
naar diepe donkere dalen welke wij
moesten doorwandelen.
Gij zoudt, indien ge een verkorte in
houdsopgave van Uw levensboek moest
geven, 't eens zijn met den dichter, die 't
leven aldus beschreef
Het leven is een krijgsbanier,
door goede en kwade dagen,
gescheurd, gevlekt, ontvallen schier,
kloekmoedig voorwaarts dragen.
Men tuimelt wel, en wonden krijgt
men dikwijls, dichte en diepe....
immers, ook dat zult ge in die ruim veer
tig jaren hebben ervaren, want het is nu
eenmaal zoo, dat zij, die een vooraan
staande openbare functie bckleeden, de
waarheid van dit dichterwoord onder
vinden.
Mijnheer van Santen, ik zou U willen
verzoeken de laatste regelen van het
hoofdstuk „Ambtleijk leven" te wijden
aan dezen middag en daarin te vermel
den, dat de Voorzitter en de Raad der
Gemeente Sprang-Capelle, de vertegen
woordigers der gemeentenaren, 1' harte
lijk dank zeggen voor de vele diensten,
de nauwgezette plichtsbetrachting, de
boven alle lof verheven accuratesse en
de uitstekende wijze waarop gij altijd Uw
taak hebt verricht.
De leden en de Voorzitter van den
Raad wilden dien dank ook in een zicht
baar en tastbaar iets tot uitdrukking
doen komen en hebben daartoe hun keus
laten vallen op een schilderij van den
kunstschilder Nefkens, die ik U hierbij
verzoek wel te willen aanvaarden.
Gij ziet: het schilderij geeft weer een
beeld van rust en vrede.
Een stille middagstond
hangt zwijgend naar de wijde hei
gebogen,
De grijze kudde kómt te kooi getogen
om daar veilig de rust te gaan genieten.
Moge het U, onder Gods zegen, gegeven
zijn om, temidden van Uw gezin en om
geven door Uw kinderen en familie, nog
vele jaren van Uw rust te genieten om
zoo te gaan schrijven aan het laatste
hoofdstuk van Uw levensboek en moge
van dat hoofdstuk ook het laatste woord
„Vrede" zijn.
Na mijn woorden als tolk van den Ge
meenteraad wil ik nog gaarne een per
soonlijk woord hieraan toevoegen.
Laat mij U echter in de eerste plaats
mijn hartelijke gelukwenschen aanbieden
met Uw verjaardag, (tien gij heden viert
en waarvan de herdenking door de an
dere gebeurtenissen van dezen dag wel
eens in het gedrang zou kunnen komen.
Vervolgens ook van mij een woord van
dank.
Ik herinner mij nog levendig op welk
een aangename wijze gij, die zooveej ou
der zijt als ik, mij, den zooveel jongere,
zijl tegemoet getreden bij mijn komst als
burgemeester dezer Gemeente en het har-
lelijk schrijven dat ik bij die gelegenheid
van U mocht ontvangen.
Ik ben dat niet vergeten.
Daarbij is het echter niet gebleven.
Altijd was Uw houding tegenover mij
uiterst correct en beleefd.
Ik heb dit zeer op prijs gesteld en
daarom acht ik het een groot voorrecht
om U zoo aanstonds nog een belangrijke
mededeeling te doen.
Toen ik U zooeven toesprak namens
den Raad gebruikte ik o.a. de woorden
„hoogtepunten in het leven".
Ik hoop dat deze middag óók een
hoogtepunt in Uw leven zal zijn. Ge
hebt misschien wel eens een afbeelding
gezien van een der bergruggen in den
Andes, het hoogc gebergte in Zuid-
Amerika.
Op één dier hoogtepunten staat een
kruis.
Welnu, mijnheer van Santen, het is mij
een buitengewoon groot voorrecht en
een bron van ware vreugde, dat ik U kan
mededeelcn dat ook op dit hoogtepunt
in Uw leven een kruis zal staan, een
Eerekruis, want (en ik verzoek de aan
wezigen zich wel van hunne zetels te ver
heffen, teneinde deze mededeeling staan
de aan te hooren:
liet heeft Hare Majesteit onze eer
biedige Koningin behaagd, om U,
bij haar Koninklijk besluit van 7
Maart 1938, No. 7, te benoemen tot
Bidder i n de Orde valt Oranje Nas
sau.
Mijnheer van Santen, sta mij toe dat
ik thans een teeken van Uw nieuwe waar
digheid in Uw knoopsgat bevestig.
Ik feliciteer U van harte met deze Ko
ninklijke onderscheiding en spreek den
wensch uit dat God U geven zal dat de
onderscheidingsteekenen daarvan nog
vele jaren Uw borst zullen sieren.
Dankwoord J. L. van Santen.
De lieer J. L. van Santen dankte met
de volgende woorden:
Geachte Heeren Burgemeester, Wet
houder, Secretaris en leden van den
Raad.
Het zij mij vergund hier een enkel
woord te spreken en wel in de eerste
plaats om U allen, ook namens mijn fa
milie, allerhartelijkst dank te zeggen
voor de mij gebrachte hulde.
Oorspronkelijk bleef ik liever beschei
den op den achtergrond, maar ten slotte
ben ik voor den aanval bezweken en
heb mij laten overhalen hier in Um mid
den te verschijnen.
Ik behoef U wel niet te zeggen dat de
uitgesproken woorden en gelukwijsehen
mij diep hebben getroffen. Zij kunnen
niet anders dan de mij nog restecrende
levensjaren in dankbare herinnering
blij ven.
Mijne Heeren, ik dank U ook harte
lijk voor het feestelijk aanzien dezer ver
gaderzaal en vooral ook voor het mij
aangeboden cadeau, waar ik ten zeerste
mee ben ingenomen.
Bij het aanschouwen daarvan zal steeds
mij deze onvergetelijkz dag voor oogen
staan.
En zoo sta ik dan aan het einde van
mijn lange loopbaan.
U, geachte burgemeester, hebt zoo juist
gememoreerd welke betrekkingen ik
vervuld heb. Ik kan daaraan nog toevoe
gen, dat ik in 1889, dus 49 jaren geleden,
als volontair op de secretarie kwam en
in 1894 mijn diploma adspirant gemeen
te-secretaris behaalde. Ik was destijds
jarenlang secretaris der toen bestaande
Administratieve Vereeniging van Burge
meesters en Secretarissen in de Lang
straat. Voorts heb ik nog bekleed de func
ties van Voorzitter der Commissie van
Toezicht op het Onderwijs te Sprang,
Voorzitter der Commissie tot wering van
Schoolverzuim, Secretaris der Woning-
bouwstrekking, Secretaris der Huurcom-
missie en Correspondent der Arbeidsbe
middeling. Thans ben ik nog Secretaris-
penningmeester van den Binnenpolder
van Sprang.
liet behoeft wel niet gezegd, dat de
jaren, die ik als gemeente-secretaris heb
meegemaakt, verreweg de moeilijkste
waren. Mobilisatie en levensmiddelen-
distributie, als gevolg van den wereld
brand, zijn we nog niet vergeten.
In al mijn betrekkingen heb ik getracht,
getrouw aan de door mij afgelegde eeden,
mijn plicht te doen. Ik vermeen, al zeg
ik het zelf, daarin vrijwel geslaagd te
zijn. En zoo het meestal gaat, jong zijnde
wel eens wat voortvarend, later meer
bezadigd in het optreden.
Onder drie burgemeesters heb ik ge
werkt en de samenwerking liet nooit te
wenschen over.
Van U, geachte burgemeester, ontving
ik steeds vriendschap en medewerking.
Ik dank U daar recht hartelijk voor.
Eveneens den secretaris, met wie ik de
laatste 15 jaren gelijktijdig in betrekking
was.
Moge het U beiden gegeven zijn, later,
na een lange loopbaan, evenals ik nu, een
verdiende hulde te ontvangen.
Mijne Heeren, ik dank U allen nog
maals en eindig met den wensch, dat het
U allen gegeven moge zijn nog een lange
reeks van jaren Uw beste krachten te
wijden aan het welzijn van Sprang-Ca
pelle.
Ik mag U, mijnheer de Voorzitter, nog
wel vriendelijk verzoeken II. M. de Ko
ningin mijnen welgemccnden dank over
te brengen voor de Koninklijke Onder
scheiding.
Ik heb gezegd.
Beëediging nieuwe
gemeente-ontvanger.
Hierna werd overgegaan tot be
ëediging van den nieuwen gemeente
ontvanger, den heer W. M. A. Heij-
mans.
Deze legt de daartoe verëischte eeden
af, waarna de voorzitter hem o.m. als
volgt toesprak:
Mijnheer Heijmans,
U hebt zooeven gehoord en U bent
getuige geweest van de woorden van
lof, die gesproken werden over het
werk van uw voorganger. Ik hoop dat
wanneer U eenmaal in dezelfde om
standigheden mocht komen te verkee-
ren, mijn opvolger en zijne medewer
kers U op dezelfde wijze mogen huldi
gen als thans ten opzichte van Uw
voorganger gebeurd is.
Ik wensch U geluk met Uwe be
ëediging en hoop dat U voldoening
zult mogen vinden in Uw nieuwen
werkkring.
De heer Heijmans brengt hierna
dank voor de woorden door den Voor
zitter gesproken en hij hoopt het in
hem gestelde vertrouwen waar te ma
ken. Spr. zegt dat het weliswaar moei
lijk zal zijn, zijn voortreffelijken voor
ganger te evenaren, maar hiervoor
roept hij de eventueele medewerking in
van den voorzitter, Burgemeester en
Wethouders, gemeenteraadsleden en
ambtenaren, waarmede hij zal moeten
samenwerken.
De Voorzitter leest dan nog een
brief voor van Weth. van Willigen
burg, waaruit groote waardeering
spreekt voor het werk van den heer
van Santen en waarin hij de hoop uit
spreekt dat de heer van Santen te mid
den van zijn familie nog lang van een
welverdiende rust zal mogen genieten.
Tevens roept hij den nieuwen ont
vanger een hartelijk welkom toe.
Hierna sloot de voorzitter de ver
gadering.
Huldiging door het gemeente-
personeel.
Bij monde van den gemeente-secreta
ris, den heer van den Berg, werd de
heer J. L. van Santen hierna namens het
gemeente-personeel als volgt toegespro
ken
Hooggeachte Heer van Santen.
Door de welwillendheid van het Ge
meentebestuur dat we daarvoor gaar
ne dank zeggen werden Uwe mede
ambtenaren in dienst der gemeente, na
mens wie ik thans tot U spreek, in de ge
legenheid gesteld, getuige te zijn van het
officieele afscheid dat dit Bestuur van U
nam en dat mede ook als gevolg van
de liooge onderscheiding die U gewerd
geworden is tot een huldiging, waarin
we ons met U hebben verheugd en waar
mede we U dan ook van harte geluk
wenschen.
En nu, na afloop van de officieele ver
gadering van den Raad, wordt door de
ambtenaren de gelegenheid geboden
eveneens formeel afscheid van U te ne
men.
Dat afscheid is uiteraard andersoortig.
Groepeerden de gedachten zich zoo
even om de beëindiging van Uw dienst
verband als ontvanger der gemeente, en
was het het Bestuur der gemeente, dat
afscheid nam van een voorbeeldig en
plichtsgetrouw ambtenaar, wiens ver
diensten daarbij door bevoegdcr mond
werden gewaardeerd, thans gaat het over
heel iets anders en bepalen de gedachten
zich op Uw uittreden uit het ambtcna-
renverband en zijn het de mede-ambte
naren, die afscheid nemen gaan van wie
hun corps gaat verlaten.
Na vele jaren van hartelijke samenwer
king Heer van Santen gaat ge verdwijnen
uit onze groep en zullen deformeele
grenzenvan ons gemeenschapsverband
U niet langer omvatten.
Wij, de blijvenden in dat verband, er
kennen dat gaarne als een merkbaar ver
lies. Uwe plaats in ons verband, we ge
voelen dat alles zeer wel, is niet zoo
maar in éénen weer bezet.
Uwe ervaring, een ervaring van zoo
vele jaren, die gepaard ging met een
groote mate van welwillendheid jegens
wie een beroep daarop deed, zullen we
noode missen.
En hoezeer we er ook overtuigd van
zijn, dat, als altijd en overal, ook hier
buiten de formeele grenzen van het ver
band, de band der gemeenschap zal blij
ven bestaan, en wederzijdsche sympathie
de eenheid zal bewaren en (ie deelen
tot steun wezen zal, nu de nauwere sa
menwerking eindigen gaat, meenen we
toch dat het oogenblik daar is om U in
het openbaar en in bijzijn van het Bestuur
der gemeente, hartelijk dank te zeggen
voor wat ge voor Uwe mede-ambtenaren
zijt geweest en voor wat ge voor ze hebt
gedaan.
We behoeven niet te memoreeren waar
in dat heeft bestaan We mogen volstaan
met te zeggen:
Dat hoe vaak ook een beroep op U
werd gedaan, dit nimmer tevergeefs is
geweest;
dat ge de tekortkomingen van Uwe
mede-ambtenaren steeds hebt willen
overzien;
dat ge, door Uzelf te geven, in hunne
moeilijkheden hebt willen meeleven en
dat, mede dank zij dit alles de zeer
goede verstandhouding die onderling
steeds heeft bestaan nimmer werd ver^
stoord.
Wij zeggen U voor dat alles van harte
onzen dank en we wenschen U toe, dat,
na een werkzaam leven in actieven dienst
als door l werd geleefd, nog vele jaren
van welverdiende en aangename rust
voor U volgen zullen.
Me betrekken in ons danken en wen
schen nog Mevrouw Uwe echtgenoote.
We weten Mevrouw de meesten ón
zer zijn gehuwd dat wat de man is
voor een niet onbelangrijk gedeelte dooi
de vrouw wordt bepaald.
Dus gaat onzen dank ook tot U en wen
schen we ook U toe, met Uwen man, nog
vele jaren van ongestoord geluk.
We hebben gemeend, geachte Heer van
Santen, onzen dank en onze waardeering
behalve in woorden, ook tot uitdrukking
te moeten brengen met de daad, en wel
door aanbieding bij deze gelegenheid van
een stoffelijk blijk van onze erkentelijk
heid.
Na ruggespraak met wie wd het beste
l we wenschen kennnen kan, mogen we
vertrouwen, dat onze keuze daarbij U
zal kunnen bevredigen en dat ge dit blijk
van waardeering dat ik U thans door
l wen oudsten collega-ambtenaar aan
bied wel zult willen aanvaarden....'
We vertrouwen, dat als U straks rustig
in Uw huis zit en Uwe aandacht op dit
schilderstukje valt, dat dan de gebonden
heid daarin van de op zich 'zelf losse
deelen tot één schoon geheel van lijn en
kleur U zal doen denken aan den band
die ons ambtenaren moet binden, zal het
geheel der gemeenschap aan zijn doel
kunnen beantwoorden en dat dan de
ruimtewerking, die de kunstenaar in het
gegeven heeft uitgedrukt, U zal herinne
ren aan de werken van Uw leven en
daarbinnen ook aan dat groote deel daar
van,, waarin ge deel hebt uitgemaakt van
onze groep.
ij van onzen kant verklaren U gaar
ne, dat de tijd met U in dienst der ge
meente doorgebracht, bij ons steeds in
dankbare en aangename herinnering blij
ven zal.
Dankwoord J. L. van Santen.
De heer J. L. van Sarden
dankte als volgt:
Geachte Secretaris.
Mijne Heeren!
Pas ben ik in openbare raadsvergade-
ring gehuldigd of ik val weer in een an
dere huldiging en wel die der ambtena
ren bij de verschillende diensten der ge
meente.
Het is maar goed dat mijn loopbaan
tene inde is, want anders eou ik nog ver
waand worden.
Ik dank U hartelijk voor de door den
secretaris namens U allen mij toegespro
ken woorden en niet minder dank ik U
voor het mooie cadeau, in de vorm van
een schilderij, dat u mij hebt toebedacht.
Ik kan U verzekeren dat ik er ten
zeerste mee ben ingenomen en dat dit
alles door mij op zeer hoogen prijs wordt
gesteld. Het bewijst dat onder het ambte
naren-personeel een geest van saamhoo-
righcid en medeleven heerscht en dat ge
mij niet ongenegen waart.
Ik moet dan ook verklaren dat ik steeds
met l allen (uit den aard der zaak in
hoofdzaak het secretarie-personeel en
den bode) in de beste verstandhouding
heb samengewerkt.
Het is mij een ware behoefte U daar
voor hartelijk dank te zeggen.
Mijno ntvangerstaak is hiermede ge
ëindigd. De secretaris heeft wel eens ge
zegd dat ik meer uitgever dan ontvanger
was en feitelijk was dat zoo. Uitgeven
was het aangenaamste. Ik zie nog hel
glunderende gezicht als ik den eersten
der maand met de tractementen kwam.
Ontvangen was soms minder gezellig,
vooral niet als het tot vervolging moest
komen. Met een kleine variatie op het
bekende spreekwoord, zou ik kunnen
zeggen
„Het was prettiger te geven, dan te
ontvangen".
Mijne Heeren!
Moge Uw wenschen ten mijnen opzich
te in vervulling gaan. Ik ga nog graag
enkele jaartjes mee.
En U allen wensch ik toe:
Leef lang en gelukkig.
En wanneer eenmaal ook uw ambte-
-* f JSr r» CJIJgl