[Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. 95 „NOORD BBABAND" AKKERTJE VIRGINIA'S KEUZE FcUILLETON Onbewaakte overwegen. Dit nummer bestaat uit Drie Bladen EERSTE BLAD HOE IS HET BIJ ONS. JAAR NUMMER 47. ZATERDAG 11 JUNI 1938. 61e JAARGANG. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz. franco te zenden aan den Uitgever Abonnementsprijs, per 3 maanden 1.25. Franco per post door 't geheele rijk 1.40. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telegr.-adres: ECHO. Telefoon No. 38. Advertentiën moeten Woensdag et Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit zijn. Prijs der Advertentiën: 20 cent per regel; minimum 1.50. Reclames 40 cent per regel. Bij contract flink rabat. Wie de dagelijks terugkeerende ongelukken op de onbewaakte over wegen leest, raakt met ontzetting vervuld, over deze noodlottige be zuiniging. Van alle zijden is daarop gewezen, maar zonder succes. En men vraagt zich al, of 't geen dwaas heid is hier te bezuinigen op per soneel, dat men elders toch steun- uitkeering moet verleenen. Begrijpelijk dat men vooral in deze tijden aandringt op bewaking der overwegen, omdat daardoor het gevaar voor leven en veiligheid beter gewaarborgd wordt en omdat daardoor menschen aan 't werk worden gehouden. Het Nederlandsche volk, aldus schreef de N.Tilb. Crt. dezer dagen terecht, meer nog het parlement met de annexe van de publiciteits- örganen al of niet in dienst van politieke partijen staan met z'n allen «in het teek en van de werkloos heidsbestrijding». Deze zeer oorspronkelijke jour nalistieke zegswijze beteekent dat men met fatsoen zich ook aan de oplossing van het vraagstuk kan wagen. Een der beste gezegden lijkt ons dat van pater Beaufort, die op merkte dat men het toch niet moet voorstellen alsof de regeering min. der belang in de zaak stelt dan de kritiseerende aanvallers. Inderdaad het is alles vaak een ruzietoon als in families waar de een den ander mistrouwt of misgunt en de conversatie dan altijd als een soort strijdbedrijf wordt gevoerd. Minister Colijn, die het practische inzicht had, heel nuchter ook, dat de anderen kunnen praten maar dat de regeering moet doen, wat veelal moeilijker is, heeft gezegd dat men over details moeilijk kan debatteeren. Men kan dit wenschen en dat aanbevelen en wat anders noodza kelijk achten en dan blijven er altijd weer andere dingen over,die ook nog zeer mogelijk, wenschelijk of aanbevelenswaardig schijnen. En ieder heeft dan nog z'n stokpaardje. Op gevaar af van nu in strijd te komen met het voorgaande, dachten wij bij het lezen over het zoo veelste ongeluk met doodelijken afloop op de onbewaakte overwegenhoe jammer dat er niet veel meerjour. nalisten aan de debatten konden deelnemen. Zij hadden dan van wege de actualiteit kunnen zeggen Hebt ge nu weer gelezen, regeering van de jongste slachtoffers? Men vraagt millioenen te besteden voor nuttige werken. Welnu, waarom dan niet al de overwegen, waar gevaar kan zijn op een binnen-zandweg of zoo gaat het misschien zonder ge vaar om den trein maar te laten doorsnorren langs open vakken weer in den ouden toestand terug gebracht Zet er de wachters weer neer en de boomen en bevolk de kleine huisjes of zet er nieuwe als 't noo- dig is. Hier is een werkobject en een dal blijvend werk verschaffen zal. Want, onder ons gezegd, regeering en kamer, is 't niet waar dat de spoorwegen eigenlijk nergens het recht vandaan kunnen halen om geregeld menschen aan den dood bloot te stellen en dan laat het vaak eigen onvoorzichtigheid zijn, maar dat is menschelijk, zooals wij weten ook met hun vervoermid delen de wereld uithelpen. Dat men in Amerika door de prairie de wegen onbewaakt laat, het zij zoo, maar in 'n zoo bevolkt land, met zoo intensief op elkander gedrukt verkeer, is het een o.i. volkomen ongerechtvaardigd mis bruik maken van een machtspositie. En ten voordeele van wie eigen lijk? Elk volk heeft zoo z'n eigen specialen trots en reserveert zich de overtreffende trap in een of anderen vorm van vergelijking. De Italianen weten zich het kunst zinnigst, Spagnolen het revolution- nairst, Franschen het meest demo cratisch (op de Russische commu nisten na), Engelschen zijn het flegmatiekst en Schotten 't zuinigst, Amerikanen hebben van alles het grootste en het geweldigste en de Duitschers hebben het tegen woordig het beste. Van Goering vertellen ze een mop Hij sprak onlangs te Rome. Hij had er over, dat »bei uns« alles zoo goed is. »Ja in Deutschland verdient ein Arbeiter am wenigsten 50 Mark, pro Wochea. Het Italiaansche gehoor raakte in geestdrift, toen het dat hoorde. Maar achter in de met duizenden gevulde zaal valt er iemand flauw, een Duitscher. «Was hat der Mann vroeg Goering. Levensverzekering 1843 1938 GEEFT ZEKERHEID. DOOR ERVARING STERK. »Achtzehn mark!« werd er terug- groepen. »Das meine ich nicht Was fehlt der Mann »Zwei und dreiszig mark!» Onze trots is onze bescheidenheid. Wij zijn er van overtuigd dat het overal beter en dus nergens be roerder is dan »bij ons«. We ge- looven alle goeds, wat van het buitenland wordt geleeraard en kankeren over het beste, wat we zelf hebben. Als een Duitscher praat van «Bei uns...«, dan staan we met open monden van verbazing en afgunst. En we colporteeren het ijverig verder: «ln Duitschland, daar I« «In Duitschland is geen werk loosheid, maar bij ons hebben we ei een half millioen«. Is dat nou wel zoo Bij de werkloosheidsdebatten in de Tweede Kamer werd ons werk- loozencijfer ontleed en toen kreeg het een aspect, dat nog wel heel droef, maar toch niet zoo vreeselijk deprimeerend meer was. Feit is toch maar, dat ons werk- loozencijfer al twee jaar lang voort durend is gedaald en dat het nog daalt. Daarbij houde men in het oog, dat de arbeidsmarkt ook nog jaarlijks 70,000 nieuwe arbeids krachten opnam. Vervolgens dat er in ons werkloozencijter een kleine 40 000 onvolwaardigen zitten, die vroeger van de hand in den tand plachten te leven (Ie moeten leven), wier positie als werklooze thans een vooruitgang beteekent. Dan moeten we bedenken, dat de arbeidsmarkt steeds een »normale« reserve (werkloozen) van 70,000 telde. Er is dus een permanente werkloosheid (van ouds) van 140,000; daarnaast hebben we een abnormale werkloosheid van momenteel 240,000. Van deze arbeiden er straks 75000 in de werkverschaffing. Feitelijk is er dus een arbeidstekort voor 165,000 man. Zoo is het «bij ons«. Elders, ook in Duitschland b.v. zijn er tenslotte ook nog werk loozen. Daar is bovendien de ver- Neettl dadelijk 'n en weg is Uw kiespijn, dank zii de bijzondere samenstelling die dadelijk élke pijn verdrijft! Wei ger namaak. Let op hel AKKER-merk. plichte arbeidsdienst voor feitelijke werkloozen en daar is het zich steeds uitbreidende leger.de oorlogs. industrie, het S.S.- en S A.-politieke leger. Niettemin heeft Duitschland in 1933 een belangrijke conjunctuur politiek ingevoerd, waarvan de laatste aflevering van het Ex. Stat. Maandbericht een belangwekkende uiteenzetting geeft. We hopen daarvan in een volgend nummer een nadere beschouwing te geven. HET BETREKKELIJK KLEINE BEDRAG, BESTEED AAN GERE GELD AD VERTEEREN, KOMT VEELVOUDIG TERUG. ADVERTEERT IN DIT BLAD. van „De Echo van het Zuiden". Naar het Amerikaansch van TEMPLE BAILEY. (Nadruk verboden). 56) Rickey had den brief als een krank zinnige verscheurd en de stukken over de reeling gesmeten. Toen pakte hij zijn koffertje en gaf de mannen zijn bevelen. Hij moest den trein halen zij moesten hem naar den wal brengen. En de oranje-bloesem mocht in de ka mer van miss Van Duyne gebracht worden met dit briefje. Wat hij had te zeggen, had hij in vier regels neergeschreven: „Eens zal het je berouwen. Als de wereld mij kent zul jij vergeten zijn. Geld is de eeuwen door niet in tel ge weest. Maar één regel kan voor eeuwig beroemd maken!" Hij teekende met „Rickey". De mannen die hem naar 't strand brach ten, gaf hij een rijkelijke fooi en zijn laatste geld besteedde hij aan een kaartje naar New York. Den heelen weg naar huis was de pijn in zijn hait een haast physieke foltering. En zoo was hij naar Virginia's zol derkamertje gekomen; zij was er niet, en alleen het hondje was er geweest om hem te verwelkomen. Met Weenie naast zich viel hij in een onrustigen slaap. Toen hij wakker werd was het al over negenen. Den heelen dag had hij nog niets gegeten; hij voelde zich uit gehongerd. Hij ging naar de provisie kast en vond melk, vleesch en brood. Hij viel er op aan. De kat en de hond zaten gezellig naast hem en hij voerde ze met stukjes vleesch en gaf ze wat melk op een schoteltje. Hij deed dit alles als in een droom een ver- schrikkelijken droom, waaruit hij moest ontwaken. Een droom was dit armelijke kamertje; de werkelijkheid was Marty in haar zilveren japon, de met maanlicht overgoten zee, de in 't wit gekleede knechten, die geluidToos bedienden, de tafel met kostbaar por- celein en met kristal, dat broos was als een luchtbel, het fruit en de bloe men in gouden schalen. Opnieuw doorvlijmde een schrijnen de pijn zijn hart. Onrustig stond hij op en ging naar het venster. De lichten van de stad schenen over de daken, waartegen de regen striemde een triest uitzicht na de bekoring der tro pennachten. Toen hij zich weer naar de kamer wendde, viel zijn oog op de keurige getypte vellen van het manuscript, dat op Virginia's bureau lag. Hij nam het op en begon te lezen. Het was zijn eigen verhaal „Vlam mende Schoonheid". Maar terwijl hij las werd hij zich bewust, dat zijn ver haal was omgewerkt door een talent, dat het zijne overtrof. Hij was genoeg artiest om goed werk te kunnen on derscheiden, en dit werk was goed. Virginia had het natuurlijk omge werkt. Zij had van zijn boek iets ge maakt om trotsch op te zijn. Een hoek, dat ongetwijfeld zou inslaan een boek om tegenover Marty mee le pronken. Want het was ondanks alles zijn boek en niet van Virginia. Zijn intrigue, zijn karakters. De wereld zou het lezen en hem groot noemen en Marty's pracht zou in het duister verdwijnen. Maar hij had geen behoefte om haar pracht in het duister te zien ver dwijnen. Hij had behoefte aan haar, zooals hij haar den laatsten keer had gezien in haar schoonheid zijn bruid Hij smeet het manuscript van zich af en begon te schreien; hij greep naar zijn keel om de pijn te stillen. Het on rustige hondje huilde droef, toen het geen antwoord kreeg en liep heen en weer van de deur naar het bureau. Kwam zijn meesteres maar, dat zou wel helpen! Het was laat toen Virginia thuis kwam. Michael had haar met Mary Lee mee naar een theater genomen, was met haar naar het oude huis te ruggekeerd en had gewacht tot zij de trappen opging. Het is of je recht naar den hemel gaat, fluisterde hij onder den Bronzen Ridder, door het dag naar de sterren. Op het eerste portaal keek zij nog eens om en zond hem een kus toe met de toppen van haar vingers. Wat een vreemde dag was het geweest, maar hoe wonderlijk. En hoe wonderlijk zou het morgen zijn en alle volgende da gen! Toen ging zij naar boven en opende de deur van haar kleine kamers; zij zag het hondje wachten en Rickey slapend op den divan. Zij boog zich over hem heen en zag de sporen van tranen op zijn wangen. Hij zag ei- verwilderd en ongeschoren uit. Wat zou er gebeurd zijn? Zachtjes riep zij: Rickey! Hij ontwaakte dadelijk en strekte zijn armen naar haar uit. Zij omhels de hem. Lieveling, wat is er? Stamelend vertelde hij haar van de laatste verschrikkelijke dagen. Haar brief was wreed. Het heeft mijn hart gebroken, Virginia. Zij suste hem, zooals een moeder haar kind zou hebben gesust. Je moet vannacht maar in mijn bed slapen, zei ze, dan neem ik den divan. Je moet een warm bad nemen en nog wat warms drinken. Hij aanvaardde haar zorgen, als de natuurlijkste zaak ter wereld. Zij pookte het kacheltje wat op en liet 't bad dat zij met de Barlows deelde, volloopen. Eindelijk lag hij gemakkelijk en rustig op zijn schoone witte kussens. Zij had nog niets van zichzelf verteld. Haar gedachten waren alleen voor hem geweest. Hij zag er zoo bleek uit, zoo uitgeputhij moest maar gaan slapen. Zij draaide het licht uit en ging in het donker bij zijn bed zitten. Hij lag erg stil en na een oogenblik zei hij Ik heb het boek gelezen. En? vroeg zij en haar stem ver ried haar schrik. Ja. Het is goed werk, Jinny. Vind je dat werkelijk, Rickey? Het is goed werk, dat weet je wel, zeide hij eenigszins geïrriteerd. Maar het is mijn boek, Jinny, ook nu nog, en niet van jou. Zij dacht aan de weken, dat zij er aan had gewerkt, maar ze antwoordde kalm: Natuurlijk is het jouw boek. En Michael wil het hebben. Hij sloeg haar hand van zich af en kwam overeind. McMillan? Ja. r-r Denk je werkelijk, dat ik het hem zal geven? Er zijn nog wel andere uitgevers in de wereld, Jinny. Dat weet ik wel. Maar dit ver haal, Rickey, hij heeft er voor betaald. Die ellendige duizend dollars! Ik zal ze hem wel terug betalen, als ik het boek ergens anders heb verkocht. Och, het is noodeloos daar nog over te redeneeren, Jinny. Het boek is van mij. Wat je er ook aan gedaan mag hebben. Zij zag hoe opgewonden hij raakte. Rickey, lieveling, ga nu liggen. We zullen er morgen wel verder over spreken. Je hebt nu rust noodig. Hij was dan ook doodop en toen hij eindelijk sliep, ging Virginia naar de andere kamer en overdacht den toe stand. Rickey was weer thuis, onge lukkig, en meer dan ooit had hij aan haar behoefte en haatte hij Michael. Wat moest zij doen? (Wordt vervolgd). De Echo van het Zuiden, Waalw(Jksclie en Langstraatsche Courant, nCÖBOBPARAN)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1938 | | pagina 1