Ds pale trek der „voortrekkers". Mijnhardljes "TTIn HANS EN BOB Vliegensvlug helpen Zaterdag 10 December 1938^0. 99 De Echo van het Zuiden Tweede Blad. De kou- De Zuid-Afrikaanders gaan met grootsche plechtigheden het eeuwfeest herdenken van den Groote Trek. Deze plechtigheden zullen 16 De cember a.s. op den z.g. Dingaansdag, besloten worden met de onthulling van het Voortrekkers-monument. We ontleenen hieronder aan de Msb. een overzicht van dien „Groote Trek" en van alles, wat er mee ver band hield. In enkele flitsen vindt men hier het een en ander over de schitte rendste episode van de blanke koloni satie in Afrika, vermengd met tal van interessante bijzonderheden over de Voortrekkers, de Boeren, die hun va derland verlieten, om in de wildernis een nieuw te stichten. Op den kolonie van Port Natal, ge- naamt Pieter Mouretz Burg, den 7 July 1840. „Mijn waarde en nooijtvergetende Broeders en Susters Herholt, bene vens Moeder als zij nog leef. Met deze gelegenheijt ken ik niet nalaten UEd. te melden dat ik en mijn kinderen nog vris en gezont ben door de goedhijt des Heeren, wij hoop van UEd. hetzelfde. Wat nu- wes betief weet ik niet veel te melde, zover dat het met ons nog boven ver- wagting gaat en ook nog boven onse verdienste. Wat ons vijant aangaat, wij ieef met hem nog in vrede; hij heef onse schade betaald aan beeste en aan beuyt, en verder woon wij op onze erven en plaatsen, dit bouw en plant en zaay fris - maar van dit jaar heef wij nog een groot gebrek van wegens de roes passeer de jaar zo erg was, maar en tegen was er moije tuijne en dan volop mi- lie en pampoene... Aldus vangt een brief aan, door de weduwe van den Voortrekker Piet Re- tief geschreven aan haar zwager Gi deon Retief, kort nadat de Boeren een kamp op leven en dood hadden gevoerd met de Zoeloe's. Deze weduwe, Mag- dalena Johanna de Wet, vond dat er niet veel te vertellen viel. En ze deelt dan terloops mede, dat haar heele heb ben en houden kort te voren door de Zoeloe's gebrandschat was, er veel gebrek heerscht, maar er volop pompel moezen zijn Verderop vertelt ze nog enkele an dere bijzonderheden. De buren en vrienden zijn bezig met het bouwen van een nieuwe kerk. Ze moesten alle maal weer van voren af aan beginnen. „Het is braaf duur", merkt Magdalena Johanna de Wet op. „En dat, dat zij en ik eens door onse wreede vijande van mans en kinders ben ontroof, en de mazels heef weer van kintskinders en een brave schoonzoon ontroof, mijn Deborah haar man." Maar wanneer ze dan den tijd, die achter haar ligt, aan het overwegen is: „Mijn rampe is bijna te zwaar om UEd. daarvan behoorlijke melding te doen". En ze concludeert, dat er van haar vijf tien kinderen nog slechts vijf in leven zijn. Dan komt ze nog even op iets terug, dat ze bijna vergeten had. „Geliefde Broeder, sent mijn tog een kassie met boompjes, ik zal de transport betalen, ook wens ik te weten of Broeder Hen drik Hertholt mijn brief ontvangen heeft. Nu zal ik sluijten en groet UEd. allen met opregte liefde." Hier vinden we in enkele trekken iets weergegeven van alles, wat de oude Voortrekkers hebben moeten verdra gen bij hun zoeken naar een vrij land, waar ze konden leven volgens hun ei gen inzichten en ver van de Engelsche bureaucratie en bemoeizucht. Wat de weduwe van Piet Retief op somt, bevat stof voor een heelen roman. Zij heeft eerst zitten prakkizeeren, wat voor nieuws zij eigenlijk aan haar broers en zusters moest schrijven en aan haar moeder, in de veronderstel ling, dat die nog in leven zou zijn. Er blijkt wel uit, met hoeveel vastbe radenheid de boeren, die zich Voor trekkers noemden, zich op weg bega ven. Dat waren mannen en vrouwen, die zonder veel omslag de wildernis trotseerden en rustig de rekening van het leven opmaakten. Wij, levend in een tijd, waarin men zelfs niet eens meer de herinnering heeft aan de dagen, dat er voor het da- gelijksch brood met de wapens in de hand en te midden van de grootste ont beringen gezwoegd moest worden, kun nen ons nauwelijks voorstellen wat de „Groote Trek" is geweest. In Zuid- Afrika hebben velen brieven liggen, tusschen vergeelde familiepapieren, als door Magdalena Johanna de Wet ge schreven. Hun grootvader en groot moeder bevonden zich wellicht onder de Voortrekkers, als kleine kinderen soms. Want ook de kinderen gingen mede, het onbekende tegemoet, het donkere Afrika in. Het is daarom geen wonder, dat in Zuid-Afrika de geschiedenis van den „Groote Trek" met bijna religieuze plechtigheid wordt herdacht. En deze herdenKing heeft op tal van manieren plaats gevonden, vindt nog op allerlei manieren plaats, tot aan 16 December, den z.g. Dingaansdag toe. Dat was de dag, waarop de echtgenoot van Mag dalena Johanna de Wet (ze heette Her- holt, was te voren met een De Wet ge trouwd geweest), Piet Retief, de groot ste der Voortrekkers, door den Zoeloe koning Dingaan verraderlijk werd om gebracht, samen met een groot aantal tochtgenooten. Mannen met baarden Zóó zelfs brengt men eer aan de oude Voortrekkers, dat alle oprechte Zuid- Afrikaanders hun baard hebben laten groeien. Ze zullen hem pas op Din gaansdag laten afscheren. Nu wemelt het in Zuid-Afrika van mannen met baarden, zooals de oude Voortrekkers ze droegen. En de z.g. herdenkingstrek heeft overal navolging gevonden. Oorspronkelijk is er van Kaapstad uit een „trek" vertrokken, tot naar Noord-Transvaal toe, waar de Voor trekker Louis Trichardt samen met den Voortrekker Johannes van Rensburg 't nieuwe land voor de Boeren verken den. Twee ossenwagens met hun witte huiven, begeleid door in de uitrusting der Voortrekkers gekleede herdenkers, begonnen den langen tocht. Het idee vond zooveel weerklank, dat ook van andere plaatsen uit een „trek" werd georganiseerd. En dit geschiedde in overeenstem ming met de historie. Want onder den „Grooten Trek" verstaat men niet een massalen exodus van een heel volk, maar het als het ware wegdruppelen der Boeren van onder de Britsche ty- rannie vandaan. De „Groote Trek" omvat dan ook een spanne van vier jaren en hij vond plaats van ongeveer het jaar 1834 tot het jaar 1838. De Boeren hebben eerst verkenners naar alle kanten uitgezon den. Velen gingen ook op eigen houtje, na enkele vrienden en bekenden om zich heen te hebben verzameld, zooals Louis Trichardt. Louis Trichardt zelf heeft den „Groo te Trek" niet meegemaakt. Hij drong tot de Delagao-baai door, in de Portu- geesche kolonie Mozambique. Zijn groepje was bijna geheel gedecimeerd en hij zelf stierf er eveneens. Slechts enkelen zijner kameraden keerden le vend naar de Kaapkolonie terug. Deze Louis Trichardt, afstammeling van Eransche Hugonoten, die in de ze ventiende eeuw naar Zuid-Afrika kwa men, heeft een dagboek geschreven, dat tot de meesterwerken der eerste Zuid-Afrikaansche letterkunde be hoort. Hij beschrijft er soms met een ontróerenden eenvoud zijn belevenis sen in. Maar wat hij beleefde, was het lot van bijna alle Voortrekkers. Er zouden duizenden dagboeken als dat van Tri chardt te maken zijn geweest. De mees te Voortrekkers konden echter beter het geweer, hun „snaphaan", dan de pen hanteeren. Toch baatte hun wapen kunst hun niet altijd. Trichardt's reis genoot, Johannes van Rensburg, werd door de Zoeloe's vermoord, kort nadat hij den bodem van Transvaal betreden had. Wat de „Groote Trek" teweeg bracht. De geschiedenis van den „Groote Trek" heeft onder ons volk lang niet den weerklank gevonden van dien der Boerenoorlogen. In de eerste helft der vorige eeuw waren de banden tusschen Nederland en Zuid-Afrika echter min der sterk dan dit later het geval was. In zekeren zin werden de Boeren, na dat de Kaapkolonie onder Engelsche heerschappij was gekomen, door het Moederland aan hun lot overgelaten. Het is inmiddels juist de „Groote Trek" geweest, die hen er voor be waard heeft, in het Engelsche Imperi um op te gaan en als zelfstandig te ver dwijnen. Want de „Groote Trek" bracht een nationale wedergeboorte teweeg, een zich bezinnen van de Boeren op hun af komst en op hun toekomst. De Boeren werden zich bewust, een apart volk te zijn, met eigen tradities en levenswijze, met een eigen taal en een eigen ver leden. Hoe belangrijk de „Groote Trek" te dien aanzien was, kan men zich voor stellen wanneer men in aanmerking neemt, dat de bevolking va nde kolonie oorspronkelijk niet alleen uit Nederlan ders bestond. Er waren ook veel Duitschers. In het jaar 1689 zetten tweehonderd Fransche Hugonoten in Zuid-Afrika voet aan wal. En in 1691 bestond de bevolking voor 55 pet. uit Nederlanders, terwijl er 27 pet. Duit schers waren, ongeveer 10 pet. Fran- schen en de rest uit Scandinaviërs en andere nationaliteiten bestond. Later kwamen er vele Engelschen, Schotten en Ieren. Daarbij moet nog gerekend worden de invoer van slaven, uit West- en Oost-Afrika en Azië. De Oost-Indische Compagnie verbande naar de Kaapko lonie opstandige Indische vorsten, met wie geen land te bezeilen viel. Zoo kwam in 1699 sheik Josef met een groot gevolg herwaarts. Hij had zich geroerd tijdens de Bantamsche oorlogen, was oorspronkelijk naar Ceylon verbannen en ten slotte naar de Kaapkolonie ge stuurd. Daar leefde hij tot zijn dood. Zijn afstammelingen en die van andere Maleirers vormen in Kaapstad, nog steeds een aparte kolonie, en worden als „Slamsche menschen' aangeduid. De thans in Zuid-Afrika wonende Mo hammedanen beschouwden hem als een heilige en zijn graf op de plaats Zand vliet, te Stellenbosch is voor hen een pelgrimsoord. Er werden door al d'.e menschen van verschillende herkomst tal van talen gesproken. Het Nederlandsch was ech ter de taal der meerderhc.d en de taal der Compagnie, dus de oxfjc:ee!e. Toen de Engelschen de Kaapkolonie in bezit namen, werd het Nederiandsch, uai in deze omgeving tot een nieuwe *?ui, het Afrikaansch was uitgeroeid, ter zeerste bedreiad. drijvers lij uitnemen JleiJ en pijnvercrijvers dij uitnemenc AAN ONZE JONGE VRIENDEN. In het nummer van 1.1. Woensdag hebt U de uitslag kunnen lezen van onze grote St. Nicolaas-wedstrijd. Het was niet zo heel gemakkelijk de op lossing dezer drie puzzle's; er moest heel wat voor gepiekerd worden, maar zeer velen hebben het er goed alge- bracht Een twintigtal mooie jongens- en meisjesboeken zijn als prijzen uitge loofd en het was aardig om te zien hoe spoedig de boeken verdwenen wa ren; vóór Donderdagavond waren alle prijzen al aan ons bureau afgehaald. We hopen en vertrouwen dat ze in de smaak zullen vallen en dat de ge lukkigen er veel plezier van zullen hebben en dat zij steeds van de partij zullen zijn. Horen we eens iets van jullie, bijv. in een aardig versje of i.d.? Onze niet bekroonde vriendjes en vriendinnetjes moeten de hoop niet opgeven hoor. Zodra we weer eens een wedstrijd uitschrijven, en dat zal niet zo lang duren, dan moeten zij zor gen ook weer present te zijn, dan zul len weer anderen een kans krijgou. Zeg, horen wij nu ook eens iets van jullie allen. Wie zendt nu eens een aardig versje, een verhaaltje, of een puzzle in. Het voornaamste is dat jul lie zelf meewerkt aan de verzorging van het Jeugdhoekje, dat maakt 't in teressant voor jong, maar ook voor oud. Allons, doet je best eens, en ten slotte dank aan alle deelnemers en deelneemsters en tot de volgende reis DE REDACTIE. We wisten allemaal, hoe Hans er naar verlangt had om zijn oom naar de boot te mogen brengen. Je moet weten, dat Hans niet bij zijn ouders woonde. Zijn vader en moeder waren nog in Indië, maar hij was naar Hol land gekomen, omdat hij hier op school moest gaan. Hij woonde nu in huis bij twee dames, die nog meer kin deren bij zich hadden. De dames wa- x ren wel aardig, maar ze waren vrese lijk streng en we vonden het altijd heel zielig voor Hans,, dat hij direct erge straf voor alles kreeg, als hij eens iets deed, dat niet mocht. En Hans was nogal een woelwater, dus het ge beurde vrij dikwijls, dat hij na moest blijven of strafwerk kreeg. Dan kreeg hij thuis ook nog eens straf en mocht een paar dagen niet voetballen of er werd een ander pretje ingetrokken. Nu ging zyn oom, de enige oom, die in Holland was, naar Indië terug en Hans mocht hem naar de boot bren gen. Hij moest hem nog een pakje meegeven voor zijn vader en moeder. Hij had zijn oom Jaap in lang niet ge zien, want deze woonde heelemaal in het Noorden van het land. Met de trein van half 5 zou hij aan het station aan komen en dan zou Hans met hem mee reizen lot Amsterdam. Hans mocht zelfs mee op de boot van Amsterdam naar IJmuiden. Hij was de laatste da gen dan ook erg braaf op school ge weest, want hij wist heel goed, dat de dames Bel zeker niet goed zouden vin- den, dat hij naar Amsterdam ging, als er klachten over hem kwamen. En toen gebeurde het! Op de allerlaatste middag! Het was werkelijk niet de bedoeling van Hans geweest om die prop papier tegen het hoofd van meneer v. Broek te schieten. Het ging helemaal per on geluk! Maar meneer was woedend. Hij keek Hans heel boos aan en zei: „Kom jij om vier uur maar eens een kopje thee drinken in het scheikunde lokaal. Breng je boeken en schriften mee en neem ook de huissleutel maar mee!" Iedereen wist wat dat beteekende. Dan moest je zo lang blijven, dat de deur thuis al dicht was, zoals meneer dat noemde. We keken allemaal naar Hans. Hij had een erge kleur gekregen en we hadden vreselijk met hem te doen. Even later, in de middagpauze, gingen we vlug naar hem toe. Hij zag er uit of hij wel een deuntje wilde gaan hui len! Eén van ons, een nieuweling, stel de voor om stilletjes weg te gaan om vier uur, maar dat kwam omdat hij meneer van Broek nog niet kende. Als je dat zou doen, zou hij meteen naar huis opbellen en dan mocht Hans hele maal niet meer weg van de dames. We moesten er dus iels anders op vin den. Eerst dachten we erover om het tegen meneer te zeggen, maar hij was zó hoos geweest, dat Hans dat niet durfde! Maar toen kwam Bob op een idee! Bob is nogal brutaal, maar hij is een echte trouwe vriend en je kon altijd op hem rekenen. Hij zit in de parallel afdeling. We fluisterden een tijdje met elkaar en toen hadden we het hele plan al klaar. We zouden allemaal meehelpen om te zorgen, dat Hans toch nog mee kon naar Amsterdam. Het uur na de pauze hadden we weer les van meneer van Broek. Dan zou den we beginnen! Misschien zou dc rest ook wel in orde komen. Toen we na de pauze weer in de klas zaten, waren we allemaal zo lawaaiig en zo druk, dat meneer telkens boos naar ons keek. Maar dat kon ons niets schelen, we praatten zachtjes met el kaar en lachten en eindelijk zei me neer nijdig: „Nu moet het maar eens uit zijn! Jullie komen allemaal om 4 uur terug in het scheikundelokaal! Ik wil dat lawaai niet meer hebben in de klas!" e keken elkaar vrolijk aan en knipoogden eens. Het eerste deel van ons plan was alvast goed gelukt! Nu moesten we verder zien. Om vier uur stormden we allemaal het Scheikundelokaal binnen. Meneer was er nog niet en dat kwam goed uit. We draaiden de lampen achter in de klas uit en zetten er andere peren in, die geen licht gaven. Want ik zal het maar direct zeggen, we waren wel met het goede aantal leerlingen, maar het was toch beter als we niet al te duidelijk te zien waren, want al had Bob nog zo zijn best gedaan, hij leek nog niet erg op Hans! Meneer riep één voor éen onze naam af om te zien of we er wel waren. Hij scheen niet eens gemerkt te hebben, dat er iets niet in orde was met de lampen. Toen hij Hans' naam afriep, antwoordde Bob: „Present!" „Boens" zei meteen een boek, dat precies op hetzelfde ogenblik op de grond viel. Meneer van Broek keek nijdig naar den eigenaar van het boek en vergat daardoor eens een beetje nauwkeuri ger naar Hans te kijken. Daarna stelde hij Hans de eerste vraag. Maar nog voor Bob tijd had om te antwoorden, wel er een klosje garen op de grond. Het was een heel mooi, wit klosje garen. Het viel van de ach terste bank en bij elk treedje (in het scheikundelokaal staat elke bank een beetje hoger dan de bank daarvoor bonsde het hard naar beneden. Nu moest meneer eerst weer onderzoe ken wie dat klosje garen had laten vallen. Gelukkig vergat hij daardoor, dat hij iets aan Hans had gevraagd. Daarna moesten we sommen maken. We schreven allemaal heel ijverig. Me neer van Broek liep tussen de banken door en keek bij ieder eens, hoe hij het maakte. Plotseling bleef hij staan en dacht na. Hij keek op het blonde hoofd van Bob. Hans had donker haar. Dat was heel gevaarlijk en we keken elkaar eens angstig aan of hij niets merkte en schreef rustig Verder. Toen begon één van ons plot seling hard te gapen. Meneer v. Broek draaide zich nijdig om en vergat, dat Hans nooit blond was geweest! Even later stond hij plotseling voor Bob, die voor zich uit staarde. Hij keek hem recht aan, zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken en begon toen zelfs te praten. „Het zijn erg moeilijke sommen, meneer," zei hij. Meneer begon te lachen en zei: „Ja, dat is heel goed voor jullie!" Toen moesten wij allemaal lachen en me neer lachte mee. Hij dacht zeker, dat we hém geestig vonden! Toen kwam hij in zo'n goeie stemming, dat hij ons nog eerder naar huis liet gaan, dan zijn plan was geweest. We waren toch wel een beetje verbaasd, dat hij niets van de omwisseling van Hans en Bob had gemerkt. Het kwam waarschijn lijk,, omdat hij de jongens allebei heel goed kende en omdat het helemaal niet bij hem op kwam, dat een jongen vrij willig school zou blijven. Hij zag daar Bob zitten en dacht er niet zo gauw aan, dat Bob niet bij ons in de klas zat, maar in de parallelafdeling. Bo vendien had Bob zijn rol heel goed ge speeld en had zo gewoon gedaan, dat meneer helemaal geen argwaan had gekregen. Hans was intussen naar Amsterdam gegaan en had zijn oom tot IJmuiden uitgeleide gedaan. Toen hij de volgen de dag op school kwam had hij voor ons allemaal een reep chocolade bij zich. „Van oom Jaap", zei hij. „Om dat jullie me geholpen hebben!" Toen gingen we naar meneer van Broek toe en vertelden hem alles. We boden zelfs aan om nog een uur na te blijven, maar hij zei: „Eén keer is genoeg!" en stuurde ons toen weg. NIEUWE RAADSELS. 1. Als onze kok heel het maal bereidt, Wat doet dan onze keukenmeid? 2. Wie laten er zich altijd slaan, Voordat zij aan het spreken gaan? 3. Wie moet zonder stil te staan Altyd heen en weer maar gaan? 4. Zeg eens welk een vrouw of man 's Winters „sterren" vallen kan? 5. Wie van jullie zal wel weten Wat men heel gauw moet vergeten? 6. Welk soort taal wordt door soldaten 't Liefst van al met rust gelaten? 7. 't Is een sluiting of een stad. Kunt ge mij ook zeggen: Wat? 8. Zeg mij eens waar Is 't meest gevaar? 9. Noem eens even mij den disch, bij hoofdpijn, kiespijn, griep, gevatte koude, zenuwpijnen, rheumatiek, spit, maandbezwaren. 1 „Mijnhardtje" 5 ct. 12 „Mijnhardtjes 50 ct. A78 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1938 | | pagina 5