ACHTEN KERST O ED KERSTMI 'T DS KERSTDAG KERSTLIEDJE. ■ji Tusschen een os en een ezeltje in, Ligt hel klein Kindje te schreien, p Moederke wiegt het, vol zorgende zin, 't Harte vol diep medelijden. Os en het ezeltje kijken verbaasd, Hooi en het Kindeke karmcn En zij, probeeren, verwonderd, ver- [dwaasd, i Het met hun adem te warmen. I Blazend staan os en het ezeltje stil, en Stil om het wonder gebeuren, Hoe toch dit Kind in hun stal komefi fwil, En zoo bedroefd ligt te treuren. NUMMER 102. g $5 m -■ M "n - m i pjp 'w jp Mi IIP B- m B«ww - pp fgfj- jj 'Wmmm ZATERDAG 24 DECEMBER 1938. DERDE BLAD. 'I Is Kerstdag! Neen 't, 't en kraakt [geen snee 't en rijmt, 't en vriest, 't en ijzelt; Toch lijden de arme menschen wee en wordt hun 't hart verbrijzeld! Ze willen werken maar 't en valt geen werk geen loon geen eten; Wiens hert, van ijs of ijzer, zal 't, nu 't Kerstdag is, vergeten? Geeft milde, geeft, die hebt en houdt van God zoo milde gaven: 't Wordt anders al, uw geld en goud naast u in 't graf begraven. Geeft milde, gij die Christen zijt en Kerstdag komt te vieren; Geeft milde alzoo me in vroeger tijd gaf milde aan mensch en dieren; En Hij, die mensche en dier bemint, die U, o mensch .verheven, Vergodlijkt heeft, Hij zal 't zijn kind, O mensch, eens wedergeven. Guido Gezelle. z'n contributie betaalt om er de gezel lige avondjes van te mogen bijwonen en er andere voordeelen van te genie ten? Wanneer het christen-zijn der vol keren méér was geweest dan het zich beplakken met een etiket, dat een zeke ren graad van wereldsche beschaving beduidt, dan had de christelijke leer de levenspractijk van die volkeren in al haar uitingen moeten doordringen m.a.w. dan had er ook een christelijke staatkunde, en énkel christelijke staat kunde, moeten zijn. Juist omdat men altijd heeft ge leefd, alsof christendom naast staatkunde iets aparts zou zijn, daar om is er thans geen vrede in de wereld. I)e staatkunde beheerscht de wereld, althans in haar tijdelijkheid, maar de wereld behoort in werkelijkheid aan Hem, Die haar geschapen heeft. Het menschelijk bestuur over de Schep ping, mag enkel in Zijnen Naam wor den gevoerd. Maar Zijn Naam is sy stematisch uitgesloten, wanneer de re geerders de wereld trachtten te orde nen. De Volkenhond is kapot, door dat hij wilde herscheppen zonder God. Uitgezonderd één keer, toen de plenaire zitting onder presidium van De Valera, lerland's minister-president stond en de Volkenbond reeds in staat van ontbinding was getreden is God's naam in Genève nooit genoemd in het besef, dat Gods zegen voor het moei lijke werk van den wereldvrede wordt vereischt. Negentien eeuwen christendom? Ware dat zóó geweest! Trouwens, de Kerstboodschap was niet gericht op den onderlingen men- schenvrede. Zeker, deze zou een der te waardeeren gevolgen van den Vrede in God zijn geweest, wanneer allen dezen Vrede als een hun toegevallen genade hadden aanvaard. Maar de Kerstboodschap is in de eerste plaats een belofte van: Vrede in God. Dezen kan de mensch bezitten, ook al stormen de woede, de nijd, de af gunst en de vervolging onder ons. De Vrede in God kan ons door geen inen- schenhand worden ontnomen; hij blijft in ons, al worden we nóg zoo hard gebeukt door het zwaard. Den vrede in God hadden de marte laren, die door hun heidensche ver volgers ten doode werden gepijnigd; in dezen Vrede glimlachten zij tegen hun beulen en waren ze triomfators tegen over hun vervolgers. Wat zou het ons haten, wanneer van- daag-den-dag alle wapenen voor al- lijd werden versmolten tot ploegen, wanneer er geen Vrede zou zijn in ons hart? Dezen Vrede moeten we zoeken en door God's genade hopen te ver werven. schen geen grondige wijziging onder gaat, door van egoistisch onbaatzuch tig, van liefdeloos charitatief en van heidensch werkelijk christelijk te wor den. Het vredesfeest wekt als het ware vanzelf deze gedachten op in de har ten der eenlingen, zoowel als voor de volken in hun nationale en interna tionale leven. Moge het Kerstkindje de troost des Vredes wederom tot de menschen spre ken; mogen dezen eindelijk inzien, dat de vrede weggelegd is voor allen die van goeden wil zijn van den goeden wil, die komt en terugkeert tot den Christus van Betlehem. Kerstfeest. Vredesfeest. Zeker vooral voor den innerlijken mensch die op dezen dag het begin van zijn verlossing uit de zieleslavernij herdenkt. Maar ook voor de samen leving, de nationale en internationale, die heden, meer wellicht nog dan op eenig ander tijdstip van het jaar, aan de vredesboodschap der engelen boven Bethlehem herinnerd wordt: vrede den menschen van goeden wil. Het Christendom is geen sentimen- leele godsdienst; hij eischt van ons ne derigheid, zelfverloochening en ver sterving. Deze deugden zullen den vre de brengen; zij alleen kunnen den vrede brengen. De tijden zijn hard. De economische nood heeft millioenen werkloos ge maakt; de moreele ellende heeft uit ontelbare harten de hoop op de eenig betere toekomst weggerukt. In liet verre Oosten, maar in onze nabijheid, in Spanje, eischt de wreede oorlog dui zenden slachtoffers. En alsof dit nog niet voldoende is, hangt voortdurend een nieuwe wereldoorlog als een drei gend zwaard van Damocles boven ons. Daarbij komt nog dat steeds Moskou haar dreigende vuist balt en het ge- heele chistendom met vernietiging be dreigt, evenmin als Berlijn nergens voor terugdeinst om eenzelfde doel te bereiken. En wat te denken van de jongste Jodenvervolgingen? Zijn zij niet het zuiverste bewijs van een ge heel ontredderde maatschappij? In die wereld van ellende klinkt we derom de engelenzang van den vrede en doet onze hoop weer herleven op een kentering ten goede, want gelukkig zijn er nog velen, die, evenals twintig eeuwen geleden de herders zich naai de kribbe spoedden, ook thans weer de kribbe aanwijzen als het centrale punt, vanwaar alleen heil en redding komen kan. Wij willen hopen, dat de vredesge- dachten van het Kerstfeest 1938, de voorloopers zullen zijn van een alge- heelen wereldvrede; een ideaal dat te bereiken moet zijn en waarvoor geen opofferingen te groot mogen wezen. Wij willen niet ontkennen, dat er door de staatslieden reeds veel voor den vrede gedaan is. Maar dit kan nog slechts beschouwd worden als een stapje in de goede richting, dat hope lijk niet te klein zal zijn geweest, om, bij de fenomale snelheid, waarmede de gebeurtenissen evolueeren en in het tempo van recht, ontwapening en ar bitrage, de ten oorlog dreigende krach ten te achterhalen. Deze vredesgedachten moeten tot ge meen goed der geheele menschheid ge maakt worden; maar dan moet tevens de overtuiging gevestigd worden, dat het tempo nooit versneld zal kunnen worden als de mentaliteit der men- „VREDE OP AARDE!" De Kerstboodschap „Vrede op Aarde" klinkt als een hoon jegens het chris tendom en als een bespotting van de huidige wereldorde, 't Is nog maar weinige jaren geleden, dat men bij elke Kerstviering van vele zijden smalend hoorde vragen: „Hebben negentien eeuwen christendom ons dichter hij den vrede gebracht?" Thans is deze vraag verstorven op de lippen van hen, die haar stelden. Want men ervaart aan de feiten van den dag, hoe valsch ze was. De wereld sinéékt op het oogenblik om christendom; allen althans, die worden vervolgd of beseffen, dat ze straks vervolgd zullen worden, 's We relds onheil is gewekt door een tekort aan christendom; de heidensche in stincten hebben zich aan de boeien van God's wetten der liefde ontworsteld; Christus, Die zeide, dat Hij niet wenschte te regeeren door het zwaard, is op zij gedrongen door den mensch, die zich verbeeldt, dat het zwaard toch maar machtiger is dan de liefde. Negentien eeuwen christendom had den den Vrede kunnen brengen, één jaar, één moment zelfs van algemee- ne toegankelijkheid voor de Kerstbood schap, ware er voldoende voor ge weest. Maar de wereld heeft zulk mo ment nog nimmer gesteld! Ware er maar christendom in de wereld, d.i. échte, waarachtige liefde, voortkomende uit het besef, dat wij voor Hem, Die ons schiep, allen gelijk zijn als Zijn schepselen en slechts kun nen worden onderscheiden door Zijn genade. Dan zou er Vrede zijn. Als er oprecht en beleefd christen dom zou zijn geweest in Duitschland, in Spanje, in China, in Japan dan zouden thans de jammerklachten niet meer klinken van vervolgden en mis handelden, er zou geen doodsgereutel zijn op de slagvelden, er zouden geen moordbommen vallen op beangste vrouwen en kinderen, maar de wereld zou ontroerd luisteren naar het blij geklingel der Kerstklokken en in vrede optrekken naar de Kerken om er God te danken voor de weldaad van Zijn Woord, waaruit de liefde groeide. Er zijn vele eeuwen lang volkeren geweest, welke „christelijk" werden genaamd. Maar beteekende het chisten- zijn van millioenen veel méér dan het lidmaatschap van een vereeniging, waarvoor men min of meer regelmatig Mui fctifrïiHOi s ER

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1938 | | pagina 7