O ROODE STER Gemeenteraad Vlijmen. Hij is er wèg van! FEUILLETON DE BEDRIEGLIJKE GELIJKENIS. Jaarwedde gemeente-bode. Een drietal woningen onbe woonbaar verklaard. -Geen ontsierende reclame meer. Commissie van advies be noemd tot onderzoek van de kwestie: afvalwater boterfa- briek en leerlooierij. Donderdagavond om half acht kwam de raad der gemeente Vlijmen in open bare vergadering onder voorzitterschap van den Edelachtb. heer Burgemeester G. R. v. d. Ven bijeen. Secretaris de heer A. W. H. v. Hest. Nadat de voorzitter de vergadering met een welkomstwoord had geopend, deed hij voorlezing van enkele ingeko men stukken, die allen voor kennisge ving werden aangenomen. De notulen der vorige vergadering werden onge wijzigd goedgekeurd. Het voorstel van B. en W. tot ver deeling van de gemeente in stemdistric- ten voor de a.s. vekiezingen voor de Provinciale Staten en den Gemeente raad, wordt z.h.st. aangenomen, nadat de voorzitter mededeeling had gedaan dat thans nu in plaats van de provin ciale Staten de gemeenteraad de stern- districten moet vaststellen en de distric ten hetzelfde blijven. Ook het voorstel tot benoeming van een lid van het eerste stemdistrict in welke functie de burgemeester de heer van Helvoirt voorstelt in de plaats van den heer de Water, die overleden is, wordt z.h.st. aangenomen. Bij het voorstel van B. en W. om de jaarwedde van den gemeente-bode te bepalen op 1000.— staakten de vori ge maal de stemmen. Nadat door den heer van Griendt naar voren is gebracht, dat hij evenals hij de vorige maal reeds heeft ver klaard het salaris van den gemeente bode het eerste jaar liever op 900.— zag, terwijl het dan na een jaar tot 1000.zou kunnen worden ver hoogd, komt het voorstel van B. en W. in stemming en wordt aangenomen. Het voorstel van B. en W. tot onder- handsche verhuring van de woning in het raadhuis aan den gemeente-bode, wordt nadat de heer Schuurmans heeft opgemerkt, dat hij gaarne voor den ge meente-bode verplicht gesteld zag, dat deze in bedoelde woning bleef wonen, zoolang hij gemeente-bode is, wordt z. h. st. aangenomen. De instructies voor den gemeente bode, zooals deze in een ontwerp van B. en W. zijn vastgesteld, worden z. h. st. aangenomen. Eveneens het voorstel van B. en W. tot opheffing van de ze kerheid gesteld door den gemeente ontvanger. Het voorstel tot intrekking van de artikelen 7 tot en met 10 van het reglement voor het Burgerlijk Arm bestuur ondergaat eenzelfde lot. Thans komt aan de orde een voor stel van B. en W. tot nadere wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van den gemeenteraad. De heer van Meerendonk wil een heel nieuw reglement hebben. De voorzitter antwoordt, dat er thans 'een nieuw reglement komt. Verder lokt dit voorstel geen verdere opmerkingen uit en wordt z.h.st. aangenomen. Op advies van den inspecteur van de Volksgezondheid wil B. en W. een drietal woningen in de gemeente onbe woonbaar verklaren. De heer Schuur mans is echter van meening, dat de wo ningen daarvoor er nog te goed uit zien. De voorzitter antwoordt echter, dat, al zien de woningen er aan den buitenkant nog eenigszins dragelijk uit, ze toch absoluut onbewoonbaar zijn. Voor den heer van Meerendonk is dit aanleiding om den bouw van nieu we woningen te bepleiten, vooral voor de groote gezinnen, aangezien er in de gemeente een nijpend tekort hieraan bestaat. Zelfs noodlijdende gemeenten bouwen heele groepen arbeiderswonin gen, waarom kan de gemeente Vlij men het dan niet? De heer van Wagenberg zou, wan neer aan dit voorstel van den heer van Meerendonk gewerkt wordt, gaarne tuintjes bij de nieuw te bouwen huizen zien. Er is immers grond genoeg. Ook de heer van Meerendonk is het hier mee eens en vraagt dan of de ge meente niet eens een proef kan nemen in deze richting. De voorzitter antwoordt dat het zeer moeilijk is, aangezien vele groote ge zinnen, zoodra de kinderen een jaar of 14, 15 zijn geworden naar de industrie centra trekken, aangezien ze hier beter werk kunnen vinden. De voorzitter zegt echter de zaak eens te zullen bestudeeren. Hel voorstel van B. en W. wordt hierna z.h.st. aangenomen. Het voorstel van B. en W. tot nade re wijziging van de bouwverordening gaat eveneens onder den hamer door evenals hel voorstel tol nadere wijzi ging van de verordening regelende de dischen van benoembaarheid en de bezoldiging van de gemeente-veld wachters. Thans komt aan de orde het voor stel van B. en W. tot vaststelling van een strafverordening tot wering van onsierende reclame tot voorkoming van het rijden van wielrijders op voet paden en tot belemmering van het aan den openbaren weg tentoonstellen ten verkoop van bouwmaterialen. De voorzitter deelt mede, dat de provinciale verordening een vergun ning voor reclame aan den openbaren weg buiten de bebouwde kom ver plicht stelt. Spreker wil een dergelijke verordening ook voor de bebouwde kom. Hierin moet de gemeente-raad voorzien. Het is hoog noodig, aldus spreker, want tegenwoordig maakt ie der maar van het onbeperkte recht tot aanbrengen van reclame gebruik, tot ontsiering van de gemeente. Even zoo is het met de handelaren in bouw materialen, die hun goederen vaak langs den openbaren weg ten verkoop opslaan. De heer van Meerendonk bepleit voor de handelaren in bouwmateria len de noodige coulance die de voor zitter hem toezegt. De heer Boom zegt, dat de betrok ken personen het terrein, waarop hun materiaal ligt, aan den voorkant kun nen afmaken door een schutting. De heer van Wagenberg deelt mede, dat de handel in bouwmaterialen in de gemeente een aparte bedrijfstak is geworden en vraagt ook om de noo- üige coulance. Z.h.st. wordt het voorstel dan aan genomen. De begrootingswijziging voor de be grootingen '38 en '39 die thans aan de orde komt, gaat ook onder den hamer door. Eveneens het voorstel van B. en W. tot intrekking van het besluit tot on- derhandsche verpachting van de wie- Jen achter de hut. De voorzitter zegt hierbij, dat dit is geschied op verzoek van den heer v. Helvoirt, die bezwaren had tegen de onderhandsche verpachtingen, aange zien hij er bij publieke verpachting meer voor dacht te krijgen. De heer van Meerendonk zegt dan, dat hij de houding van den heer van Helvoirt allesbehalve fair vond, aan gezien hij met de publieke verpach ting reeds begon met een veel lager be drag, dat bij de onderhandsche ver pachting was vastgesteld. Alleen door dat spreker juist op dat moment het café, waar de verpachting werd ge houden, binnentrad, bood men hooger, terwijl spreker de pacht omhooggc- stuwd heeft door mede te bieden. Spr. voelde zich hiertoe als gemeente raadslid verplicht. De voorzitter geeft toe, dat de hou ding van den heer v. Helvoirt niet fair was tegenover hei gemeente-bestuur. De zaak is nu echter van de baan. Thans stelt de voorzitter aan de or de, de benoeming van een commissie van advies inzake afvoer van het af valwater van de boterfabriek en de stoomleerlooierij. De voorzitter wil in deze commissie benoemen de heeren van Engelen, Boom en Schuurmans. De heer van Engelen wil de benoe ming aannemen, maar vraagt of er geen wethouder bij moet zijn. De voorzitter antwoordt, dat hel dan een commissie van bijstand zou wor den en in dit geval zag hij liever een commissie van advies en daar kan geen wethouder bij zijn. De heer Boom wil ook zijn benoe ming aannemen maar merkt op, dat het wel een heel moeilijk vraagstuk is. B. en W. weten dit ook. Zij hebben al les gedaan om een oplossing te vin den, maar zijn daar niet in geslaagd. Om nu de verdachtmaking, als zou B. en W. de zaak maar laten rusten uit de wereld te helpen, wil de voor zitter een commissie de zaak nog eens laten ondrzoeken. De heer Boom zegt dan verder nog dat de stank van het afvalwater voor- nainenlijk van de leerlooierij komt. De heer v. d. Griendt wil er graag een particulier bij benoemen. Dit mag echter niet, want het moeten alleen raadsleden zijn. De heer Meerendonk denkt, dat wanneer lijmen tot ruilverkaveling zou over gaan ook in andere ge meenten o.a. Waalwijk, denkt men er sterk over het aeele vraagstuk ge makkelijk op te loss enzou zijn. De heer Boom is van meening, dat, al zouden wij tot ruilverkaveling ko men het zeker nog een jaar of vier zou duren vooraleer wij van dien on- drageljjken stank verschoond zouden zijn. De voorzitter merkt op, dat de ruil verkaveling in deze gemeente zeer moeilijk zou zijn, aangezien men met zooveel verschillende grondsoorten en teeltproducten te maken heeft. Een vergelijking met een andere gemeen te om de wenschelijkheid van de ruil verkaveling te bepalen, gaat hierdoor niet op. Weth. Wilgers merkt dan nog op dat door 't polderbestuur destijds aan de boterfabriek toestemming werd ge geven om in bedoelden sloot te loozen. Polderbestuur zal er dus in gekend moeten worden. De commissie is hier echter reeds mee op de hoogte. De heer van Wagenberg komt nog eens terug op de ruilverkaveling. Hij bepleit de noodzakelijkheid van de ruilverkaveling, omdat er juist in on ze gemeente zoo heel veel kleine lap jes grond zijn. Verder merkt hij op, dat niet alleen door de leerlooierij de stank ontstaat, maar evengoed dooi de boterfabriek. Door het afvalwater van beide fabrieken ontstaat er een chemische verbinding die oorzaak is van het verschijnsel. De heer van Helvoirt is van mee- ning, dat zonder hel afvalwater van de boterfabriek de ondragelijke lucht ook blijft bestaan. De voorzitter is van meening dat 't afvalwater van de boterfabriek harder slinkt dan dat van de looierij, maar juist omdat het samenkomt wordt het nog erger. De voorzitter stelt nu voor om de twee resteerende punten van de agen da in besloten vergadering te behan delen. De heer van Meerendonk ziet echter niet in waarom dit punt in besloten vergadering zou moeten worden be handeld en zoodoende komt het voor stel van den heer v. Meerendonk in stemming. Met 7 stemmen tegen en 6 voor wordt het echter verworpen. Van de rondvraag maakt de heer v. Mierloo gebruik om een nieuw licht punt in de gemeente te bepleiten. De heer van Engelen wil verbete ring van de Priemsteeg, aangezien deze n Minuut geleden stak hij zijn pijpje Roode Ster op. En nu? Hij is er „wèg" van! Niemeijer's Roode Ster is geliefd om haar heerlijk aroma, gewild om haar hooge kwaliteit! NIEMEIJER'S 6, 10 en 13 ct. weg gemakkelijk met subsidie van 'l werkfonds kan worden verhard. Hij acht deze verharding van zeer veel be lang, aangezien er gemakkelijker aan gebouwd zal worden. Op het oogen- blik is het een modderpoel. Er weegt bovendien zeer veel land op uit en zou zou het mogelijk zijn, om eenerzijds met behulp van het werkfonds, ander zijds door een baatbelasting op de uit- wegers, dit werk uitgevoerd te krijgen voor een zeer gering bedrag. Spreker vraagt of B. en W. eens willen infor- meeren of het niet mogelijk is. De voorzitter antwoordt, dat deze verharding weL op het programma staat, maar het kan nog wel eenigen tijd aanloopen. De heer J. van Helvoirt bepleit ver der verbetering bij den Molenhoek. De voorzitter zegt, dat de verharding bij den Molenhoek waarschijnlijk nog dit jaar tot stand zal komen. De heer v. Wagenberg bepleit in verband met deze verbeteringen weer ruilverkaveling cn zegt, dat hij een baatbelasting zeer onsympathiek vindt. De heer van Engelen vraagt verder of de voorzitter op de volgende ver gadering de zaak eens nader wil be kijken. De heer Schuurmans wil verbete ring van den fietspad bij den Molen hoek. De voorzitter antwoordt dat binnen kort de geheele weg verhard wordt, zoodat het fietspad vervalt. Hierna sluit de voorzitter de open bare vergadering. van „De Echo van het Zuiden". 26) „Ik kan niet den heelen oorlog ver halen, ik kan alleen spreken over dat gene, wat ik zelf heb gezien en mee gemaakt. Wij maakten deel uit van de groep, die onder leiding stond van Ka- rel Celliers, den lateren ouderling van de kerk te Kroonstadt. Celliers was naar Zoutpansberg gegaan, om het land daar in de buurt op te nemen; gedurende de afwezigheid slaagde Mo- selikatse er in, een groot aantal Boe ien-gezinnen te o' erval.'en, waarvan zich het overschot met de vrouwen en kinderen, die het leven hadden be houden, op ons kamp terugtrok. Toen kwam Celliers van Zoutpansberg te rug en wij trokken terug naar een plaats, Vechtkop genaamd, nabij de Rhenoster rivier; wij waren in het ge heel niet meer dan vijftig of zestig personen sterk, vrouwen en kinderen inbegrepen. „Daar vernamen wij, dat MoselikaK se op ons aanrukte, om ons te vernie tigen en dus bevestigden wij ons kamp zoo sterk mogelijk. Dit 'geschiedde door de ossenwagens in een kring aan elkaar te plaatsen; de disselboom van den eenen wagen werd vastgesnoerd onder den wagen, welke daar vóór stond en al de ruimte daartusschen werd gevuld met scherpdoornige mi- mosaboomen, welke zoo stevig moge lijk vastgehecht werden aan de trek- touwen en de kettingen, zoodat het niet mogelijk was die boomen weg te rukken. Het was vrijwel uitgesloten, dat een levend wezen onder de wa gens door kon binnen kruipen. Boven dien maakten wij in het midden van dien kring van wagens nog een twee de versterking van zeven ossenwa gens, waar vrouwen en kinderen hun toevlucht vonden, terwijl daar ook voedsel en kr.uit werden geborgen; het vee echter moesten wij buiten laten. Vroeg in den morgen, toen wij alles klaar hadden hoorden wij, dat de im- pi van Moselikatse vlak bij ons was en de mannen onder ons, een dertigtal, reden uit, om den vijand te verkennen. „Op omstreeks een uur rijdens trof fen zij de kaffers, duizenden en dui zenden, en een Hottentot, die hun taal kende, kreeg opdracht, hen aan te roepen en hun te vragen, waarom zij ons aanvielen. Als antwoord gilden zij den naam van hun opperhoofd en begonnen dadelijk den aanval, waar op onze mannen vuur op hen openden zich aldoor geleidelijk op het kamp terugtrekkend. Daardoor hadden de kaffers reeds een groot verlies aan dooden, toen zij het kamp waren ge naderd, want gelukkig hadden de zwarte duivels in die dagen nog geen vuurwapenen. „Ik herinner mij, dat wij, vrouwen, bezig waren met kogels gieten, toen de mannen terug kwamen en wij wa ren van harte blij te zien, dat geen hunner ontbrak. Terwijl zij aten, waschten wij hun gewerften uit en achter de plekken, waar de mannen gedurende den strijd moesten staan, om den vijand met hun geweren te bestoken, legden wij voorraden van kogels en kruit neer, opdat de strij ders hun ammunitie vlak bij de hand zouden hebben. Bovendien versterkten wij den wagenburcht, door nog meer doornstruiken onder de wagens te du wen en door ossenhuiden te binden over de wielen der wagens. „Toen, terwijl de vijand zich op zijn grooten aanval voorbereidde, riep baas Celliers ons allen tezamen en, midden in het versterkte kamp staan de, met onbedekten hoofde, terwijl al de anderen, mannen en vrouwen en kinderen, om hem heen knielden, sprak hij een plechtig gebed, den Heer vragend, dat Hij ons al onze misslagen zou vergeven, op ons zou neerzien in den heeten strijd, die aanstaande was, en ons in leven en in dood zou gelei den. „Het was een vreemd schouwspel. Daar lagen wij allen op onze knieën, in den kalmen, warmen zonneschijn, terwijl hij met diepe en ernstige stem bad, en wij volgden zijn woorden met al de vurigheid van ons hart, terwijl onze handen geweren en bijlen om kneld hielden. En nooit hebben men- schen een gebed zoo noodig gehad, want door de reten van de wagens konden wij de Zoeloo's van Moselikat se zien naderen, zes of zeven duizend man sterk, verdeeld in drie afdeelin- gen, die van drie*verschillende zijden op ons zouden aanstormen, om ons onder hun rijen te verpletteren en dat was geen opwekkend gezicht voor der tig mannen en wat meer vrouwen en kinderen! „Toen ons gebed gesproken was, kusten mannen en vrouwen, ouders en kinderen elkander voor 't laatst misschien en dan werden de kinde ren en een paar oude en zieke vrou wen in veiligheid gebracht in de twee de versterking, waaromheen wij dan de paarden vastbonden, terwijl alle anderen, mannen en vrouwen, naar hun post gingen. Ik stond achter Jan en Ralph, die zijde aan zijde streden en herlaadde telkens hun geweren, daarin geholpen door een veertien jarig meisje. Het was nu doodstil in den wagenburcht; plotseling fluister de Jan, die door zijn schietgat keek: „Allemachtig; daar komen zij aan!" „En daar kwamen zij aan, de zes of zeven duizend zwarte duivels, met 'n oorverdoovend gegil en geschreeuw en terwijl de grond dreunde onder hun stormpas. Van drie zijden kwamen zij aangerend, met opgeheven speren en het scheen me een oogenblik toe, als of heel het versterkte kamp zou om ver geworpen worden door den schok dier aanstormende menschenmassa. Doch niet alzoo; onze mannen ston den op hun post, met bleek gelaat en gefronste wenkbrauwen, zwijgend, roerloos en wachtend op het comman do, want geen enkel schot mocht worden afgegeven, vóórdat het com mando kwam in den vorm van het eerste schot van baas Celliers zelf. Reeds waren de kaffers tot dertig pas sen afstand genaderd, een woelende, golvende menschenmassa, op en tegen en naast elkaar gepakt als schapen in een kraal, hun woeste oogen wit als ivoor in het zonlicht, hun wreede spe ren trillend in de opgeheven handen, toen plotseling het signaal werd ge geven en alle geweren met één oorver- doovenden slag hun doodelijke lading in de dichte massa joegen. „Zij rolden omver, bij dozijnen te gelijk, maar dat bracht den aanval niet tot staan, want de volgende rijen, ons moordend vuur verachtend, snelden naar de wagens en grepen ze en tracht ten ze uit elkaar te rukken, tot de heele Zoeloe-macht rond den wagen burcht woelde en rees en daalde en brulde als stormgezweepte golven legen de klippen der standrotsen, ter wijl de lucht dik en prikkelend werd van den rook en een regen van asse gaaien rond het kamp neerdaalde. „Doch hoewel een paar der zwaar bepakte wagens een of twee voet wer den verzet, bleven ze overigens vast aaneengesloten staan en de over onze hoofden heen flitsende speren deden ons weinig leed. Groote hemel, wat 'n strijd was dat, die strijd van vijftig legen zes of zeven duizend! „Niet meer dan zeven voet ruimte scheidden ons van die golvende zee van gillende zwarte duivels, waarin wij keer op keer onze moordende sal vo's joegen, zoo maar op goed geluk af, want het ware dwaasheid geweest, tijd te verspillen met aanleggen en mikken. Ieder schot was raak, moest raak zijn temidden van die zee van menschelijke ledematen en onze scho ten richtten een gruwelijke slachting aan. Plotseling hoorde ik het meisje naast mij roepen: „Kijk, tante, daar is een zwarte". „Ik keek om en waarlijk, vlak naast mij had een ruesachtige kaffer zich een weg gebaand door de doornen on der den wagen en kwam nu van on der den wagen uitkruipen. Het ge weer, dat ik in de hand droeg, bevatte nog geen kogel, dus greep ik een zwa re bijl die naast mij lag, en toen de kaffer zich op de knieën oprichtte, gaf ik hem met de bijl één slag in den nek, die hem onmiddellijk tot een lijk maakte. Ja, kind, tot zulk werk wer den wij, vrouwen der voortrekkers, in die dagen, dikwerf geroepen. „Jan had juist zijn geweer afgescho ten en sprong, den kaffer ziende, mij te hulp. Juist op dat oogenblik kwa men nog drie andere kaffers van on der den wagen te voorschijn. Twee hunner richtten zich bliksemsnel op en wilden zich met opgeheven asse gaaien, op Jan werpen. Ik dacht dat alles verloren was, want één opening in onze versterking kon ons lot be slissen, doch Jan vloog hun met een kreet van woede tegemoet. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 2