Het veiblijf mde Koningin ie België. W E E K P RAATJE. r-ir-ï Zaterdag 27 Mei 1939 No. 42 De Echo van het Z uiden Tweede Blad Voedt Uw huid 's nachts met Purol Het goud van Mr. Kalaghan moest zijn, aan populariteit en aan i Want heel wat verkeersongelukken Verdienstelijkheid winnen, wanneer zijn aan de schuld van fietsers te wij- hel mede deze Zwitsersehe beteekenis ten, ook auto-ongelukken! had. EEN EiSCH VOOR EEN RIJBEWIJS! FATSOEN. Meer is niet noodig. Een zeer juiste levensles heeft me geleerd, dal ik, wanneer ik me kwaad heb gemaakt, tot tien moet tellen, vóór ik ga spreken. Als ik me een pietsje kwaad maak, herinner ik me die les altijd, doch als ik héél erg hoos ben, dan helaas B;j het vernemen van het geval- Lonneker ben ik gelukkig aan het tel len geraakt en ik besloot toen onmid dellijk om door te blijven tellen tot en niet te schrijven vóór mijn woede eenigszins zou zijn bekoeld. Ik hen met tellen gekomen tot een getal tusschen de twee en drie millioen, leed inmiddes aan hallucinaties van lynchpartijen op dronken autobe stuurders, waarin ik een vooraan staande rol vervulde, maar ben thans toch zóóver, dat hart en verstand weer voldoende in evenwicht zijn meen ik om het misdrijf van Lonneker objectief te kunnen beoordeelen. Mijn lezers kennen natuurlijk het „geval". Op Hemelvaartdag dronk een beroepschauffeur des morgens vóór 11 uur zeventien glazen bier en 'n borrel, ontmoette toen in een café 'n kennis die buiten z'n wagen had staan, vroeg toen het vehikel ter leen om met een paar cafégasten, die ook niet brand schoon meer waren w.o. een meisje van 17 jaar een plezierritje te ma ken, stoof als een dolleman met den wagen over den weg, zigzag rijdende, zoodat andere weggebruikers dekking moesten zoeken achter boomen en Vermorzelde tenslotte vier menschen, w.o. een baby, die in een kinderwagen door het zonnetje werd geduwd. I)e dronkaard mocht op het politie bureau zijn roes uitslapen en werd daarop moest daarop, naar de wet het bepaalt op vrije voeten gesteld, worden. Later, pas véél later, wordt zijn zaak berecht en intusschen mag hij op nieuw biertjes en borrels gaan drin ken, met 'n dronken meid pleizier- tochljes gaan maken en nuchtere me- demensehen vermorzelen. Neen, laten we vooral juist blijven: hij mag dat niet, maar niemand belet het hem. De zwaarste straf, welke hem uit eindelijk bedreigt is negen maanden hechtenis en verlies van zijn rijbewijs voor één jaar. Daarna mag hij enz. Laat ik mijn verontwaardiging over een en ander nu maar inhouden. Die is door elkeen op z'n beurt geuit. Wij „gewone" menschen, en politie, rech ters, kamerleden, ministers, kort om: ook heel de wetgevende en de wet uitvoerende machten zijn het er over eens, dat in een geval als dit, de mis daad niet naar haar verschrikkelijke waarde en beteekenis wordt berecht en dat er dus geen straf van voldoende preventief karakter in de wet is vast gelegd om andere aspirant-moorde naars van den weg van even noodlot tige handelingen te weerhouden. Wat dus thans noodig, hóógst noo- dig is gebleken, is: aanvulling van de strafwet, welke het gebruik van alco hol bij snelverkeer als misdaad ge lijk stelt met voorbereiding tot moord en: als moord, wanneer dergelijk alcoholgebruik lot een aanrijding met doodelijken afloop aanleiding heeft gegeven. Iemand, die dronken achter hel stuurrad van een auto gaat zitten, is net zoo goed een moordenaar als de- geen, die in dronkenschap een geladen geweer in de hand neemt en daarmee buiten in het wilde weg gaat schieten, ook zonder nochtans het wapen be paald op iemand te richten. Of de zoo vaak reeds benoodigd gebleken strengere strafbepalingen nu ook spoedig tot stand zullen komen? We hebben er helaas geen vertrouwen in. Als het gaat tegen wilde bussen, dus om de bescherming der Spoorwe gen, dan is de indiening binnen 24 uur mogelijk van een noodwetje, dat in een bij rechterlijke uitspraak geble ken leemte moet voorzien, maar als enkel het leven van rustige en behoor lijke wandelaars in hel geding is, dan maalt de wettelijke molen tergend langzaam. De overheid tracht de veiligheid van den weg te verzekeren met omslach tige en ondoelmatige middelen. Voor het verkrijgen van een rijbewijs wor den voor de toekomst een reeks eischen gesteld, waaraan bijna niet is te vol doen. Daarmee wordt een belangrijke bestaansbron van zeer velen onnoodig geschaad. Onnoodig, omdat een enkele eisch voldoende zou zijn: fatsoen. En omdat geen enkel samenstel van vaar digheden en bekwaamheden een ge mis aan fatsoen kan vervangen. Een autobestuurder, die fatsoen heeft, maakt geen ernstige ongeluk ken. Een ongeluk kan zich, onafhan kelijk van hem, voordoen. Maar zelf heeft een fatsoenlijk mensch er geen schuld aan. Hij zal onder alle omstan digheden veilig rijden of niet rijden, als de omstandigheden het hem niet veroorloven. Fatsoen zou dus voldoende zijn als eenige eisch voor het verkrijgen van een rijbewijs. Maar helaas, op fat soen kan men iemand niet examinee- ren. En daarom moet het betrachten van fatsoen worden afgedwongen door het scheppen van zeer strenge strafbepalingen op het vertoon van onfatsoen bij snelverkeer. En dan wil ik nog wijzen op een an dere leemte in onze wetgeving, voor zoover deze liet wegverkeer betreft. De directe slachtoffers op den weg zijn beklagenswaardig, maar bun lij den is tenminste kort. Een vreeselijk en gerekt lijden is echter vaak het lot van de nabestaanden der slachtoffers. Ergens op een dorp in mijn omgeving leeft een vrouw met haar kind in uiterst zorgelijke omstandigheden, ge volg van het feit, dat haar man van haar zijde en uit het leven werd weg gerukt op een Zondagsche wandeling door een dronken autobestuurder. Een van wien niet te „halen" valt en die zich daarover noch vóór noch na zijn wandaad zorgen maakte of maakt. Ook dat is een zaak van onfatsoen. Een normaal gevoelen voor recht vereischt, dat de overheid de ver plichting schept, dat elke motorbe stuurder zich verzekert tegen de schade, welke hij door zijn schuld aan derden bezorgt. Toen ik onlangs in Zwitserland ver toefde heb ik me laten voorlichten over de voortreffelijke wijze, waarop daar deze zaak wettelijk is geregeld. Ons ten voorbeeld. Zelfs de fietser be taalt daar zijn premie voor verzeke ring tegen derden. Dé Zwitsersehe wielrijders moeten, evenals ten onzent, hun l'ietsplaaje meevoeren, bevestigd aan hun vihikel. Maar in den prijs, dien zij er voor betalen bet is een „civiel" prijsje van, naar ik me meen te herinneren, ongeveer 1.00 per jaar is de premie voor verzekering te gen derden begrepen. Ons Nederlandsche fietsplaatje zou zelfs als de prijs dan iets hooger Een ware triomftocht van onze Vorstin. - In aansluiting op ons verslag van de triomphale ontvangst van H. M. in Brussel en haar zegetocht door de stad, willen wij hier het een en ander vermelden over het verdere verblijf van de Koningin in België. Het bezoek aan den grafkelder. In allen eenvoud heeft H. M Woensdagmorgen een bezoek ge bracht aan den koninklijken graf kelder te Laeken, waar zich de tomben bevinden van koning Albert, koningin Astlid en de vorsten van het Belgische koningshuis. Zij legde bloemen neer op de graven. Daarna had de plechtige ontvangst der vorsten plaats op Brussels stadhuis. Groote plechtigheid op het Marktplein. Geweldig was het enthousiasme, waarmee de Vorstin begroet werd op de Groote Markt. Van de vergulde gevels der huizen op de Groote Markt woeien vlaggen en wapendoeken der gilden in het felle zonlicht. Alle vensters waren geopend en gevuld met toeschou wers. Beneden stonden de deputaties van Brusselsche vereenigingen, de vaandels en vlaggen omhoog ge heven. Voor het stadhuis hadden de oud-strijders met hun vaandels plaats genomen. Brusselsche school meisjes vormden in het midden van de Markt een carré Op het bordes van het Broodhuis, zaten de leden der Nederlandsche kolonie. In een open calèche naast Koning Leopold gezeten, ariveerde de Koningin, waarna de ontvangst in de prachtige Gothische zaal plaats vond. Zij werd daarbij toegesproken door burgemeester Max, wiens rede door de Koningin werd beant woord. Na deze plechtigheid vond op het marktplein een onvergetelijk schouwspel plaats. Op het moment, dat de Koningin en de Koning op het balcon verschenen, begonnen de klokken opnieuw te beieren, de trompetten en bazuinen gaven klare signalen en dan ineens zette het koor van jonge meisjes in witte jurken, het Wilhelmus in. De oude gildevlaggen wuifden langzaam mee als in een rhythme. Het tuinfeest. Woensdagmiddag werd door Koning Leopold aan Neerlands Vorstinne een tuinfeestaangeboden in het Koninklijk park te Laeken en alles werkte hier samen om er een grootsch, schitterend en on vergetelijk festijn van te maken. '1 wee duizend personen namen van dit festijn deel. Even voor half vier verzamelden de genoodigden zich in een der grootste palmenserte van het park, dat met meesterlijke hand was ver sierd. Het was over half vier, toen het Wilhelmus weerklonk. Koningin Wilhelmina en Koning Leopold verschenen in de rotonde, vergezeld van Prinses Josephine Charlotte, Prins Boudewijn en Prins Albert. De Koningin droeg een wit zomer- toilet van lichte stof, met blauw paarse bloemmotieven versierd en gegarneerd met een ceintuur in dezelfde kleur. Vrij spoedig trokk?n de koning en de koningin zich weer terug. want zij wordt er zoo zacht en mooi, zuiver en gezond door. Doe dit 1 of 2 x per week. Ook vetwormpjes, vlekjes, pukkels en uitslag verdwijnen er door. Tube 45, Doos[60-30 ct. door M. BURGHOUTS. HOOFDSTUK III. 12) Door de mooie wildernis van Mid den Afrika waggelden met een slak ke gangetje door een terrein vol on effenbeden dat heel moeilijk te begaan -was, achter elkaar twee vrachtwagens niet in de cabine twee mensen. Af en toe kon men er een behoorlijk tempo in houden, maar doorgaans liet het terrein geen grotere snelheid toe dan 20 K.M. Het waren de mannen van Horbalt die het voorzien hadden op het goud van Mr. Kalaghan. Zij gingen nu op zoek naar een inboorlingendorp, om te trachten hulp voor hun plan te winnen. Zij waren door Horbalt uit gezonden om de expeditie te achter volgen en wanneer hel ogenblik daar was, te trachten door een list het goud in handen te krijgen of anders radio grafisch Horbalt te waarschuwen, die dan per vliegtuig zo spoedig moge lijk een groep Abessijnen aan land zou zetten om desnoods met geweld de reizigers te overmeesteren. Lang zamerhand echter begon men zich eens te bezinnen en bij den Egyptenaar Mikoeti genaamd, was het plan op gekomen om op eigen houtje de schat te bemachtigen. Hij zou dan alles al leen kunnen houden. Natuurlijk had hij de drie Abessijnen beloofd eerlijk met hen te zullen delen, maar voor zichzelf was hij er al lang van over tuigd dat hij dit toch niet zou doen. O, nee, er waren middeltjes genoeg die lui kwijt te raken. Toen ze boorden wat voor een ontzag lijk bedrag hun toe zou worden gewe zen waren ze direct voor het plan van Mikoeti te vinden en aanvaarden ze hem als bun leider, die alles zou re gelen. En Mikoeti regelde alles voortref felijk. Hij bleef iedere dag radio grafisch in verbinding met Horbalt en seinde hem dal het nog wel een paar maanden kon duren, alvorens de schat opgegraven was. Dit was natuur lijk heel handig van hem, want dan zou hij in staal zijn al lang in Amerika te zitten, voor Horbalt argwaan kon krijgen. Hij vergenoegde zich nu al op zijn onmetelijke rijkdom; wat zou hij toch een heerlijk leventje leiden. Na dat Mikoeti alles nog eens rustig over dacht had was hij er vanaf gezien om te trachten de schat met list in han den te krijgen, dat was en bleef te ge vaarlijk. Nee, veel wijzer was het om de hulp van de negers in te roepen. Een van de Abessijnen kende enkele mooie toverkunstjes die hij dan zou toepassen en waardoor de negers zou den denken dat zij tovenaars waren. Zij zouden dan natuurlijk alles doen wat zij zouden zeggen. Daarna zouden zij met een flinke legermacht, net zo veel dan zij in de twee wagens konden bergen en dat waren er zeker een 80, oprukken naar het vijandelijk kamp. Zonder er iets van te laten nierken zouden zij in de buurt hun kamp op slaan en wanneer de reizigers de schat in hun bezit hadden zouden zij hen aanvallen en vermoorden. Niemand zou er ooit iets van weten en hij zou zijn hele leven schat en schatrijk zijn. Mikoeti was in gedachten bij zijn grote rijkdom toen een der Abessijnen, I afori genaamd, hem opmerkzaam maakte op een versperring van den weg, ongeveer een twee honderd meter i verder. Van een weg was eigenlijk geen sprake, maar de grond was hier toch vrij goed berijdbaar en nu plotseing, juist waar men lussen twee heuvels heen moest, lagen verschillende bo men tegen de grond, die bel verder rijden onmogelijk maakten. „Stoppen Tafori", gebood Mikoeti en langzaam stopte de eerste wagen, terwijl de tweede zijn voorbeeld volg de. „Hel duurt verdraaid lang voordat ze komen, Beckmann". „Ja, Konoyo, ik begin nu ook ie geloven dat de duivels ons doorzien hebben en zodra zij de versperring hebben opgemerkt een andere weg hebben genomen". „Dat zou een lelijke streep door de rekening zijn". „Ja, maar toch is liet nog lang niet hopeloos. Weet je wat, ik zal langs 'n omweg trachten een stuk terug te ko men, 0111 te kijken of ik misschien hun sporen kan vinden". „Laat mij dat doen, Beckmann, ik ben met dergelijke dingen beter op de hoogte". „Okee". Enkele ogenblikken later was Ko noyo al terug. „.Ia, ze hebben ons plan in de gaten gekregen, zodra zij daar achter de groep bomen uil kwamen en ze de versperring opmerkten zijn ze omge keerd en natuurlijk langs een anderen weg naar het negerdorp gereisd. Ik stel voor om zo vlug mogelijk langs de kortste weg naar de' negers te gaan, misschien dat wij er dan nog zijn vooi dat zij komen. Het is de enige oplos sing. Wanneer we het nu opgeven en er volgt een aanval op ons kamp, zijn we allemaal reddeloos verloren". „Ja inderdaad, het is de enige op lossing. Hallo, instappen". Enkele woorden waren genoeg om de situatie aan de overige mannen duidelijk te maken en voort gingen zij, naar het negerdorp. Na ongeveer 5 a 6 uren reizen kwa men ze daar aan. Een flink stuk voor het dorp stap ten zij uit en verscholen zich, om even de boel te bekijken. Zij zagen niets bijzonders. Toen pots een hevig ru moer. Een grote cirkel van negers, zeker een veertig man die in de strui ken en bomen verscholen waren ge weest stonden voor hen en grepen hen vast. Onder de wilde dansen en gezan gen van de inboorlingen werden zij gevankelijk weggevoerd. (Wordt vervolgd). PINK STE RGEB RUIK EN IN ONS LAND. Er is misschien wel geen feest, waarbij zoveel verschillende volksge bruiken zijn als bij Pinksteren. Ook in ons land bestaan veel verschillen de gebruiken, hoewel er al veel lang zamerhand in het vergeetboek gera ken. Het is niet te verwonderen, dat men juist met Pinksteren overal feest viert. Pinksteren, dat altijd op de vijftigste dag na Pasen valt, is het feest van de Vervulling en alles helpt buiten mee om ons daaraan te berinneren. Overal bloeien de bloemen inhun mooiste kleuren. l)e Pinksterbruid. Een van de heel oude gebruiken, die in verschillende streken van ons land nog steeds erg in trek is, is de „Pinksterbloem" of zoals ze op som mige plaatsen wordt genoemd, de „Pinksferbruid". Het liefste en mooi ste meisje uit het dorp wordt uitge kozen om Pinksterbruid le zijn. Ze krijgt een krans van bloemen in liet haar en wordt helemaal met bloemen versierd. Zelfs de deur van haar buis wordt versierd. Iedereen brengt zijn hulde aan de Pinksterbruid en het spreekt vanzelf, dat ieder meisje er erg trots op is, als ze tol de schoonste van hel dorp wordt uitgekozen. Nuskolopen in Rolde. In Rolde, het dorp van de hunne- bedden, bestaat een heel oud gebruik oj) Pinkster-Maandag, het Nuskolo- pen. Dan lopen de jongens, die nog op school zijn, met bloeiende bremstrui ken behangen door het dorp en zingen: „Nusko zit zo diej) in de veren, Kan niet roepen, kan niet reien, Nusko hier, Nusko daar Nusko zit op de bloemkaar" Zo gaan ze van het ene huis naar het andere en halen een paar centen op. Het gebruik stamt van vroeger, toen de koeien in de zomer nog 's-mor- gens vroeg naar het land werden ge bracht. De koejongen, die nu op Pink ster-Maandag het laatst met zijn koei en kwam was Nusko, omdat hij te lang in het „nust" (bed) had gelegen. Hij werd dan op een kruiwagen gezet en door het dorp gereden, terwijl de anderen dat Nuskolied zongen. Brooduitdeling in de Agelcr-Es. Ook al eeuwenoud is het Twentse gebruik van de brooduitdeling in de Ageler-Es. Ieder jaar heeft deze uit deling plaats op Pinkster-Maandag ongeveer om 2 uur 's-middags. Deze Ageler-Es ligt ten Zuiden van Oot- marsum en de boeren uit Groot en Klein Agelo komen op die Maandag middag langs verschillende kleine paadjes naar een open plek midden in de rogge-es. Ze dragen grote rogge broden aan stokken geprikt over hun schouders. De armen uit Ootmarsiun komen ook op die plaats en krijgen ieder een brood. Moeders met veel kinderen brengen al hun kinderen mee, want niemand gaat daar met lege handen vandaan. Als er te weinig broden zijn, worden ze in stukken ge sneden, zodat toch ieder zijn deel De oudste boer heeft de leiding. Eerst wordt er gebeden en daarna wor den de broden uitgedeeld. De bedoe ling van deze uitdeling is om een goe de roggeoogst te verkrijgen door hel liefdadig werk. OPLOSSINGEN RAADSELS van vorige week. 1 Nergens. Er wordt zaad gezaaid en gras gemaaid.- 2 De wind. 3 Een pluimgraaf. 4 Levenmakers. 5 Mensenhaar. 6 Bergamotten. 7 Een geldstuk. 8 Als er sneeuw uit de wolken valt. 9 Een dakpan. 10 Een groente- of bloembed.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 5