WEEKPRAATJE. Binnenlandsch Nieuws. Mooie, charmante zonnebruining Zaterdag 10 Juni 1939 No. 46 De Echo van het Zuiden Tweede Blad Het goud van Mr. Kalaghan - j Slaat minister Slotemaker DEN spijker op ZIJN kop? Ik zei: ik sloeg de hond op haar kop. En toen zei mijn buurman links, een jonge onderwijzer: da's goed, spelling Marchant. Maar mijn buurman-rechts, n onderwijzer van den ouden stempel, zei: hond is mannelijk en lijdend voor werp en dus moet het wezen volgens de spelling van De Vries en Te Win kel, welke gelukkig nog altijd de offi- cieele is (zie de staatsstukken): ik sloeg den hond op zijn kop. Maar onze corrector op de zaak zei: Neen. binnenkort moet het zóó weer zijn. Hoe? vroeg ik. Ik sloeg den hond op zijn kop. Want zoo doceerde deze jongeling minister Slotemaker heeft deze wij ziging aangekondigd. Wijziging? vroeg ik. En mijn buurman-rechts zegt, dat ,,den" hond en „zijn'' kop volgens de officieele spelling zijn. - Maar niet volgens de spelling- Marchant. En daarop wordt de wijzi ging gegrond. En is die spelling-Marchant dan de officieele op het oogenblik? Neen, dat niet. De bepalingen, welke minister Slotemaker in petto X heeft, zijn niet-officieele wijzigingen op een niet-officieele spelling. Dus, zei ik, ik mag zeggen: ik sloeg den hond op zijn kop; zoo goed als ik mag zeggen: ik sloeg de hond op haar kop? Ja, en je mag óók zeggen: ik sloeg de hond op zijn kop. Je mag eigenlijk van alles zeggen, zei ik. Dat wèl, zei de veldwachter, die bij het gesprek tegenwoordig was, maar je mag niet van alles doen. Want je bent geen minister. „Hond" is hier „lij dend voorwerp" in den zin der wet, en omdat je bekend hebt de (den) hond te hebben geslagen op zijn (haar) kop, krijg je van mij een proces-verbaal we gens dierenmishandeling. Nou ben ik benieuwd, in welke spel ling mijn dagvaarding zal zijn geschre ven. Ik vind tóch, zoo zei mijn buur man van rechts me later, dat minister Slotemaker met zijn aangekondigde spellingwijziging den spijker op zijn kop heeft geslagen. Ik zei: u bedoelt natuurlijk: den spij ker op haar kop. Neen, antwoordde mijn buurman, spijker is mannelijk. Maar ik repliceerde: minister Slote maker is óók mannelijk. Zie zijn baard. En als u nu zegt, dat-ie „den" spijker op „zijn" kop heeft geslagen, dan kan ik onmogelijk weten, welken kop u be doelt. Daar viel niets tegen in te brengen. En deswege zijn mijn buurman en ik het er over eens geworden om minister Slotemaker in het belang van zijn eigen kop lees: hoofd in overweging te geven om een spellingwijziging te ont werpen op zijn a.s. spellingwijziging en wel met dien verstande, dat de voor naamwoordelijke aanduiding worde los gemaakt van de mannelijke ennetjes (laten we zeggen: aantjes) en deze fa cultatief worde gesteld, althans in die gevallen, waarin anders begripsverwar ring mogelijk zoude zijn. Men zal dan kunnen zeggen: minis ter Slotemaker sloeg „den" spijker op „haar" kop. Ja, maar aarzelde mijn buur man als minister Slotemaker nou een secretaresse of zoo iets heeft Toen zuchtte ik. Of je 'n hond dan wel 'n spijker op „zijn' of „haar" kop slaat, 't blijkt fa taal te wezen. Congres Ned. R K. Middenstand. Het congres 1939 van den Ned. R.K. Middenslandsbond zal worden gehouden op Dinsdag 29 en Woens dag 30 Augustus a.s. te Arnhem, in Musis Sacrum. Op het congres zal een drietal onderwerpen aan de orde worden gesteld, namelijk de inschakeling van de zelfstandigen in de sociale verzekering; het concentratiever schijnsel in industrie en handel in het bijzonder in verband met de positie van het zelfstandig kleinbe drijf en de betetkcnis van de ka tholieke gemeenschapsgedachte in den modernen tijd. Droogterecord sedert 1897. Drie weken zonder regen Te De Bilt is thans, naar het K.N.M.l. mededeelt te beginnen met 18 Mei, in een tijdvak van 23 dagen geen neerslag gevallen, behoudens twee maal een hoeveelheid van 0,1 m.m., hetgeen waarschijnlijk aan dauw is toe te schrijven. Sedert het begin der waarnemingen in 1897 is dit een droogterecord voor het warme seizoen. Het wo dt echter overtroffen door twee tijdvakken in October tot De cember, namelijk een van 2ö dagen (9 November tot 4 December 1921) en een van 25 dagen (lb Oct. tot 9 November 192u) beide ook met twee dagen 0,1 m.M. neerslag. Verder is er in den zomer van I9lö een tijdvak van 25 dagen ge* weest (20 Juli tot 13 Augus.us) waarin twee maal 0,2 en viermaal U,1 m.M. is genoteerd. De Bilt voorspelt De Bilt voorspelt voor de eerst volgende 3 maanden groote warmte. We helpen het wenschen, want zomers dient het te zomeren, ln- tusschen waren er meerderen, met en zonder knobbel van weersvoor spellingen, die beginnen te geiooven, dat we een warmen zomer tegemoet gaan. Maar of de Bilt het al zegt, daar doen niet zooveel menschcii wat op Met de Pinksterdagen zou het koud en nat wezen, hau de Bilt voorspeld, maar de Pinksterdagen waren bést. En de vorige week Zaterdag werd er voorspeld Maan dag komt er een einde aan het zon nige weer van den laatsten tijd. Maar de zon lachte dien dag en volgende dagen haar zonnigsten lach en stook te het vuui tje nog wat op, waaruit ze heette vlammen slingert naar de aarde. Warmte-gevaren. Maar het is niet alles fijn, wat een heete zomer brengt. De boeren be ginnen naar regen te verlangeD, want véél op bet veld dreigt te vergaan van droogte. Enkel de sla schiet in volle kroppen weelderig uit den grond en biedt een kostelijk warmte en vitaminenvoedsel. Engeland neemt groote hoeveelheden van onze slaproductie af Het fruit, zoo vernam ik, staat er echter niet zoo goed voor, als aan vankelijk werd geloofd. De vorst heeft méér schade aangericht dan men aanvankelijk meende, de vruchtzetting is tegengevallen. Maar we zouden het over warmte- gevaren hebben. Let toch op, lezers en lezeressen, waar gij en vooral uw kinderen gaan baden of zwem men Het water verbergt zooveel onbekende gevaren en de mensch overschat in overmoed zoo gemak lijk zijn krachten. Baadt en zwemt enkel daar, waar voldoende toezicht is. Zooals ook met den dag de opper vlakte vermindert van wat ons land aan natuurschoon rest. De bosch-, veen- en heidebranden zijn te veel om op te noemen. Wi es toch zuinig op onze hoogste gemeenschapsgoe deren weest voorzichtig. delbare acten. NEDERLAND EN BELGIë. Tijdens de behandeling van de be grooting van Buitenlandsche Zaken, heeft de Belgische minister-president, Pierlot, een beschouwing gewijd aan ile politieke betrekkingen tusschen Ne derland en België. Ik ken de kracht van deze gevoelens die door de regeering gedeeld wor den. Hoe levendig deze gevoelens zijn, is wel dezer dagen op indrukkenwek- kende wijze gebleken bij gelegenheid van het bezoek van H.M. de Konin gin der Nederlanden. Wij spreken den wensch uit, dat bij zulk een gunstige atmosfeer als die, welke op deze wijze is geschapen, van alle gelegenheden tot toenadering tus schen Nederland en België gebruik ge maakt zal worden en da,t de beide zusternaties steeds meer met elkander zullen samenwerken voor den vrede: en geen verbranden en vervellen met Amilda-Zonnebruin. Tube 60, Doos 50 en 25 ct. R.K. Leergangen te Tilburg. Verschenen is het jaarverslag 1937/'38 van de R.K. Leergangen te Tiluuig. Er blijkt o.a. uit, dat het aantal studenten de beide taaiste jaren iets terugliep, in het leerjaar 1936/'37 bedroeg bet aantal inge schreven studenten 942, in het jaar 1937/'38 was dit cijler slechts öo3. Aan die vernimdei mg heeli de af- deeling Algemeene Wetenschappen geen deel, integendeel zijn daar nog 15 inschrijvingen meer geweest dan het jaar tevoren. De verklaring van de vermindering moet vooral ge zocht worden in de tijdsoinslanuig- heden en de vrees van velen om voor een middelbare acte te gaan studeeren. Ofschoon het aantal lesgelden daalde kon de rekening over 1937 toch met een bescheiden batig saldo gesloten worden. Ook over 1938 zijn de verwachtingen, wat de li- nancieele uitkomsten betrelt, niet ongunstig. in totaal is in 1938 door 162 cursisten examen algelegd metgun- stigen uitslag Deze resultaten zijn verdeeld over 30 verschillende exa mens en 45 daarvan betrellen Mid- m door M. BURGIIOUTS. 14) Als bezetenen waren de mannen in de auto gesprongen, welke reeds door Konoyo op gang was gebracht en in wilde vaart ging het de wildernis in. De negers schreeuwden en liepen, ter wijl enkele mei de geweren schoten die zij van de reizigers in beslag hüd- deng enomen. Dat was eigenlijk nog het lastigste voor de vluchtelingen dat zij geen wapens meer bij zich hadden. Natuurlijk zouden de negers met de blanken aan het hoofd er alles opzet ten om lien in te halen en ongetwij feld zouden zij hierbij van de auto's gebruik maken. Zie, daar werden reeds enkele wagens in beweging ge bracht. Beekmaan gaf nog meer gas en het werd een rit op leven en dood. Nu zou het er om gaan welke partij de beste chauffeur had en daardoor kregen onze mannen een belangrijke voorsprong. MIkoetï en Tofori waren niet zoo erg handig met de zware vrachtauto's, terwijl de negers van angst gingen schreeuwen en tieren, zodra de wagens wat hard begonnen te rijden. Beckmann tufte rustig met een flinkev aart door en de afstand die hen van de achtervolgers scheidde werd steeds groter. Dan bleven de wa gens achter hen staan. Wat zou er nu aan de hand zijn? De voorste wa gen van de achtervolgers hield in tot de volgende hem had ingehaal, die tofin ook stopte. Even schmeen er beraadslaagd te worden, maar dan werd het de rei zigers duidelijk wat zij in de zin had den. De Egyptenaren en de Abessijnen namen in de eerste auto plaats, terwijl de volgejuie wagen niet de negers voor lopig achter werd gelaten. En dan be gon de achtervolging pas voor goed. Het was nu duidelijk te merken dat men de last van de schreeuwende ne gers kwijt was, en al was de Egyp tenaar dan niet zo'n uitmuntende chauffeur hetgeen wel bleek uil zijn min of meer zig-zag rijden, dapper was hij zeker, gezien de enorme snel heid die hij de wagen liet ontwikke len en Beckmanne achtte het raad zaam er ook nog een schepje op te doen. Het scheen echter dat hun ach tervolger vlugger was, want langzaam maar zeker werd nu de afstand klei ner. Beckmann drukte ten slotte de gaspendaal geheel en al in en even tjes scheen het alsof men werkelijk weer wal uitliep, maar even later bleek dat men zich hierin lelijk bedrogen had, want weer kwam het dreigende gevaar dichter bij. De wagen tierde in razende vaart door de wildernis. Wan neer er niet spoedig iets gebeurde was hun oirtvluchtingspoging mislukt. Wapens om zich te verweren hadden zij niet, want met hun twee messen korjden zij tegen de mannen met de geweren en revolvers niets uitrichten. „We houden het hoogstens nog een minuut of tien uit, Wim", zei Beek man, die met Wim voor in de cabine van de wagen zat. Konoyo zat met de mannen achter in de laadbak. „Ja Herr Beckmann, lang zal hel niet meer duren, in ieder geval moet er iets gebeuren. Hoort U eens even, ik heb een idee". „Zo jongen, vertel het vlug, iedere minuut is kostbaar". „Wanneer we zo doorgaan moeten wc onherroepelijk tegen de achter volgers hei loodje leggen, daaruit volgt dus dat we zoo niet door moeten gaan. Op een gevecht kunnen we het niet aan laten komen, want al zijn we in aantal de sterkste, de vijand heeft de beschikking over geweren en wij niet, daaruit volgt dus dat we een list moe ten gebruiken". „Ja, dal weet ik ook". „Nu, luister verder. Daar heel in de verte, ik denk dat het ongeveer nog een 5 minuten rijden is, buigt on ze route langs die berg om, dan gaan we dezelfde vaart die we nu heb- we nu dezelfde vaart die we nu heb ben aan kunnen houden, komen we nog met een flinke voorsprong op de achtervolgers bij die bocht aan. Vlak na de bocht stoppen we en springen ais de bliksem uil de wagen en hollen het bos in. Diit moet Mikoeti aan de sporen die we achterlaten heel goed kunnen zien. Een van ons blijft echter achter in de wagen, dat geeft niets, want de achtervolgers zullen het niet in hun hoofd halen om de wagen te gaan bekijken, aangezien ze er geen erg in hebben, da't er iemand achter is ge bleven. Zodra de heertjes ons dan zijn gevolgd in het bos en buiten het be reik van de wagen zijn, maakt degene die achter is gebleven hun wagen on klaar, tracht wat munitie weg te ha len en brengt zo vast onze wagen op gang. In het bos lopen we in een wij de cirkel met de achtervolgers op de hielen weer naar de wagen toe en snel len weg. Mikoeti kan dan toezien hoe wij met een kalm vaartje verdwijnen". „Een aardig plannetje Wim, maar je moet niet vergeten dat er gevaar aan verbonden is". „Ja, maar zo als het nu is lijkt me het gevaar nog veel groter". „Inderdaad, weet je wat, kruip uit de cabine en hijs je voorzichtig in de laadbak. Ik kan natuurlijk niet stop pen, dat begrijp je wel. Vertel dan Ko noyo het plan en als die het goed vindt kom je onmiddellijk terug". „Okee". En terwijl Beckmann met dezelfde vaart doorreed maakte de dappere jongen voorzichtig liet portier open, stapte op de treeplank, terwijl hij zich stevig vasthield en dan hees hij zicli in de bak. Konoyo had ook al op plannen zit ten peinzen en toevallig was hij ook iels dergelijks aan hel beramen, zo dat lii.j zich er direct mee kon vereni gen. Hij zei echter ook dat hel vrij gevaarlijk was, zodat men zo voor zichtig en beleidvol mogelijk te werk moest gaan. Dezeli.de weg die hij gekomen was ging Wim weer terug. Nog enkele honderden meters en de wagen zou de bochi genaderd zijn. De achtervolgers waren ongeveer nog een 500 meter achter, zodat hun plan aile kans van slagen had. Intussen vertelde Konoyo liet plan aan de mannen bij hem, en gat hen verschillende "instructies. In voile vaart suisde de wagen om de bocht. Dan trapte Beckmann niet ai zijn krachten op de voetrem en met een schok kwam de wagen tol stilstand. Als de weerlicht zo snel sprongen de mannen er uii en holden het bos in, terwijl Beckmann er in bleef liggen, zoals men had af gesproken. Enkele ogenblikken na dien suisde de auto van de achter volgers om de bocht en Mikoeti die chauffeurde moest ook uit alle macht remmen om niet legen de stilstaande auto aan 'te rijden. De mannen sche nen de zaak echter niet goed te ver trouwen, doch toen zij er zich van bewust werden dat de vluchtelingen geen vuurwapens bij zich konden heb ben, werden zij schijnbaar moediger, althans zij verlieten de wagen en be raadslaagden even. Tafori merkte dan de talrijke sporen op die de vluchte lingen in de losse bodem hadden ach tergelaten en dan holden zij, hun ge weren en revolvers gereed houdend, het hos in, de vluchtelingen achterna. Zij konden niet zo heel hard lopen, aangezien zij alle aandacht moesten besteden aan de sporen. Dan schreewde Mikoeti plotseling: „Terug naar de auto, we worden mis leid". Hij had gezien, dat het spoor verdacht scherp naar rechts afboog en concludeerde daaruit direct een valstrik. Zo vlug hun benen hen kon den dragen holden zij iterug naar de uitgang van het bos, maar te laat. Toen zij nog een 100 meter van de wa gen verwijderd waren zagen zij de vluchtelingen vertrekken. Mikoeti legde zijn geweer aan en schoot, doch zonder resultaat. Dan holden zij ver der en trachtten hun eigen wagen op gang te brengen, hetgeen natuurlijk misluk'te. De mannen waren ontsnapt. Mikoeti en de Abessijnen zagen nog, hoe de vluchtelingen, die reeds in de verte verdwenen waren met doeken zoowel op economisch als op het ge bied van de ualtureele betrekkingen, alsook in de verdediging van de be ginselen van recht en moraal, waar aan beide landen zóó innig verknocht zijn, dat zij er nimmer in zouden be rusten, dat deze beginselen niet meer den grondslag van de internationale betrekkingen zouden vormen. Wat nu het militair bondgenoot schap betreft, wil ik dadelijk antwoor den, dat men, om een dergelijk bond genootschap te sluiten, met zijn tweeën moet zijn en ik herinner daar om bij deze gelegenheid aan de ver klaringen, die de heer Patijn in Fe bruari j.l. heeft afgelegd. Het standpunt van de regeering van Nederland is een verstandig stand punt. Zij laat zich door dezelfde be zorgdheid leiden als die, welke ons vervult. België en Nederland zien niet het nul van een dergelijk bondgenoot schap. Nogmaals dring ik er op aan, niet op de toekomst vooruit te loopen en niet wellicht onnoodig, de kans, hij een conflict betrokken te worden, te vergrooten. ABONNEERT U OP DIT BLAD. ten afscheid wuifden en hooide hen hartelijk lachen. Een vloek kwam tus sen zijn tanden en hij zweerde wraak. (Wordt vervolgd). EEN KAARS VAN DERTIEN METER Een kaars is het eigenlijk niet, die op eerste Pinksterdag naar de Boden- berg wordt gedragen. In Zuid-Beieren bestaat al meer dan negenhonderd jaar de gewoonte om op eerste Pink sterdag een bedevaart te houden naai de Bodenberg in de buurt van Strau- ding. Ongeveer 70 kilometer daar van daan ligt Holzkirchen en van dal plaatsje al' trekken de gelovigen naai het kerkje op de berg. In de stoet wordt de „kaars" meegedragen. Het is een houten paal van dertien meter, die aan alle kanten goed met was is ingesmeerd. Ieder jaar wordt een der gelijke „kaars" naar de Bodenberg gedragen en al dagen van te voren wordt de paal met was ingesmeerd. DICHTBIJ LAND. Hel schip was midden op zee en nergens was land te bekennen. „Steward!" zei een passagier, die zich helemaal niet goed voelde en in een stoel aan dek lag, „steward, hoe ver zijn we nog van land af?" „Drie kilometer, meneer", ant woordde de steward ongeduldig want hij had die vraag al wel tien maal gehoord in de laatste uren en eens raakte zijn geduld op, hoewel hij me delijden had met den man, die erg zeeziek was. „Nog maar drie kilometer, geluk kig!" zuchtte de passagier. „In welke richting?" „Naar beneden!" was h'et onver wachte antwoord! W ETEN S VV A A R DIGH ED EN In Pasadena in Californië ontdek ten een paar dieven een biljet van 50 pond in een brandkast. Ze dachten, dat het geld vals was en lieten het daarom maar in de brandkast zitten. In Johannesburg ontdekte een moe der plotseling een grote slang, die lus sen haar kinderen in bed lag 'te slapen. Ze slaagde erin om het dier met een kogel te doden, voor het wakker werd en haar kinderen kwaad kon doen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 5