Het rapport over Oss. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON HET MEISJE UIT DE LUNCHROOM. I D( fgelo tnd 1 i ge )uitsi Oo een pa en t I aastl erde ;erd( ie rens iindi I I De J •eria erkl •an ^ond ussc )OVj< lger >ver >erei 3rics :oor :eer: ing /an ler De I nog iie :ege ied« /red :al sou U net iat oesc laar :en er, Sov dat sluif kee: aam mid aan ring ledi indi van gen zou hed De J oo^ kui me en all. gev de we he< nic de De kls lie za in de dejf* daS Tt ku v hi aa bl P< be S€ st h d h h r 8 b maatschappijen, welke agitatie o.m. de aanleiding werd van den dood van den Engelschen fabriekseigenaar Tink ler. Deze is na zijn arrestatie door de Japanners op het politiebureau over leden. Tusschen de Engelsche en Fransche generale staven vinden besprekingen plaats over de mogelijkheid van ver dediging van de Britsche kolonie inge val van oorlog. Van wel-ingelichle zijde verluidt, dat een plan in be schouwing genomen is, om Fransche hulp te verleenen van Fransch Indo- China uit Tevens is aan de orde ge komen het vraagstuk van de samen voeging van de Fransche en Engelsche vloten in het Verre Oosten onder op perbevel van den Britschen admi raal sir Perry Noble, die zelf aan de conferentie deelneemt. De Britsche militaire attaché in China, kolonel Spear, wordt nog steeds door de Japanners gevangen gehouden. Diens adjudant en tolk, luitenant Cooper, is door hen vrijge laten. In aansluiting op ons bericht in zake het uitgebrachte rapport over de kwestie Oss in ons vorig nummer ont- leenen wij aan het rapport nog het volgende: De meerderheid der commissie be treurt het, dat de minister van Ju stitie heeft gemeend slechts zeer ten deele aan haar verzoek tot overleg ging van stukken te kunnen voldoen, en dat zij de concrete vragen, welker beantwoording wellicht op eenige punten verdere opheldering zou heb ben kunnen brengen aan de haar uit- genoodigde personen, uitgezonderd aan den gep. luitenant-kolonel Boel- laard, niet heeft kunnen stellen, dit is uiteraard niet bevorderlijk ge weest aan haar onderzoek. Intusschen is zij niet de overtuiging toegedaan, dat deze bezwaren en moeilijkheden van dien aard zijn, dat zij tengevolge daarvan zich niet in staat moet ver klaren tot het uitspreken van een oor deel over hel beleid van den minister van Justitie. Deze meerderheid is van gevoelen, dat de door den minister van Justitie op 1 April 1938 getroffen maatregel ten aanzien van de brigade Oss der Koninklijke Marechaussee niet nood zakelijk was, en dat de minister er niet in geslaagd is dien maatregel op genoegzame wijze te motiveeren. Door leden van de brigade Oss zijn fouten begaan, maar deze rechtvaar digen niet, dat men op haar of op haar leiding van toepassing kan verklaren: zij is op hol geslagen. Wel konden die fouten aanleiding geven tot het nemen of doen nemen van maatregelen, waar door herhaling daarvan kon worden voorkomen. Wanneer de brigade was gewaarschuwd, en deze waarschuwing was gepaard gegaan met bevordering van een meer doeltreffende leiding aan en een beter toezicht op haar arbeid, zou dit, in ieder geval voorshands, voldoende zijn geweest. Eén van de leden der commissie acht den door den minister genomen maatregel onder de toenmalige om standigheden ten volle gerechtvaar digd. Ook dit lid betreurt intusschen, dat het contact met het korpsconunan- do niet beter is geweest. De commissie acht een enquête niet noodig, mede omdat het tekort aan gegevens, naar boven is gebleken, baars inziens niet van die beteekenis is, dat omtrent de hoofdzaak, n.l. het beleid van den minister, thans van een uitspraak zou moeten worden af gezien. In de inleiding tot haar verslag me moreert de commissie de parlemen taire geschiedenis van de zaak-Oss. Daarna wijdt zij een hoofdstuk aan haar werkwijze en haar opvatting om trent haar taak. De commissie verzocht o.a. bij brief van 3 Maart aan den minister van Ju stitie haar ter inzage te willen ver strekken alle stukken, welke rn de zaken van de leden der brigade Oss tegen den minister ter beschikking hebben gestaan van het Ambtenaren gerecht en van den Centralen Raad van Beroep. Voorts verzocht zij inzage te mogen nemen van de processenverbaal dei- terechtzittingen zoowel van het Amb tenarengerecht als van den Centralen Raad van Beroep. De minister heeft daarop geant woord, dat zijn ambtsplicht hem ver biedt de zaken zelf in den vorm van rapporten of verhalen aan de Kamer voor te leggen. Uitvoerig motiveerde mr. Goseling dit standpunt. Wel zijn daarop door den minister een aantal gewenschte inlichtingen verstrekt. Geen gehoor gegeven aan De kwestie der geestelijken. Wat de zaak van de H. en die van de beide geestelijken betreft, merkt de commissie nog op: le. dat zij het betreurt, dat een verder onderzoek in de zaak van den heer H. achterwege is gelaten; 2e. dat inzake pastoor V. niets is gebleken van redenen, welke tot voort zetting van het onderzoek aanleiding hadden moeten geven; 3e. dat zij inzake pastoor B., bij gebrek aan voldoende gegevens, niet kan beoordeelen of er tot voortzet ting van het onderzoek redenen wa ren. oproeping. Daarna is de commissie (meerge noemd één lid was daartegen) over gegaan tot oproeping van de procureur-generaal bij het ge rechtshof te 's-Hertogenbosch, mr. E. L. M. H. baron Speyart van Woerden; de subsituut-officier van justitie bij de rechtbank aldaar, mr. B. van dei- Burg; de toenmalige rechter-commissaris in strafzaken aldaar, mr. A. W. Klei nen Hammans; de inspecteur der koninklijke ma- rechaussée, kolonel J. van Selm; de commandant van de tweede di visie der Koninklijke Marechaussee, majaar H. G. van Everdingen; de vroegere commandant van deze divisie, gep. luitenant-kolonel A. P. H. Boellaard; opperwachtmeester L. H. Curfs, wachtmeester C. G. de Gier en wacht meester G. van Rennes. De commissie ontving een brief van kolonel van Selm, waarin deze mede deelde, dat noch hij, noch de opge- roepenen leden van zijn corps aan de uitnoodiging gevolg zouden geven. Slechts een der opgeroepenen, de gep. luit-kolonel is tenslotte versche nen. Waren de gevraagde inlichtingen wel verstrekt dan was, aldus verklaart de commissie, haar oordeel op som mige punten wellicht anders geweest. Zeer uitvoerig gaat de commissie dan de verschillende zaken die teza men „de zaak-Oss" uitmaken na. De conclusies van deze bespreking zijn in hoofdzaak hierboven reeds samen gevat. Fraude bü werkverscheffing. Wat de zaak der z.g.n. fraude bij de jeugdwerkverschaffing betreft, meent de commissie dat de marechaussee in derdaad redenen kan hebben gehad om verduisteringen te vermoeden. De meerderheid der commissie meent, dat deze geheele aangelegenheid onder zocht behoorde te worden. Moest ech ter tot arrestatie worden overgegaan? Deze vraag meent de commissie ont kennend te moeten beantwoorden. De verzekeringszaak. Wat de zaak van den verzekerings agent van den H. betreft, meent de commissie dat de marechaussee met recht kon meenen eenigszins omvang rijke knoeierijen op het spoor te zijn. Dit neemt niet weg, dat de wachtmees ter die in deze zaak optrad, bij zijn onderzoek fouten heeft gemaakt. In de zaak van pastoor V. was een aanwijzing, welke aanleiding tot een onderzoek kon zijn naar het oordeel van de meerderheid der commissie wel degelijk aanwezig. Voorzoover zij kan nagaan, heeft het verhoor niet zooveel opgeleverd, dat een strafvervolging zou kunnen slagen. In de zaak legen pastoor B. is de commissie niet tot een definitieve con clusie kunnen komen. De commissie is er niet geheel ze ker van of de opvatting, dat niet strafbare onbetamelijke gedragingen van geestelijken het onderwerp van politiaire onderzoekingen behooren uit te maken inderdaad bij den wacht meester aanwezig was, al schijnt het haar aannemelijk, dat hij het onder scheid tusschen strafbare en enkele immoreele handelingen niet bij voort during voldoende in 't oog heeft ge houden, hetgeen in een opsporings ambtenaar een fout is. De commissie acht het juist, dat de procureur-generaal over het onder zoek tegen de pastoors inlichtingen van de zijde der marechaussee ver langde. Zij spreekt echter haar afkeu ring uit over de wijze waarop dit is geschied. Het is niet behoorlijk dat een meerdere een mindere gedurende lx/2 uur een verhoor afneemt. Er zijn fouten gemaakt. De commissie besteedt daarna aan dacht aan het contact tusschen den procureur-generaal en de officieren der Koninklijke Marechaussee. Zij is de overtuiging toegedaan, dat dit con tact veel te wenschen heeft overgela- en, niet alleen in de zaak-Oss, maar ook in het algemeen. De meerderheid der commissie is van oordeel, dat er fouten zijn ge maakt, die h.i. echter niet motiveeren te zeggen, dat „de brigade op hol is geslagen. Een lid der commissie is van oor deel dat de tekortkomingen van le den der brigade ernstig genoeg waren om den genomen maatregel ten volle le rechtvaardigen. Naar zijn meening had met een minder ingrijpende maat regel ook niet kunnen worden vol staan. In de pers wordt veel geschreven over het verslag der Tweede Kamer commissie inzake Oss. Een goede sa men vatting van dit rapport geeft „de Tijd": „Zij is tot de conclusie gekomen, dat behoudens enkele, niet de hoofd zaak betreffende, details de geheele aangelegenheid haar voldoende dui delijk is geworden om een uitspraak over het door den minister gevoerde beleid te doen en dat het alsnog in stellen van 'n parlementaire enquête niet noodzakelijk is. Al is de commis sie het niet eens met de door minister Goseling genomen maatregelen tegen de marechaussee-brigade te Oss, zij moet erkennen, dat deze brigade fou ten heeft begaan, die maatregelen wettigden. Zij is echter van meening, dal met minder straffe maatregelen had kunnen worden volstaan. Zij is ten volle overtuigd van de goede trouw van den minister, ook al keurt zij het door hem gevoerde beleid af. De nota van den minister en het haar ter beschikking staande materiaal doen haar besluiten de Kamer voor te stellen de nota van den minister voor kennisgeving aan te nemen." Dat komt dus neer, zegt het blad, op een verschil van meening over het x gevoerde beleid, een kwestie van appieciatie dus waarover men einde loos en nutteloos kan discusiëeren. Liberale bladen oordeelen geheel anders: Zoo schrijft de toch steeds zeer gematigde „Avondpost": „De politieke gevolgen van dit Rap port kunnen zeer ernstig zijn, wan neer de overige Roomsche Ministers zich met mr. Goseling solidair ver klaren. Het zou een onjuiste opvat ting zijn maarmen moet er zich op voorbereiden." Het eveneens gewoonlijk beza digde „Utrechtsch Dagblad" onder stelt zelfs de mogelijkheid dat 'n door de Tweede Kamer te vellen uitspraak niet alleen den minister van Justitie maar ook dien van Defensie tot heen gaan zal kunnen bewegen. De „N.-Rotterdamsche Crt." hoe wel meer anti-katholiek ingesteld is daarentegen van meening, dat een door een votum van wantrouwen ge- trof 1 en minister kan vervangen wor den door een ander lid van zijn partij. Hel blad verwacht, dat er vóór 22 Juni, den dag waarop dr. Colijn 70 jaar wordt, door het kabinet geen be slissing omtrent de aan te nemen hou ding zal worden genomen. Het is ook de vraag nog, volgens het blad, in hoever er zich moeilijkheden met de Tweede Kamer zullen voordoen. Want het hoorde verluiden: „Dat tot nu toe in het kabinet ten opzichte van het door miniser Gose- ling gevoerde beleid eensgezindheid zou heben bestaan." GEZANT' TE LONDEN TREEDT AF. Jhr. Mr. E. F. M. J. MICHIELS VAN VERDUYNEN OPVOLGER. De Nederlandsche gezant te Londen, mr. .1. P. graaf van Limburg Stirum, zal in den loop van dit jaar om parti culiere redenen ontslag vragen. Als zijn opvolger aan het Hof van St. James noemt men jhr. mr. E. F. M. J. Michels van Verduynen, oud gezant te Praag en voormalig chef van de afdeeling diplomatieke -.aken van het departement. De heer Michels is een internatio naal bekend sportman, met vele vrien den in golf- en paardenwereld, het geen hem in Engeland zeker een har telijke ontvangst zal verzekeren. WIJZIGING VESTIGINGSWETI KLEINBEDRIJF. HERZIENING EERLANG TE WACHTEN. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging der vestigingswet kleinbe drijf 1937. Van de toelichting stippen wij aan: Bij het in werking treden der Vesti gingswet kleinbedrijf 1937 was nau welijks te voorzien, dat zij reeds zoo spoedig op zoo ruime schaal toepas sing zou vinden. De ervaring heeft verschillende pun ten in de wet aan het licht gebracht waarvan verbetering gewenscht zou zijn, zoodat een herziening eerlang aan de orde zal moeten komen. Een dergelijke herziening, welke reeds een onderwerp van vooronderzoek aan het departement van Economische Za ken uitgemaakt, zal waarschijnlijk van meer verstrekkenden aard zijn. 'Het onderhavige wetsontwerp even wel heeft in de allereerste plaats ten doel, een aanvullende regeling te treffen met betrekking tot de finan- cieele gevolgen van de toepassing dei- wet. Het komt den minister gewenscht voor, de totstandkoming daarvan niet te vertragen door het voorstellen van wijzigingen op punten van principieel belang, maar hij geeft er de voorkeur aan, een daartoe strekkend afzonder lijk wetsontwerp op een later tijdstip in te dienen. Wel lijkt het den minis ter gewenscht, van deze gelegenheid gebruik te maken om enkele technische wijzigingen in de wet aan te brengen, die het princiepe daarvan geenszins aantasten, doch de toepas sing belangrijk zullen vergemakkelij ken. Bij de toepassing van de wet heeft zich de behoefte doen gevoelen aan zekere overgangsmaatregelen, in het bijzonder voor hen, wier leeftijd het alsnog volgen van onderwijs en het afleggen van examens bezwaarlijk maakt, doch wier jarenlange ervaring een waarborg kan bieden voor des kundigheid. Tot dit doel zijn in het leven ge roepen en wordt ,in de praktijk een nuttig gebruik gemaakt van de z.g. van „De Echo van het Zuiden' Naar het Engelsch van NORMAN CHARLTON. Nadruk verboden. 10) Kijk, daar is zeZe staat bij mijn zwarten koffer. Georg, red dien ten minste. Doch daar haar zoon geen aanstal ten maakte om te doen wat ze hem zoo opgewonden verzocht, snelde me vrouw Hemmings in eigen persoon naar de groep reizigers, die bij den bagagewagen op hun koffers stonden te wachten en met beide handen om klemde ze haar dierbaar bezit, terwijl ze Lilian tartend aankeek. Wat is ze toch bezorgd voor dien koffer, dacht Lilian, die zich glim lachend een eindje van de groep ver wijderde, om een witkiel orders te geven haar bagage in ontvangst te nemen. Zij keek onzeker om zich heen of haar tante er ook waseen welge dane dame met een blozend, vriende lijk gezicht kreeg haar in het oog en kwam op haar toe. Ik geloof, dat ik weet wie je bent Lilian Turner natuurlijk, zei ze opge wekt. Je lijkt sprekend op je lieve moeder. Dus u bent tante Martha?, vroeg Lilian. Juist, lieve kind, geef me maar gauw een zoen. Wat vriendelijk van u om zelf te komen, zei Lilian na een stevige om helzing. Wat moet ik met mijn ba gage doen? Daar zal John wel voor zorgen. Zij wees naar een jongen in een met meel bestoven costuum, die verlegen aan zijn pet tikte. Mijn karretje staat buiten, daar kan hij ze op laden. Ik woon niet ver van 't station; we hoeven alleen High- street maar af te wandelen. Maar, lie ve kind, wat vind ik het heerlijk, de dochter van mijn zuster te zien en te merken, dat zij zich niet te deftig voelt, om bij mij te komen logeeren. Het ontging Lilian niet, dat de jon ge Hemmings naar hun gesprek stond te luisteren. Ik vind het heerlijk, dat u mij hebben wilt, antwoordde het meisje hartelijk. Ik ben blij, dat ik uit Londen weg ben. Als u wist, hoe ik naar het rustige buitenleven verlangd heb! Je hebt zeker een erg drukken tijd gehad, maar dat moet je me latei- maar eens vertellen. Lilian keek tersluiks naar George en vroeg zich af, waarom mannen zoo zelden kunnen luisteren zonder dat 't in de gaten loopt een kunst, die vrouwen zoo uitstekend verstaan. John had inmiddels de bagage op genomen en liep het perron af. Lilian's blik viel op het aanplakbil jet. Lieve hemel! riep ze uit die diadeem van gravin Harlsmore gesto len! Dat is gewoon een prachtstuk! Heb je die dan wel eens gezien? vroeg haar tante geïmponeerd. O ja, ik ken de gravin heel goed. Zij wierp een snellen blik op haar tante, want ze was bang, dat deze haar opmerking erg verblufferig zou vinden, maar haar vrees was onge grond. O ja? vroeg ze alleen maar. Je ontmoet zooveel verschillen de menschen in Londen, legde Lilian verontschuldigend uit. Zij had zich overtuigd, dat mevrouw Hemmings in de buurt was. Ik vind het erg jammer voor haar, babbelde tante Martha. Ze is pas een paar weken geleden op het kasteel teruggekomen. Het was een heele poos aan een Amerikaanschen millionnair verhuurd. Ze zeggen, dat ze niet zoo heel veel geld meer heeft, maar dat zul je wel weten als je haar kent. O, ik heb haar maar enkele kee- ren gesproken. Ze is een goedhartige vrouw, maar niet zoo heel erg be schaafd. Ze is zelfs van heel eenvou dige afkomst. Ken je haar zoon? Neen, die heb ik nog nooit ont moet. Hij studeert nog, geloof ik. Buiten het station stond een ponny- wagen, waarop in kleurige letters: „Martha Watt" bakkerij en lunch room". Daarnaast stond een dichte auto en Lilian zag den chauffeur en een witkiel bezig, een welbekenden zwarten koffer met een witten band op den bagagedrager te bevestigen. Het volgende oogenblik verscheen mevrouw Hemmings en haar zoon. Lilian wendde haar blik af; ondanks zichzelf kon ze een oogenblik een ver velend gevoel niet van zich afzetten, omdat ze vreesde, dat er een zekere betrekking tusschen haar en het kar retje zou worden verondersteld. Vertel me eens wat meer van den diadeem kindje, zei tante Martha met haar luide stein. Hij schittert zeker geweldig? Zullen we verder gaan?, vroeg Lilian een beetje ongeduldig. Ze was ervan overtuigd, dat mevrouw Hem mings en haar zoon naar hen luister den; ze wisselden althans veelbetee- kenende blikken! Ik geloof niet, dat ik ooit in mijn leven een diadeem gezien heb, zelfs niet in een winkelétalage, ver volgde haar tante op denzelfden lui den toon. Maar misschien zie ik er binnenkort nog wel eens een in jouw haar! voegde ze er aan toe, met een vroolijken lach op haar toespeling op de voorname huwelijkskansen van haar nichtje. Kom, tante, laten we hier nu niet langer blijven staan! Goed, kindje! Ben je klaar! Ik ben al een heelen tijd klaar, zei Lilian. Ze ergerde zich aan haar zelf, om dat zij zich aan haar tante ergerde. Het was afschuwelijk die twee paar oogen steeds op zich gevestigd te voe len en te weten, dat hun gesprek werd afgeluisterd. Het kleurig geschilderde wagentje en haar tante's luide stem droegen trouwens het hunne tot haar ontstemming bij. Haar tante zag, dat Lilian de auto nakeek, toen deze weg reed. Dat is mevrouw Hemmings en haar zoon van Chorn Hall. Het zijn aardige, eenvoudige menschen; een van de beste families hier. De minis ter van Binnenlandsche Zaken is haar broer; je hebt natuurlijk wel van hem gehoord. O ja, antwoordde Lilian alleen maar. Ze wilde vooral niet voor een pochhans doorgaan en als om dat te- bewijzen, gaf ze haar tante een arm. Ik hoop, dat ik u niet in den weg zal loopen, zei ze vleiend. Ik mag u zeker wel helpen in de lunchroom, zooals mijn moeder ook deed. Kindje, dat wil ik volstrekt niet hebben. Als ,u het niet goed vindt, ga ik regelrecht terug en vertel aan vader, hoe onvriendelijk of u bent. Haar tante was verrukt. Ik heb me telkens afgevraagd, hoe je zou zijn, maar ik had nooit durven danken, dat je zoo eenvoudig was. Je bent in je manieren en in je uiterlijk net zoo lief als je moeder was. Er kwam even een bedroefde trek op het gezicht van Lilian's tante. Maar op het laatst werd ze he laas een beetje hoogmoedig, ging ze voort. Niet dat ik het haar kwalijk heb genomen, maar het verkoelde toch de verhouding een beetje. Daarom ben ik jullie nooit komen opzoeken, want ik houd er niet van om mij in te dringen. Maar tante! Zoo beschouwde ik het tenmin ste. Maar ik vond het heerlijk, toen je schreef dat je een heele poos wilde blijven. Josiah heeft een vrouw gevon den en ik een nichtje, zei ik bij me zelf. (Wordt vervolgd). VJ ZC V( b h h Si ti

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 2