Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON HET MEISJE UIT DE LUNCHROOM. Het nieuwe kabinet. Het nieuwe kabinet-Colijn zal, zoo als wij Zaterdag reeds als waarschijn lijk konden mededeelen, als volgt sa mengesteld zijn: Minister-president en minister van Algemeene Zaken: dr. H. Colijn; Buitenlandsche Zaken: mr. J. A. N. Patijn; Justitie: mr. J. A. de VisSer; Binnenlandsche Zaken: H. van Boeyen; Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen: prof. dr. B. J. O. Schrieke; Financiën: C. W. Bodenhausen; Defensie: dr. J. J. C. van Dijk; Waterstaat: jhr. ir. O. C. A. v. Lidth de Jeude; Economische Zaken: prof. ir. Is. P. de Vooys; die echter pas half Augustus zijn ambt zal kunnen aanvaarden, tot wel ken tijd dr. H. Colijn dit departement ad int. zal beheeren. Sociale Zaken: dr. ir. M. H. Damme; Koloniën: C. van den Bussche. Naar wij voorts vernemen, zal niet alleen mr. C. M. J. F. Goseling weder lid worden van de Tweede Kamer en dan optreden als voorzitter der R.K. fractie, doch is minister Ch. J. I. M. Weiter voornemens, zijn oorspronkelij ke Kamerzetel weder te bezetten, na dat de thans zitting hebbende katho lieke leden voor hen plaats zullen heb ben gemaakt. Minister Steenberghe deelt ons mede dat hij geen Kamer zetel ambieert. PERSCOMMENTAREN ROND HET NIEUWE KABINET. De parlementaire medewerkers der verschillende bladen houden zich uit voerig bezig met het nieuwe kabinet. De Anti-Revolutionnaire en liberale kranten verdedigen Colijn, maar van de R.K., Socialistische en Vrijzinnig Democratische krijgt hij hevige critiek te slikken. De Maasbode (r.k.) schrijft voor de vermoedelijke samenstelling van het nieuwe kabinet bekend is: Het karakteristieke van het kabinet verplaatst ons in zekeren zin honderd jaar terug in het verleden. Zooals on der Willem I bij ministerbenoemingen natuurlijk niet werd gedacht aan de Noordnederlandsche katholieken, die ook slechts 40 procent van de bevol king uitmaakten en men zelfs na de vereeniging met België ten hoogste een enkel katholiek Zuidnederlander in het ministerie opnam en dan nog liefst een van verdacht allooi, zoo gaan wij nu, sinds onheuglijken tijd een kabinet be groeten zonder katholieken. De heer Colijn zal de Kroon hebben verteld en ons vermoedelijk ook willen meedee- len. dat de katholieken zichzelf hebben uitgesloten. Wie weigert, naast den heer Colijn te zitten, sluit zich blijkbaar uit van het staatsbestel in Nederland, waarvan de heer Colijn immers, vol gens de schriftelijke mededeeling van den heer De Vos van Steenwijk in De Standaard, een onmisbaar element is. De misdaad der katholieken is, zich niet stilzwijgend neer te leggen bij de denkbeelden sommigen zullen mis schien zeggen: de grillen van den heer Colijn. Het regeeren bij persuasie schijnt in Nederland dus te worden omgezet in mogen meedoen bij de gra tie van dr. Colijn. Voor dat genoegen bedankten de katholieken; zij kunnen dat anderen een poosje gunnen, indien het landsbelang hen althans niet dwingt, daaraan snel een eind te ma ken. Mr. Joekes stelt in de Vrijzinnig De mocraat vast, dat het komende zaken kabinet slechts vast zal kunnen rekenen op den steun van twee partijen in de Kamer, n.l. de anti-revolutionairen en de liberalen, tezamen tellend 21 leden. Daarna schrijft mr. Joekes: Wij achten het optreden van zulk een Kabinet niet in overeenstemming met de juiste toepassing van ons par lementaire stelsel, zoolang niet geble ken is, dat een Kabinet, steunend op een meerderheid in de Kamer, niet mo gelijk is. Een reëele poging daartoe is tijdens deze Kabinets-crisis niet ge daan. De Tijd (R.K.) schrijft o.m.: Het parlement heeft een zeer eigen belang bij het onderzoek naar de be staansgronden en oorzaken van het nieuwe Kabinet. Het heeft aan het uitbreken van de crisis geen deel gehad en er treedt dus een nieuwe regeering op buiten zijn toedoen en wetenschap. Of dit nieuwe Kabinet op een primair stuk van de re- geeringstaak, de werkloosheidsbestrij ding, een nieuwe lijn volgt, zooals het communiqué van 30 Juni j.l. te verstaan gaf, dan wel in hoofdzaak de oude lijn voortzet, zooals jhr. de Geer meende te kunnen verklaren: het Parlement staat in elk geval voor een schutting, waar achter zich ófwel een onverklaarde koerswijziging in de regeeringspolitiek, ófwel een onverklaarbare crisis heeft voltrokken. Het zou ons zeer verbazen indien het parlement eenige maanden het zou November kunnen worden tegen die schutting zou willen aan kijken en intusschen met kruiswoord raadsels zijn tijd verdrijven. Bovendien is er nog een andere vraag, waarover opheldering dringend vereischt is. Waarom heeft dr. Colijn in tweede instantie een buitenparle mentair zakenkabinet geformeerd, ter wijl er andere wegen naar een regee ring van meer verzekerde levensvat baarheid openstonden? A. B. K. schrijft in de Arbeiderspers: (soc.). ,,Ook de meest welwillende beoor- deelaar zal niet kunnen ontkennen, dat wat wij in de afgeloopen week op dit stuk hebben beleefd, alles overtreft wat in Nederland ooit vertoond is. Indien het erom te doen ware, wat wel nie mand gelooft, ons staatsbestel in mis- crediet te brengen, zou de weg niet doelmatiger kunnen zijn gekozen. Allerlei namen zijn opgedoken van verdienstelijke personen, wier leven echter reeds achter hen lag". en verder: „Hier echter ontkwam men niet aan de indruk, dat een aantal groote stoe len ledig stond en dat een wanhopig man in arren moede overal in den lan de naar nette heeren zocht, die op deze stoelen geplaatst, in elk geval de leegte derzeive zouden overwinnen." Verder vervolgt A. B. K. „Indien een socialistisch bewind, of zelfs een waarvan socialisten deel hadden uitgemaakt, het regeerkasteel tot zulk een graad van onbewoonbaar heid had gebracht, wat zouden zij daar van wel hebben gezegd?" De Avondster (R.K.) ziet als ge volg van deze formatie: a. Een scheuring in de A.R.-Staats- partij, die geen liberaal-economische ideeën verdraagt; b. een samengaan tusschen Katho lieken met S.D.A.P. en Vrijzinnig-De mocraten. De Telegraaf (neutraal) is de mee ning toegedaan, dat het kabinet het wel zal houden: „Het heeft groote moeite gekost dit nieuwe kabinet te formeeren, maar nu het er is, zal het, naar wij vertrouwen, ten minste tot de aanstaande Tweede- Kamerverkiezingen stand kunnen hou den. De tijden zijn er niet naar om onze democratische instellingen in op spraak te brengen. Bovendien is het niet duidelijk, welke andere politieke oplossing op dit oogenblik mogelijk zou zijn geweest. Wie neiging gevoelt het nieuwe kabinet ten val te brengen, zal er zich van bewust moeten zijn, dat hij met een andere regeering klaar moet staan." „De Rotterdammer" (a.r.) daarente gen ziet het kabinet als een politieke reddingsplank. Het blad verheugt zich er over, dat dr. Colijn geslaagd is: Echter, onze verheuging is niet ab soluut. Wij begroeten het kabinet met gemengde gevoelens. Naast de vreug de dringt zich spijt naar voren. De ern stige scheur in de coalitie doet ons pijn. Sociaal-democraten en Roomsch-Ka- tholieken, gesecondeerd door vrijzin nig-democraten, zullen dr. Colijn en zijn mannen niet sparen. Waarschijn lijk zullen zij het in het negatieve meer met elkaar eens zijn dan in het positie ve, doch gemakkelijk zal het nieuwe kabinet het niet hebben. Trouwens, het moet bezorgdheid wekken als een fractie van dertig man, overigens tot samenwerking met den premier bereid, op grond van een on derdeel van het regeeringsbeleid te genover het kabinet komt te staan. Dit moet en zal, misschien spoedig, tot ernstige conflicten leiden. Het liberale „Algemeen Handels blad" pleit voor een loyale critiek. Nóg is het nieuwe regeeringspro- gram niet bekend of de R.K. pers brengt haar zwaarste geschut in stel ling tegen den vijand, die nog geboren moet worden. De roomsch-katholieken voelen zich gepasseerd. En het kost hun blijkbaar groote moeite om zich te voegen in de positie van loyale tegen standers. Dat men daden moet afwach ten alvorens men aan het veroordeelen en afbreken slaat, is een eenvoudige waarheid, die sommige katholieke bla den uit rancune ten eenenmale uit het oog schijnen te hebben verloren. Terwijl men in het maatschappelijk leven aan iederen nieuwen beheerder van een vennootschap ten minste een minimum tijd zou laten om zich be hoorlijk in te werken en een program van actie te ontwikkelen, moeten blijk baar de nieuwe ministers direct in de arena om zoo spoedig mogelijk te wor den afgemaakt. De regeerkracht zal uit de daden der nieuwe mannen moeten spreken. Zij hebben recht om daarnaar beoordeeld te worden. En niet veroordeeld alvo rens zij nog hebben kunnen laten zien van welk hout zij zijn gesneden. „Het Nat. Dagblad" (nat.-soc.) keert zich wederom-tegen de katholie ken en meent, dat wanneer de R.K. Staatspartij met de vrijzinnig-democra ten en S.D.A.P. naar de macht wil grij pen, het tijd zal zijn de strijdbijl op te vatten voor of tegen Goseling, Albarda en Romme. Het blad concludeert: „Dan moge Kamerontbinding den beslissenden strijd voor of tegen het Nederlandsche volk brengen." Een fietstocht door 't land Parol geneest doorzitten en zonnebrand. ZUIDTIROL. NED. REGEERING VRAAGT SCHADEVERGOEDING. De Nederlandsche regeering heeft, naar wij vernemen, bij de Italiaansche stappen ondernomen ten einde schade vergoeding te verkrijgen voor de Ne derlanders die Zuid-Tirol hebben moe ten verlaten en daar zakelijke belangen hadden. Dergelijke besprekingen zijn, zooals gemeld, ook reeds door de Zwit- sersche regeering geopend. De Nederlandsche vice-consul te Mi laan, de heer De Visser, heeft zich, zooals men weet, terstond naar Merano begeven ten einde de Nederlandsche belangen in Zuid-Tirol te behartigen. Naar zich laat aanzien, zal met de af wikkeling van deze aangelegenheid nog wel eenige tijd gemoeid zijn. WERELDCONFERENTIE VAN CHRISTELIJKE JEUGD. In de kleurig met vlaggen van bijna alle natiën versierde groote zaal van het Concertgebouw te Amsterdam is gistermidag de plechtige openingsver gadering gehouden van de Wereldcon ferentie der Christelijke Jeugd, waarbij Prins Bernhard, vergezeld van zijn adjudant, tegenwoordig is geweest, om er een boodschap van de Koningin over te brengen en tevens voor zich per soonlijk en namens Prinses Juliana een kort woord ter begroeting te spreken. Na de rede van Dr. U. A. Visser, heeft Prins Bernhard de boodschap van de Koningin aan het Congres overge bracht, die letterlijk als volgt luidt: Het is mij een genoegen, u, die uit alle deelen der wereld samengestroomd zijn, thans in mijn land vereenigd te weten. Mijn goede wenschen vergezellen u bij uwe werkzaamheden. Moge het der jeugd van de geheele wereld gegeven zijn, door gemeenschappelijk overleg e gezamenlijken arbeid, te streven naai de oplossing van de problemen, die in deze moeilijke tijden niet alleen du jeugd, maar de geheele menschheid be zig houden. Dat in de dagen die vóór u liggen de geest, door welken Christus in eiken mensch doordringt, en die alle tegen stellingen en problemen tot oplossing helpt brengen, u allen tot richtsnoer zij. SAMENWERKING TUSSCHEN TWEE GROOTE BANKEN. De Amsterdamsche Bank en de Rot- terdamsche Bankvereeniging hebben, behoudens goedkeuring van de aan deelhouders-vergaderingen, besloten: de winsten en verliezen met ingang van 1 Januari 1940 gelijkelijk te vet- deelen; eikaars verbintenissen te garanden- ren; de uitgegeven kapitalen (A. B. ca. 55 millioen, Robaver 45 millioen); Het 5e kabinet Colijn is voor de eerste bespreking op het departement van Algemeene Zaken aan de Kneuterdijk bij elkaar gekomen. V.l.n.r.: Ir. M. H. Damme (Sociale Zaken); Prof. B. J. O. Schrieke (Onder wijs, kunsten en wetenschappen); C. W. Bodenhausen (Financiën); G. v. d. Bussche (Koloniën); Jhr. Ir. O. C. A. v. Lidth de Jeude (Waters*.aat); Dr. J. J. C. van Dijk (Defensie). van „De Echo van het Zuiden". Naar het Engelsch van NORMAN CHARLTON. 21) Mijn moeder zou bijvoorbeeld een premie kunnen uitloven en zij zou de advertentie kunnen lezen. De kranten kunnen melden, dat de diadeem nog steeds niet terecht is. Er zijn honderd mogelijkheden, waar ik nu niet aan denk. En veronderstel dat ze naar je moeder toegaat? Wat dan nog? Dat is nu juist de vraag waar ik mij het hoofd over breek. Wat gebeurt er dan? Wel. je ontkent de heele geschie denis. Ga zelf maar na wie je moeder eerder geloovcn zal, haar bloedeigen zoon of een kelnerin uit een lunch room Ja maar. Er is nog nooit een belangrijke misdaad gepleegd, zei Warden op een toon van meerderheid of een of ander mallootige oude of jonge juf frouw heeft aan de politie geschreven dat ze het fijne er van wist. Niemand die er notitie van neemt, behalve de dokter en die schrijft een kalmeerend drankje voor. Je hoeft je over haar niet ongerust te maken. Het eenige wat je 'te doen hebt, is brutaalweg te ontkennen. Maar dat neemt niet weg. In het allerergste geval kun je je moeder alles eerlijk opbiechten. Dan kun je later net zoo goed doen als nu. Maar het verschil is dat je, als je het nu doet, geen cent krijgt voor al je moeite en getob en als je het later doel en dan zal het honderd 'tegen een niet eens noodig zijn wel, dan heb je de duiten in handen! Ik geloof, dat je gelijk hebt, zei Harlsmore na een paar minuten na gedacht te hebben. De kwestie is nu maar: hoevéél duiten krijg ik in handen? Hoe kan ik dat zeggen voor ik het ding gezien heb?, vroeg Warden op verongelijkten loon. Vooruit, voor den dag met het moois! De graaf zwichtte voor de onverbid delijke logica van dit argument. Hij gaf het pakje aan zijn metgezel, die 't met bijna teedere voorzichtigheid be gon open te maken. Toen hij het brui ne papier verwijderd had, kwam een gewoon étui te voorschijn. In groote spanning keken twee paar oogen toe, toen de lommerdhouder op 't knopje drukte. Doch die oogen werden niet verblind door den glans van schitte rende diamanten. Het étui bevatte een klein koperen presse-papier en een stukje papier. Wat is dat!, riep Warden ontzet. Wat is dat!, echode zijn jeugdige metgezel. Warden las wat er op het papiertje stond geschreven: De oorspronkelijke inhoud van het étui zal door miss Turner, 107 High Street Woollacombe, worden over handigd aan de gravin van Harls more. Jij verduivelde idioot!, snauwde de lommerdhouder tegen den jongen. Wat staat er? Laat mij eens kij ken!, schreeuwde de graaf, terwijl hij de hand uitstak. Daar heb je liet heele zoodje. Warden gooide alles, briefje, étui, touw, pakpapier en presse-papier in de richting van zijn metgezel. Het zware ding trof den graaf tegen den mond, die bloedend verwond werd. Loop naar de hel! De pijn bracht den jongen in een soort razernij en zijn vuist schoot met kracht uit tegen Warden's neus. Vloe kend beantwoordde deze den aanval met een stomp, die den graaf languit op de bank deed terechtkomen, maar in een seconde was hij weer overeind en lenig als een wilde kat vloog hij zijn tegenstander naar de keel. Een oogenblik later worstelden de beide mannen op leven en dood in de enge ruimte van de coupé. Warden was de zwaarste en sterk ste van de twee, maar lord Harlsmore was leniger en beter geoefend en het eerste oogenblik scheen hij in de meer derheid te blijven. Met zijn rechter hand hield hij den lommerdhouder bij den strot en met den linker liet hij slagen regenen op zijn hoofd. In doods angst greep Warden hem om het mid del en trachtte hem op den grond te krijgen. Een paar minuten zwaaiden zij heen en weer; toen vielen zij met een bons op den vloer van het rijtuig. Lord Harlsmore lag onder en zijn hoofd was met een hevige slag tegen den grond gekomen. Zijn tegenstand der hield op, zijn armen vielen slap langs zijn lijf en hij sloot de oogen. Warden krabbelde hijgend overeind. Hij keek naar de beweginglooze figuur van zijn reisgenoot en het angstzweet brak hem uit. Heb ik hem vermoord?, mom pelde hij. Hij bedacht of hij 't lichaam uit de trein zou gooien en zelf zou probeeren te vluchten. Maar dat was hem toch te kras. Het was zelfsverdediging, zette hij zijn alleenspraak voort; ik zweer het. Hij gaf den eersten slag. Het was alsof Warden zich verde digde voor een denkbeeldige jury. Maar het duurde niet lang of lord Harlsmore gaf alweer teekenen van 'terugkeerend bewustzijn. Hij bewoog zich even en zijn oogleden knipperden. Deze verschijnselen stemden Warden aanmerkelijk geruster. Het gaat alweer een hoop beter, nietwaar oude jongen, zei hij opge wekt. Laat ik je eens overeind hel pen! Hij boog zich en hielp zijn reisgezel overeind. Lord Harlsmore streek met de Wat is er?, vroeg hij verward. Jij en ik hebben eventjes den kolder in den kop gehad, vertelde Warden ,met een poging, om aan het voorgevallene een humoristisch tintje te geven. Dat deerntje heeft ons lee- lijk voor den mal gehouden en dat maakte me half-razend. En jou ook, weet je wel? Ik herinner het mij. Lord Harlsmore steek met de hand over het voorhoofd. Zijn lip bloedde en hij haalde een zakdoek te voorschijn om het bloed te stelpen. In middels trachtte Warden zijn boord weer wat in model te brengen en van zijn gehavende das te maken wat er nog van !te maken was. We zijn allebei verduivelde dwa zen geweest, bekende hij grootmoedig, en ik kan niet zeggen wie de groot ste van de twee was. Wat moeten we nu doen?, vroeg de jonge graaf. Hij keek wezenloos naar de wrakstukken van het étui, die op de bank verspreid lagen. Doen?, riep de lommerdhouder vol energie. Ik weet al wat ik ga doen. Ik ga naar Woollacombe terug. Ik zal het met dat juffertje wel voor elkaar boksen. geloof niet da't je daar goed aan doet, protesteerde de graaf zwakjes. Ik kan beter alles aan mijn moeder vertellen. Warden's goed humeur dreigde weer te verdwijnen. Wees toch niet zoo'n bange wezel, zei hij minachtend. Hou jij je er alstublieft buiten en bederf me den boel niet. Het is verkeerd. Wacht je tijd af en oordeel dan. Wat ben je van plan? Daar heb je niets mee te maken. Ik weet precies hoe ik het moet aan leggen. En ik garandeer je, dat ik dat mooie dingetje uit de handen van die jongejuffrouw loskrijg; dat is nog maar het voornaamste. Ze spraken verder geen van beiden, lot de trein vaart begon te verminde ren. Lord Harlsmore bleef onbeweeg lijk zitten. Ga je niet met ine mee terug?, vroeg Warden. De jongen schudde langzaam het hoofd. Neen ik ga door naar Lon den, ik voel me te slap. Ben je van plan wat tegen je moeder te zeggen?, vroeg Warden op een toon, die een mengeling was van angst en bedreiging. Hij wist (wat Li lian onbekend was) dat de gravin, beu van de historie van den diadeem, naar haar Londensche woning terug gekeerd was. Het duurde een oogenblik voor lord Harlsmore antwoord gaf. Neen, zei hij, je kunt je po ging wagen. Maar als het mislukt, te legrafeer me dandan zal ik probee ren, de zaak met mijn moeder in orde te maken. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 2