GEMEEGTERMD SPiMGClPElEE FEUILLETON DE BROEDERS, Een hevige philippica van den Voorzitter tot het lid Adr. Verheijden. mooi arbeidsveld een aanvang is ge maakt! De gemobiliseerden welen dus thans, dat er ook in dit opzicht raad, te be komen is. Zij zullen zich, van heden al', in verbinding kunnen stellen met een instantie, welke een open oog heeft voor de burgerbelangen van die gemo- •biüseerden, voor wie het dienen van 't vaderland „huiselijke zorgen" mede brengt. NEDERLAND EN BELGIë. De voorzitter van de Belgische Ka mer van Volksvertegenwoordigingen, mr. dr. F. van Cauwelaert, heeft te Maastricht voor het departement Zuid- Limburg der Ncderl. Maatschappij voor Nijverheid en Handel een rede ge houden over het onderwerp: „Econo mische samenwerking tusschen Neder land en België". Spreker hield een pleidooi voor nau were samenwerking, waartoe vol gens zijn meening het bekende we- derkeerig vorstelijk bezoek den weg heeft gewezen. Binnenkort zal een bijeenkomst ter zake gehouden worden van de Kamers van Koophandel uit de grens-provin- cie der heide landen. ST. ANNALAND GEZONKEN. Het Nederlandsche s.s. ,.St. Anna- land" van de Scheepvaart- en Steen- kolenmaatschappij te Rotterdam is Zondagmiddag in de nabijheid van Fairy bank op een mijn geloopen. De bemanning is gered door het Neder landsche s.s. „Schieland" van dezelfde maatschappij, dat zich in de nabijheid van de „St. Annaland" bevond. STILLE OMGANG TE AMSTERDAM. De laatste nacht. In den nacht van Zaterdag op Zon- dag hebben de leden van den Stillen j Omgang die de pelgrimage in de hoofd stad nog niet een der laatste Zondagen volbrachten, den bidweg door de oude stad gemaakt. Met 23 treinen .werden de bedevaartgangers uit verschillende deelen des lands aangevoerd. Zeven treinen aan de Westzijde van het Cen traal Station brachten de mannen uil j Den Haag, West-Friesland, Alkmaar en IJmurden. Aan de Oostzijde van dit station liepen zestien extra-treinen binnen. Hieronder was er een, die 400 militairen uit Veenendaal vervoerde. Verder treinen uit Tilburg, Waalwijk. 's-Hertogenbosch Utrecht, Arnhem, Maastricht, Roosendaal, Zwolle, Olden- zaal en Gouda. Naar schatting maakten 20.000 deel nemers dezen laatsten nacht den om gang. zoodat het totaal van dit jaar ligt tusschen 80.000 en 90.000 pelgrims, die allen hun gebed hebben gestort, dat Nederland bevrijd mag blijven van de ramp van een oorlog. In stille hulde hebben zij het wonder van 1345 her dacht en van hun geloof iil het H. Sa crament des Altaars getuigd. WAT NEDERLAND GAF VOOR FINLAND EN POLEN. Nederland heeft ruim in de beurs getast om zwaarbeproefde volken op inenschligvende wijze de behulpzame hand te bieden: dezer dagen is aan het Finsche Roode Kruis een bedrag van 300.000 en ten behoeve van het Pool- sche volk een bedrag van 30.000 ter beschikking gesteld. OPLEIDING TOT RESERVE OFFICIER. Voor drie legeronderdeelenhet wa pen der militaire luchtvaart, het korps motordienst en het korps pontonniers en torpedisten vangt naar de Tel. meldt begin October a.s. een oplei ding tot reserve-officier aan. Naar plaatsing bij een dezer oplei dingen kunnen mededingen dienst plichtigen die op 15 October 1940 de eerste oefening nog niet of nog niet ten volle hebben vervuld en voldoen aan de eischen. gesteld in art. 7 van de Indeelingsbeschikking 1940. NIEUWE ONDERZEEBOOT. Van een der hellingen van de Rotter- damsche Droogdokmaatschappij is met goed gevolg te water gelaten de onder zeeboot O. 24, in aanbouw voor de Ne derlandsche regeering. De doopcere- moniën en het wegnemen van de laat ste beletselen voor de tewaterlating, werden verricht door de echtgenootc van den ingenieur der marine, den heer K. de Munter. De O. 24 is de laatste van een serie van 4 onderzeebooten, tot welker bouw in 1937 opdracht is gegeven. De Vrijdagavond gehouden verga dering van den raad der gemeente Sprang-Capelle. werd door den voor zitter burgemeester A. Smit op de ge bruikelijke wijze geopend. Nadat de notulen onveranderd wa ren goedgekeurd, kwamen enkele inge komen stukken aan de orde, o.a. be richten van Ged. Staten houdende goedkeuring van raadsbesluiten, pro cessen-verbaal van kasopname en een dankbetuiging van den heer Verhoe ven, ambtenaar ter secretarie, voor zijn salarisherziening. De schoolgeldverordening, welke in de vorige vergadering was vastgesteld dient op verzoek van Ged. Staten op enkele punten gewijzigd te worden en wel in dien zin, dat het maximum schoolgeld wordt teruggebracht van 70.op 60.— per kind per jaar. Bovendien moet de kinderaftrek ook gelden voor kinderen, uit hetzelfde ge zin die een U.L.O.-school bezoeken. Z.h.st. gaat de raad hiermede ac- coord. Daar de verordening voor de veld wachters op 2 Mei afloopt, wordt zon der* wijzigingen een nieuwe vastgesteld. De Bond had voorgesteld om de uit- keering bij overlijden van een maand te brengen op drie maanden. B. en W. adviseeren hieraan niet te voldoen, daar ook bij de andere ambtenaren de eersie regeling geldt, zoodat er dus een precedent zou worden geschapen. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. Drie woningen, te weten één aan den Winterdijk en twee aan het Oosteind ir. Sprang, die reeds onbewoond wa ren, worden onbewoonbaar verklaard. Enkele belastingontheffingen wor den in geheime vergadering behandeld. Na de heropening stellen B. en W. voor om met Waspik een gemeen schappelijke regeling aan te gaan be treffende het bezoek van kinderen, die uit die gemeente de openbare lagere school te Capelle bezoeken. Deze re geling houdt in, dat Waspik aan Sprang-Capelle voor eik kind de ge middelde kosten, die ten laste van de gemeente komen, na aftrek van school geld, vergoedt. Ook hiermede gaat de raad accoord. Verder wordt besloten om de huur <•1 ar* ito sri 'Iff-W! van het ouder raadhuis voor de volgen de vier jaren vast te stellen op 300. De 50.verhooging dienen voor de groote reparaties, die er aan zijn ver richt, in verband met de vestiging van de landbouwschool. Bij de rondvraag wil de heer G. v. d. Hoeven weien hoe het staat met de verbetering in werkverschaffing van het Vaartje, waarop de voorzitter ant woordt, dat er nog geen nieuw plan van de Heide Mij. is ingekomen. De heer Kerst bepleit opruiming van vuil tusschen de kom in Capelle en het Station. De voorzitter zegt een onder zoek toe. De heer Versteeg zegt dat de water leiding maatschappij op verschillende plaatsen het wegdek heeft opengebro ken. Hij vraagt of dat ook weer op kosten van die maatschappij wordt her steld. De voorzitter deelt mede, dat wan neer de P.N.E.M. iets dergelijks doet, de gemeente het herstelt op kosten van de maatschappij. Hoe het met de wa terleiding maatschappij staat zal hij na zien. Zeer ernstige woorden tot den heer Adr. Verheijden. „Tot mijn groote spijl", aldus de voor zitter, „heb ik zelf nog iets voor deze openbare vergadering. Ruim 5 jaren heb ik nu, met een ge duld, waarop Jol) jaloersch zou zijn ge worden, de verwarde en onsamenhan gende betogen van den heer Verheijden aangehoord en heb dit steeds maar laten gaan, omdat* zooals ik de vorige verga dering opmerkte, men het oudste lid van den Raad maar wat toe moest geven. We weten immers reeds van te voren, dat de Fransche tijd, de schoolstrijd, de vcrceniging der 3 voormalige gemeenten, de exotische lederhandel, de kostschool, de familierelaties enz. enz. de telkens weer opnieuw terugkeerende bouwstof fen vormen, welke de proeven van .proza des heeren Verheijden moeten „verluch ten", een en ander tot zijn eigen meer dere glorie. Dit alles is echter nog wei te overko men. Een ernstiger feit is, dat de in dezen Raad geboden gelegenheid om het woord te voeren door dezen vertegenwoordiger der bevolking wordt misbruikt. Het is U toch allen bekend dat het de weinig loffelijke en integendeel de zeer onedelmoedige gewoonte is van de zen liberalen kampvechter, zooals hij zichzelf eens noemde, om autoriteiten en personen, die hier niet aanwezig zijn, aan te vallen en te bekladden. Omgekeerd valt hij personen, die hier aanwezig zijn, op een andere plaats aan, kortom, altijd achter iemands rug. Vorige vergadering geschiedde dit weer met opzicht tot predikanten van een zekere richting, een andere keer moest het Gouvernement in den Bosch het ontgelden, toen het liefelijk oordeel over de Gedeputeerde Staten dezer pro vincie door den heer Verheijden aldus werd weergegeven „Het zijn allemaal baantjesjagers daar aan Gedep. Staten". Dan weer werden leden van het Steun comité, die geheel belangeloos hun vrije tijd gaven voor sociaal werk, beticht „vriendjes" te helpen en dus hun taak niet eerlijk te vervullen. Dan weer werd de echtheid van handteckeningen op bij den Raad ingekomen adressen betwij feld en daarmede mcnschen van valsch- heid in geschrifte beschuldigd, dan weer zeide de heer Verheijden van beëedigde schatters „Vfc komen alsdan weer voor gevallen te staan, dat de Hoogstaande schatters, belust op buit, klaar staan om vriendjes te bevoordeclcn en politieke tegenstanders te benadeelen" en vervol gens had wederom deze of gene Minis ter het gedaan en werd op een gezags ondermijnende wijze gesproken over diens beleid. Gij weet 't allen, mijne heeren en boven dien zouden de notulen dit alles kunnen bevestigen. Verschillende malen heb ik dan ook Uw medelid tot de orde moe ten roepen of het woord ontnomen, in de hoop dat toch nog eenmaal de tijd zou mogen aanbreken, dat deze heer zijn tong (ergens een onbedwingelijk kwaad genoemd) eens zou leeren bedwingen. Ik vrees echter met grootcn vreeze, dat dit nimmer het geval zal zijn. Omdat nu nooit gezegd zou kunnen worden, dat de heer Verheijden niet me nigmaal gewaarschuwd is, moge ik hem hier in het openbaar nog eens een waar schuwing geven, die ik reeds eerder on der vier oogen gaf. Dit is n.l. noodig omdat zich weder om symptomen voordoen die doen ver moeden dat hij deze waarschuwing en de onverdiende goedgunstige houding mijnerzijs, heeft vergeten. Niet alleen in den Raad, ook daarbui ten uit de heer Verheijden zich op een wijze, die alle perken van fatsoen te bui ten gaat en die gespeend is aan alle wel levendheid, ja zelfs de eerste regelen daarvan niet benaderen. Ik wil U, mijnheer Verheijden, dan nogmaals waarschuwen om U te mati gen. Gij weet dat ik U, in overleg met den Officier van Justitie heb moeten verhoo- ren, omdat U mcnschen die niets meer en niets minder dan hun plicht deden, hebt belasterd op een meer dan laakbare wijze door deze te betitelen als „moreele moordenaars". U zult zich misschien den loop der za ken nog herinneren, hoe gij U eerst niets meer wist te herinneren van die uitla tingen en Uzelf het brevet van ontoere kenbaar uitreikte, inplaats van open en eerlijk en flink te zeggen, zooals mannen dat zouden doen „ja, dat heb ik gezegd". U zei echter „lk was ontoerekenbaar, ik wist niet wat ik zei". Gij weet het vervolg: dat gij tenslotte Uw mond voorbij praatte en toen de veld wachter Uw woorden noteerde, uitriep „ja, nu heb je me te pakken, hè". Gij weet dat ge, toen ge inzaagt dat ge wellicht als verdachte voor de Rechtbank zou komen te staan als het ware bidde en smeekte om verschooning onder den vol pathos klinkenden uitroep „O, dat is mijn dood, dat is mijn dood, daar krijg ik misschien wel een beroerte van Gij weet wat nog meer besproken is, met de beide veldwachters als getuige; ik wil U nog ontzien en niet alles zeggen doch met den Romeinschen redenaar uitroepen: Cupio, patres eonscripti, me esse clementem". Gij weet ook ook dat ik toen met Uw figuur bewogen antwoordde, dat ik U zou toonen, dat wij, de veldwachters en ik, nog wel degelijk gevoel hadden en geen beulen waren en dat ik zou trach ten te bewerkstelligen dat de strafvervol ging tegen U geen doorgang zou hebben. Gij weet dat ik woord heb gehouden. Gij weet ook dat gij toen met beide han den mijn hand greep en zei: O burge meester, dan zijn we weer goede vrien den, wordt daar nu heusch een punt achter gezet, gaat dat niet door?. Gü weet dat ook ik U toen gewaar schuwd heb om U in Uw uidrukkingen in en buiten den Raad le matigen en geen personen, die zich in een vergade ring niet verdedigen kunnen, te beklad den. wat U hebt toegezegd. Gij weet dit alles. Als er iets is, wat ik onjuist mocht heb ben voorgesteld, kunt U ïoo aanstonds hier de gelegenheid krijgen mij te weer spreken. Hier, op deze plaats wel te ver staan, niet achter mijn rug of op een plaats, waar ik U toch niet wensch te antwoorden. Dit was mijn houding. Ik heb dit alles nooit publick gemaakt, omdat ik er geen behagen in schep Uw dubbelhartige hou ding voor het voetlicht te plaatsen. Doch nu hebt U er mij toe genoopt. En wat was nu Uw houding tegenover dit alles? U hebt de verregaande onbeschaamd heid gehad om, zooals dat vaak Uw ge woonte was, de zaak precies om te draai en. Van zeer betrouwbare zijde weet ik, dat U dit alles hebt voorgesteld, alsof ik zou zijn teruggekrabbeld. I)at was de dank voor de, naar ieder zal toegeven no bele en verzoenende houding, die mij deed besluiten Uw grijze haren te sparen. Een ieder zal tevens toestemmen dat onze rijke Nederlandsche taal te arm aan woorden is om een dergelijke houding le qualificceren. Zulk een dubbelhartige houding treft men zelden aan. Van U schijnt men echter alles te kunnen ver wachten. Weliswaar had ik na genoemd onderhoud nog een kleine hoop, dat t' eenigszins beschaamd zoudl zijn doordat gij op deze onverdiende wijze waart be handeld en dat aan U, niettegenstaande gij toen bijna 5 jaren leugen en laster om trent mij had verspreid, desniettegen staande goed voor kwaad werd vergol den. Die hoop, in Uw eigen belang gekoes terd, is ijdel gebleken. Mijn geduld is nu uit en waar U bij dit alles nog den ongelooflijk euvelen moed hebt gehad om naar ik vernam in een courant hierop openlijk te zinspelen en te schrijven dat tweemaal op het Raad huis tegen U gezegd is U te matigen, doch dat U dit aan Uw laars lapt, zult U de gevolgen moeten dragen. Jarenlang heb ik U gespaard, doch nu moet maar eens bekend worden hoe l' de gemeentebelangen behartigt, die gij onder eede hebt beloofd te zullen behar tigen. Meermalen bemerkte ik toch dat gij Uw persoonlijke antipathieën tegen 'n persoon of. familie uit wilde spelen om daaraan zelfs de gemeentebelangen op te offeren. Als de haven le Capelle vanwege hef Gem. bestuur wordt gebaggerd en onder houden, dan zijt gü het, mijnheer Ver heijden, die bij mij op het spreekuur komt om te zeggen dat dit zeker maar moet geschieden terwille van de firma Sneep en dat het de schuld van die firma is dat de haven zoo slecht is. Ik heb me. zooals ik dat nooit deed, niet door Uw woorden laten beïnvloeden, ik wenschte wel dat er tien van die fir ma's in de gemeente erbij kwamen, die elk aan ongeveer 50 mcnschen werk ga ven, dan kon er nog meer aan de havens gedaan worden. Zoo zou ik voort kunnen gaan. Ik zal dit niet doen; voor andere personen zou het pijnlijk kunnen zijn, om al l'w woor den weer te geven. Ik duld niet meer dal U met dergelijke boodschappen komt en ook in dezen Raad zal ik dat aanvallen van personen die zich niet kunnen verdedigen tegen gaan. U zult het volle pond krygen om Uw meening zakelijk te zeggen. U heb# mij eens gezegd dat de Raad het niet zon der U zou kunnen stellen; ik moet helaas opmerken dat ik nimmer een goed ini tiatief-voorstel van U hoorde. Wat U te zeggen had, was altijd negaief, U leefde uit de negatie, uit de critiek, uit ver- van „De Echo van het Zuiden". Naar het Engelsch door RAYMOND PARSONS. Nadruk Verboden. 6) Gevaar! Je licht dien man toch niet zelf vermoord, Francis. Ik... ik... ik een moord doen? O, dat is ineer dan ik verdragen kan! Mr. Clair viel weer in zijn stoel te rug en werd zoo spierwit dat Hal Ion dacht dat ook hij zou flauw vallen. Geef me wat wijn, zei Mr. Clair, die werkelijk ernstig geschokt was, zwakjes. Lady Panwin, die juist Dorothy naar de deur leidde, keek hij die woorden van haar hroede om. Er kwam een vreemde uitdruking op haar gezicht en ze keek onwillekeurig even naar een portret, dat hoven de piano hing. Het was van een krijgs man in ouderwetsche klee'dij, zooals Halion, wiens oogen de hare volgden, dadelijk zag. Maar Lady Panwin fron ste haar wenkbrauwen toen ze zag dat hij haar gadesloeg en liet haar nichtje aan Willy over. Breng haar naar haar kamer, zei ze scherp. Ik zal voor mijn hroer zorgen. Billy, jij en Mr. Hallon gaan naar den toren. „Het aas van den Dui vel mompelde de magere energieke vrouw tusschen haar tanden. Ik hen hang, dat het ons nu erger last be zorgt dan ooit te voren. Terwijl ze wijn inschonk voor haar half bewusleloozen hroer, verdwenen Hallon en de jonge Minter met een lantaarn om het gewelf te gaan on derzoeken. Wilhelmina hielp Dorothy de trappen op bleek en zwijgend want zij was ook geschokt en ver schrikt. Dorothy deed alles wat ze kon om te trachten haar zenuwen te heheerschen en was daarin bijna ge slaagd tegen dat ze in haar eigen ka mer kwam. Wat moet je me een idioot vin den, Willy, zei ze, terwijl ze een flesch Eau de Cologne greep en haar zak doek daarmee bevochtigde; maar ik kon er niets aan doen. 't Was er zoo donker en het gezicht van dien armen man. Verschrikkelijk! Ben je zeker dat het Sir John Newby is? vroeg Willy, ook huiveren, de van afschuw. O ja! antwoordde Dorothy, ter wijl ze haar voorhoofd bette met haar zakdoek. Ik herkende hem, zoodra Percy de lucifer hij het zielige witte gezicht hield. O, lieve hemel, Willy! En toen hij leefde zag hij er zoo rood en zoo gezond uit! Hij ziet er nu net uit als was als een van die poppen uit de gruwelkamer. Dat gezicht zal me al tijd vervolgen. Maar hoe komt het lijk van Sir John Newby daar in 's hemelsnaam in dien grafkelder? Hoe kan ik dat nu weten? De kelder is natuur lijk jaren en jaren lang dicht geweest sedert den tijd van mijn grootvader. Maar de sleutel is in de nis in de gang en iedereen zou er binnen kunnen gaan als hij wilde. Maar niemand zou de kamer vin den als hem de weg niet gewezen werd. Hoe zou dan O Willy, doe me alsjeblieft geen vragen, die je weet dat ik niet beant woorden kan. Iedereen in de huurt kent de legende en weet dat de kamer onder den vroegeren kloostertoren is. Ze is moeilijk te vinden, dat weet ik wel, en toch zou iedereen ze per slot van rekening kunnen vinden als hij de goede gang nam. En als hij dat niet deed?, vroeg Willy snel. Dan zou hij verdwalen in een van de andere gangen. Het is daar ge woonweg een doolhof onder den to ren. Vader heeft een platte grond van de fundamenten. Maar de kans! O, lieve hemelWilly, ik heb vast de kans doen keeren. Neen... toch niet misschien... eindigde Dorothy weife lend, ik heb de kaart niet eens om gekeerd. Was je het wel van plan? Natuurlijk. Toen Percy me vroeg en ik hem had aangenomen O Dolly, heb jc hem aangeno men? Ja. Maar ik kan er nu niet over spreken. Alles wordt verdrongen door dien afschuwelijken moord. Heusch ik weet niet eens, of ik nu nog wel met Mr. Hallon kan .trouwen. Hij zal me altijd doen denken aan dien moord. Wat een nonsensHij is een hes- te kerel en jij bent een gelukkig meis je om hem te krijgen. Als ik had wil len trouwen, voegde Miss Minter er gedecideerd hij, had ik hem zelt willen hebben. Stelde hij voor om naar den toren te gaan? Nee. Hij probeerde me terug te houden. Ik wou dat ik zijn zin had gedaan, zei Dorothy rillend. Maar ik kan de kans niet echt hebben doen keeren, ging ze voort, trachtend zich zelf te troosten. Ik heb hel aas niet omgedraaid, zie je en er gebeurt pas wat als een Clair dat doet. Willy stond hij het raam, met haai gezicht tegc-n het glas gedrukt en keek naar den voet van den donkeren to ren. dien zij van Doroty's slaapkamei uit kon zien. Daar is de veldwachter, kondig de ze aan. Jules is hij hem, geloof ik. Hoe kan je dat zien in het don ker, zei Dorothy, terwijl ze ook naar het raam toeging. Ik kan Hobson's uniform zien en daar Jules hem is gaan halen, denk ik, dat die man hij hemJules is. Dolly', wie zou toch dien armen man vermoord hebben en waarom is hij vermoord? Laten wc zien wat gewaar te worden, zei Dorothy en stak haar arm door dien van Willy. Maar je zenuwen, meisje? Die zijn al in orde dat wil zeggen, ik zal me wel kunnen heheer schen. Het was dwaas van me om flauw te vallen. Dat is me vroeger nog nooit gebeurd. O, wat zal ik een el lendige herinneringen hebben aan mijn tweede huwelijksaanzoek! Je tweede? Ja. Die arme Sir John heeft me gevraagd om Lady Newby te worden, maar ik heb geweigerd, waar vader erg nijdig over was. Wie kan hem toch vermoord hebben? Iemand, die den weg naar den grafkelder kende, zei Willy gedeci deerd. Je weet, geloof ik, niet wat je zegt, riep Dorothy geërgerd uit. Ik weet den weg en tante en vader ook. Je bent toch niet van plan om één van ons drieën te beschuldigen, wel? Nee. Maar... Willy hield haar woorden in. Ze dacht aan Mr. Clair's verschrikt gezicht, aan Lady Panwin's onderzoekenden blik en aan de moei lijkheid om den grafkelder te vinden. Een vreeselijke gedachte flitste dooi- haar heen, die ze zoo snel mogelijk weer van zich afzette. Het is onmo gelijk! mompelde ze. Wat is onmogelijk?, vroeg Doro thy, toen ze de slaapkamer verlieten. Niets, kind... niets. Maar ik zou toch wel willen weten, wie dien ar men man vermoord heeft en om wel ke reden het gedaan is. Dat zal de politie wel uitvinden, zei Dorothy huiverend. HOOFDSTUK IV. Willy vroeg zich nog steeds af want ze kon de gedachte niet van zich afzetten of Francis Clair iets uit te staan had met den dood van New by en het verbergen van zijn lijk. Het was natuurlijk eigenlijk belachelijk om zoo iets te denken. En toch was Mr. Clair, zooals hij verteld had, naar het Koekoekbosch gewandeld om te zien of Sir John al aankwam. Hij had in twintig minuten heen en terug kun nen loopen, en toch was hij meer dan twee uur van de Manor weg geweest, volgens Lady Panwin. Als hij Newby eens was tegengekomen, met hem in twist was geraakt en toen (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1940 | | pagina 2