GEMEEGTERMD SPiMGClPElEE
FEUILLETON
DE BROEDERS,
Een hevige philippica van den Voorzitter
tot het lid Adr. Verheijden.
mooi arbeidsveld een aanvang is ge
maakt!
De gemobiliseerden welen dus thans,
dat er ook in dit opzicht raad, te be
komen is. Zij zullen zich, van heden
al', in verbinding kunnen stellen met
een instantie, welke een open oog heeft
voor de burgerbelangen van die gemo-
•biüseerden, voor wie het dienen van 't
vaderland „huiselijke zorgen" mede
brengt.
NEDERLAND EN BELGIë.
De voorzitter van de Belgische Ka
mer van Volksvertegenwoordigingen,
mr. dr. F. van Cauwelaert, heeft te
Maastricht voor het departement Zuid-
Limburg der Ncderl. Maatschappij
voor Nijverheid en Handel een rede ge
houden over het onderwerp: „Econo
mische samenwerking tusschen Neder
land en België".
Spreker hield een pleidooi voor nau
were samenwerking, waartoe vol
gens zijn meening het bekende we-
derkeerig vorstelijk bezoek den weg
heeft gewezen.
Binnenkort zal een bijeenkomst ter
zake gehouden worden van de Kamers
van Koophandel uit de grens-provin-
cie der heide landen.
ST. ANNALAND GEZONKEN.
Het Nederlandsche s.s. ,.St. Anna-
land" van de Scheepvaart- en Steen-
kolenmaatschappij te Rotterdam is
Zondagmiddag in de nabijheid van
Fairy bank op een mijn geloopen. De
bemanning is gered door het Neder
landsche s.s. „Schieland" van dezelfde
maatschappij, dat zich in de nabijheid
van de „St. Annaland" bevond.
STILLE OMGANG TE AMSTERDAM.
De laatste nacht.
In den nacht van Zaterdag op Zon-
dag hebben de leden van den Stillen j
Omgang die de pelgrimage in de hoofd
stad nog niet een der laatste Zondagen
volbrachten, den bidweg door de oude
stad gemaakt. Met 23 treinen .werden
de bedevaartgangers uit verschillende
deelen des lands aangevoerd. Zeven
treinen aan de Westzijde van het Cen
traal Station brachten de mannen uil j
Den Haag, West-Friesland, Alkmaar
en IJmurden. Aan de Oostzijde van dit
station liepen zestien extra-treinen
binnen. Hieronder was er een, die 400
militairen uit Veenendaal vervoerde.
Verder treinen uit Tilburg, Waalwijk.
's-Hertogenbosch Utrecht, Arnhem,
Maastricht, Roosendaal, Zwolle, Olden-
zaal en Gouda.
Naar schatting maakten 20.000 deel
nemers dezen laatsten nacht den om
gang. zoodat het totaal van dit jaar
ligt tusschen 80.000 en 90.000 pelgrims,
die allen hun gebed hebben gestort, dat
Nederland bevrijd mag blijven van de
ramp van een oorlog. In stille hulde
hebben zij het wonder van 1345 her
dacht en van hun geloof iil het H. Sa
crament des Altaars getuigd.
WAT NEDERLAND GAF VOOR
FINLAND EN POLEN.
Nederland heeft ruim in de beurs
getast om zwaarbeproefde volken op
inenschligvende wijze de behulpzame
hand te bieden: dezer dagen is aan het
Finsche Roode Kruis een bedrag van
300.000 en ten behoeve van het Pool-
sche volk een bedrag van 30.000 ter
beschikking gesteld.
OPLEIDING TOT RESERVE
OFFICIER.
Voor drie legeronderdeelenhet wa
pen der militaire luchtvaart, het korps
motordienst en het korps pontonniers
en torpedisten vangt naar de Tel.
meldt begin October a.s. een oplei
ding tot reserve-officier aan.
Naar plaatsing bij een dezer oplei
dingen kunnen mededingen dienst
plichtigen die op 15 October 1940 de
eerste oefening nog niet of nog niet
ten volle hebben vervuld en voldoen
aan de eischen. gesteld in art. 7 van
de Indeelingsbeschikking 1940.
NIEUWE ONDERZEEBOOT.
Van een der hellingen van de Rotter-
damsche Droogdokmaatschappij is met
goed gevolg te water gelaten de onder
zeeboot O. 24, in aanbouw voor de Ne
derlandsche regeering. De doopcere-
moniën en het wegnemen van de laat
ste beletselen voor de tewaterlating,
werden verricht door de echtgenootc
van den ingenieur der marine, den heer
K. de Munter.
De O. 24 is de laatste van een serie
van 4 onderzeebooten, tot welker bouw
in 1937 opdracht is gegeven.
De Vrijdagavond gehouden verga
dering van den raad der gemeente
Sprang-Capelle. werd door den voor
zitter burgemeester A. Smit op de ge
bruikelijke wijze geopend.
Nadat de notulen onveranderd wa
ren goedgekeurd, kwamen enkele inge
komen stukken aan de orde, o.a. be
richten van Ged. Staten houdende
goedkeuring van raadsbesluiten, pro
cessen-verbaal van kasopname en een
dankbetuiging van den heer Verhoe
ven, ambtenaar ter secretarie, voor zijn
salarisherziening.
De schoolgeldverordening, welke in
de vorige vergadering was vastgesteld
dient op verzoek van Ged. Staten op
enkele punten gewijzigd te worden en
wel in dien zin, dat het maximum
schoolgeld wordt teruggebracht van
70.op 60.— per kind per jaar.
Bovendien moet de kinderaftrek ook
gelden voor kinderen, uit hetzelfde ge
zin die een U.L.O.-school bezoeken.
Z.h.st. gaat de raad hiermede ac-
coord.
Daar de verordening voor de veld
wachters op 2 Mei afloopt, wordt zon
der* wijzigingen een nieuwe vastgesteld.
De Bond had voorgesteld om de uit-
keering bij overlijden van een maand te
brengen op drie maanden. B. en W.
adviseeren hieraan niet te voldoen,
daar ook bij de andere ambtenaren de
eersie regeling geldt, zoodat er dus een
precedent zou worden geschapen.
Overeenkomstig dit voorstel wordt
besloten.
Drie woningen, te weten één aan den
Winterdijk en twee aan het Oosteind
ir. Sprang, die reeds onbewoond wa
ren, worden onbewoonbaar verklaard.
Enkele belastingontheffingen wor
den in geheime vergadering behandeld.
Na de heropening stellen B. en W.
voor om met Waspik een gemeen
schappelijke regeling aan te gaan be
treffende het bezoek van kinderen, die
uit die gemeente de openbare lagere
school te Capelle bezoeken. Deze re
geling houdt in, dat Waspik aan
Sprang-Capelle voor eik kind de ge
middelde kosten, die ten laste van de
gemeente komen, na aftrek van school
geld, vergoedt.
Ook hiermede gaat de raad accoord.
Verder wordt besloten om de huur
<•1 ar* ito sri
'Iff-W!
van het ouder raadhuis voor de volgen
de vier jaren vast te stellen op 300.
De 50.verhooging dienen voor de
groote reparaties, die er aan zijn ver
richt, in verband met de vestiging van
de landbouwschool.
Bij de rondvraag wil de heer G. v. d.
Hoeven weien hoe het staat met de
verbetering in werkverschaffing van
het Vaartje, waarop de voorzitter ant
woordt, dat er nog geen nieuw plan
van de Heide Mij. is ingekomen.
De heer Kerst bepleit opruiming van
vuil tusschen de kom in Capelle en het
Station. De voorzitter zegt een onder
zoek toe.
De heer Versteeg zegt dat de water
leiding maatschappij op verschillende
plaatsen het wegdek heeft opengebro
ken. Hij vraagt of dat ook weer op
kosten van die maatschappij wordt her
steld.
De voorzitter deelt mede, dat wan
neer de P.N.E.M. iets dergelijks doet,
de gemeente het herstelt op kosten van
de maatschappij. Hoe het met de wa
terleiding maatschappij staat zal hij na
zien.
Zeer ernstige woorden tot den heer
Adr. Verheijden.
„Tot mijn groote spijl", aldus de voor
zitter, „heb ik zelf nog iets voor deze
openbare vergadering.
Ruim 5 jaren heb ik nu, met een ge
duld, waarop Jol) jaloersch zou zijn ge
worden, de verwarde en onsamenhan
gende betogen van den heer Verheijden
aangehoord en heb dit steeds maar laten
gaan, omdat* zooals ik de vorige verga
dering opmerkte, men het oudste lid
van den Raad maar wat toe moest geven.
We weten immers reeds van te voren,
dat de Fransche tijd, de schoolstrijd, de
vcrceniging der 3 voormalige gemeenten,
de exotische lederhandel, de kostschool,
de familierelaties enz. enz. de telkens
weer opnieuw terugkeerende bouwstof
fen vormen, welke de proeven van .proza
des heeren Verheijden moeten „verluch
ten", een en ander tot zijn eigen meer
dere glorie.
Dit alles is echter nog wei te overko
men.
Een ernstiger feit is, dat de in dezen
Raad geboden gelegenheid om het woord
te voeren door dezen vertegenwoordiger
der bevolking wordt misbruikt.
Het is U toch allen bekend dat het
de weinig loffelijke en integendeel de
zeer onedelmoedige gewoonte is van de
zen liberalen kampvechter, zooals hij
zichzelf eens noemde, om autoriteiten en
personen, die hier niet aanwezig zijn,
aan te vallen en te bekladden. Omgekeerd
valt hij personen, die hier aanwezig zijn,
op een andere plaats aan, kortom, altijd
achter iemands rug.
Vorige vergadering geschiedde dit
weer met opzicht tot predikanten van
een zekere richting, een andere keer
moest het Gouvernement in den Bosch
het ontgelden, toen het liefelijk oordeel
over de Gedeputeerde Staten dezer pro
vincie door den heer Verheijden aldus
werd weergegeven „Het zijn allemaal
baantjesjagers daar aan Gedep. Staten".
Dan weer werden leden van het Steun
comité, die geheel belangeloos hun vrije
tijd gaven voor sociaal werk, beticht
„vriendjes" te helpen en dus hun taak
niet eerlijk te vervullen. Dan weer werd
de echtheid van handteckeningen op bij
den Raad ingekomen adressen betwij
feld en daarmede mcnschen van valsch-
heid in geschrifte beschuldigd, dan weer
zeide de heer Verheijden van beëedigde
schatters „Vfc komen alsdan weer voor
gevallen te staan, dat de Hoogstaande
schatters, belust op buit, klaar staan om
vriendjes te bevoordeclcn en politieke
tegenstanders te benadeelen" en vervol
gens had wederom deze of gene Minis
ter het gedaan en werd op een gezags
ondermijnende wijze gesproken over
diens beleid.
Gij weet 't allen, mijne heeren en boven
dien zouden de notulen dit alles kunnen
bevestigen. Verschillende malen heb ik
dan ook Uw medelid tot de orde moe
ten roepen of het woord ontnomen, in
de hoop dat toch nog eenmaal de tijd
zou mogen aanbreken, dat deze heer zijn
tong (ergens een onbedwingelijk kwaad
genoemd) eens zou leeren bedwingen.
Ik vrees echter met grootcn vreeze, dat
dit nimmer het geval zal zijn.
Omdat nu nooit gezegd zou kunnen
worden, dat de heer Verheijden niet me
nigmaal gewaarschuwd is, moge ik hem
hier in het openbaar nog eens een waar
schuwing geven, die ik reeds eerder on
der vier oogen gaf.
Dit is n.l. noodig omdat zich weder
om symptomen voordoen die doen ver
moeden dat hij deze waarschuwing en
de onverdiende goedgunstige houding
mijnerzijs, heeft vergeten.
Niet alleen in den Raad, ook daarbui
ten uit de heer Verheijden zich op een
wijze, die alle perken van fatsoen te bui
ten gaat en die gespeend is aan alle wel
levendheid, ja zelfs de eerste regelen
daarvan niet benaderen.
Ik wil U, mijnheer Verheijden, dan
nogmaals waarschuwen om U te mati
gen.
Gij weet dat ik U, in overleg met den
Officier van Justitie heb moeten verhoo-
ren, omdat U mcnschen die niets meer
en niets minder dan hun plicht deden,
hebt belasterd op een meer dan laakbare
wijze door deze te betitelen als „moreele
moordenaars".
U zult zich misschien den loop der za
ken nog herinneren, hoe gij U eerst niets
meer wist te herinneren van die uitla
tingen en Uzelf het brevet van ontoere
kenbaar uitreikte, inplaats van open en
eerlijk en flink te zeggen, zooals mannen
dat zouden doen „ja, dat heb ik gezegd".
U zei echter „lk was ontoerekenbaar,
ik wist niet wat ik zei".
Gij weet het vervolg: dat gij tenslotte
Uw mond voorbij praatte en toen de veld
wachter Uw woorden noteerde, uitriep
„ja, nu heb je me te pakken, hè".
Gij weet dat ge, toen ge inzaagt dat ge
wellicht als verdachte voor de Rechtbank
zou komen te staan als het ware bidde
en smeekte om verschooning onder den
vol pathos klinkenden uitroep „O, dat is
mijn dood, dat is mijn dood, daar krijg
ik misschien wel een beroerte van
Gij weet wat nog meer besproken is,
met de beide veldwachters als getuige; ik
wil U nog ontzien en niet alles zeggen
doch met den Romeinschen redenaar
uitroepen: Cupio, patres eonscripti, me
esse clementem".
Gij weet ook ook dat ik toen met
Uw figuur bewogen antwoordde, dat
ik U zou toonen, dat wij, de veldwachters
en ik, nog wel degelijk gevoel hadden en
geen beulen waren en dat ik zou trach
ten te bewerkstelligen dat de strafvervol
ging tegen U geen doorgang zou hebben.
Gij weet dat ik woord heb gehouden.
Gij weet ook dat gij toen met beide han
den mijn hand greep en zei: O burge
meester, dan zijn we weer goede vrien
den, wordt daar nu heusch een punt
achter gezet, gaat dat niet door?.
Gü weet dat ook ik U toen gewaar
schuwd heb om U in Uw uidrukkingen
in en buiten den Raad le matigen en
geen personen, die zich in een vergade
ring niet verdedigen kunnen, te beklad
den. wat U hebt toegezegd.
Gij weet dit alles.
Als er iets is, wat ik onjuist mocht heb
ben voorgesteld, kunt U ïoo aanstonds
hier de gelegenheid krijgen mij te weer
spreken. Hier, op deze plaats wel te ver
staan, niet achter mijn rug of op een
plaats, waar ik U toch niet wensch te
antwoorden.
Dit was mijn houding. Ik heb dit alles
nooit publick gemaakt, omdat ik er geen
behagen in schep Uw dubbelhartige hou
ding voor het voetlicht te plaatsen. Doch
nu hebt U er mij toe genoopt.
En wat was nu Uw houding tegenover
dit alles?
U hebt de verregaande onbeschaamd
heid gehad om, zooals dat vaak Uw ge
woonte was, de zaak precies om te draai
en.
Van zeer betrouwbare zijde weet ik,
dat U dit alles hebt voorgesteld, alsof ik
zou zijn teruggekrabbeld. I)at was de
dank voor de, naar ieder zal toegeven no
bele en verzoenende houding, die mij
deed besluiten Uw grijze haren te sparen.
Een ieder zal tevens toestemmen dat
onze rijke Nederlandsche taal te arm aan
woorden is om een dergelijke houding
le qualificceren. Zulk een dubbelhartige
houding treft men zelden aan. Van U
schijnt men echter alles te kunnen ver
wachten. Weliswaar had ik na genoemd
onderhoud nog een kleine hoop, dat t'
eenigszins beschaamd zoudl zijn doordat
gij op deze onverdiende wijze waart be
handeld en dat aan U, niettegenstaande
gij toen bijna 5 jaren leugen en laster om
trent mij had verspreid, desniettegen
staande goed voor kwaad werd vergol
den.
Die hoop, in Uw eigen belang gekoes
terd, is ijdel gebleken.
Mijn geduld is nu uit en waar U bij
dit alles nog den ongelooflijk euvelen
moed hebt gehad om naar ik vernam in
een courant hierop openlijk te zinspelen
en te schrijven dat tweemaal op het Raad
huis tegen U gezegd is U te matigen, doch
dat U dit aan Uw laars lapt, zult U de
gevolgen moeten dragen.
Jarenlang heb ik U gespaard, doch nu
moet maar eens bekend worden hoe l'
de gemeentebelangen behartigt, die gij
onder eede hebt beloofd te zullen behar
tigen. Meermalen bemerkte ik toch dat
gij Uw persoonlijke antipathieën tegen 'n
persoon of. familie uit wilde spelen om
daaraan zelfs de gemeentebelangen op te
offeren.
Als de haven le Capelle vanwege hef
Gem. bestuur wordt gebaggerd en onder
houden, dan zijt gü het, mijnheer Ver
heijden, die bij mij op het spreekuur komt
om te zeggen dat dit zeker maar moet
geschieden terwille van de firma Sneep
en dat het de schuld van die firma is
dat de haven zoo slecht is.
Ik heb me. zooals ik dat nooit deed,
niet door Uw woorden laten beïnvloeden,
ik wenschte wel dat er tien van die fir
ma's in de gemeente erbij kwamen, die
elk aan ongeveer 50 mcnschen werk ga
ven, dan kon er nog meer aan de havens
gedaan worden.
Zoo zou ik voort kunnen gaan. Ik zal
dit niet doen; voor andere personen zou
het pijnlijk kunnen zijn, om al l'w woor
den weer te geven.
Ik duld niet meer dal U met dergelijke
boodschappen komt en ook in dezen
Raad zal ik dat aanvallen van personen
die zich niet kunnen verdedigen tegen
gaan. U zult het volle pond krygen om
Uw meening zakelijk te zeggen. U heb#
mij eens gezegd dat de Raad het niet zon
der U zou kunnen stellen; ik moet helaas
opmerken dat ik nimmer een goed ini
tiatief-voorstel van U hoorde. Wat U te
zeggen had, was altijd negaief, U leefde
uit de negatie, uit de critiek, uit ver-
van „De Echo van het Zuiden".
Naar het Engelsch
door
RAYMOND PARSONS.
Nadruk Verboden.
6)
Gevaar! Je licht dien man toch
niet zelf vermoord, Francis.
Ik... ik... ik een moord doen?
O, dat is ineer dan ik verdragen kan!
Mr. Clair viel weer in zijn stoel te
rug en werd zoo spierwit dat Hal Ion
dacht dat ook hij zou flauw vallen.
Geef me wat wijn, zei Mr. Clair,
die werkelijk ernstig geschokt was,
zwakjes.
Lady Panwin, die juist Dorothy
naar de deur leidde, keek hij die
woorden van haar hroede om. Er
kwam een vreemde uitdruking op
haar gezicht en ze keek onwillekeurig
even naar een portret, dat hoven de
piano hing. Het was van een krijgs
man in ouderwetsche klee'dij, zooals
Halion, wiens oogen de hare volgden,
dadelijk zag. Maar Lady Panwin fron
ste haar wenkbrauwen toen ze zag
dat hij haar gadesloeg en liet haar
nichtje aan Willy over.
Breng haar naar haar kamer,
zei ze scherp. Ik zal voor mijn hroer
zorgen. Billy, jij en Mr. Hallon gaan
naar den toren. „Het aas van den Dui
vel mompelde de magere energieke
vrouw tusschen haar tanden. Ik hen
hang, dat het ons nu erger last be
zorgt dan ooit te voren.
Terwijl ze wijn inschonk voor haar
half bewusleloozen hroer, verdwenen
Hallon en de jonge Minter met een
lantaarn om het gewelf te gaan on
derzoeken. Wilhelmina hielp Dorothy
de trappen op bleek en zwijgend
want zij was ook geschokt en ver
schrikt. Dorothy deed alles wat ze
kon om te trachten haar zenuwen te
heheerschen en was daarin bijna ge
slaagd tegen dat ze in haar eigen ka
mer kwam.
Wat moet je me een idioot vin
den, Willy, zei ze, terwijl ze een flesch
Eau de Cologne greep en haar zak
doek daarmee bevochtigde; maar
ik kon er niets aan doen. 't Was er
zoo donker en het gezicht van dien
armen man. Verschrikkelijk!
Ben je zeker dat het Sir John
Newby is? vroeg Willy, ook huiveren,
de van afschuw.
O ja! antwoordde Dorothy, ter
wijl ze haar voorhoofd bette met haar
zakdoek.
Ik herkende hem, zoodra Percy
de lucifer hij het zielige witte gezicht
hield. O, lieve hemel, Willy! En toen
hij leefde zag hij er zoo rood en zoo
gezond uit! Hij ziet er nu net uit als
was als een van die poppen uit de
gruwelkamer. Dat gezicht zal me al
tijd vervolgen.
Maar hoe komt het lijk van Sir
John Newby daar in 's hemelsnaam
in dien grafkelder?
Hoe kan ik dat nu weten? De
kelder is natuur lijk jaren en jaren
lang dicht geweest sedert den tijd
van mijn grootvader. Maar de sleutel
is in de nis in de gang en iedereen zou
er binnen kunnen gaan als hij wilde.
Maar niemand zou de kamer vin
den als hem de weg niet gewezen
werd. Hoe zou dan
O Willy, doe me alsjeblieft geen
vragen, die je weet dat ik niet beant
woorden kan. Iedereen in de huurt
kent de legende en weet dat de kamer
onder den vroegeren kloostertoren is.
Ze is moeilijk te vinden, dat weet ik
wel, en toch zou iedereen ze per slot
van rekening kunnen vinden als hij
de goede gang nam.
En als hij dat niet deed?, vroeg
Willy snel.
Dan zou hij verdwalen in een
van de andere gangen. Het is daar ge
woonweg een doolhof onder den to
ren. Vader heeft een platte grond van
de fundamenten. Maar de kans! O,
lieve hemelWilly, ik heb vast de
kans doen keeren. Neen... toch niet
misschien... eindigde Dorothy weife
lend, ik heb de kaart niet eens om
gekeerd.
Was je het wel van plan?
Natuurlijk. Toen Percy me vroeg
en ik hem had aangenomen
O Dolly, heb jc hem aangeno
men?
Ja. Maar ik kan er nu niet over
spreken. Alles wordt verdrongen door
dien afschuwelijken moord. Heusch
ik weet niet eens, of ik nu nog wel
met Mr. Hallon kan .trouwen. Hij zal
me altijd doen denken aan dien
moord.
Wat een nonsensHij is een hes-
te kerel en jij bent een gelukkig meis
je om hem te krijgen. Als ik had wil
len trouwen, voegde Miss Minter er
gedecideerd hij, had ik hem zelt
willen hebben. Stelde hij voor om
naar den toren te gaan?
Nee. Hij probeerde me terug te
houden. Ik wou dat ik zijn zin had
gedaan, zei Dorothy rillend. Maar
ik kan de kans niet echt hebben doen
keeren, ging ze voort, trachtend zich
zelf te troosten. Ik heb hel aas niet
omgedraaid, zie je en er gebeurt pas
wat als een Clair dat doet.
Willy stond hij het raam, met haai
gezicht tegc-n het glas gedrukt en keek
naar den voet van den donkeren to
ren. dien zij van Doroty's slaapkamei
uit kon zien.
Daar is de veldwachter, kondig
de ze aan. Jules is hij hem, geloof
ik.
Hoe kan je dat zien in het don
ker, zei Dorothy, terwijl ze ook naar
het raam toeging.
Ik kan Hobson's uniform zien
en daar Jules hem is gaan halen,
denk ik, dat die man hij hemJules is.
Dolly', wie zou toch dien armen man
vermoord hebben en waarom is hij
vermoord?
Laten wc zien wat gewaar te
worden, zei Dorothy en stak haar arm
door dien van Willy.
Maar je zenuwen, meisje?
Die zijn al in orde dat wil
zeggen, ik zal me wel kunnen heheer
schen. Het was dwaas van me om
flauw te vallen. Dat is me vroeger nog
nooit gebeurd. O, wat zal ik een el
lendige herinneringen hebben aan
mijn tweede huwelijksaanzoek!
Je tweede?
Ja. Die arme Sir John heeft me
gevraagd om Lady Newby te worden,
maar ik heb geweigerd, waar vader
erg nijdig over was. Wie kan hem
toch vermoord hebben?
Iemand, die den weg naar den
grafkelder kende, zei Willy gedeci
deerd.
Je weet, geloof ik, niet wat je
zegt, riep Dorothy geërgerd uit. Ik
weet den weg en tante en vader ook.
Je bent toch niet van plan om één van
ons drieën te beschuldigen, wel?
Nee. Maar... Willy hield haar
woorden in. Ze dacht aan Mr. Clair's
verschrikt gezicht, aan Lady Panwin's
onderzoekenden blik en aan de moei
lijkheid om den grafkelder te vinden.
Een vreeselijke gedachte flitste dooi-
haar heen, die ze zoo snel mogelijk
weer van zich afzette. Het is onmo
gelijk! mompelde ze.
Wat is onmogelijk?, vroeg Doro
thy, toen ze de slaapkamer verlieten.
Niets, kind... niets. Maar ik zou
toch wel willen weten, wie dien ar
men man vermoord heeft en om wel
ke reden het gedaan is.
Dat zal de politie wel uitvinden,
zei Dorothy huiverend.
HOOFDSTUK IV.
Willy vroeg zich nog steeds af
want ze kon de gedachte niet van zich
afzetten of Francis Clair iets uit
te staan had met den dood van New
by en het verbergen van zijn lijk. Het
was natuurlijk eigenlijk belachelijk
om zoo iets te denken. En toch was
Mr. Clair, zooals hij verteld had, naar
het Koekoekbosch gewandeld om te
zien of Sir John al aankwam. Hij had
in twintig minuten heen en terug kun
nen loopen, en toch was hij meer dan
twee uur van de Manor weg geweest,
volgens Lady Panwin. Als hij Newby
eens was tegengekomen, met hem in
twist was geraakt en toen
(Wordt vervolgd).