Mijnhardtjes" De Nederlandsche Pijn- en Kouverdrijvers 2 ,uks,0ct
FEUILLETON
HET WAS IN AUSTRALIË.
Gemengd Nieuws
Abonneert U op
dit Blad
WAAR HET OP AAN KOMT
In talrijke publicaties wordt I nks
en reotits telkens gesproken over
«het nieuwe». Het nieuwe dat komen
gaat en komen moet. Nu is «het
nieuwe» ook in het verleden steeds
voorgestaan en men zou velen te
kort doen door dit te ontkennen.
Wat echter in de laatste jaren ont
broken heeft, dat is de «eensgezinde»
wil tot veranderingen of vernieu
wingen, ook dan wanneer practised
gesproken de meeningen zoo dicht
bij elkaar lagen.
Er werd ontzaggelijk veel gepraat
tallooze goede plannen werden in
gediend, doch meestal kwamen zij
in de lade van.het een of andere
bureau terecht waar ze onafgedaan
bleven liggen. Waarom? Omdat de
politiek zich van ieder goed plan
meester maakte, het niet op de
eigenlijke waarde werd getoetst maar
dadelijk werd bekeken door den ge
kleurden bril. L)ie gekleurde bril
was altijd het partij programma,
waarmee geen plan in strijd mocht
zijn, hoe goed het overigens ook
was.
Dit niet-eens kunnen worden op
«principieele» gronden heeft htel
veel bijgedragen tot het feit, dat men
in belangrijke vraagstukken en aan
gelegenheden niet tot een eindbe
slissing kwam of durfde komen. Men
zou haast kunnen zeggen, dat er 'n
zekere angst bestond voor 't nemen
van een beslissing. Alles weid te
veel en vooral te lang, om allerlei
bijkomstigheden, op de lange baan
geschoven tot groote ergernis van
hen, die stonden te popelen van
ongeduld om vraagstukken tot een
oplossing fe brengen. Die ergernis
werd bovendien in de hand gewerkt,
doordat de ambtenarij hoogtij vierde.
Behalve dat vele aangelegenheden
op de lange baan werden geschoven
door de politieke verdeeldheid, wer
den zij lang opgenouden in de bu
reaux van hooge en lage instanties.
Dat dit alles zal moeten veranderen
spreekt vanzelf. Besluitenloos door
politieke onmacht en bureaucratie
moeten met wortel en tak worden
uitgeroeid. Hierin ligt, naast vele
andere elementen, iets van 't nieuwe.
Om het te kunnen doorvoeren,zullen
staatkundige veranderingen noodig
blijken. Nieuwe wegen zullen worden
gezocht en gevonden. Het volk zelve,
dat de dupe vaak is geworden van
besluiteloosheid en bureaucratie, zal,
dat slaat vast, het nieuwe in dit op
ziebt toejuichen.
Door dezelfde oorzaak had ons
land met groote werkeloosheid te
kampen. Er is walgelijk vee! over
den geesel der werkloosheid geschre
ven en gesproken. Allen voelden
zich begaan met het lot der werk
loozen. Maar te zamen was men niet
in staat en het lag niet aan den
goeden wil den arbeid te scheppen
die wel aanwezig was.
Wie den nood en de woonboop in
dit opzicht diep heeft beseft zal nooit
weer toestaan, als eenmaal de nor
male verhoudingen zijn teruggekeerd
dat iem.ind geen werk voor zijn
handen kan vinden 1 Er zal in het
sociaal economische leven veel ver
anderd en vernieuwd moeten wor.
den. De schande der werkloosheid
zal niet mogen bestaan. De arbeider,
de middenstander, de intellectueel
hebben allen recht op een passenden
arbeid. De erkenning hiervan be
hoort tot het nieuwe!
Het nieuwe kan alleen verwezen
lijkt worden door een eensgezind
volk; door een volk, dat uit indivi
duen bestaat, die zich voor elkaar
verantwoordelijk stellen, verant
woordelijk niet alleen voor eigen
leven, eigen gezin, maar mede voor
iederen volksgenoot. U.
EEN 14-JARIGE INBREKER
ONTMASKERD.
Te Diemen is een 14-jarige jongen
gearresteerd. In de afgeloopen maan
den is aldaar eenige malen ingebroken.
Toen in Juni ingebroken werd in de
boerderij van de wed. S. in de Oud
Diemerlaan, verdacht de politie den
jongen, omdat hij toen het ouderlijk huis
ontloopen was en twee dagen was weg
gebleven. In Augustus werd ingebroken
in een werkkeet, waarbij men zich toe
gang had verschaft door een raampje te
vérnielen. Een aldaar geborgen fiets
was geheel gedemonteerd en de onder
deden, waarbij zich ook twee dynamo's
bevonden benevens gummilaarzen wer
den meegenomen. Eind September werd
ingebroken in een schuur van een be
woner aan de Ouderkerkerlaan te Die-
men. De eigenaar besloot, de schuur
goed af te sluiten, maar niettemin werd
op 7 October wederom in dezelfde
schuur ingebroken, waarbij het slot was
geforceerd. Er werden weer rijwielon-
derdeelen vermist, jasbeschermers, enz.
Toen de politie een onderzoek instelde,
bleek haar, dat op een werkbank een
lantaarnkap was achtergelaten. Op den
nikkelen rand waren vingerafdrukken
zichtbaar. Toen deze afdrukken werden
vergeleken met die, genomen bij de in
braak, welke in Juni bij de wed. S. in
de Oud-Diemerlaan werd gepleegd,
kwam zij tot de ontdekking, dat in bei
de gevallen de vingerafdrukken van
denzelfden persoon afkomstig waren.
De politie besloot huiszoeking te doen
bij den 14-jarigen jongen en hierbij
kwamen tal van bij de keet- en schuur-
inbraken vermiste rijwielonderdeelen en
andere voorwerpen te voorschijn. Te
genover deze aanwijzingen baatte na
tuurlijk geen ontkenning. De jongen be-
men, waarmee hij het slot forceeren
kende drie der gepleegde misdrijven.
Aan de inbraak in de Oud-Diemerlaan
zeide hij niet schuldig te zijn, hoewel de
vingerafdrukken het tegendeel aanwe
zen.
Uit het verhoor bleek, dat hij bij de
inbraak in de werkkeet op 17 Augustus
een 11-jarig broertje had meegenomen.
Hij liet dit ventje op den uitkijk staan,
terwijl hij in de keet het rijwiel demon
teerde. Daarna is hij den volgenden dag
wederom de keet ingegaan, om nog
meerdere zaken te halen. Bij de tweede
inbraak in de schuur van zijn buren aan
de Ouderkerklaan had hij een kopsleu-
tel en een schroevendraaier meegeno-
kon.
Het opmerkelijke bij het stelen van
de gedemonteerde rijwielen en andere
zaken was wel, dat de dief de voorwer
pen niet verkocht, maar gebruikte, om
zelf een nieuwe fiets te maken, of wel
zooals met een der dynamo's ge
schiedde hij gaf sommige der ont
vreemde voorwerpen aan zijn ouderen
broer. De 14-jarige jongen is in het boe
renbedrijf werkzaam geweest en maakt
den indruk, een paar jaar ouder te zijn,
dan hij in werkelijkheid is. Hij is de
zoon van welgestelde ouders. Hij zal ter
beschikking van den kinderrechter wor
den gesteld.
VERLOREN TASCH MET 3200.-
TERUG.
Een dame uit de Beethovenstraat, die
dezer dagen in haar handtasch 3200 i
aan bankpapier bij zich droeg en daar
mee een café aan het Leidscheplein be
zocht, kwam later tot de ontstellende
ontdekking dat zij haar tasch kwijt was.
Zij deed hiervan terstond aaijgifte bij
de politie van het bureau aan het Leid
scheplein. De dame geloofde niet, dat
zij haar tasch met het geld ooit weer
terug zou krijgen. Reeds den volgenden
dag meldde zich aan haar woning een
man, die de tasch op straat had gevon
den. In de tasch vond hij bescheiden
met het adres van de eigenaresse. Hij
bracht haar de tasch inet den belangrij
ken inhoud terug en zal daarvoor on
getwijfeld een flinke belooning hebben
gekregen.
De moord te Oss.
De verdachte heeft een
bekentenis afgelegd
De 23 jarige arbeider W. van E.
uit Oss, verdacht van doodslag op
den 40 jarigen de Brok, die aan
vankelijk hardnekkig het hem ten
laste gelegde misdrijf ontkende, is
Woendagrniddag door de mand ge
vallen. Hij heeft een volledige be
kentenis afgelegd. Van E. verklaarde,
dat hij de Brok op bet Padje achter
café v. d. Dielen had ontmoet, waar
op zijn tegenstander hem met een
sabel had aangevallen en hij hem
niet een mes heeft neergestoken.
Verd., die nu nog op het politie
bureau te Oss is opgesloten, zal ter
beschikking worden gesteld van den
olficier van justitie te 's Hertogen-
bosch.
Verdronken.
Woensdagmiddag is uit de gracht
aan den Voordam bij de Kaasmarkt
te Alkmaar opgehaald het lijk van
den plm.55-jarigen V. Hij is Zondag
avond blijkbaar tezamen met H. S.
wiens lijk Dinsdag op dezelfde plaats
werd gevonden, te water geraakt.
Beiden werden Zondagavond voor
hel laatst samen eezien.
WILDSTROOPER UIT DRUNEN STAAT
TERECHT.
Zal de neef van den verdachte
wegens meineed worden vervolgd'!
Voor den kantonrechter te 's-Hertogen-
bosch, mr. F. J. M. S. Baron van IIveil
tot Westerflier, stond Woensdag j.l. we
gens overtreding van de jachtwet terecht,
de chauffeur H. V. woonachtig te Drunen.
Volgens de dagvaarding bevond V. op
Zondag 2 Juni, omstreeks 11 uur in dien
voormiddag, zich in gezelschap van zijn
neef, den chauffeur F. v. N., eveneens
woonachtig te Drunen, in het jachtveld
onder de gemeente Drunen, ter plaatse
genaamd „Het Vlot". Achter de in het
veld; aanwezige struiken, zat verdekt op
gesteld de jachtopziener Petrus Brok,
eveneens woonachtig te Drunen. De jacht
opziener had zich daar verdekt opgesteld,
omdat in de nabijheid talrijke wildstrik
ken stonden opgesteld, en hij wel ver
wachtte dat de eigenaar van de strikken
zou komen opdagen.
Terwijl d(e jachtopziener daar verbor
gen zat, zag hij den chauffeur V. in gezel
schap van zijn neef aankomen.
Hij zag voorts, dat de chauffeur V. een
wildstrik opnam en deze in de nabijheid
opnieuw opstelde.
De jachtopziener ging toen naar het
tweetal toe en zei tegen V. d!at hij een
bekeuring zou krijgen wegens overtreding
van de jachtwet. De bewuste wildstrik
alsmede de andere strikken, die in de
nabijheid stonden, werden door den
jachtopziener in beslag genomen.
Woensdag j.l. stond V. wegens overtre
ding van de jachtwet terecht.
V. gaf toe in het jachtveld te zijn ge
weest, doch hij ontkende een wildstrik
te hebben opgeraapt en opnieuw te heb
ben uitgezet. De jachtopziener, die V. had
bekeurd, werd als getuige gehoord.
Hij was zeer positief in zijn verklarin
gen en voegde er aan toe, dat V. nadat hij
was betrapt,' tegen hem had gezegd
„Maakt er maar geen bekeuring van, dan
zal je nooit Jast meer van me hebben."
De verdachte maakte zich kwaad en
riep uit: „Ik heb dat niet gezegd, doch
deze getuige heeft me van den winter
met een geweer bedreigd."
De Ambtenaar van liet O. M. zei hier
na tegen d/e verdachte:
„U bent al meermalen wegens overtre
ding van de jachtwet bekeurd en u staat
als een echte wildstrooper bekend."
De Ambtenaar van het O. M. deelde
hierna mede, dat twee jaar geleden de
rijksveldwachl een inval gedaan heeft in
de woning van den verdachte.
Daarin werden toen aangetroffen drie
jachtgeweren, zeven wildklemmen, 25 pa
tronen en 300 wildstrikken.
De verdachte had toen biuiaal weg Jflii
den rijksveldwachl verklaard: „Ik ben
strooper".
Als getuige a décharge werd gehoord
F. v. N. woonachtig te Drunen, een neef
van <ijen verdachte.
De getuige was op dien bewustcn Zon
dagvoormiddag in gezelschap van den
verdachte.
Hij verklaarde onder eedé niet te heb
ben gezien dat de verdachte een wild
strik heeft opgeraapt en daarna opnieuw,
heeft uitgezet.
Had de verdachte zulks gedaan al
dus de getuige dan had ik dat moeten
zien.
Getuige verklaarde voorts niet te heb
ben gehoord, dat de verdachte aan den
jachtopziener heeft verklaard„Maakt er
maar geen bekeuring van, dan zul je geen
last meer van me hebben."
Getuige voegde er aan toe: „Had ver
dachte zulks verklaard, dan had ik dat
zeker moeten hooren."
De verdediging in deze zaak werd ge-
quisitoir nemend, zeide de verklaringen
van den gehuige a décharge niet te geloo-
ven.
Hij achtte de schuld van den verdachte
wettig en overtuigend bewezen en hij
eischte tegen hem 30 boee subs 30 da
gen hechtenis, met verbeurd verklaring
van de in beslag genomen wilstrik.
De verdediging in deze zaak werd ge
voerd door mr. Gerrits uit Vught, die de
schuld van den verdachte niet bewezen
achtte en die dan ook concludeerde tot
vrijspraak.
De Kantonrechter, onmiddellijk uit
spraak doende, veroordeelde den ver
dachte tot 40 boete subs 40 dagen hech
tenis.
Dé in beslag genomen wildstrik werd
verbeurd verklaard.
De Ambtenaar van bet O. M. zei hier
na: „Ik heb toen straks gezegd den ge
tuige a decharge niet te gelooven. Ik deel
hierbij mede, dal ik me met den Officier
van Justitie in verbinding zal stellen, ten
einde den getuige als verdacht van mein
eed te doen vervolgen'..
Hsgzn.
DAT U
VOOR 10 CENT PER WEEK
GEEFT:
alle officicele verordeningen
en mededeelingen alle distri
butie maatregelen die steeds
meer worden uitgebreid, een
lijst van de geldende bonnen,
alle mededeelingen van het
distributiekantoor Waalwijk
en de Langstraat. Voorts
oorlogsnieuws, overzichten
uit de pers, uitgebreide raads-
verslagen en een rubriek
«Plaatselijk Nieuws» uit
Waalwijk en Omgeving, als
geen enkel blad kan geven.
12 stuks 50 ct.
van „De Echo van het Zuiden".
19)
In snellen draf reden ze met hun
drieën over slooten en greppels lot zij
aan een zandige vlakte kwamen, waar
Cole liet stilhouden en hij een schel
gefluit liet hooren, dat onmiddellijk
beantwoord werd. Eenige seconden
later drukte Montgomery, die een goed
paard bereed en flink gewapend was,
Helen en Lugard de hand.
Lugard vertelde hem hun ontmoe
ting met de gendarmen en Montgome
ry wenschte hun geluk met den af
loop.
Nog langen tijd reden zij zwijgend
verder, toen Sam Cole de teugels in
hield en naar een plaats wees op eeni-
gen afstand.
Daar zou de boot ons wachten,
mijnheer.
Als alles meeloopt, jufrouw Adair,
zult u over twee uren uw vader weer
zien.
Zij trachtte té spreken maar de snel
opkomende tranen beletten haar dit.
N ol dan klaarheid stak zij Lugard de
hand toe. Hij hield ze even in de zijne
en drukte er toen eerbiedig een kus
op.
Na een half uur sprong de gids van
zijn paard.
Wij zijn er, mijnheer Lugard.
Met luide stem riep hij:
Palmyra ahoy!
In orde, mijnheer, klonk hel on
middellijk en eenige donkere gestal
len kwamen achter een massief blok
zandsteen te voorschijn. Eon hunner
liep vooruit.
Zijl gij het, kapitein Lugard?
Ja, wie zijt gij?
Dawson, de tweede stuurman.
Alles wel aan boord?
Alles wel. Is de jonge dame hier?
Ja.
Lugard drukte den officier de hand
en stelde hem voor aan Helen.
Is mijn vader wel, mijnheer
Dawson? vroeg zij bevend.
Heel wel, juffrouw, en brandend
van verlangen u weer te zien. Kapitein
Caroll had de grootste moeite hem en
mijnheer Hewitt vanavond aan boord
te houden. Zij smeekten heiden te mo
gen meegaan om u te zien. Wij zijn
gereed, kapitein Lugard. De boot ligt
achter deze rots. Uw hand, juffrouw
Adair.
HOOFDSTUK XII.
Den volgenden morgen waren do
heeren lang voor zevenen weer op
dek en wachtten op hun koffie.
Is juffrouw Adair al op, hof
meester? vroeg Lugard.
Zie maar eens door het vallicht,
mijnheer, was het antwoord.
De oude John Adair was in de ar
men van zijn dochter in slaap gevai-
len en zijn grijs hoofd rustte aan haar
boezem. Haar oogen, stralend van ge
luk, waren gericht op zijn vermagerd
gelaat en haar rechterhand streelde
zijn weinige haren. Een lichte bewe
ging van Lugard deed haar opzien en
glimlachend hief zij de hand op. Om
zeven uur kwain zij op dek, gekleed
in een dunne donkerblauwe japon en
met een breedgeranden zonnehoed op.
Carroll, zijn officieren, Montgomery,.
Vincent Hewitt en Lugard kwamen
haar tegemoet.
Goeden morgen, heeren, sprak
zij met een stem, die beefde van ont
roering.
Zij gaf allen de hand en vervolgde:
Vader slaapt, ik heb hem dus
even alleen gelaten om u te zeggen,
heerenom u te danken en te zeg
genhoe mijn vader en ik
Vincent, spreek jij voor mij, ik kan
liet niet.
Zij snikte en Carroll nam haar bel
de handen in de zijne.
Zeg niets meer, juffrouw Adair.
U bent een dapper, klein vrouwtje en
ik hen er trotscli op u aan boord van
de Palmyra te hebben. Maar ga nu
rustig naar uw hut waar de hofmees
ter uw ontbijt zal brengen. Daarna
moet u een paar uurtjes gaan slapen.
Oc.li kapitein Carroll, zend mij
alsjeblief niet als een klein kind naar
bed. Ik kan toch niet slapen. Ik hen te
gelukkig en ik wil hij vader blijven
zitten, zoodat hij mij vindt zoodra hij
wakker wordt. Vincent kapitein
Lugard doet een goed woordje voor
mij.
Vincent Hewitt, met een gelaat,
stralend van liefde, die hij niet kon
verbergen, legde zijn hand op haar
schouder en zei:
Ga wat rusten, Helen, het is be
ter voor je.
Moet ik, kapitein Lugard?
Ik zal het niet wagen u te raden,
juffrouw Adair, zei Lugard zoo koel
beleefd, dat Helen met een kleur als
bloed zonder een woord meer te zeg
gen naar heneden ging.
Wat scheelde Lugard? dacht He
len.
In diep gepeins stond Lugard hij de
scheepsleuning, toen Vincent Hewitt
hem vroeg:
Weel je ook wat kapitein Car-
rolls plannen zijn aangaande mijn
oom, mijn nichtje, Montgomery en
mijzelf? Maken wij de reis naar Ame
rika in de „Palmyra"?
Wij hebben vanmorgen alles
nauwkeurig samen besproken en zijn
tot het besluit gekomen, dat wij het
best doen naar de een of andere Oost-
Indische haven te zeilen, waar wij ze
ker verscheiden Engelschc of Ameri-
kaansche schepen zullen vinden, die
naar New-York of Boston vertrekken.
De „Palmyra" is een klein schip en
hoe eerder wij uw oom John, die erg
zwak is, naar een beter, ruimer inge
richte boot kunnen overbrengen, hoe
liever ons dat is.
Carroll kwam hij hen staan en zei:
Ziezoo, de jonge dame heeft iets
gegeten. Hel arme kind! Ze heeft zich
dapper gedragen, maar nu kan ze niet
meer. U moet goed voor haar zorgen,
mijnheer Hewitt.
Dat hoop ik de rest van haar hee-
le leven te doen, antwoordde Hewitt
glimlachend.
Zoo, zooDan bent u wel een
geluksvogel, mijnheer. Een liever
meisje dan juffrouw Helen Adair heb
ik nooit gezien. Wat zegt u, mijnheer
Lugard? U zult zeker niet wachten tot
u in Amerika zijt, he, mijnheer He
witt? Er zijn een heele massa geeste
lijken tusschen hier en New-York.
Hewitt lachte.
Ik kan er nog niets van zeggen,
kapitein. Ik heb haar liefgehad sedert
wij kinderen waren, maar nog nooit
gevraagd of zij mijn vrouw wil wor
den. Zij is echter nooit uit mijn ge
dachten geweest en ik gelooi' dat zij
weet hoe lief ik haar heb.
Hij sprak zoo oprecht en eenvoudig,
dat zelfs Lugard was aangedaan.
Als zij je bemint, hen je zeker
een gelukig man, Hewitt, zei'hij rus
tig.
Een sombere, loodkleurige hemel
hing over een wilde, onstuimige zee,
die vijf dagen lang door een hevigen
storm geteisterd was.
De deur van kapitein Carroll's hut,
thans door Helen ingenomen, werd ge
opend. Met een bleek gelaat en be-
scheide oogen trad het meisje naar
buiten.
Hoe is mijnheer Adair? vroeg
Lugard.
Zeer zwak, kapitein Lugard. Hij is
wakker en zond mij hierheen om te
vragen hoe het met het schip ging.
Niet al te best, juffrouw Adair,
maar daar het weer geen neiging tot
verbetering toont, zal ik trachten er
gens aan de kust een veilige schuil
plaats te vinden. U kunt mijnheer
Adair zeggen, dat wij binnen vier en
twintig uur in kalm water zullen zijn.
.Dan kan hij rust vinden en de kracht
herwinnen, die hij tijdens den storm
heeft verloren.
Ik dank u, kapitein, sprak Helen
terwijl de tranen haar langs de wan
gen rolden. Hij is stervende en hij weet
het. Hij weet dat hij nog slechts enke
le dagen te leven en en hij zou
zoo graag hegraven willen worden en
niet
Carroll legde zijn groote hand op
de hare.
Zeg hem, liefje, dat uij '«innen
vier en twintig uren in een tent aan
het strand zal zijn, met u als verpleeg
ster en kapitein Jim en mijzelf als
noodhulp-verplegers. En zeg hem ook,
dat ik straks naar hem kom zien.
U bent zoo lief, zoo goed, kapi
tein. U maakt mijn vader het sterven
gemakkelijk, hij is niet hang voor den
dood, maar hij vreesde dat de zee zijn
laatste rustplaats zou zijn.
Lugard leidde haar zachtjes terug
naar de hut.
Tracht wat te rusten, juffrouw
Adair. Misschien is de vrees van u en
uw vader geheel ongegrond.
Neen, kapitein Lugard, sprak zij,
haar hand in de zijne leggend. Ik hen
mijn moeder zien sterven en vele ge
vangenen te Waringa. Hij is zoo zwak,
zoo oud, maar zoo moedig en
De zwakke stem van den ouden
man viel haar in de rede.
Kom binnen mijn kind; kom bin
nen, kapitein Lugard. Ik heb alles ge
hoord. Geef mij heiden uw hand. Ik
wilde ook zoo gaarne afscheid nemen
van kapitein Carroll.
Met enkele woorden zei hij hun
vaarwel en vroeg toen naar Vincent
Hewitt.
Ga liggen, mijn kind, terwijl Vin
cent een brief naar mijn broeder
schrijft.
Den geheelen nacht door werkten de
mannen om het schip in veilige ha
ven te brengen en tegen den morgen
zeilde de Palmyra om Smoky Cape
in kalm, rustig water.
(Wordt vervolgd).
99