V 9 WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT GERECHTIGHEID. DE LENTE. DE RUSSEN 30 K.M. VAN BERLIJN. 'o APRIL 1«)45 Losse nummers 10 cent 68e JAARGANG No. 19 r oor ilpak, en net spi rukker. T Ol TREFFENDE WOORDEN elec- naar onze aarc* en onze Persoonliike j jmstandigheden, zullen we op het huidig Died, ^beuren verschillend reageeren. Bij velen Hrcal het gevoel van diepe vreugde, die ons allen doorstraalt, getemperd worden n ioor veel persoonlijk leed, door weemoed over wat was en niet terug zal komen, Joor ongerustheid ook over wat men straks nog vinden zal. eni«- 945 /UK "'eb Oproep aan de boeren. Het Algemeen Commissariaat voor de Voedselvoorziening dringt er nogmaals met de meeste klem op aan, dat de boeren dit jaar zooveel mogelijk aardappelen telen. Dit is een dringende eisch wil in de toe komst onze Voedselvoorziening aan de behoeften kunnen vol doen. Belangrijke Mededeelingen van Minister Wijffels. HOE HET ONS EN ONS BLAD VERGING V. Troepenverschepingen in ons land. Nederland. De afsluitdijk ligt thans on der het bereik van de gealli eerde artillerie. Men acht het veelbeteekenend dat het Duit sche Marine-troepen waren die zich in Groningen hebben over gegeven. De stad was gisteren on? 12 uur bevrijd. De Polen hebben meer naar het Noord Oosten de monding van de Eems bereikt. Vanuit Leeuwarden zijn de Canadee- zen doorgedrongen tot de zee en patrouilles opereeren in de omgeving van Franeker en Bolsward. Velpis geheel bevrijd. De onderdeelen van 4 Duitsche De Dwazen. divisies die bij Apeldoorn vech ten dreigen in den val te raken. Bij de waddeneilanden wordt een onafgebroken stroom van duitsche scheepsconvooien waargenomen, waarbij schepen van eenige duizenden tonnen, die zich in oostelijke richting voortbewegen. Volgens Reuter zon dit wijzen op een verdere ontruiming van westelijk Ne derland. De tactische lucht macht heeft bij het eiland Bor- kum, drie schepen van 1000 ton getroffen Ook op het IJs- selmeer wordt een drukke scheepvaartbeweging geconsta teerd, alsook op de reede van Terschelling. Apeldoorn is geheel van vijanden gezuiverd. Bij de bevrijding van deze stad hebben de Canadeezen geen gebruik gemaakt van zware artillerie, om de stad te sparen. De geallieerden staan nu in een groolen boog rond de kust van het IJsselmeer. Zij overschre den de spoorlijn Amersfoort Apeldoorn en naderden Har derwijk, waar de duitschers zich in allerijl inschepen om naar Holland te ontsnappen. Harlingen werd bevrijd, alsook Sneek en Bolsward. In Groningen ondervinden de Polen toenemenden tegenstand op hun rechterflank. Naarthans bekend is bestonden de para chutisten die in het noorden waren afgeworpen voor de helft uit troepen van het Fransche Masquis. Duitschland. Bij Oldenburg en Bremen hebben nog hevige gevechten plaats. De troepen die meer Oostwaarts over de Aller ge trokken zijn stuiten op verbit terden tegenstand In Halle worden hevige gevechten gele verd. In 14 dagen 500.000 krijgsgevangenen gemaakt. ïn het omsingelde Ruhrge- bied gaven zich wederom 5 Duitsche generaals en gedeelten van 5 divisies over. Het leger van Patton heeft de Tsjecho Slowaaksche grens van 1938 bereikt en daarmede Duitsch land in 2 stukken gesneden. Het 7e Amerikaansche leger drong gisterenavond Neuren berg binnen. Het 1e leger heeft Leipzig practisch geïsoleerd Gisteren werd door de Ame rikaansche Luchtmacht een record aantal Duitsche vlieg tuigen vernield n.l. 647. De Britten rul ken snel op naar de Elbe en Hamburg. Het 9e Amerikaansche leger heeft na een zwaar voorbereidend bombardement van 21/, uur, den aanval op Maagdenburg ingezet. Tanks drongen de stad reeds binnen. Halle is voor de helft van vijanden gezuiverd. Het eerste Amerikaansche leger ÉDE ECHO VAN HET ZUIDEN 1 jofdrodacteur Uitgever JAN TIELEN dacteurt J. A. A. VAN DEN DUNGEN Abonnementsprijs 1 5 cent per week 11.95 per kwartaal DrukkerWaalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen Kennummer 2483 l Voor radio Herrijzend Nederland sprak irktuig 0e Rotterdammer'' de volgende treffen- lhedet Jawoorden: Ons land nadert, zij het ook voor ons voel soms tergend langzaam, zijn be vrijding; het Duitsche beest verweert zich lel, maar ligt te stuiptrekken. Waar we Q, gara-ieri weihaast vijf, lange jaren op ge- an wa-vacht hebben, zien we nu voor onze erkers Jögen zich voltrekken. Maar als ik bij mezelf naga, dan zuljen er weinigen zijn, die bij dit alles niet :egrepen worden door het ontzagwek- kend karakter van het gericht, dat thans aan Duitschland voltrokken wordt. Vaak hebben, de laatste jaren, kleingeloovigen geklaagd zoo zij niet hebben gespot hoe de Hemel al die Duitsche schand daden straffeloos kon toelaten en of er dan nog wel een rechtvaardige God was. Het antwoord is gekomen en maakt ons Ompeilstil. God's molens malen langzaam, maar fijn. Misschien nog nooit keerde het kwaad zich zoo duidelijk zichtbaar tegen zijn bedrijvers. Alles wat de Duitsche mis dadigers de laatste tien of twaalf jaar hebben ondernomen tegen hun medemen- schen, werkt thans mede aan hun eigen ondergang. Zij worden niet alleen geslagen met hun eigen wapens, die zij eens over- 1 winnelijk waanden, neen, gelijk zij eens impen andere landen brandschatten en verwoest ten, zoo gaan thans hun steden en dorpen in den door hen zelf ontketende maal stroom van den oorlog onder,gelijk zij eens Joden en politieke tegenstanders uit den weg ruimden, zoo zijn zij thans bezig zichzelf en eigen volk te verdelgen, beter en grondiger dan eenige vijand het in koelen bloede zou kunnen. V Het is een adembenemend schouwspel. De nazi-waanzin, die zooveel ellende en on heil over onschuldigen gebracht heeft, zal ten slotte voor het Duitsche volk zelf de aller grootste ramp blijken te zijn. De hand der wrekende gerechtigheid rust 2waar op dit Duitsche öngeluksland. En de Duitschers beseffen het. Voor niets zijn zij zoo bevreesd als voor wat zij weten verdiend te hebben. Als zij jammeren over de verwoes tingen van hun steden en dorpen, dan weten zij, dat zij er als het ware zelf om gevraagd hebben, als zij bij voorbaat protesteeren tegen annexatie van Duitsch grondgebied, dan we ten zij, dat zij zelf van plan waren, ander mans land te stelenals zij nu reeds met afschuw spreken over mogelijk gedwongen werk van Duitschers voor het herstel van door hen verwoeste gebieden, dan weten zij, dat zij zelf droomden van tientallen millioenen bui- tenlandsche slaven, die voor het Herrenvolk werken zouden. Hun kwade geweten roept bij hen geen oprecht berouw, alleen maar angst gevoelens wakker. Zij weten, dat welke voor waarden hun bij den vrede ook zullen worden opgelegd, deze voorwaarden altijd nog minder hard zullen zijn, dan wat zij zelf bij een overwinning aan hun. slachtoffers hadden toe gedacht, en in ieder geval, altijd nog een onvoldoende straf voor wat zij jegens anderen misdreven. Het is op deze angst voor de gerechtigheid, dat de nazibandieten speculeeren, wanneer zij hun vroegere volgelingen tot nutteloozen ver deren tegenstand aanzetten. Gerechtigheid. Naarmate deze oorlog teneinde loopt, treedt dit woord steeds naar voren, gaat het meer en. meer het denken van de menschen be heer schen. De Duitschers hebben angst voor het woord en terecht; wij, Nederlanders, echter, willen er ond aan koesteren en het tot een centrale gedachte maken in ons leven. Wij hebben, al deze jaren, dat wij in dezen strijd aan den goeden kant stondenwij hebben gevochten tegen het onrecht, dat ons is aangedaan. Meer dan nog misschien onder iets anders heeft het Nederlandsche volk, tijdens de be zettingsjaren, geleden onder al die onrecht vaardigheden, die het bijna iederen dag op nieuw werden aangedaan en die diepe voren in zijn ziel hebben geploegd. Gerechtigheid. Luisteraars, gij weet, dat er, in nu bevrijd gebied, over dit of dat nogal eens geklaagd wordt. Soms spreekt men, in verband hier mede, over dien goeden ouden kankergeest, die ■j weer over het bevrijde Nederlandsche volksdeel "v aardig geworden zou zijn. Aanvankelijk leek het daar ook wel iets op. Maar ik geloof, dat v)e intusschen anders en beter hebben geleerd. Ik geloof, dat men verreweg de meeste klagers een verkeerd daglicht stelt, wanneer men 'jjjfin van gedachteloos kankeren beschuldigt. lSiï® opPervlakkig nadenken zou men kunnen éenen, dat het vooral de groote en kleine ïaterieele dingen des levens zijn, die de men- ihen dwars zitten. Welnu, het isc niet waar, '"^Cl'-het is althans in zeer vele gevallen niet 7aiaar. Waar men zich over beklaagt, zich over pwindt, en desnoods ook over schrijft, dat }n niet voedsel-, huisvestings- en kleedings- Valjeesties alhoewel iedereen weet, dat vooral in sr digheden meer verdragen; het voelt ze als een bijna lichamelijke kwelling. Hier is iets voor ons allen om over na te denken, ook en vooral wanneer wij plannen maken voor den opbouw van de toekomstige samenleving. Dan zullen de eischen van rechtvaar digheid in de voorste rij, zoo niet geheel voorop, moeten staan. Een luisteraar uit Nijmegen, schreef mij: „Liever sober leven in een rechtvaardige, dan over vloed hebben in een onrechtvaardige maatschappij". Luisteraars, ik ben er van overtuigd, dat er tallooze, dat er millioenen Neder landers zijn, die er zoo over denken, nu, aan het eind van dezen bijna 6-jarigen wereld-oorlog, met zijn ontzaglijke ver woestingen en zijn niet te tellen offers. Wij zullen veel kunnen verdragen; wij zullen ons gaarne al die opofferingen ge troosten, waarvan wij nu al in ons hart heel goed weten, dat zij na den oorlog noodzakelijk en zelfs onvermijdelijk zullen zijn; maar wat dan ook; naar mijn mee ning, verreweg de meeste Nederlanders zullen vragen, is dat in alles, tot het uiterste, de rechtvaardigheid betracht worde, bij het brengen van deze offers, zoowel als bij de toekomstige ordening van de maatschappij. Dit is geen herschensschim; men kan er zich zelfs niet van afmaken met de be wering, dat de een over rechtvaardigheid een heel andere opvatting heeft dan de ander. Als wij elkaar goed aankijken, dan weten wij heel goed, wat onder rechtvaar digheid en gerechtigheid ook in een weer normale samenleving, verstaan moet worden. Dan ligt hier ook een prachtige taak voor alle menschen van goeden wil, die aan de verwezenlijking van deze ge dachte helpen willen. Ons volkslied, het Wilhelmus van Nassau, telt vele prachtige strofen. Maar één van de allermooiste is, naar mijn ge voel, toch wel dit: Voor God wil ik belijden End zijner grooter Macht, Dat ik tot geenen tijden Den Konink heb veracht: Doch dat ik God den Heere Der Hoogster Majesteit, Heb moeten obedieeren In der gerechtigheyd. Aan God, als Hoogste Majesteit, ge hoorzaam in gerechtigheid. Luisteraars, er is, in dezen woeligen tijd, niet veel, dat ons zoo'n sterken houvast geven kan als juist dit devies. Het zal ons behoeden tegen aanvallen van ongezonde weekhartigheid jegens onze infame vijanden, maar ook tegen gevoelens van alleen maar botte wraak lust, die den mensch neerhalen en later slechts een bitteren smaak in den mond achterlaten. Het zal ons ook een vaste leidraad zijn bij ons werk voor een waarlijk nieuw Nederland. Minister Wijffels heeft in een pers conferentie medegedeeld, dat de Regee ring besloten heeft, dat de steen- en bruinkoolmijnen met alle daarbij behoo- rende roerende en onroerende goederen, tijdelijk ter beschikking en in beheer van zullen dan bij winning in eigendom over- den Staat zullen komen. De drijfstoffen gaan aan den Staat. De Regeering beoogt met dezen maat regel aan de mijnondernemingen een be heersvorm te geven, waarbij de oplossing van het probleem der verhooging van de steenkoolproductie op de beste wijze wordt verkregen. Het komt de Regeering noodzakelijk voor, alle personen, werkzaam bij de staatsmijnen of bij een der ter beschik king gestelde ondernemingen, te verplich ten, hunne diensten voor den mijnbouw ter beschikking te houden en te stellen. Minister Wijffels stelde garanties in overeenkomst en sociale voorzieningen en tevens voor een redelijke vergoeding aan de mijn-eigenaren en hij stelde vast, dat het niet de bedoeling is, dat aan den eigendom der ter beschikking gestelde ondernemingen wordt geraakt. „De steenkoolindustrie en de steen koolvoorziening", zoo begon minister Wijffels zijn mededeelingen, „vormen problemen, die de Regeering de grootste zorg baren. De huidige productie is slechts zoo groot, dat zelfs bij een ver dubbeling van die productie het amper mogelijk zal zijn in de normale behoefte van ons land te voorzien. Dat beteekent derhalve, dat zelfs als wij erin slagen binnen de eerste drie maanden de tegen woordige productie te verdubbelen, voor den komenden winter aan de huishoudens in Nederland niet meer steenkool be schikbaar gesteld kan worden dan in den afgeloopen winter het geval was. Gelet op het feit, dat er vele huizen beschadigd zijn, dat zij minder dicht zijn dan in den afgeloopen tijd, gelet ook op de aanmer kelijk toegenomen verzwakking van de lichamelijke gezondheid van het Neder landsche volk, zeer speciaal van de prac- tisch 4Yi millioen inwoners van het wes telijk gedeelte van het nog niet bevrijde vaderland, zal dit in den komenden win ter voor velen een directe doodsoorzaak beteekenen. Hoewel nog geen juiste ge gevens beschikbaar zijn, wijzen alle tee kenen erop, dat in dit gedeelte van ons land alle kinderen beneden één jaar ge storven zijn". De minister merkte op, dat er geen vooruitzicht is, dat voorraden steenkool betrokken kunnen worden uit eenig ander land. Minister Wijffels besteedde uitvoerig aandacht aan twee andere belangrijke kwesties voor de mijnstreek, n.l. de be drijfsorganisatie en de mijnwerkerspen sioenen. Hij stelde over deze aangelegen heden op korten termijn beslissingen in uitzicht. „De Regeering is van meening", aldus de minister, „dat in een eerlijke onderlinge bespreking een oplossing moet worden gevonden voor het verlangen, dat bij alle medewerkers in het mijnbe drijf leeft, naar de tot standkoming van een redelijke bedrijfsorganisatie als neer slag van den ernstigen wil om eendrach tig samen te werken". Een commissie is daarvoor ingesteld. Minister Wijffels deelde voorts mede, dat zijn beleid zal zijn gekenmerkt door het nemen van al die maatregelen, die van belang zijn om het beroep van den mijnwerker in aanzien te verhoogen. (Anep-Aneta.) h (*0,in de laatste twee nog wel een en ander g^atbreekt neen, het zijn werkelijke of ver leende onrechtvaardigheden, onrechtvaardig- eden bij de distributie of bij de zuivering, bij lei toewijzing van ambten of bij den gang van g£i'ken in bepaalde bedrijven. is alsof deze jaren van grievend ^•nrecht onder de Duitsche bezetting den chtvaardigheidszin van ons volk op tot Wfa'i q'jUS'verre ongekende wijze hebben ver- H ^h,erpt; ons volk kan geen onrechtvaar- De kalender heeft het zwart op wit aangekondigd en de zon heeft het met terdaad bekrachtigd: de lente is begon nen. Ieder jaar opnieuw zien we weer uit naar dien tijd, we zitten er maanden op te wachten. Elk seizoen heeft zijn bekoring: de zomer met zijn volbloei, de herfst ondanks zijn weemoed, en ook de winter met zijn warme huiselijkheid en binnenkamer-gezelligheid. Maar het meest blijft de menschheid toch bekoord door het eeuwig nieuwe en jonge van de lente, het getij der vernieu wing in de heele natuur. Vooral de laat ste jaren hebben we met weinig spijt af scheid genomen van den winter: het was de moeilijkste en onaangenaamste tijd door al de oorlogsjaren heen. Maar thans zijn we weer zoover. De zon geeft weer extra verkwikkende warm te en licht; de kachel kan uitgaan en de lamp mag minder gaan branden. De dor heid en grauwheid wijkt weer van de velden voor een pril groen, dat snel op schiet uit de gekoesterde aarde. Er ver rijzen weer kleurige bloemen, hyacinthen geuren ons tegen en de prachtige mag nolia staat op opengaan. De struiken en boomen verliezen hun spichtige kaalheid, die ze sinds Allerzielen hadden, het jonge blad bot uit, ze krijgen vollere vorm en het we melt van bloe- MAATSCHAPPEL1JKE WEDEROPBOUW LANGSTRAAT. sem, teer rose en onbesmet wit. De natuur is zoo gul en kwistig. En een mensch kan zoo klein en krenterig zijn. Wij zijn zoo bang voor een teveel en meenen zoo gauw, dat het genoeg is. Maar de natuur kijkt niet op duizend bloesembloempjes meer of minder, als het er om gaat de aarde opnieuw te versie ren voor het lentefeest. De natuur laat het bloesems regenen bij duizenden en dui zenden, zonder te treuren om al die ver loren gaan, om toch maar zeker te zijn van voldoende vrucht. En de variatie in kleur en vorm, grootte en geur is onuit puttelijk. Lente! Wat beteekent het allemaal niet? Zon, licht, warmte, kleur, bloei, schoonheid, rijkdom, geur. Wie bij al die weelde zijn hart niet wijd open voelt gaan, moet toch wel geheel en al ver steend zijn. Wie thans niet alle muize nissen uit zijn hoofd voelt verdwijnen, is een hopelooze pessimist, die aan dit leven wel nooit een enkele goede zijde zal ont dekken. En deze lente draagt nog een bijzon dere belofte in zich: de vaste hoop en gegronde overtuiging, dat het groot tra gische en bloedige drama, dat de wereld al jaren lang heeft versomberd en neer gedrukt, eindelijk, eindelijk aan een einde gaat komen; dat de vrede ten lange laat ste weer werkelijkheid wordt en het ver gieten van kostbaar menschenbloed in een menschonteerenden strijd wordt gestaakt; en dat geheel ons land, al onze dierbare landgenooten weer spoedig kunnen ade men in vrijheid. Hoeveel schooner maakt die gedachte deze lente nog. Hoeveel rijker wordt ons daardoor de groenheid der velden en hoe inniger doet ons daardoor de bloesem aan. Werkelijk er is, ondanks al de be staande schaarschte, niettegenstaande alle ongerief en al het behelpen, meer dan voldoende reden tot dankbaarheid en op gewektheid. Want waar hebben we al die gulden rijkdom, al die massale weelde aan verdiend. Ze wordt ons in den schoot geworpen buiten alle verdiensten om, door de gulle hand van den liefde rijken Vader. Een menschenhart is, in tegenstelling met een kinderhand, niet gauw gevuld. Of liever, de dankbaarheid is dikwijls van zoo korten duur. We vinden de din gen, die we iederen dag weer opnieuw zien, zoo gauw gewoon en vanzelfspre- Wij kregen ook nog eens bezoek van kameraad den Hartog, een W.A.-man die in het maatschappelijke leven de functie van Rijksontvanger der Belastingen be oefende; een man, die zoo kinderlijk blij en fier in zijn mooie pakje kon rondloo- pen. Hij kwam ons een advertentie bren gen, die wij natuurlijk weigerden om de bekende redenen. Hij waarschuwde ons heel vriendschappelijk in ons eigen be lang, dit niet te doen en ons standpunt te herzien, maar wij wezen hem er terstond op, dat wij steeds zelf ons standpunt en dat van ons blad hadden bepaald en zouden bepalen en daarvan ook de con sequenties zouden dragen. Het zakelijk onderhoud was daarmede dus afgeloopen. In den loop van dit gesprek wezen wij hem er nog op, dat hij toch zoo veran derd was, dat hij vroeger blaakte van Oranjegezindheid; bij nationale feesten zijn huis met versiering overlaadde; zijn kinderen van onder tot boven in Oranje stak en nuToen deed hij ons een onthulling. Hij had dit gedaan, omdat men hier in Waalwijk en Brabant niet Oranje- noch Koningsgezind was, omdat, omdat... de Koningin niet Roomsch was! Wij heb ben er eens hartelijk om gelachen, en niet veel op dergelijken gloeienden on zin geantwoord en alleen gewezen op 1903 en 1918 en op de vele tastbare be wijzen onzer vurige liefde voor Koningin en Vaderland. Hij vertelde tenslotte, dat hij van zienswijze veranderd was, wat we al wisten. Zijn advertentie bleven we weigeren, tot ons na eenige dagen de opdracht gewerd, dat berichten of publi caties van de N.S.B. voortaan moesten worden opgenomen. Wij begrepen, dat dit het begin van het einde voor ons zou beteekenen. Wij kregen nog een publicatie voor een spreekbeurt en tenslotte van twee zijden een telegrafische en telefonische mede- deeling, dat de kleine-groote N.S.B.-er Ettman, een oud-leeraar aan de H.B.S. te Waalwijk, maar overgegaan tot den propagandadienst der N.S.B.op de Markt alhier zou spreken en dat daarvan een uitvoerig verslag moest komen in het Waalwijksche blad. Natuurlijk, deze man had ook zulke mooie relaties met Waal wijk. Wij maakten een verslag, dat alleen maar in de Waalwijksche editie kwam en ontvingen al heel gauw bericht, dat dit verslag veel op sabotage leek, n.l. het was veel te klein, in een hoek gedrukt en zonder fatsoenlijken opmaak. Dat was het eerste en het laatste. (Slot volgt) Het duitsche Ministerie van Pro paganda heeft getracht het duitsche volk wijs te maken, dat het keerpunt van den oorlog voor de deur staat. De Russen zouden thans alles op alles moeten zetten en alle krachten moeten inspannen, wanneer zij er niet in enkele dagen in slagen Berlijn te overrompelen, zullen zij teruggedron gen worden in hun Aziatische steppen en zullen zij over niets meer kunnen beschikken om hun eigen nederlaag te keeren. Wie zou het gelooven? kend. We raken al te spoedig onze bé- wondering en onze vérwondering kwijt over de dingen, die wij alledaagsch noe men, maar die eigenlijk geweldige gebeur tenissen zijn. Want is het niet iets ge weldigs, dat diezelfde boom, die daar maanden en maanden dor en als leven loos heeft gestaan, nu plotseling, zonder dat we er één vinger naar uitsteken, blijkt over te loopen van leven en energie en spontaan in groen blad en witten bloesem schiet. Is het niet, alsof er bij ieder nieuw blad en ieder opengaand bloempje een nieuw wonder geschiedt aan ons en ter- wille van ons? En wij zien er overheen en vinden dat alles zoo vlug gewoon; we zijn zoo licht geneigd de dingen van alle dag, die de schoonheid en de volheid van ons leven uitmaken, als niets bijzonders te beschouwen, terwijl ze een gevoel van spontane blijheid en dankbaarheid in ons moesten doen opwellen, zooals een arge loos kind het gevoelt, dat nog niet door de zwaarte van het vermoeiende leven wordt neergedrukt, en dat zijn bewonde ring nog heeft voor de eenvoudige, sim pele, alledaagsche dingen van zijn om geving. De dichter Paul van Ostayen laat het 't kind zoo mooi zeggen, zoo heerlijk een voudig en natuurlijk blij om de doodge wone dingen, die het 's morgens bij het opstaan om zich heen ziet: „Dag ventje met de fiets op de vaas met [de bloem ploem ploem „dag stoel naast de tafel „dag brood op de tafel „dag visserke-vis met de pijp en „dag visserke-vis met de pet". Als we die kinderlijke bewondering voor het leven van alle dag, dat toch eigenlijk steeds weer nieuw is en altijd een wonder blijft, eens wisten te behou den! Dan zou het leven een stuk mooier kunnen zijn. Dan zouden we minder nei ging hebben tot critiek en gezeur en on aangenaamheid. Dan zou het ons lichter vallen om onze taak en ons werk te ver richten met een glimlach om de lippen en niet met een strakke plooi van tegen zin op het gezicht. Dan zou er in de wereld een ruimere plaats zijn voor dank baarheid en dat zou de geheele samen leving zeer ten goede komen. Want dankbaarheid is een schoone zaak.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1945 | | pagina 1