VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1945
Losse nummers 10 cent
68e JAARGANG No. 65
Waalwijksche en Langstraatsche Courant
HERDENKINGSPLECHTIGHEID
JAN DE ROOIJ
De Echo van het Zuiden
Hoofdredacteur Uitgever; JAN TIELEN
Redacteur: J. A. A. VAN DEN DUNGEN
Verschijnt Maandag en Vrijdag.
Een indrukwekkende hulde.
Al Drukker Waalwijksche Stoomdrukker
Abonnementsprijs: 15 cent per week; 11.95 per kwartaal Kc,
ij Antoon Tlelen
Kennummer; 2483
„Die Haghe Sangers" hebben
Zaterdag in de oude Gothische
kerk van Sprang een indrukwek
kende hulde gebracht aan de na
gedachtenis van den held van de
Langstraat, Jan de Rooij. Zij had
den spontaan het initiatief geno
men tot een „Nationale Jan de
Rooij Herdenking" en stelden hun
uitzonderlijke vocale kwaliteiten
beschikbaar, om deze herdenking
bijzonderen glans bij te zetten.
Zoo groeide deze herdenking uit,
tol een indrukwekkende hulde
voor de onvergetelijke daad van
een eenvoudigen Sprangschen jon
gen, die met zijn leven, dat van
honderden anderen redde en ons
voor het grootste onheil bewaar
de.
De bijeenkomst werd geopend
met het gezamenlijk zingen van
het eerste couplet van het Wilhel
mus en het Engelsche en Amevi-
kaansche Volkslied door „Die
Haghe Sangers".
De heer van Herpen, voorzitter
van het comité tot stichting van
een monument ter nagedachtenis
aan Jan de Rooij, sprak hierna het
openingswoord en heette op de
eerste plaats hartelijk welkom de
vertegenwoordigers van Z.K.H.
Prins Bernhard, Z.E. de Minister
van Oorlog en van den Militairen
Commissaris van Noordbrabant.
Niet in het minst gold zijn wel
kom den intiemen medewerker van
Jan de Rooij, die, thans genezen
van een langdurige ongesteldheid,
weer in ons midden kan zijn. Door
zijn verwondingen was het hem
jammer genoeg niet mogelijk de
begrafenis van Jan de Rooij bij te
wonen. Het was spr. voorts een
voorrecht de ouders van Jan de
Rooi hier welkom te heeten. Wij
zijn hier bijeen, zoo zegt spr., om
hulde te brengen aan hen, die hun
leven lieten in dienst van het va
derland. „Die Haghe Sangers"
hadden de spontane gedachte, de
zen dag als een „Nationale Her
denkingsdag" te organiseeren. Het
deed ons goed, dat dit koor deze
aanbieding deed, omdat het daar
door uiting wil geven aan de fijn
aangevoelde gedachte, dat het hier
niet ging om Jan de Rooij, maar de
herdenking van een held, wiens
naam voor het nageslacht moet
worden bewaard en in de geschie
denis moet worden -gegrift evenals
de namen van de helden, die wij
"it onze historie kennen. Het is
9oed dat wij hier bijeen zijn, zoo
besluit de heer van Herpen, om
te luisteren naar de stille hulde
van zang en muziek en deze Na
tionale Herdenking zoo te doen
uitvoeren, dat wij iets gedaan heb
ben om Jan de Rooij waardig te
herdenken en tevens hulde te
brengen aan hen die vielen voor
het vaderland, zich daarvoor ge
heel opgeofferd hebben en daar
voor alles gaven, zelfs hun leven.
Vervolgens brachten „Die Ha-
9he Sangers" onder leiding van
Jos. Vranken Jr. een passend en
met zorg gekozen programma ten
gehoore, dat op alle toehoorders
iePen indruk maakte en dat werd
^sloten met het 8-stemmig Te
eurn van Cuijpers. Het program
ma werd afgewisseld met vioolsoli
van Sam Swaap en orgelbespe
ling door Jan Schmitz.
Burgemeester A. Smit sprak een
slotwoord en zijn met zorg gekozen
woorden en hooggestemde rede,
die wij hieronder in extenso weer
geven, vormde een waardig slot
van deze herdenkingsplechtigheid.
Mijnheer de Vertegenwoordiger
van Z.K.H. Prins Bernhard,
Mijnheér de Vertegenwoordiger
van Zijne Excellentie den Mi
nister van Oorlog,
en voorts gij allen, die door Uw
gewaardeerde aanwezigheid
hulde komt brengen aan de
nagedachtenis van Jan de
Rooij,
zeer gewenschte toehoorders,
Nu de striemende stormen van
oorlogsgeweld zijn gestild en het
gouden licht van vrede en vrij
heid zijn stralen uitgiet over onze
bevrijde landen, herdenken wij
onzen grooten nationalen doode,
Jan de Rooij.
Deze jongeman met zijn hart
van goud, zijn onbaatzuchtige lief
de voor Koningin en Vaderland is
één der mannen van de verzets
groepen, die vrijwillig en welbe
wust den allergevaarlijksten strijd
heeft gestreden; hij wist dat één
misstap, één fout, éen onoplettend
heid de noodlottigste gevolgen
voor zich en zijn makkers kon
hebben.
Tóch streed hij den ongelijken
strijd.
Waarom?
Omdat hij verstaan had den op
roep van Jan Greshof in een zij
ner illegale gedichten; omdat hij
het tromgeroffel, dat opriep tot
den strijd, hoorde nadreunen in
zijn oor en hart:
Ik sla de trom en dreun de
droomers wakker,
Wie droomt verraadt zijn
vrouw, zijn kind, zijn makker,
Geen eerlijk man kan zich
gelukkig voelen,
Als zijn gelijken, die het goed
bedoelen,
En nooit hun stuggen nek
hebben gebogen,
door liederlijke landsknechten
bespogen,
getrapt, geslagen worden tot
den dood.
Wordt wakker, want de nood
is groot.
Ik sla de trom, wij zijn in 't
nauw gedreven,
Wij, die in vrede en vriend
schap willen leven,
worden één zee van purper-
roode vlammen,
die zich een weg baant door
betonnen dammen.
Beziet, de mannen die voor
vrijheid vechten,
Zijn sterker dan een troep
betaalde knechten.
Wij vreezen niets, den duivel
noch den dood.
Wordt wakker, want de nood
is groot.
Jan de Rooij was wakker, zag
den nood van zijn Vaderland en
zijn volk.
In 't kort wil ik U zijn strijd en
de omstandigheden waaronder hij
streed en zijn jonge leven voor
ons allen gaf, vertellen:
Het was rustig aan Het lange
Maasfront tegenover de Lang
straat in de week voor Kerstmis
1944. Een Canadeesche divisie,
die gelegerd was in de Langstraat,
vertrok die week naar België in
verband met von Rundstedt's
groot offensief in de Ardennen.
Zóó rustig was het, dat de ge
allieerde commandant had toege
staan voor dien Kerstnacht af te
wijken van het verbod, zich na
des avonds 6 uur en vóór 's mor
gens 7 uur op straat te bevinden.
Toch loerde een dreigend ge
vaar. Een gevaar, dat door de le
den der ondergrondsche is afge
wend.
Waarin dit gevaar bestond?
Von Rundstedt wilde zijn aan
val in België vergezeld doen gaan
van een doorstoot vanuit het Land
van Heusden en Altena naar de
Belgische grens. Er zouden brug-
gehoofden worden gevormd ten
Zuiden van de Maas, bij Keizers-
veer, Sprang-Capelle en Waal
wijk, om vandaar uit Antwerpen
te bereiken. In één nacht werden
daartoe meer dan 16.000 Duit-
schers in het Land van Heusden
en Altena saamgebracht, voorzien
van zwaar en licht materiaal,
tanks, geschut en complete brug
gen. Tegelijkertijd stonden para
chutisten klaar, die ten Zuiden van
de Maas vitale punten zouden be
zetten.
Er was echter één verzetsgroep
van de Ondergrondsche, die deze
plannen in duigen deed vallen.
Tot deze groep, verzetsgroep
„André" genaamd, behoorde Jan
de Rooij.
Met nog enkele andere onder
grondsche strijders had hij zich,
direct na de bevrijding van Bra
bant, vrijwillig, aangeboden om
naar de overzijde van de Maas te
gaan, teneinde daar spionnage-
werk te verrichten en geheime
zenders te bedienen. In het Land
van Heusden en Altena bevonden
zich reeds leden van deze onder
grondsche verzetsgroep, waarme
de hij samen moest werken.
De wilskracht en volharding
van Jan de Rooij en zijn makkers
bleek al wel bijzonder bij den
aanvang van het werk, toen zij
zich begin December 1944 naar de
overzijde van de rivier moesten
begeven. Tot driemaal toe werd
in donkere nachten gepoogd over
te steken. Steeds stootte men ech
ter op de waakzaamheid der
Duitschers. Het kwam zelfs zóó
ver, dat enkele personen hen af
raadden, verdere pogingen te
doen. „Het was immers veel te
gevaarlijk". Het woord „gevaar
lijk" kwam echter in hun woor
denboek niet voor.
Telkens weer werd getracht op
een ander punt de overzijde der
rivier te bereiken, wat ten slotte
gelukte.
Met de ondergrondsche uit het
Land van Heusden en Altena was
spoedig het contact gevonden en
de geheime zender ging dagelijks
werken.
Het was via dezen zender, dat
Jan de Rooij zijn chef de gege
vens verstrekte omtrent de gear
riveerde 16.000 Duitschers en om
trent de plannen, sterkte en ge-
schutsopstellingen van de Duit
schers.
De geallieerden werden hiervan
onmiddellijk op de hoogte ge
bracht, met het gevolg, dat de uit
de Langstraat vertrokken Cana
deesche divisie, die Eindhoven
reeds gepasseerd was, onverwijld
terugkeerde en dienzelfden avond
en nacht de geallieerde kanonnen,
aan de hand van de gegevens,
door de vrienden van Jan de Rooij
verstrekt en door hem overge
seind, de Duitsche opstellingen in
puin werden gebeukt.
Aldus werd door het werk der
ondergrondsche strijders, waarbij
Jan de Rooij zulk een belangrijke
rol speelde in het bedienen van
zijn zender, de Langstraat, Bra
bant en een gedeelte van België
voor een vreeselijk lot bewaard,
afgezien nog van het feit, dat het
verloop van den oorlog heel an
ders kon zijn geweest.
Natuurlijk begrepen de Duit
schers, dat er hier spionnage in
het spel was. Ze gingen op zoek
en ontdekten na eenigen tijd de
zender van Jan de Rooij. Deze
was op dat moment zelf niet thuis,
daar hij met post voor de z.g.
„line-cross" (die ook door deze
ondergrondsche werkers werd on
derhouden) naar Werkendam was.
Daarom namen de Duitschers vijf
personen gevangen op de plaats
waar de zender gevonden was,
Max Blokzijl e.a.
Max Blokzijl is door het Bijz.
Gerechtshof in Den Haag ter
dood veroordeeld. Hij kan bin
nen 8 dagen in cassatie gaan.
Mr. de Blocq van Scheltinga,
burgemeester van Wassenaar zag
z'n doodstraf veranderd in le
venslange gevangenisstraf, ook
met recht van cassatie.
Hel Bijzonder Gerechtshof te
Rotterdam eischte de doodstraf
tegen zekeren Kooiman, die
gelden van de illegaliteit had
verduisterd en toen dit ontdekt
werd, verraad pleegde en een
vergadering der illegaliteit aan
de S.D. meedeelde; dit kostte
drie personen 't leven.
Voorts werd nog de doodstraf
geëischt tegen A. G. Scholten
en W. A. van de Riet, die bei
den vrijwillig tot de WaffenS.S.
waren overgegaan en den eed
op Hitier hadden afgelegd.
Voorts werden straffen van 10
en 15 jaar geëischt.
om deze ter repressaille te fusil-
leeren.
Toen Jan de Rooij dat hoorde,
nam hij zonder zich te bedenken
afscheid van zijn vrienden
meldde zich bij de Duitschers,
terwijl hij wist, dat dit zijn leven
zou kosten, en gaf de vijf on
schuldige gijzelaars op deze edel
moedige wijze hun leven en vrij
heid.
Doch, wat nog belangrijker was
voor de nationale, ja, geallieerde
zaak, was het feit, dat hij, on
danks alles, zweeg. Ongetwijfeld
begrepen de Duitschers, dat hij
medewerkers in het ondergrond
sche front moest hebben, die over
een reserve-zender konden be
schikken. Kostbare gegevens had
hij kunnen verschaffen omtrent de
namen van zijn opdrachtgever, de
namen zijner strijdmakkers, die in
het Land van Heusden en Altena
vertoefden en die nog geruimen
tijd het werk moesten voortzetten
en dat ook tot de capiulatie op
5 Mei 1945 hebben gedaan.
Dit laatste is wel de grootste
verdienste van Jan de Rooij ge
weest. Zijn eerste heldendaad
redde vijf menschen. Zijn tweede
heldendaad, zijn zwijgen, redde
wellicht veel meer levens, zoowel
die zijner kameraden als van ge
allieerden.
Wederom hadden de bezetters
zich vergist in den taaien aard
van den waren Nederlander. Zij
sleepten Jan de Rooij mee naar
Amsterdam, waar hij den helden
dood stierf.
Naast de Langstraat, die aan
Jan de Rooij alles verschuldigd is,
mag geheel Nederland deelen in
de verdienste van dezen held en
zijn heldhaftige medestrijders in
het verzet. Hij kan gesteld wor
den als een lichtend voorbeeld
voor geheel Nederland, van moed,
plichtsbetrachting en vaderlands
liefde.
Als typisch voorbeeld, hoe al
les als door een wonder ten goe
de is gekeerd en hoe ternauwer
nood aan het dreigende gevaar is
ontkomen, zij nog vermeld, dat in*
het Oude Raadhuis te 's-Grevel-
duin-Capelle Dick Flemming zat,
die het door Jan de Rooij gesein
de opving.
Dienzelfden morgen, dat Dick
Flemming opving: „Weest paraat"
en de gegevens, door Jan de Rooij
geseind, had genoteerd, kwam een
V 1 aangeknetterd en viel met
donderend geraas op het Oude
Raadhuis, dat met de grond gelijk
werd gemaakt.
Flemming werd zwaar gewond,
doch boven alle pijn en ellende
dacht hij aan zijn placht en toen
hij uitgegraven was had hij een
schrift in zijn vuisten geklemd en
riep: „Breng dit onmiddellijk naar
den chef".
Had hij deze tegenwoordigheid
van geest niet gehad, dan was
alles nóg tevergeefs geweest.
Met dankbaarheid constateeren
wij, dat Dick Flemming zoover is
hersteld, dat hij heden in ons mid
den is.
Ziedaar, mijne hoorders, de ge
schiedenis van Jan de Rooij.
In dien naam, Jan de Rooij,
verzamelt zich zijn heldenmoed,
zijn heldenkracht, zijn helden
geest, zijn heldenstrijden, zijn hel
denlijden, zijn heldendood.
Die naam wordt een ster der
eerste grootte, stralend in onver-
gankelijken luister hoog boven on
ze hoofden, door geen wolken om
sluierd, door geen nevelen om
huld.
In de geweldigste oogenblikken
der geschiedenis klinkt zijn naam
rond als een langgerekte, vér
klinkende bazuinstoot, wekkend
tot moed, tot kracht, tot doods
verachting,. tot liefde voor Vor
stenhuis en Vaderland.
Daarom danken wij wel zeer
bijzonder Jos. Vranken en zijn
koor, dat heden op zoo waardige,
indrukwekkende en luisterrijke
wijze zijn dood herdacht.
Wij danken den heer van Has
selt en het bestuur van „Die
Haghe Sangers" hartelijk voor het
initiatief, dat zoo spontaan werd
genomen, om deze herdenkingsdag
te organiseeren. Dat de heer Sam
Swaap na zijn 4-jarige gevangen
schap in ons midden is en zijn
medewerking wilde verleenen,
evenals de organist Schmitz, stel
len wij op hoogen prijs.
Voor de belangstelling, die on
ze hooge gasten door hun aan
wezigheid toonden en die aan de
ze herdenking meer luister bijzet
te, in het bijzonder de vertegen
woordigers van Z.K.H. Prins
Bernhard en van Zijne Excellentie
den Minister van Oorlog, is het
Comité zéér erkentelijk, zoomede
voor het feit dat Z.K.H. Prins
Bernhard en vele hooge autori
teiten hun namen vereenigden in
het Eere-Comité.
Van de heden geboden gelegen
heid zou de Verzetsgroep „An
dré", waartoe ook Jan de Rooij
behoorde, gaarne gebruik maken
om één persoon in ons midden in
het openbaar dank te zeggen voor
alles wat hij gedaan heeft voor
deze groep.
Toen n.l. de Verzetsgroep „An
dré" vorig jaar omtrent dezen tijd
zich naar een andere gemeente
moest verplaatsen om vandaar den
strijd tegen den vijand voort te
zetten, waart gij het, Pastoor
Oomen van de Dongensche Vaart,
die ons allen Uw onmisbare hulp
verschafte. Niettegenstaande het
feit, dat gij wist, dat wij door den
vijand gezocht werden, hebt gij
openlijk tot Uw parochianen ge
zegd „wij moeten deze menschen
helpen en opnemen" en zonder te
denken aan gevaar, hebt gij ons
allen ondergebracht en zelf in Uw
huis opgenomen. Met liefde en
zorg hebt gij ons, Protestanten,
verzorgd, Gij hebt niet gevraagd
naar godsdienst of richting, gij
hebt alleen gevraagd „Wat is
mijn plicht" en meer dan Uw
plicht gedaan.
Hartelijk dank daarvoor, mijn
heer Pastoor, ook aan Uw paro
chianen; U wilt onzen dank ook
aan hen wel overbrengen.
Gij zult begrijpen, mijne hoor
ders, dat de laatste woorden die
ik wilde zeggen, gewijd zijn aan
onzen vriend Jan de Rooij.
Tijdens de bezetting is een ge
dicht verschenen, gemaakt door
een ter dood veroordeelde, dat
als volgt luidt:
Den strijd gewijd in
oorlogstijd!
Val vreemde heersers nooit
ter knie,
Wees onbekwaam tot
compromis,
Geef geen respijt zoolang
gij zijt.
Schuw felle pijn noch wrang
verdriet,
Bezie de dingen in het groot:
Zovelen boetten met de dood,
Waarom zij wél waarom
gij niet?
I