HEUVEL Bril moet van de VAKMAN komen I En dét is VAN MAAREN tnaet tl zien OPRUIMINGS KOOPJES BISSELINKS JUBILEUM EN APOLLO'S GESCHIEDENIS. Leo Lorre helpen Ridder Radbout WIJ ZIJN KAMPIOEN n C. VAN DE LEUR Firma J. A. DIRKSE FEUILLETON HET DUISTERE VERLEDEN DE NIEUWSTE RADIO'S A. VAN IERLANT 6 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 27 JANUARI 1949 6 /- DAN IS HIJ GOED DAT WEET IEDEREEN VAN MAAREN - Vuchterstraat 25 's-Hertogenbosch Hoofdstraat 173 KAATSHEUVEL Telefoon 184. EEN AMERIKAANSE WONDER SLAAPKAMER Old Fin voor Fl. 375.00 MEUBEL- EN BEDDENMAGAZIJN HOGE HAM 149 Tel. 100 DONGEN 5-lamps Super vanaf RADIO-HANDEL EN REP AR ATIEINRICHTNG W. BRASPENNING, Mr. v. Coothstraat 3 WAALWIJK. 225.— ONDERSTEL VOOR DRIEWIELER zoa goed als nieuw met nieuwe banden f 200.— ENKELE 2e HANDS HERENRIJWIELEN vanaf f 60 NIEUWE BIETENSNIJDER merk de Vleeschhouwer No. 6 ROLLEN NIEUWE GEGAL. PUNTDRAAD a AANHANGWAGENTJES VOOR FIETSEN f 80, f 12.50 vanaf f 89.50 Smederij Grotestraat 170 DRUNEN. Telefoon 65 o i SCHEIDSRECHTERS- VERENIGING W. O. ONDERAFDELING TILBURG. Dezer dagen slaagde te Bre da op het toelatingsexamen als K.N.V.B.-scheidsrechter de heer Fr. Timmers te Kaats heuvel, lid onzer vereniging. Onze vereniging beschikt thans over 3 K.N.V.B.-scheids rechters en wel de heren C. Dekkers en A. Peijnenburg te Waalwijk en Fr. Timmers te Kaatsheuvel. 'Voor onze vereniging, die 1 Februari haar 1-jarig bestaan herdenkt, is dit een mooi suc ces en het houdt goede be loften in voor de toekomst. Tevens zal per 1 Februari onze vereniging zelfstandig worden onder de naam ,,De Langstraat". Na jarenlange strijd is het thans gelukt en zullen de scheidsrechters tus sen Den BoschGeertruiden- berg aangesloten zijn bij on ze vereniging. Wij hopen dan ook, dat wij door onderling contact onze scheidsrechters op een steeds hoger peil mogen brengen voor het Welzijn van de voet balsport. e Leo zette voorzichtig de deur op een kiertje De valse waard stond voor liem en zei: ,,'t Is tijd om weg te gaan. V moet vertrekken" „M o e t ver trekken t" vroeg Leo ver baasd, „sinds wanneer commandeert een waard zijn gasten?" De waard van ,De Zwarte Kater" grom de wat, keek schichtig om zich heen en herhaalde toen, plotseling kivaad wor dend: „V moet vertrekken. Begre pen?" Leo en Lorre begrepen het maar al te goed. Als ze weg moesten, stond dat natuurlijk in verband met de gestolen perkamentrol. Ze pakten vliegensvlug hun boeltje bij elkaar, haalden de mo tor uit het schuurtje en tuften weg. Eerst deden ze net of ze vèr weg wil den rijden, maar na een paar minuten beklommen ze stiekum een heuvel van waar ze juist op de herberg in het dal veer kek en Terwijl zë zaten. te loeren of er niemand de herberg in of uil ging, zei Leo: „Ik geloof, dat het nu tijd wordtons mo dernste wapen te gaan gebruiken „Daar dacht ik ook al aan/3 antwoordde Lorre, „want met een lasso kun je icel een koopvrouw vangenmaar nog geen spook33. „Hou jij je snavel33, zei Leo. „Hier, dam heb je een banaandat is voor jou ge zonder dan ee n melk bad33. Intussen had hij uit de motorzijtas zijn lachgaskanon gehaald. Lorre had gauw zijn banaan opgepeu zeld en was bij het zien van het kanon geestdriftig gaan huppelen. „Fijnf Wat zullen we lachen! En wat zullen lachen 33 Voor de grap richtte Leo het kanon op zijn vriend, maar die maakte dat hij weg kwam, „Niet schieten!" gilde hij, an ders lach 'k me slap en om spoken te vangen moet je sterk zijn". Dat vond Leo ook. Hij richtte zijn kanon maar in het wilde weg, haalde de trekker over en... pang', daar spoot een sissen de straal lachgas de lucht in. (Wordt vervolgd Hier volgt de rede, uitgespro ken door .de heer Jan. van Woen- sel, voorzitter van Apollo, bij .de jubiieutnherdenking van Apollo's directeur, de heer Bisselink Geachte jubilarissen ti. ledèn vail Apollo. De jaarlijks terugkomende sta tiedag vormt nu eenmaal 'n zeker evenement in onze harmonie. Naast versteviging van de verenigingsband, waartoe zonder twijfel zo'n dag mede leidt, is het ook zeker 'de dag waarop vermel denswaardige ieiten der vereni ging in herinnering worden ge bracht'. Speciaal doel ik hier dan op die feiten welke de aangename sfeer van de z.g. „teerdag" nog slechts kunnen verhogen. Het ene afgelopen verenigings jaar biedt daartoe meer gelegen heid dan het andere. Deze statiedag staat wel bijzon der in het teken van vermeldens waardige feiten, want naast een zilveren jubilaris herdenken wij vandaag de dag, dat de heer Bis selink voor 40 jaar ter.ug werd benoemd tot directeur van onze harmonie. Mag ik me dan eerst even rich- teh tot de zilveren jubilaris, de heer L. Stubbe. Het kan niet anders, tegenover die verdiensten welke gij voor on ze harmonie verwierft, moet onze hulde, die wij u heden brengen, in bescheiden mate afsteken. Wees er echter van overtuigd, dat uW lid zijn van onze harmonie èn door bestuur en directeur èn door uw medeleden wordt ge waardeerd en dat de trouw waar mede gij ons corps aanhangt, iri grote mate bijdraagt tot de steeds stijgende bloei onzer vereniging, die slechts dan tot prestaties in staat zal kunnen blijven, wanneer leden, zoals wij dat in u hebben, een deel van dat corps zullen blij ven uitmaken. Als blijk van waardering bied ik u namens onze harmonie de zilveren Apollo medaille aan, welke naar ik hoop voor u de sti mulans zal zijn, om voor het corps te blijven wat gij steeds waart, een trouw en ijverig werkend lid. Jubilaris, de weg naar 't zilver is door u in grote verdiensten voor onze harmonie afgelegd. Mo ge het u gegeven zijn het eind punt van de thans ingeslagen gou den weg te bereiken. Was voor mij de felicitatie van onze zilveren jubilaris een aange name taak, wel bijzonder stel ik het op prijs thans iemand van waarlijk uitzonderlijke verdiensten voor onze harmonie te mogen huldigen, met name de heer P. B. Bisselink, onze directeur. Meneer Bisselink, er zijn nu eenmaal dagen in 's mensen le ven, waarbij als 't ware voor be trokkenen een mijlpaal dient te worden gesteld. Zeer zeker is voor u deze dag daarvoor zeer geschikt en bezie ik in grote trek ken uw levensloop, dan zou ik bijna durven zeggen dat gij bij dit wel zeldzaam jubileum datgene zeker hebt bereikt wat gij voor 40 jaar terug mogelijk wel voor ogen had, doch dat gij ook met een zekere angstvalligheid moet heb ben tegemoet getreden, n.l. van Apollo een harmonie te maken die werkelijk klank heeft. Na uw vestiging in he£ jaar 1906 ter plaatse, werd gij wer- kend lid onzer harmonie in Fe bruari 1907 en gingt gij met het corps in datzelfde jaar naar het concours te Scheveningen en te Zeist. Lang zoudt gij echter de sax.- alt partij in het corps niet verzor gen, want door het vertrek van de toenmalige directeur naar Waalwijk stond gij reeds in Oct. 1908 als waarnemend directeur voor de lessenaar. Het toenmalig bestuur, bestaan de uit de heer-Jud. Mombers, pre sident, Martin Rouw, vice-presi dent, Alphons Snoeren, secretaris penningmeester, Adri Schalken, F, Cornelissen, J. F. Brans en Adr. Verhoeven, besloot reeds na enkele maanden tot uw benoe ming als directeur. De inzinking waarmede het corps toen te kampen had, bracht u geen gemakkelijke taak, doch dank zij uw werken voor solisten concoursen, werden successieve lijk weer' muzikanten gevormd welke iets in het corps gingen be tekenen. Uw eerste pogen om met hef corps als geheel aan het concours deel te nemen, kon helaas geen doorgang vinden als gevolg van het Uitbreken van de oorlog in 1914. Een werkelijk groot succes wist gij in 1919 met nagenoeg al le Apollo-leden te boeken op het groot solisten- en kwartettencon- cours te Dordrecht. Vier kwartetten behaalden on der uw leiding de le prijs, Apollo behaalde het hoogste aantal pun ten van het concours en wist ook in de daaraan verbonden erewed- strijd beslag te leggen op de le prijs. De eerste zilveren lauwer krans kon hier aan het Apollo- vaandel worden gehecht. Met Pinksteren 1919 werd in Eindhoven in de afdeling Uitmun tendheid een 2e prijs behaald en te Rotterdam verwierft gij met uw corps in 1922 in de afdeling Uitmuntendheid de le prijs. Wel zeker vanaf dit ogenblik beleefde het corps een gestadige opgang, getuige de rij van opeen volgende successen: te Raams- donksveer in 1923 le prijs Erc- afdeling; te Tilburg in 1928 le prijs Ere-afdeling te Wijk le pr. Sup. Afdeling te Oss in 1939 le pr. Sup. Afdeling. De jaren 1940—1945 waren voor het uiterlijk wel werkloze tijden voor het corps, doch de mede onder uw leiding steeds gaande gehouden partijrepetities behielden toch de nodige band tussen de leden. Na de oorlog ging Apollo on der uw leiding weer met frisse moed aan de slag en reeds in 1946 kon het corps deelnemen aan net Federatief Muziekconcours te Nij megen, waar in de afdeling Uit muntendheid de le prijs werd be haald. In 1947 slaagde gij er in met uw corps de voorgeschreven le prijs Hl de afdeling Uitmuntendheid op het concours te Geertruidenberg te behalen. Dank zij uw ijver had Apollo zijn plaats weer herwon nen. Gaf ik hier een opsomming van de successen van het corps 3ls geheel, hoe groot waren echter niet de resultaten door u met de leden individueel bereikt op de solistenconcoursen te Dordrecht, Scheveningen, Zaltbommel, Tiel, Ammerzoden, Loonopzand, Rot terdam en meerdere andere plaat sen. En wie van ons herinnert zich niet het grote .werkzame aandeel van de heer Bisselink in de door onze harmonie gegeven solisten concoursen, waarin gij met de he ren Roeien, Groot en Louis de Moré deel van de jury uitmaakte. Ik zou nu door kunnen gaan met u te roemen als componist, zoals dat muziekvakbladen in hun beoordeling over uw marsen en andere geschreven muziekwerken doen. Ik beperk mij echter tot de meest vermeldenswaardige suc cessen van onze harmonie onder uw leiding bereikt. Hier mij echter alleen toe bepa len, zou tekort doen aan de dank welke wij u verschuldigd zijn voor de opleiding van zovele jonge muzikanten voor onze har monie, voor de goede geest welke gij steeds mede onder onze leden wist te brengen en te bewaren. Uit de 40 jaren dat gij nu de dirigeerstok over ons corps zwaait zullen u op deze dagen vele aan gename herinneringen voor de geest terugkomen. Ik kan het me enigszins indenken. Gij leefde im mers steeds als geen ander mee met onze harmonie. Ups en downs in de verrichtingen van 't corps kende ge wel, maar meer of min der ambitie voor de harmonie was u onbekend. Wij kunnen uw directeurschap onzer harmonie dan ook niet anders zien dan een stuk van uw nagestreefd levens doel, waaraan gij steeds met hart en ziel hebt gewerkt en zeer be grijpelijk hoe bescheiden wij u dan ook overigens kennen moet het u goed doen dat gij in deze van een uwer levenstaken een 40-jarig jubileum moogt vie ren. V/ij weten het, meneer Bis selink, innerlijke genoegdoening van dit feit geeft u meer vreugde dan de loftrompet, welke thans over u uitschalt. De verdiensten van u voor on ze harmonie zijn echter zodanig dat wij u in weerwil van uw be scheidenheid thans, huldigen en a danken voor datgene wat gij als directeur in de loop van 40 jaren voor ons corps muzikaal wist le bereiken. Vanzelfsprekend willen wij on ze dank ook uiten door u 'n stof felijk blijk van belangstelling bij dit jubileum aan te bieden. En al kan dit in waarde in geen enkele verhouding staan tot de verdien sten welke gij in de loop der ja ren voor ons corps verwierft, dan toch hopen wij dat het u hierbij aangebodene nog tal van jaren n welkom aandenken zal mogen blijven aan de dag dat gij uw 40- jarig. jubileum als directeur van Apollo mocht vieren. Meneer Bisselink, accepteer Hit u zo van harte gegunde cadeau, doch aanvaard tevens de welge meende felicitaties en gevoelens van oprechte dank van bestuur en werkende leden van Apollo. in het verzamelen van correspondentieadressen. Ook voor U hebben we een VRIEND in het buitenland. NEERLANDS CORRESPONDENTIE CENTRUM Box 37 ZUTPHEN, voor klein behuisden met 5 jaar garantie. ZIE ONZE ETALAGE. VAN DE ECHO VAN HET ZUIDEN „Het zou ons dagen en weken kosten om door de kolenlagen heen te werken die de gang blok keren, maar er is nog een andere weg en die zal ik proberen. Er placht een verbinding te zijn tus sen de gang van nummer acht en de Zwarte Mijn, en 'die ken ik Als hij gered kan worden, dan zal ik hem redden al kost het mij dan ook het leven. Met tranen van dankbaarheid in de ogen, sprak Lenie: „Ik kan je nooit genoeg dank zeggen!" „Breng haar naar huis-" zei hij tegen Fersing; en allen gehoor- zaamde'n, zonder dralen, de eigen aardige leider. Terwijl de jonge man du? op „Het Huis" was, kwam een van de meisjes waarschuwen, dat er iemand met een boodschap voor hem was. Het was een nichtje van Daan, die buiten adem drong: „Oom is terven.de, mijnheer. Hij zegt dat hij niet rustig gaan kan, voor hij gesproken heeft. Daar om vraagt tante, of li toch voor al nog even komt". Dit was een bezoeking voor Fersing; nu moest hij weggaan bij Lenie, die hem zo nodig kon heb ben. De stilte werd benauwend, toen hij weg was. Mevrouw Velthuis was in slaap gevallen en Lenie kon het niet langer in het vertrek uithouden. Ze verzocht de oude kamenier om bij haar meesteres te gaan zitten, trad naar buiten en ging naar de Zwarte Mijn. Haar grootste geluk was daar tot haar gekomen, mocht haar grootste smart dan ook daar van haar af genomen worden!... Diep in de mijn lag Arthur Velthuis, in volle bewustheid van wat er had plaats gehad. De bo venlaag was ingestort, maar het kleine gedeelte gang, waar hij zich bevond, vormde als het wa re, een gewelfje op zichzelf en hier was hij dus gespaard geble ven als een rat in een val, om de hongerdood te sterven! Zo langzamerhand begon hij dus eni ge tocht te voelen. Hij maakte de vinger nat en stak die omhoog. Ja, ongetwijfeld kwam er enige frisse lucht in het gangetje. Aan diezelfde kant hoorde hij ook iemand kloppen. Hij klopte terug als een bezetene- „Arthur, ben je ongedeerd, jongen?", klonk er een stem van een grote afstand. „Ja, ik ben ongedeerd! Ben jij dat, Beets? Wat een pres tatie, man!" Na nog heel wat gehamer en geklop, scheen de belemmering verbroken te zijn; maar het duur de een eeuwigheid eer de man zich door de nauwe opening had gewroet en naast hem stond, ter wijl hij in de duisternis zijn han den greep. Gedurende een ogenblik konden ze geeen van beiden iets zeggen. Beets had zich weer het eerst hersteld. „Kan je je een weg banen door een vossenhol, jongen? Méér ruimte is er niet! Op enkele plaat sen is de zoldering al ingevallen; daarom is de grootste voorzichtig heid je aanbevolen. Het is niet zo heel ver en onder aan de schacht wachten de anderen op je. „Maar we kunnen er toch alle twee door?" „Neen; er zijn een paar plaat sen, waar de zoldering als 't ware aan een draad hangt. Het gewicht van ons beider lichaam zou ze zó doen trillen, dat we er hoogst waarschijnlijk geen van beiden doorheen zouden komen. Dus je gaat, jongen, en ik zalhier wachten." In de duisternis legde hij Arthur de hand op de schou der en zei met trillende stem: „Tracht mij niet over te halen! Ik weet hoe gewaagd het is. Jij bent nog het lichtste gewicht. En je hebt je moeder en je verloof de! Bovendien, heb ik nog iets goed te maken! Lenie zal nu niet meer weigeren met je te trouwen. „Wat is Lenie je...? Wie bén je?" vroeg Arthur, met grote nadruk. En de diepe stem uit de duis ternis antwoordde: „Ik ben haar vader, Steven Berlingen Arthur greep hem bij de arm en riep: „Haar vader...? En zou ik dan mijn eigen veiligheid zoeken en li daar laten sterven? Ik zou ver dienen, dat Lenie nooit meer te gen mij sprak! „Het is mijn zoenoffer, ik heb je vader gedood." „Dat offer is al gebracht, door zijn zoon te redden. Neen, hoe de gevolgen nu ook mogen zijn, wij gaan samen door de gang!' HOOFDSTUK XV. (Besluit) „O, ik dacht dat U nooit meer komen zoudt", ontving Daan's vrouw de hulppredikant. „Hij kon niet rustig sterven, eer hij U ge sproken heeft, roept hij maar". „Fersing trad aan het bed en vroeg: „Kén je mij, Daan? „Ja, zeker. Is het waar,... dat de dominé dood is?" „Ja, Daan. Hij is al enige we ken dood." „Zie je, nu heb ik hem niet eens kunnen begraven! En hij is altijd zo goed voor mij geweest! -Ze hebben het lijk van Velt huis gevonden, hè?" „Je wilde mij immers iets ver tellen, Daan?" „Ja, van mijnheer Steven. Hij was het niet, die Velthuis de ko gel door het hart joeg. Ik was het." „Wat?" „Ja, ik was het! Stelt U maar een stuk op, mijnheer Fersing, dal zal ik ondertekenen. Mijnheer Steven kon niet eens op zittend wild schieten laat staan, dat hij in koelen bloede op een mede mens had kunnen mikken. Maai ik verstond de kunst misschien nog beter dan Velthuis. En ik heb er ook niets geen berouw van! Want zulke lui als Velthuis, horen uit de weg geruimd te wor den." Toen begon de eigenlijke be kentenis, die Fersing werktuige lijk opschreef, zo zeer was hij zelve onder de indruk van het geen hij te horen kreeg. Op de bewuste ochtend was hij in het Bos van Kamp; hij was er zelfs het grootste deel van de nacht geweest, en, terwijl hij een paar strikken nakeek, was Arthur Berlingen aangekomen; en omdat die nu niet beaald een vriend van stropen was, had Daan zich ach ter een boom verborgen, tot de ander voorbij zou zijn. Even later kwamen ook Velthuis en Steven Berlingen aan en had hij de hele uitdaging van Velthuis aange hoord. „Maar dat kon ik toch niet hebben, zo'n ongelijke strijd! Ik hield mijn geweer gereed en juist toen ze geteld hadden en zich om keerden om te schieten, vuurde ik af èn... Velthuis viel neer, morsdood! Het .was een van de beste schoten die ik ooit gelost heb! Mijnheer Steven was zo van streek, dat hij, in zijn verbouwe- rering, ook zeker meende, dat hij zijn schot gelost had." Daarop vertelde de man verder Koopt Uw RADIO bij den man Die hem straks ook repareren ka n. hoe het zijn plan was geweest, om uit zijn schuilhoek te voorschijn te komen, maar dat hij dat ten slotte toch niet had gedaan, maar had gewacht, tot. de broers weg waren en daarna, stil, van een afstand, gevolgd was; dat hij ge zien had, hoe Steven weg ging en hoe Arthur een aanval van be wusteloosheid kreeg. „Toen ik nu zag hoe zwak en ellendig hij zich voelde, nam ik mij voor, in het geheel niets te zeggen, voordat dit bepaald no dig zou zijn.' En nu is dat ogen blik gekomen. Al wat ik gezegd heb is de volle waarheid." „Nu een paar getuigen gehaald" fluisterde de dokter, en Fersing deed dit. Twee van de vrouwen die buiten stonden werden geroe pen en Fersing las Daan's beken tenis voor. De oude man knikte en een glans van voldoening ver spreidde zich over zijn gelaat. „Dat is dus volbracht! Nu kan ik rustig mijn naam tekenen' Die inspanning bleek hem ook zó groot te zijn, dat hij na af loop uitgeput in de kussens terug viel, met asgrauw gelaat. Na een tijdje hijgde hij nog: „U zult mij toch naast de do- miné begraven, mijnheer?" Fersing knikte en zei: „Ik kan je daad niet geheel af keuren, maar heb je er toch geen berouw van, Daan, dat je een medemens de dood aandeedt?" „Neen", schudde de stervende, met zijn oude halstarrigheid. De dag brak aan, toen Fersing het hutje verliet en hij vreesde al dat Daan's bekentenis soms te laat mocht komen voor de twee, die er het meest mee gebaat had den kunnen zijn... Een dodelijke schok sloeg hem om het hart, toen hij dicht bij het Huis een paar mannen zag naderen met een baar. „Dijers", riep hij, „Is hij gered? Is hij dood?" „Dit is Beets, mijnheer. De di recteur is er goed afgekomen, maar Beets, als hij leeft, - zal blind en verftund zijn voor de rest van zijn leven! Steven Berlingen lag in het huis dat eens heel lang geleden het zijne was geweest. Op een mooie ochtend in Juni had hij het verlaten en het was nu weer in diezelfde maand; maar wat lag er niet tussen! Hij was toen een krachtige jonge man ge weest, niet veel ouder dan de gene, die daar langs de zonnige tuinpaden liep, met Lenie aan zijn zijde. En nuEn nuHij was een oude, blinde man, kreu pel, gedeeltelijk verlamd. Wat gaf het hem eigenlijk nog of zijn naam van de smet bevrijd, of hij in de ze hersteld was. „Ik ben een hulpeloos Wrak riep hij in de bitterheid van zijn hart. Het zou veel beter zijn ge weest, als ik maar in de schacht de dood gevonden had! „O, Steven", riep mevr. Velt huis weer, met diezelfde stem die hij zich nog zo goed herinnerde van vroeger, „ik heb de hemel ge smeekt mij toch de gelegenheid te schenken, nog ééns goed te mogen maken, hetgeen ik in mijn jeugd jegens je misdaan heb." „Ik ben blind en kreupel.' „En ik ben zo geschonden in het gelaat, dat de kinderen bang voor mij zijn, als ze mij zien. Ik dank de hemel, dat je mij nooit meer zo hoeft te aanschouwen!" „Ik herinner mij je, zoals je ge weest bent, Marie. En, als alles niet gelopen was, zoals het is gegaan, dan zou het jonge paar, daarginds in de tuin, noo:t het geluk en de vreugde hebben ge kend, die hen nu vervult. In hun geluk vind ik mijn vreugde". Zwijgend strekte hij toen de armen naar haar uit, èn. ze hadden elkaar wéér gevonden

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1949 | | pagina 6