HEUVEL
Bril moet van de VAKMAN komen
I
En dét is VAN MAAREN
tnaet tl zien
OPRUIMINGS KOOPJES
BISSELINKS JUBILEUM EN
APOLLO'S GESCHIEDENIS.
Leo Lorre helpen Ridder Radbout
WIJ ZIJN KAMPIOEN
n
C. VAN DE LEUR
Firma J. A. DIRKSE
FEUILLETON
HET DUISTERE VERLEDEN
DE NIEUWSTE
RADIO'S
A. VAN IERLANT
6
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 27 JANUARI 1949
6
/-
DAN IS HIJ GOED
DAT WEET
IEDEREEN
VAN MAAREN - Vuchterstraat 25
's-Hertogenbosch
Hoofdstraat 173 KAATSHEUVEL
Telefoon 184.
EEN AMERIKAANSE
WONDER SLAAPKAMER
Old Fin voor Fl. 375.00
MEUBEL- EN BEDDENMAGAZIJN
HOGE HAM 149 Tel. 100 DONGEN
5-lamps Super vanaf
RADIO-HANDEL EN REP AR ATIEINRICHTNG
W. BRASPENNING, Mr. v. Coothstraat 3 WAALWIJK.
225.—
ONDERSTEL VOOR DRIEWIELER
zoa goed als nieuw met nieuwe banden f 200.—
ENKELE 2e HANDS HERENRIJWIELEN
vanaf f 60
NIEUWE BIETENSNIJDER
merk de Vleeschhouwer No. 6
ROLLEN NIEUWE
GEGAL. PUNTDRAAD a
AANHANGWAGENTJES
VOOR FIETSEN
f 80,
f 12.50
vanaf f 89.50
Smederij
Grotestraat 170 DRUNEN. Telefoon 65
o
i
SCHEIDSRECHTERS-
VERENIGING W. O.
ONDERAFDELING
TILBURG.
Dezer dagen slaagde te Bre
da op het toelatingsexamen
als K.N.V.B.-scheidsrechter de
heer Fr. Timmers te Kaats
heuvel, lid onzer vereniging.
Onze vereniging beschikt
thans over 3 K.N.V.B.-scheids
rechters en wel de heren C.
Dekkers en A. Peijnenburg te
Waalwijk en Fr. Timmers te
Kaatsheuvel.
'Voor onze vereniging, die 1
Februari haar 1-jarig bestaan
herdenkt, is dit een mooi suc
ces en het houdt goede be
loften in voor de toekomst.
Tevens zal per 1 Februari
onze vereniging zelfstandig
worden onder de naam ,,De
Langstraat". Na jarenlange
strijd is het thans gelukt en
zullen de scheidsrechters tus
sen Den BoschGeertruiden-
berg aangesloten zijn bij on
ze vereniging.
Wij hopen dan ook, dat wij
door onderling contact onze
scheidsrechters op een steeds
hoger peil mogen brengen
voor het Welzijn van de voet
balsport.
e
Leo zette voorzichtig de deur op een
kiertje De valse waard stond voor liem
en zei: ,,'t Is tijd om weg te gaan. V
moet vertrekken"
„M o e t ver trekken t" vroeg Leo ver
baasd, „sinds wanneer commandeert een
waard zijn gasten?"
De waard van ,De Zwarte Kater" grom
de wat, keek schichtig om zich heen en
herhaalde toen, plotseling kivaad wor
dend: „V moet vertrekken. Begre
pen?"
Leo en Lorre begrepen het maar al te
goed. Als ze weg moesten, stond dat
natuurlijk in verband met de gestolen
perkamentrol. Ze pakten vliegensvlug
hun boeltje bij elkaar, haalden de mo
tor uit het schuurtje en tuften weg.
Eerst deden ze net of ze vèr weg wil
den rijden, maar na een paar minuten
beklommen ze stiekum een heuvel van
waar ze juist op de herberg in het dal
veer kek en
Terwijl zë zaten. te loeren of er niemand
de herberg in of uil ging, zei Leo: „Ik
geloof, dat het nu tijd wordtons mo
dernste wapen te gaan gebruiken
„Daar dacht ik ook al aan/3 antwoordde
Lorre, „want met een lasso kun je icel
een koopvrouw vangenmaar nog geen
spook33.
„Hou jij je snavel33, zei Leo. „Hier, dam
heb je een banaandat is voor jou ge
zonder dan ee n melk bad33.
Intussen had hij uit de motorzijtas zijn
lachgaskanon gehaald.
Lorre had gauw zijn banaan opgepeu
zeld en was bij het zien van het kanon
geestdriftig gaan huppelen. „Fijnf Wat
zullen we lachen! En wat zullen
lachen 33
Voor de grap richtte Leo het kanon op
zijn vriend, maar die maakte dat hij weg
kwam, „Niet schieten!" gilde hij, an
ders lach 'k me slap en om spoken te
vangen moet je sterk zijn". Dat vond
Leo ook. Hij richtte zijn kanon maar
in het wilde weg, haalde de trekker
over en... pang', daar spoot een sissen
de straal lachgas de lucht in.
(Wordt vervolgd
Hier volgt de rede, uitgespro
ken door .de heer Jan. van Woen-
sel, voorzitter van Apollo, bij .de
jubiieutnherdenking van Apollo's
directeur, de heer Bisselink
Geachte jubilarissen ti.
ledèn vail Apollo.
De jaarlijks terugkomende sta
tiedag vormt nu eenmaal 'n zeker
evenement in onze harmonie.
Naast versteviging van de
verenigingsband, waartoe zonder
twijfel zo'n dag mede leidt, is het
ook zeker 'de dag waarop vermel
denswaardige ieiten der vereni
ging in herinnering worden ge
bracht'.
Speciaal doel ik hier dan op die
feiten welke de aangename sfeer
van de z.g. „teerdag" nog slechts
kunnen verhogen.
Het ene afgelopen verenigings
jaar biedt daartoe meer gelegen
heid dan het andere.
Deze statiedag staat wel bijzon
der in het teken van vermeldens
waardige feiten, want naast een
zilveren jubilaris herdenken wij
vandaag de dag, dat de heer Bis
selink voor 40 jaar ter.ug werd
benoemd tot directeur van onze
harmonie.
Mag ik me dan eerst even rich-
teh tot de zilveren jubilaris, de
heer L. Stubbe.
Het kan niet anders, tegenover
die verdiensten welke gij voor on
ze harmonie verwierft, moet onze
hulde, die wij u heden brengen,
in bescheiden mate afsteken.
Wees er echter van overtuigd,
dat uW lid zijn van onze harmonie
èn door bestuur en directeur èn
door uw medeleden wordt ge
waardeerd en dat de trouw waar
mede gij ons corps aanhangt, iri
grote mate bijdraagt tot de steeds
stijgende bloei onzer vereniging,
die slechts dan tot prestaties in
staat zal kunnen blijven, wanneer
leden, zoals wij dat in u hebben,
een deel van dat corps zullen blij
ven uitmaken.
Als blijk van waardering bied
ik u namens onze harmonie de
zilveren Apollo medaille aan,
welke naar ik hoop voor u de sti
mulans zal zijn, om voor het corps
te blijven wat gij steeds waart,
een trouw en ijverig werkend lid.
Jubilaris, de weg naar 't zilver
is door u in grote verdiensten
voor onze harmonie afgelegd. Mo
ge het u gegeven zijn het eind
punt van de thans ingeslagen gou
den weg te bereiken.
Was voor mij de felicitatie van
onze zilveren jubilaris een aange
name taak, wel bijzonder stel ik
het op prijs thans iemand van
waarlijk uitzonderlijke verdiensten
voor onze harmonie te mogen
huldigen, met name de heer P. B.
Bisselink, onze directeur.
Meneer Bisselink, er zijn nu
eenmaal dagen in 's mensen le
ven, waarbij als 't ware voor be
trokkenen een mijlpaal dient te
worden gesteld. Zeer zeker is
voor u deze dag daarvoor zeer
geschikt en bezie ik in grote trek
ken uw levensloop, dan zou ik
bijna durven zeggen dat gij bij dit
wel zeldzaam jubileum datgene
zeker hebt bereikt wat gij voor 40
jaar terug mogelijk wel voor ogen
had, doch dat gij ook met een
zekere angstvalligheid moet heb
ben tegemoet getreden, n.l. van
Apollo een harmonie te maken die
werkelijk klank heeft.
Na uw vestiging in he£ jaar
1906 ter plaatse, werd gij wer-
kend lid onzer harmonie in Fe
bruari 1907 en gingt gij met het
corps in datzelfde jaar naar het
concours te Scheveningen en te
Zeist.
Lang zoudt gij echter de sax.-
alt partij in het corps niet verzor
gen, want door het vertrek van
de toenmalige directeur naar
Waalwijk stond gij reeds in Oct.
1908 als waarnemend directeur
voor de lessenaar.
Het toenmalig bestuur, bestaan
de uit de heer-Jud. Mombers, pre
sident, Martin Rouw, vice-presi
dent, Alphons Snoeren, secretaris
penningmeester, Adri Schalken,
F, Cornelissen, J. F. Brans en
Adr. Verhoeven, besloot reeds na
enkele maanden tot uw benoe
ming als directeur.
De inzinking waarmede het
corps toen te kampen had, bracht
u geen gemakkelijke taak, doch
dank zij uw werken voor solisten
concoursen, werden successieve
lijk weer' muzikanten gevormd
welke iets in het corps gingen be
tekenen.
Uw eerste pogen om met hef
corps als geheel aan het concours
deel te nemen, kon helaas geen
doorgang vinden als gevolg van
het Uitbreken van de oorlog in
1914. Een werkelijk groot succes
wist gij in 1919 met nagenoeg al
le Apollo-leden te boeken op het
groot solisten- en kwartettencon-
cours te Dordrecht.
Vier kwartetten behaalden on
der uw leiding de le prijs, Apollo
behaalde het hoogste aantal pun
ten van het concours en wist ook
in de daaraan verbonden erewed-
strijd beslag te leggen op de le
prijs. De eerste zilveren lauwer
krans kon hier aan het Apollo-
vaandel worden gehecht.
Met Pinksteren 1919 werd in
Eindhoven in de afdeling Uitmun
tendheid een 2e prijs behaald en
te Rotterdam verwierft gij met
uw corps in 1922 in de afdeling
Uitmuntendheid de le prijs.
Wel zeker vanaf dit ogenblik
beleefde het corps een gestadige
opgang, getuige de rij van opeen
volgende successen: te Raams-
donksveer in 1923 le prijs Erc-
afdeling; te Tilburg in 1928 le
prijs Ere-afdeling te Wijk le pr.
Sup. Afdeling te Oss in 1939 le
pr. Sup. Afdeling.
De jaren 1940—1945 waren
voor het uiterlijk wel werkloze
tijden voor het corps, doch de
mede onder uw leiding steeds
gaande gehouden partijrepetities
behielden toch de nodige band
tussen de leden.
Na de oorlog ging Apollo on
der uw leiding weer met frisse
moed aan de slag en reeds in 1946
kon het corps deelnemen aan net
Federatief Muziekconcours te Nij
megen, waar in de afdeling Uit
muntendheid de le prijs werd be
haald.
In 1947 slaagde gij er in met uw
corps de voorgeschreven le prijs
Hl de afdeling Uitmuntendheid op
het concours te Geertruidenberg
te behalen. Dank zij uw ijver had
Apollo zijn plaats weer herwon
nen.
Gaf ik hier een opsomming van
de successen van het corps 3ls
geheel, hoe groot waren echter
niet de resultaten door u met de
leden individueel bereikt op de
solistenconcoursen te Dordrecht,
Scheveningen, Zaltbommel, Tiel,
Ammerzoden, Loonopzand, Rot
terdam en meerdere andere plaat
sen. En wie van ons herinnert zich
niet het grote .werkzame aandeel
van de heer Bisselink in de door
onze harmonie gegeven solisten
concoursen, waarin gij met de he
ren Roeien, Groot en Louis de
Moré deel van de jury uitmaakte.
Ik zou nu door kunnen gaan
met u te roemen als componist,
zoals dat muziekvakbladen in hun
beoordeling over uw marsen en
andere geschreven muziekwerken
doen. Ik beperk mij echter tot de
meest vermeldenswaardige suc
cessen van onze harmonie onder
uw leiding bereikt.
Hier mij echter alleen toe bepa
len, zou tekort doen aan de dank
welke wij u verschuldigd zijn
voor de opleiding van zovele
jonge muzikanten voor onze har
monie, voor de goede geest welke
gij steeds mede onder onze leden
wist te brengen en te bewaren.
Uit de 40 jaren dat gij nu de
dirigeerstok over ons corps zwaait
zullen u op deze dagen vele aan
gename herinneringen voor de
geest terugkomen. Ik kan het me
enigszins indenken. Gij leefde im
mers steeds als geen ander mee
met onze harmonie. Ups en downs
in de verrichtingen van 't corps
kende ge wel, maar meer of min
der ambitie voor de harmonie
was u onbekend. Wij kunnen uw
directeurschap onzer harmonie
dan ook niet anders zien dan een
stuk van uw nagestreefd levens
doel, waaraan gij steeds met hart
en ziel hebt gewerkt en zeer be
grijpelijk hoe bescheiden wij u
dan ook overigens kennen
moet het u goed doen dat gij in
deze van een uwer levenstaken
een 40-jarig jubileum moogt vie
ren. V/ij weten het, meneer Bis
selink, innerlijke genoegdoening
van dit feit geeft u meer vreugde
dan de loftrompet, welke thans
over u uitschalt.
De verdiensten van u voor on
ze harmonie zijn echter zodanig
dat wij u in weerwil van uw be
scheidenheid thans, huldigen en a
danken voor datgene wat gij als
directeur in de loop van 40 jaren
voor ons corps muzikaal wist le
bereiken.
Vanzelfsprekend willen wij on
ze dank ook uiten door u 'n stof
felijk blijk van belangstelling bij
dit jubileum aan te bieden. En al
kan dit in waarde in geen enkele
verhouding staan tot de verdien
sten welke gij in de loop der ja
ren voor ons corps verwierft, dan
toch hopen wij dat het u hierbij
aangebodene nog tal van jaren n
welkom aandenken zal mogen
blijven aan de dag dat gij uw 40-
jarig. jubileum als directeur van
Apollo mocht vieren.
Meneer Bisselink, accepteer Hit
u zo van harte gegunde cadeau,
doch aanvaard tevens de welge
meende felicitaties en gevoelens
van oprechte dank van bestuur en
werkende leden van Apollo.
in het verzamelen van
correspondentieadressen.
Ook voor U hebben we een
VRIEND in het buitenland.
NEERLANDS CORRESPONDENTIE CENTRUM
Box 37 ZUTPHEN,
voor klein behuisden
met 5 jaar garantie.
ZIE ONZE ETALAGE.
VAN
DE ECHO VAN HET ZUIDEN
„Het zou ons dagen en weken
kosten om door de kolenlagen
heen te werken die de gang blok
keren, maar er is nog een andere
weg en die zal ik proberen. Er
placht een verbinding te zijn tus
sen de gang van nummer acht en
de Zwarte Mijn, en 'die ken ik
Als hij gered kan worden, dan
zal ik hem redden al kost het
mij dan ook het leven.
Met tranen van dankbaarheid
in de ogen, sprak Lenie:
„Ik kan je nooit genoeg dank
zeggen!"
„Breng haar naar huis-" zei
hij tegen Fersing; en allen gehoor-
zaamde'n, zonder dralen, de eigen
aardige leider.
Terwijl de jonge man du? op
„Het Huis" was, kwam een van
de meisjes waarschuwen, dat er
iemand met een boodschap voor
hem was. Het was een nichtje van
Daan, die buiten adem drong:
„Oom is terven.de, mijnheer. Hij
zegt dat hij niet rustig gaan kan,
voor hij gesproken heeft. Daar
om vraagt tante, of li toch voor
al nog even komt".
Dit was een bezoeking voor
Fersing; nu moest hij weggaan bij
Lenie, die hem zo nodig kon heb
ben.
De stilte werd benauwend, toen
hij weg was. Mevrouw Velthuis
was in slaap gevallen en Lenie
kon het niet langer in het vertrek
uithouden. Ze verzocht de oude
kamenier om bij haar meesteres te
gaan zitten, trad naar buiten en
ging naar de Zwarte Mijn. Haar
grootste geluk was daar tot haar
gekomen, mocht haar grootste
smart dan ook daar van haar af
genomen worden!...
Diep in de mijn lag Arthur
Velthuis, in volle bewustheid van
wat er had plaats gehad. De bo
venlaag was ingestort, maar het
kleine gedeelte gang, waar hij
zich bevond, vormde als het wa
re, een gewelfje op zichzelf en
hier was hij dus gespaard geble
ven als een rat in een val, om
de hongerdood te sterven! Zo
langzamerhand begon hij dus eni
ge tocht te voelen. Hij maakte de
vinger nat en stak die omhoog.
Ja, ongetwijfeld kwam er enige
frisse lucht in het gangetje. Aan
diezelfde kant hoorde hij ook
iemand kloppen. Hij klopte terug
als een bezetene-
„Arthur, ben je ongedeerd,
jongen?", klonk er een stem van
een grote afstand.
„Ja, ik ben ongedeerd! Ben
jij dat, Beets? Wat een pres
tatie, man!"
Na nog heel wat gehamer en
geklop, scheen de belemmering
verbroken te zijn; maar het duur
de een eeuwigheid eer de man
zich door de nauwe opening had
gewroet en naast hem stond, ter
wijl hij in de duisternis zijn han
den greep.
Gedurende een ogenblik konden
ze geeen van beiden iets zeggen.
Beets had zich weer het eerst
hersteld.
„Kan je je een weg banen door
een vossenhol, jongen? Méér
ruimte is er niet! Op enkele plaat
sen is de zoldering al ingevallen;
daarom is de grootste voorzichtig
heid je aanbevolen. Het is niet zo
heel ver en onder aan de schacht
wachten de anderen op je.
„Maar we kunnen er toch alle
twee door?"
„Neen; er zijn een paar plaat
sen, waar de zoldering als 't ware
aan een draad hangt. Het gewicht
van ons beider lichaam zou ze zó
doen trillen, dat we er hoogst
waarschijnlijk geen van beiden
doorheen zouden komen. Dus je
gaat, jongen, en ik zalhier
wachten." In de duisternis legde
hij Arthur de hand op de schou
der en zei met trillende stem:
„Tracht mij niet over te halen!
Ik weet hoe gewaagd het is. Jij
bent nog het lichtste gewicht. En
je hebt je moeder en je verloof
de! Bovendien, heb ik nog iets
goed te maken! Lenie zal nu niet
meer weigeren met je te trouwen.
„Wat is Lenie je...? Wie
bén je?" vroeg Arthur, met grote
nadruk.
En de diepe stem uit de duis
ternis antwoordde:
„Ik ben haar vader, Steven
Berlingen
Arthur greep hem bij de arm
en riep:
„Haar vader...? En zou ik dan
mijn eigen veiligheid zoeken en
li daar laten sterven? Ik zou ver
dienen, dat Lenie nooit meer te
gen mij sprak!
„Het is mijn zoenoffer, ik heb
je vader gedood."
„Dat offer is al gebracht, door
zijn zoon te redden. Neen, hoe
de gevolgen nu ook mogen zijn,
wij gaan samen door de gang!'
HOOFDSTUK XV.
(Besluit)
„O, ik dacht dat U nooit meer
komen zoudt", ontving Daan's
vrouw de hulppredikant. „Hij kon
niet rustig sterven, eer hij U ge
sproken heeft, roept hij maar".
„Fersing trad aan het bed en
vroeg:
„Kén je mij, Daan?
„Ja, zeker. Is het waar,... dat
de dominé dood is?"
„Ja, Daan. Hij is al enige we
ken dood."
„Zie je, nu heb ik hem niet
eens kunnen begraven! En hij is
altijd zo goed voor mij geweest!
-Ze hebben het lijk van Velt
huis gevonden, hè?"
„Je wilde mij immers iets ver
tellen, Daan?"
„Ja, van mijnheer Steven. Hij
was het niet, die Velthuis de ko
gel door het hart joeg. Ik was
het."
„Wat?"
„Ja, ik was het! Stelt U maar
een stuk op, mijnheer Fersing, dal
zal ik ondertekenen. Mijnheer
Steven kon niet eens op zittend
wild schieten laat staan, dat
hij in koelen bloede op een mede
mens had kunnen mikken. Maai
ik verstond de kunst misschien
nog beter dan Velthuis. En ik
heb er ook niets geen berouw
van! Want zulke lui als Velthuis,
horen uit de weg geruimd te wor
den."
Toen begon de eigenlijke be
kentenis, die Fersing werktuige
lijk opschreef, zo zeer was hij
zelve onder de indruk van het
geen hij te horen kreeg.
Op de bewuste ochtend was hij
in het Bos van Kamp; hij was er
zelfs het grootste deel van de
nacht geweest, en, terwijl hij een
paar strikken nakeek, was Arthur
Berlingen aangekomen; en omdat
die nu niet beaald een vriend van
stropen was, had Daan zich ach
ter een boom verborgen, tot de
ander voorbij zou zijn. Even later
kwamen ook Velthuis en Steven
Berlingen aan en had hij de hele
uitdaging van Velthuis aange
hoord.
„Maar dat kon ik toch niet
hebben, zo'n ongelijke strijd! Ik
hield mijn geweer gereed en juist
toen ze geteld hadden en zich om
keerden om te schieten, vuurde
ik af èn... Velthuis viel neer,
morsdood! Het .was een van de
beste schoten die ik ooit gelost
heb! Mijnheer Steven was zo van
streek, dat hij, in zijn verbouwe-
rering, ook zeker meende, dat hij
zijn schot gelost had."
Daarop vertelde de man verder
Koopt Uw RADIO bij den man
Die hem straks ook repareren ka n.
hoe het zijn plan was geweest, om
uit zijn schuilhoek te voorschijn
te komen, maar dat hij dat ten
slotte toch niet had gedaan, maar
had gewacht, tot. de broers weg
waren en daarna, stil, van een
afstand, gevolgd was; dat hij ge
zien had, hoe Steven weg ging en
hoe Arthur een aanval van be
wusteloosheid kreeg.
„Toen ik nu zag hoe zwak en
ellendig hij zich voelde, nam ik
mij voor, in het geheel niets te
zeggen, voordat dit bepaald no
dig zou zijn.' En nu is dat ogen
blik gekomen. Al wat ik gezegd
heb is de volle waarheid."
„Nu een paar getuigen gehaald"
fluisterde de dokter, en Fersing
deed dit. Twee van de vrouwen
die buiten stonden werden geroe
pen en Fersing las Daan's beken
tenis voor. De oude man knikte
en een glans van voldoening ver
spreidde zich over zijn gelaat.
„Dat is dus volbracht! Nu kan
ik rustig mijn naam tekenen'
Die inspanning bleek hem ook
zó groot te zijn, dat hij na af
loop uitgeput in de kussens terug
viel, met asgrauw gelaat.
Na een tijdje hijgde hij nog:
„U zult mij toch naast de do-
miné begraven, mijnheer?"
Fersing knikte en zei:
„Ik kan je daad niet geheel af
keuren, maar heb je er toch geen
berouw van, Daan, dat je een
medemens de dood aandeedt?"
„Neen", schudde de stervende,
met zijn oude halstarrigheid.
De dag brak aan, toen Fersing
het hutje verliet en hij vreesde
al dat Daan's bekentenis soms te
laat mocht komen voor de twee,
die er het meest mee gebaat had
den kunnen zijn...
Een dodelijke schok sloeg hem
om het hart, toen hij dicht bij
het Huis een paar mannen zag
naderen met een baar.
„Dijers", riep hij, „Is hij gered?
Is hij dood?"
„Dit is Beets, mijnheer. De di
recteur is er goed afgekomen,
maar Beets, als hij leeft, -
zal blind en verftund zijn voor de
rest van zijn leven!
Steven Berlingen lag in het huis
dat eens heel lang geleden
het zijne was geweest. Op een
mooie ochtend in Juni had hij het
verlaten en het was nu weer in
diezelfde maand; maar wat lag
er niet tussen! Hij was toen
een krachtige jonge man ge
weest, niet veel ouder dan de
gene, die daar langs de zonnige
tuinpaden liep, met Lenie aan zijn
zijde. En nuEn nuHij
was een oude, blinde man, kreu
pel, gedeeltelijk verlamd. Wat gaf
het hem eigenlijk nog of zijn naam
van de smet bevrijd, of hij in de
ze hersteld was.
„Ik ben een hulpeloos Wrak
riep hij in de bitterheid van zijn
hart. Het zou veel beter zijn ge
weest, als ik maar in de schacht
de dood gevonden had!
„O, Steven", riep mevr. Velt
huis weer, met diezelfde stem die
hij zich nog zo goed herinnerde
van vroeger, „ik heb de hemel ge
smeekt mij toch de gelegenheid te
schenken, nog ééns goed te mogen
maken, hetgeen ik in mijn jeugd
jegens je misdaan heb."
„Ik ben blind en kreupel.'
„En ik ben zo geschonden in
het gelaat, dat de kinderen bang
voor mij zijn, als ze mij zien. Ik
dank de hemel, dat je mij nooit
meer zo hoeft te aanschouwen!"
„Ik herinner mij je, zoals je ge
weest bent, Marie. En, als alles
niet gelopen was, zoals het is
gegaan, dan zou het jonge paar,
daarginds in de tuin, noo:t het
geluk en de vreugde hebben ge
kend, die hen nu vervult. In hun
geluk vind ik mijn vreugde".
Zwijgend strekte hij toen de
armen naar haar uit, èn. ze
hadden elkaar wéér gevonden