Lijden en Verrijzen
Waalwijkse en Langs Courant
GoedeVrijdag-Pasen1
I?
0^ yan Meester Michael.
Oorspronkelijke Paasvertelling door Willem v. Heeswijk
DONDERDAG 14 APRIL 1949
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Redacteur-Verslaggever
W. v. d. MEE Jr.
DE ECHO HET ZDIDEU
V -
72e JAARGANG No. 31.
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p. p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
BureauxGROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
Goede Vrijdag is eigenlijk
een dag van tegenstrijdighe
den. Op die dag herdenken
we immers het ontzettend Lij
den en de gewelddadige Dood
vari Christus op het Kruis.
Deze gedachte stemt ons
droef, alleen al omdat een
God moest komen sterven en
lijden voor de mensen; omdat
dé' zonden van de mensen zo
ontstellend groot en veelvul
dig waren en zijn, dat dit no
dig was. Wélk een lichame
lijke smart, maar vooral welk
een zielesmart moet Christus
hebben doorstaan en dat alles
omwille van ons, Zijn schep- -
selen. Hij, de Heer, geve ons
op deze Goede Vrijdag allen
de genade om enigszins te
kunnen en te willen beseffen
wat Hij voor ons over had!
Goede Vrijdag stemt droe
vig, maar Goede Vrijdag
stemt ook hoopvol en kan ons
volop vreugde schenken. Door
Christus' Lijden en door Chris
tus' Dood zijn wij immers
weer in staat bij Hem te ko
men, voor eeuwig God te aan
schouwen en te aanbidden de
Allerheiligste Drieëenheid van
de Vader, de Zoon en de H.
Geest. Is er voor de christen
een meer hoopvolle en een
meer vreugdevolle gedachte?
De Heer heeft voor zijn Dood,
de dood overwonnen en voor
ons het Eeuwig Leven ver
diend.
Goede Vrijdag droefste van
alle dagen, dag waarop Hij ons
verlaat, waarop we ons ver
weesd voelen en verlaten;
Goede Vrijdag, dag van
vreugde, waarop Hij het ons
mogelijk maakte voor altijd
bij Hem te zijn, waarop we
ons, door Christus, kinderen
voelen van de Vader en aan
ons, veriatenen, Maria tot
Moeder gegeven werd.
Goede Vrijdag: dag. van
droefenis, dag van liefde; dag
van lijden en van hoop; dag
van dood en van uitzicht op
een glorie-volle Verrijzenis.
Want dit zullen we op Goede
Vrijdag steeds voor ogen moe
ten houden, dat de Dood van
Christus zijn Verrijzenis mo
gelijk maakte; dat alleen door
Goede Vrijdag Pasen moge
lijk werd; dat ook, zo gezien,
het Kruis het teken is van de
Opstanding.
We vragen ons vaak af of
dit ook niet geldt voor de
tegenwoordige wereld; of ook
niet voor haar, door 't kruis,
door het lijden, door de ver
volging, de verrijzenis, de op
standing mogelijk zal worden.
Soms zou men kunnen gaan
wanhopen aan het huidige
mensdom; men zou kunnen
gaan denken dat het nooit
meer goed komt in de wereld.
Als men ziet naar de vele lan
den op de wereld, waar het
Christendom wordt vervolgd
en belasterd, waar de herders
worden gevangen genomen
en zodoende de kudden ver
strooid; als men vreest dat
op nog grote delen van de
aardbol vervolging en vergui
zing zal ontstaan, dan kan
men nog troost vinden bij de
gedachte, dat het Kruis on
overwinnelijk is en dat door
het Kruis de Verrijzenis
kwam. Men moge de leer van
Christus proberen uit te roei
en, men mag pogen de levens
wijze, die hij aan het mens
dom heeft opgelegd te vernie
tigen, maar eens zal in de lan
den, waar dit gebeurt, eens
zal ook weer in Rusland, eens
zal ook weer in de satelliet
staten, Christus heersen en
Christus regeren. Die weg zal
lang zijn en moeilijk; zeer ve
len zullen het lijden en het
kruis niet kunnen blijven
dragen; zeer velen zullen met
het Kruis van Christus hun
eigen kruis afwentelen, maar
Christus zal overwinnen; ook
in die landen zal op de Goede
Vrijdag van rouw en droef
heid het glorieuze en vreug
devolle Pasen volgen.
Intussen zullen deze men
sen onze steun niet kunnen
ontberen; onze steun van het
mede-lijden en het gebed. In
dien wij daar in deze dagen
aan willen denken, indien wij
deze dagen een innig gebed
willen storten voor onze ver
drukte broeders en zusters in
Christus, dan zal dit Paasfeest
èn voor hen èn voor ons zelf
een Zalig Paasfeest zijn.
Het is moeilijk uit te maken
wat de Joden eigenlijk dachten
toen ze Jezus Christus, nu bijna
2000 jaar geleden, als een misda
diger opbrachten en de landvoogd
dwongen hem te laten kruisigen.
Misschien dachten ze er niet
bij na zij waren opgeruid door
een stelletje schriftgeleerden en
priesters, heilige mannen in de
ogen van Israël, maar die, be
ducht eigen aanzien en positie te
verliezen, tot alles in staat waren.
Chistus vormde een bedreiging
van hun aanzien, hij ontzag hun
positie niet en daarom ruidden zij
de massa op, dat die Hem aan
zou klagen bij de landvoogd.
Had Jezus Zijn almacht ge
toond, had Hij een wonder ge
wrocht, ze hadden weer hosannah
geroepen, met palmen gewuifd en
klederen gespreid, men had Hem
koning gekroond. Nu zou men
Hem de vernedering van de min
ste slaaf doen ondergaan. Het
volk is wispelturig en erg on
dankbaar.
Misschien hebben ze ook wel
gedacht, dat ze de wereld een
dienst bewezen, door deze mens
te doden.
Ze hebben inderdaad de men
sen een ontzaglijk grote dienst be
wezen, maar anders dan ze dat
dachten.
Zij vervulden hier het Oude
Testament, zij hielpen hier het
Leven de dood te bevechten. Zij
hebben meegewerkt aan het her
stel van het eeuwige geluk, dat
weer voor de zondige mens werd
mogelijk gemaakt.
Zij hebben onbewust een rol
gespeeld in een drama, dat als
geen de wereld zou ontroeren en
dat een indruk en gevolgen na
zou laten, als geen enkele gebeur
tenis in de lange geschiedenis van
van de grote wereld.
Wat echter het volk van Jeru
zalem dreef tot deze moord, wat
zij bij zichzelf dachten, toen zij
Hem naar Golgotha dreven, als
een lam naar de slachtbank, het
heeft reeds eeuwen de geesten
bezig gehouden en gewijde rede
naars hebben reeds honderden
malen in rhetorische vragen het
uitgeroepen, wat toch de Joden
bezield kan hebben, dat zij hun
grote weldoener, die hun doven
deed horen en hun blinden deed
zien, die enkel goedheid en liefde
hen bewees, dat zij Hem hulden
in een mantel van bloed, Zijn
hoofd omkransten met een kroon
van doornen en Hem de troon
van het kruis deden bestijgen.
Wij moeten echter niet vragen:
wat bezielde de mensen van toen?
Nietwat bezielt de vervolgers
en godhaters van thans; wij vra
gen alleen wat bezielt ons want
„t en sijn de joden niet, heer Jesu,
die U kruysten", maar „Ik ben 't,
o Heer zoals de dichter Revius
het zegt.
"vnTOTOWi'iMWw«' «T■-'•niW'.MWJ»
En wij moeten Christus lijden
en sterven niet te zeer zien als
een historische gebeurtenis, ge
bonden aan plaats en tijd en aan
bepaalde personen. Wij moeten
Zijn doodstrijd zich iedere dag
zien voltrekken, ieder ogenblik,
wij moeten steeds de onbarmhar
tige slagen van de loden geselbal-
len zien neerkomen op dat god
delijk lichaam, de doornen zien
dringen in Zijn heilig hoofd.
Want zijn het ook niet onze
zonden, die Hem zo deden lijden;
was ook niet het kwaad dat wij
deden en nog zullen doen, bij de
zondenlast, die drukte op de moe
de schouders van een God, die
door God verlaten was, in dé hof
van Ghetsemané, die daar neerlag
als de grootste zondaar aller tij
den, beladen met het onnoemelijk
vele kwaad, waar wij Zijn God
delijk hart mee pijnigen, iedere
dag.
Wij moeten ons in de dagen
van de Goede Week, die ons nog
resten, zien staan voor Pilatus'
huis, hees schreeuwend om Zijn
bloedwij moeten ons zien bij
de beulen, die Hem vakkundig
geselden, en sloegen, sloegen...
bij de onmensen, die het nog be
stonden, dat uitgemergelde en
opengereten lijf te bespuwen en
te bespotten, bij de sadisten die
dat zielig hoopje mens, 6icut ver
mis, als een worm, naar Golgotha
sleepten.
Want ,,'t en Sijn de joden
niet
Als wij de waarheid hiervan in
volle omvang beseffen, als wij
weten, hoe wij in eigen persoon
het zijn, die Jezus, naar lichaam
en ziel, die onmenseijke pijnen
hebben doen lijden, dan willen
wij met Hem de Kruisweg gaan,
dan willen we zijn als Simon van
Cyrene en Veronica en Zijn lij
den verlichten.
Wij zullen met Maria en Jo
hannes en de andere vrouwen on
der het Kruis zijn, als Hij sterven
gaat, wij zullen met Joseph en
Nicodemus Zijn heilig lichaam
gaan begraven.
Laat het zijn, dat Hij niet tot
ons de woorden behoeft te zeg
gen Kimt gij niet een uur met
Mij waken.
Wij moeten met Hem de kruis
weg gaan, wij moeten het kruis
van onze zonden verlichten, wij
moeten de wonden die de gesel
van onze onzuiverheid sloeg, zal
ven, wij moeten de doornenkroon
van onze hoogmoed vervangen
door de kroon van Zijn koning
schap. Wij zullen aan Zijn graf
neerzitten, om te waken en om
tranen van dankbaarheid te
schreien, omdat Hij ons slechts
goed heeft gedaan.
En dan zal ook het licht van
de verrijzenis over ons stralen,
dan zullen wij Zijn majesteit zien,
heerlijker dan de zon, dan zal Hij
bereid zijn Zijn genade, Zijn
Paas-genade, rijkelijk aan ons te
schenken. Wij zullen dan in kun
nen stemmen met het Exsultet
iam angelica turba van de Paas-
Zaterdagmorgen en wij zullen ten
volle kunnen beamen wat de di
aken zal zingen van de felix cul
pa, de gelukkige schuld van
Adam, die ons zo een Verlosser
schonk.
Ons Alleluja zal luid zijn en
hoog en vof christelijke blijheid,
om de goedheid van het geloof en
de rijkdom en weldaad van Gods
genade, die Hij heel de wereld
moge schenken, zodat dit Paas
feest voor alle mensen zalig zal
zijn.
DE BEWENING VAN CHRISTUS naar een schilderij van Hugo van der Goes,
één der bekendste Zuid-Nederlandse schilders van de Gentse school 1440).
Hugo van der Goes was een Vlaamse monnik die vele religieuse schilderijen heett
nagelaten. Dit werk bevindt zich te Wenen. Het maakte deel uit van de Weense
kunstschatten, welke vorig jaar in Amsterdam zijn geëxposeerd.
Het was de jonge organist van
de St. Luitgard, Meester Michael,
wonderlijk te moede, toen hij de
donkere wenteltrap opging naai
het koor voor de Vespers van
Pasen. Te groot waren de indruk
ken, die hij de laatste dagen had
opgedaan, dan dat hij ze kon ver
werken. Maar de dominant van de
wonderlijke polyphonie zijner ge
dachten was toch wel zijn vreug
de, de lichte blijheid die door zijn
bloed sloeg, die hem verend de
trap deed beklimmen en de eer
biedwaardige kanunniken ver
stoord deed opzien naar het koor,
vanwaar een dartel voorspel de
ruimte in kwam getuimeld.
Daar achter zijn speeltafel heeft
hij, klein voor de majestueuze in
drukwekkendheid van het orgel,
al hetgeen hij het laatste jaar be
leefde, nogmaals beleefd, gelijk
men zich wel eens een schone
droom tracht te herinneren.
Zijn plaats aan het orgel van
de kathedraal had hij overgeno
men van zijn vader, Meester Wil
lem, die ook het carillon van het
stadhuis bespeelde. Zijn vuisten
waren nog te tenger voor het
zware carillon, maar «aan het ko
ninklijk orgel wisten zijn handen,
die van een vrouw hadden kunnen
zijn, melodieën te ontlokken, die
hem een waardig opvolger van
zijn vader maakten.
Naast deze verheven taak, gaf
hij ook muzieklessen aan de kin
deren van rijke burgers, die de
welvarende 17e eeuwse stad ve
len binnen haar muren herbergde.
Ook Anna, de 18-jarige dochter
van de rijke lakenwever Meester
Gregoor, rekende hij onder zijn
leerlingen.
Joffer Anna was het evenbeeld
van haar moeder, met wie zij be
halve haar naam, ook alle goede
vrouwelijke eigenschappen ge
meen had; van haar vader had zij
de vaste wil en de fiere trots,
eigen aan het oude geslacht, waar
van hij een rechtgeaard zoon was
In het grote patriciërshuis aan
de oude gracht zag men vaak de
jonge gestalte van de kunstenaar
binnen gaan. Hij was er echter
niet meer dan een ondergeschikte,
die dankbaar moest zijn, dat de
rijke burger hem, de eenvoudige
muziekleraar, de eer verschafte,
zijn dochter te mogen onderrich
ten in de beginselen van de mu
ziekleer en het clavecimbelspel.
Michael zag de wever dan ook
niet vaak; een enkele keer ont
moette hij hem in de grote mar
meren hal en met een diepe bui
ging en een schuchter gestamelde
groet liet hij hem dan voorbij
gaan.
Zo was aanvankelijk ook zijn
houding tegenover zijn lieve leer
ling, maar de vele stonden, die zij
samen doorbrachten en haar be
minnelijkheid ook tegenover min
deren deden hem allengs zijn groot
ste schroom verliezen en hun om
gang werd ietwat vertrouwelijker.
Zo kon het geburen dat Mees
ter Michael een enkele keer van
zijn onderwerp afdwaalde en haar
sprak over andere dan theoreti
sche zijden van zijn schone kunst.
Dan voelde hij de afstand niet
meer, die het verschil van klasse
noodwendig tussen hen veroor
zaakte en zijn pover, expressief
gebaar onderstreepte dan zijn wel
luidende woorden, die weidse ver
gezichten openden voor het jqon-
ge, gevoelige meisje. Ademloos
luisterde zij toe, bang, dat iets
hem aan zijn eigenlijke plicht zou
herinneren en hem zijn geestdrif
tige woorden zou doen afbreken.
Soms sprak hij van zijn vader,
die een groot kunstenaar was ge
weest en die hem van jongs af
met deze kunst vertrouwd had ge
maakt; van de grote plaats die
de muziek in zijn jonge leven in
nam; hoe soms alles in hem zong
en melodie was, en hoe hij tracht
te die geestelijke melodieën in
klanken om te zetten. En wan
neer hij dan alles om zich heen
vergeten had, streek hij plots met
zijn slanke hand zijn blonde haar
naar achter, zijn vingers gingen
over de ivoren toetsen van het
klavier glijden en dan speelde hij
een van zijn schone composities,
die de karfunniken in de kathe
draal somwijlen verontwaardigd
het hoofd deden schudden. Het
waren meestal zonnige melodieën
van liefde en Lente, die het leven
zo aanvaardbaar en goed kunnen
maken. Meester Michael was jong,
hij had het leven, dat hem zoveel
schoons bood, mateloos lief en
deze liefde voor het leven, dat hij
zag als Gods schoonste geschenk,
gaf hij gestalte in klanken, in me
lodieën, parelende tarantella's en
speelse motetten, die hij niet in de
kerk durfde spelen.
Deze ogenblikken waren voor
joffer Anna de schoonste in de
deftige eentonigheid van het grij
ze huis. Dan voelde zij, dat ook
zij jong was, dat zij eveneens van
het leven hield, dat ook voor haar
goed was, zij het niet in die mate
als voor Meester Michael. En zij
bewonderde zijn groot talent, zijn
scheppingsdrang en het vermogen
zijn jonge gevoelens zo klankvol
te verbeelden. Zij voelde zich
klein, meegesleurd worden met die
sterke man in zijn juichende
vreugdeuitingen, in de bruisende
stroom van zijn blije, gelukkige
leven.
Dan plots brak een onbeduidend
voorval de betovering, die deze
twee jonge mensen bevangen hield
en was Michael weer de leer
meester en Anna zijn ijverige leer
ling.
Joffer Anna kon zo naar deze
uren verlangen, wanneer zij in de
somber deftige kamer, die gelijk
j een troonzaal was, achter haar
borduurraam zat, of wanneer zij
met haar moeder moest luisteren
naar de gesprekken, die Heer Gre-
goor voerde met andere vooraan
staande poorters uit de stad of
met rijke kooplieden uit Brugge
of Amsterdam. De wijn die op de
tafels in kristallen roemers stond
te parelen, herinnerde haar dan
aan de melodieën van Meester
Michael, zoals het ook de bloe
men deden in de tuin en de ster
ren 's avonds en alles wat schoon
was.
Meester Michael leefde geluk
kig. Hij was zo vrij als de vogels,
die hij boven de heidevelden rond
de stad hun lied hoorde zingen.
Evenals zij kon hij de klanken
en rhytmen, die in hem opwelden
vrij uitjubelen op zijn instrument.
Doch vaker dan vroeger zal,
Michael de laatste tijd peinzend
neer voor zijn venster; dan
trachtte hij niet meer de schate
rende vogelgeluiden te herleiden
tot een gecomponeerde melodie.
Dan zag Meester Michael slechts
twee lieve, aandachtige ogen,
waarin hij bleef staren om steeds
dieper te dringen in hun schoon
heid, die hij nooit had vermoed.
En minder dan vroeger voelde hij
de behoefte zijn bruisende levens
lust uit te zingen op het orgel en
de grijze kanunniken hoefden hun
verontwaardigde blikken niet meer
te richten op de kleine figuur
achter de speeltafel, maar knikten
voortaan goedkeurend, als zij de
ernstige, bezonken voorspelen en
fantasieën hoorden van de jonge
kunstenaar.
Zo had zich langzamerhand in
Michaels leven een grote veran
dering voltrokken en die hem
kenden verbaasden zich er over.
Ook tegenover Joffer Anna was
hij niet meer zoals eerst. En vaak
sprak hij haar over de diepere zin
van het leven, dat niet zonder
ernst was, en bekende hij haar
dat de kunst alleen tenslotte niet
gelukkig kon maken. En eens
sprak hij haar over de liefde, als
het schoonste in een mensenleven
en speelde hij zijn eerste liefdes
lied. Geen bruisende klanken-
stroom, maar een melodie, innig
en vroom als de eerste kus van
twee geliefden.
Met stralende ogen had joffer
Anna dit alles aangehoord, de
ernstige woorden en 't innige lied
en haar jonkvrouwelijk bewustzijn
ging rijpen onder de warmte van
Michaels woorden.
De jonge meester zou haar
nooit durven bekennen, dat hij in
stilte haar die compositie had op
gedragen, nog minder dat hij haar
liefhad, meer dan zijn kunst. Hij
droeg zijn liefde mee, als een hei
melijk kostbaar bezit, bang het te
zullen verliezen en bevreesd dat
anderen er iets van zouden ver
moeden.
Joffer Anna was, heel stil ge
worden sinds Meester Michael
haar niet meer sprak en voor haar
speelde. Haar vader had haar
niets verteld, maar zij voelde zijn
vermoedens en begreep zijn po
gen, haar verstrooiing te geven.
Meester Miehael ging gedrukt
onder zijn verdriet, onder zijn
liefde, die hij nog niet beantwoord
wist en die wellicht nooit beant
woord zou worden. Toch koester
de hij nog een stille hoop, dat
Juffer Anna hem niet geheel on
verschillig zou zijn. Dat was in
de ogenblikken, waarin hij dacht
aan de uren, die zij samen aan' het
klavier doorbrachten, aan de glans
van haar ogen, wanneer hij haar
zijn composities speelde.
Zijn kunst schonk hem geen af
leiding meer, de ontluikende Len
ta inspireerde hem niet tot lichte
melodieën, zoals vroeger. Slechts
in eindeloze variaties op zijn lief
deslied kon hij zijn boordevol
hart uiten.
En 's avonds hoorden de be
woners van de oude gracht vaak
de gejaagde voetstappen van een
eenzame, late wandelaar, die soms
even ophielden en zich dan weer
sneller verwijderden.
Maar nimmermeer had Miehael
de gestalte van Anna gezien. Ook
niet wanneer hij na Mis of Vesj
pers zijn naspel zo kort mogelijk
maakte om zich dan over de bal-
lustrade van het hoge koor te bui
gen, of hij tussen de mensenmas
sa beneden, die zich door de deu
ren perste, de gestalte van het
jonge meisje ontwaren kon. En
wanneer hij 's avonds langs haar
huis liep en soms op een donkere
plek bleef staan om slechts haar
schaduwbeeld te zien op de ver
lichte vensters, moest hij altijd te
rugkeren met een verlangen in
zijn hart dat niet bevredigd was,
waaraan zelfs niet in zeer gerin
ge mate was voldaan.
Het was op de avond van Wit
te Donderdag. Meester Miehael
spoedde zich na de donkere met
ten door het kleine straatje, dat
achter de grote tuinen der rijke
burgers naar de stadspoort liep.
Toen hij op de plaats kwam, waar
hij wist dat de mooie tuin van
Meester Gregoor lag, hield hij zijn
stappen in ,keek om zich heen en
toen over de tuinmuur. Ginds, zag
hij, was één venster verlicht, maar
het was te ver weg om iets te
kunnen onderscheiden. Het was
de kamer, wist hij, waar het cla-
vecimbel stond. En plots waaiden
er enkele klanken met het gefluis
ter der beuken in de tuin mee.
Enkele zachte accoorden slechts,
doch voor de componist genoeg
om er zijn schepping in te her
kennen. En klaar begreep hij: An
na was daar en zij speelde zijn
liefdeslied. Geen ogenblik aarzel
de hij; dan was hij over de muur
en naderde in de schaduw het
verlichte venster, waarachter hij
zijn geliefde wist.
Hij wilde zich van de laatste
beschuttende schaduwplek los ma
ken, toen hij- plotseling een ge
daante zag, die zich langs het
huis naar het venster bewoog. Hij
hoorde het zachte tikken tegen de
ruit, zag hoe de ramen zich open
vouwden en hoe een jonge vrouw,
die hij te goed herkende, zich
naar beneden boog voor een kus
En toch gebeurde dit.
Meester Gregoor had zich tot
nu toe weinig met de leermeester
van zijn dochter ingelaten; hun
hele verhouding bestond uit on
derdanige hoogachting enerzijds en
'n minzaam erkennen van Micha
els talenten anderzijds. Maar de
laatste tijd had het scherpe oog
van de koopman de veranderin
gen bij zijn dochter opgemerkt.
Meer dan eens betrapte hij haar,
wanneer zij achter haar borduur
raam dromend door het hoge ven
ster zat te kijken, wanneer haar
nijvere handen geruime tijd reeds
hadden opgehouden de kleurige
draden door het stramien te slaan
en de klossen doelloos van het
raam bengelden.
En toen hij haar eens vroeg,
wat dat lied te beduiden had, dat
zij meermalen per dag speelde of
zachtkens neuriede, zei ze hem.
dat het een van Michaels jongste
composities was en hem trof de
dromerige glans van haar ogen,
toen zij de blik afwendde.
Meester Gregoor was resoluut
in zijn beslissingen en in de me
ning dat Miehael hier de oorzaak
van was, verklaarde hij hem, dat
zijn dochter zijn lessen niet meei
zou volgen, dat haar bezigheden
in huis er te zeer onder leden.
Meester Miehael heeft niet ge
antwoord. Hij begreep en hij wist
dat er aan het besluit van de
machtige koopman niets te ver
anderen viel.
En hij is heengegaan uit het
rijke huis met opgeheven hoofd,
trots jn het besef, rijker te zijn dan
de koopman met zijn bekrompen
ideeën en zijn angst, in achting
en aanzien bij de burgers te zul
len dalen.
En toen begreep Meester Mi
ehael, toen stond alles hem in
enen klaar voor ogen. Toen wist
hij dat het liefdeslied niet hem
gold, evenmin als de glans van
haar ogen, wanneer hij voor haar
speelde. Toen wist hij dat hij het
jonge meisje ontvankelijk had ge
maakt voor een liefde, die niet
de zijne was.
Meester Miehael was een groot
mens. Hij koesterde geen haat je
gens zijn onbekende rivaal, geen
verachting voor Anna. Hij was
slechts diep ongelukkig, toen hij
die avond voor Goede Vrijdag op
zijn kamer kwam en zijn liefde
onbeantwoord wist.
In een eerste opwelling van
drift had hij nog naar het venster
willen lopen. Waarom? Om haar
te zeggen dat zij clleen hem
mocht liefhebben? Om haar te be
kennen hoe hij haar eindeloos
meer liefhad dan de ander?
Maar hij had zich langzaam
verwijderd en toen hij in het
straatje stond hoorde hij weer zijn
lied, het motief waarbij hij de
woorden dichtte:
„God gaf ons het geluk,
Geen mens en breke 't stuk
Veel heeft Miehael die Goede
Vrijdag gebeden voor zich zelf
om kracht en berusting, want nog
was het grote verdriet ijl zijn hart,
en voor joffer Anna om het geluk,
dat hij haar niet geven mocht.
Hij is met zijn Goddelijke mees
ter de kruisweg gegaan, heeft
naast Hem gelegen onder het zwa
re kruis en meer dan ooit. Diens
lijden begrepen en beter dan ooit
te voren ingezien hoe groot Zijn
berusting was en hoe oneindig
Zijn geduld.
En daarom ook is Meester Mi-