DREIGT
WERKLOOSHEID??
Waalwijkse en Langstraatse Courant
VERENIGING VOOR HEEMKUNDE
KORTE BERICHTEN
So.cicuiê-E-Co.tLOfnCsc^,
Hoekje..
INDUSTRIALISATIE
AMBACHTSONDERWIJS
TEL. 38.
SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
ER
Paasboodschap
LANGSTRAAT E.0. - WAALWIJK
Een ongewoon
warme Pasen.
72e JAARGANG No. 34.
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Redacteur-Verslaggever
W. v. d. MEE Jr.
DONDERDAG 21 APRIL 1949
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p. p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
Bureaux GROTE STRAAT 205 WAALWIJK
TEL.-ADRES „ECHO".
EN
Het gesprek over industria
lisatie is in Nederland niet
van de lucht* Al vóór de twee
de wereldoorlog was men er
in sommige kringen van over
tuigd, dat wij meer intensief
zouden moeten gaan indu
strialiseren om op de duur
onze gehele bevolking te kun
nen voeden. Ons bevolkings
aantal is sterk gegroeid en
ondanks de grote verliezen
door oorlog en bezetting is 't
aantal inwoners van Nederr
land de laatste jaren nog ster
ker toegenomen dan vóór 1940
het geval was. Ongeveer 10
millioen mensen leven op een
zeer klein stukje grond en
moeten daarvan en daarop
gevoed worden. Dit zal alleen
mogelijk zijn indien enkele
honderdduizenden arbeids
krachten méér dan nu het ge
val is, te werk gesteld kunnen
worden in industriële bedrij
ven.
Nu is het industrialisatie-
vraagstuk bekeken van econo
mische kant en van sociale
zijde; in verband met streek
plannen-diensten en stede-
bouw; in verband met de fi
nanciering er van en met de
huidige belastingpolitiek en
we weten al niet in welke
verbanden al meer. Maar het
valt ons op, dat er de laatste
tijd ook gedacht is aan het,
wat wij zouden willen noe
men, allereerste kernpunt, n.l.
de opleiding van jeugdige ar
beidskrachten. Al te veel mis
schien is er steeds gepraat
over de hoeveelheid arbeids
krachten, die voor industria
lisatie nodig zijn en te weinig
acht is er geslagen op de
kwaliteit van die krachten.
Wij voor ons menen, dat de
industrie er Wel komen zal,
als er maar gezorgd wordt
voor voldoende bekwame ar
beiders. Om die te verkrijgen
is van belang wat voorgesteld
wordt in een rapport van de
commissie voor herziening
van het ambachts- en nijver
heidsonderwijs. Het betreft
hier vooral de aansluiting bij
het lager onderwijs. Zoals be
kend, was de ambachtschool
vroeger 3"-jarig; om bezuini
gingsredenen heeft men ze
vlak voor de oorlog twee-jarig
gemaakt. Ook hier bedroog de
zuinigheid de wijsheid, want
natuurlijk had deze beper
king een ongunstige invloed
op het onderwijs en daardoor
ook op ambacht en industrie.
Als men ziet wat al vóór 1940
in ons land gedaan werd voor
land- en tuinbouw-onderwijs
en men vergelijkt dat met 't
geen er geschiedde voor het
ambachtsonderwijs, dan staat
men er verwonderd over hoe
men zo ontstellend heeft kun
nen mistasten! Het bedoelde
rapport stelt nu voor de lage
re school nu zes-jarig te laten,
maar aan de ambachtsscholen
een voorbereidende klas te
verbinden, die de zevende
klas van de lagere school ver
vangt. Op deze voorbereiden
de klas ontvangen de leerlin
gen meer algemeen vormend
onderwijs dan tot nu toe op
ambachtscholen de gewoonte
was, maar daarnaast krijgen
zij ook theorie en practijk van
technische vakken. Dit voor
stel lijkt ons uitermate belang
rijk, vooral indien de voorbe
reidende klas van de am
bachtschool onder de leer
plicht zou vallen, tegelijk met
de eerste of voorbereidende
klassen van land- en tuin
bouwscholen. Daardoor toch
zou een groot deel van onze
mannelijke jeugd, al van haar
twaalfde jaar af, enigszins met
technische vakken in aanra
king komen en op die manier
industrie-,.minded" gemaakt
kunnen worden. Daarnaast
zou het grote voordeel ont
staan dat na de voorbereiden
de klas pas een keuze gedaan
behoeft te worden voor welk
vak men daarna wenst te wor
den opgeleid.
Vooral het eerste voordeel
slaan we zeer hoog aan. Zoals
we in het begin van dit artikel
opmerkten, moet onze bevol
king van jongsaf meer inge
steld worden op industriële
arbeid. Industrialisatie vraagt
niet zozeer arbeiders voor
grof werk, maar meer nog
mensen, die hun vak in alle
finesses door en door verstaan
en vooral mensen die voor dit
vak gevoel hebben. Juist dit
laatste moet men hun echter
jong bijbrengen en daarvoor
zou een voorbereidende klas
van een ambachtschool uit
stekend werk kunnen doen.
Wanneer wij over werkloosheid
spreken moeten wij eerst vaststel
len, dat er een groot aantal soor
ten werkloosheid is van ernstige
en minder ernstige aard. Noemen
wij slechts de seizoenwerkloosheid
en de conjuncturele werkloosheid,
omdat zij passen in het kader van
deze beknopte beschouwing.
De seizoenwerkloosheid is die,
welke bestaat tengevolge van de
seizoenen en het is duidelijk dat
de winter in de seizoencyclus
minder arbeidskrachten vraagt dan
de zomer met zijn oogsttijd. Dit
is voor ons land met zijn agra
risch karakter van belang. Steeds
heeft Nederland 's winters een
aantal werklozen gekend, wellicht
relatief in sterkere mate dan de
industrielanden, waar de produc
tie het gehele jaar in gelijke mate
voortgang vindt.
Het probleem.
Het ware arbeidskrachten-pro
bleem ontstaat echter eerst bij de
conjuncturele werkloosheid, wel
ke samenhangt met de op- en
neergang van het economisch le
ven in de loop der jaren en waar
bij we telkens een periode van
voorspoed waarnemen, gevolgd
door een tijdvak van depressie.
In de periode van welvaart is er
werk in overvloed voor iedereen,
is er voldoende koopkracht, zijn
er productiemogelijkheden en
neemt de vraag naar goederen
steeds toe tot het hoogtepunt
wordt bereikt en de zorgelijke
weg terug een aanvang neemt
Uiterlijke tekenen hiervan zijn
eerst daling van prijzen der pro
ductiemiddelen, spoedig gevolgd
door stopzetting van een deel van
deze productie, met ontslag van
arbeiders. Dit heeft uitwerking op
de koopkracht van de bevolking,
die sterk vermindert door de ge
daalde en niet meer vloeiende in
komsten.
Dit heeft weer grote invloed op
de afzet van consumptiegoederen
i met de daaraan verbonden ont-
slagen van personeel, dat in deze
tak van bedrijvigheid zijn bestaan
vond. Deze depressie-periode
brengt een golf van ellende en
armoede over de wereld en het
grootste deel van ons volk heeft
dit in meerdere of mindere mate
aan den lijve gevoeld in de ach
ter ons liggende dertiger jaren.
De golf van leed, toen over onze
planeet uitgestort, deed alle eco
nomen haastig zoeken naar mid
delen om de conjunctuur en daar
mee de werkloosheid te beheer
sen. Nog steeds is men er niet
in geslaagd de oorzaken van die
ups en dwons in het economisch
leven tot in details te analyseren,
maar wel is men zover op die weg
der conjunctuurbeheersing gevor
derd, dat er tal van verzachtende
maatregelen door een actieve eco
nomische politiek van de overheid
kunnen worden genomen.
Komt er een crisis?
De vraag is nu of er een eco
nomische depressie nadert en zo
ja, geldt zo'n depressie steeds
voor de gehele wereld? En nog
belangrijker is de vraag of Ne
derland voor een depressie staat.
Wanneer dit niet het geval is,
kan er dan ook geen werkloos
heid naderen?
Moeilijk is de opgave om in
kort bestek dit alles te beant
woorden en het gevaar der on
overzichtelijkheid dwingt ons tot
het belichten van enkele aspecten.
In de eerste plaats menen wij
nog niet een naderende depressie
op grote schaal te kunnen waar
nemen. Niet-voor de wereld als
geheel, ook niet voor bepaalde
landen.
Wel menen wij in de V.S. een
vermindering van de tot nu toe bij
zonder grote welvaart te kunnen
verwachten. Dit land beleefde en
kele gouden jaren, omdat het bij
het beëindigen van de oorlog een
geweldig en volkomen intact pro
ductieapparaat bezat, waartegen
over stond een wereld met een on
gekende vraag en een vernield of
versleten machinepark. Een Vol
doen aan de dringendste eisen be
tekent het afremmen van de afzet
voor dat land, welke afzetvermin-
dering nog versterkt wordt door
de langzaam weer op gang ko
mende productie in de overige we
reld.
Dit houdt echter tevens in, dat
die overige wereld nu geen hoog
conjunctuur heeft en deze nog op
geen stukken na bereikt heeft. Dit
geldt ook voor Nederland. Wij
zijn in ons land nog lang niet toe
aan een overproductie van pro
ductiemiddelen en de depressie
toestand zoals die na 1929 op
trad is dan ook o.i. niet aan
staande. Doch hier werken andere
factoren. Wij beschikken over
veel mensenmateriaal met een
schreeuwend tekort aan grond
stoffen en machines. Wij bezitten
veel mensen met weinig eigen
dommen om mee te werken. Van
daar de Marshall-hulp, die ons
goederen bracht om de levens
standaard enigszins te redden.
De Indonesische kwestie.
Doch dit is slechts een druppel
op een gloeiende plaat, want voor
het steeds groeiende arbeidsaan
bod zijn er meer hulpbronnen no
dig dan in dit kleine land be
schikbaar zijn. Het is juist daar
om zo betreurenswaardig dat onze
moeilijkheden in Indië niet tot een
einde komen. Want velen kunnen
de Indische hulpbronnen mede
helpen ontwikkelen. Vandaar dat
wij Indië economisch gezien niet
los kunnen laten. Bij een ver
snelde demobilisatie en het in aan
merking nemen van de verwachte
grote toeloop op de arbeidsmarkt
in de vijftiger jaren, gezien de ge
boortecijfers van de jaren 1935—
1940 is een nieuwe werkloosheid
op vrij grote schaal in Nederland
te verwachten.
Doch wij zien deze komende
werkloosheid als een specifiek
Nederlands probleem, niet zozeer
een conjunctuur-probleem, alhoe
wel dit laatste een versterkende
kracht kan gaan vormen.
Het vraagstuk zal zijn oplossing
moeten vinden in een zeer actie
ve werkverruimingspolitiek der
regering en een zeer sterke be
vordering van de emigratie zowel
naar Indië als naar de overige
wereld.
Dat deze regeringspolitiek zijn
bijzondere moeilijkheden ons niet
zal onthouden (wij denken o.a.
aan de geldsfeer), mag voor ons
geen reden zijn de toestand als
hopeloos te kenschetsen. De op
gedane ervaringen op het gebied
der werkloosheidsbestrijding en de
versterkte internationale sfeer,
waarin dit vraagstuk in de loop
der jaren is komen te staan, kun
nen te zijner tijd een steun vor
men bij het overwinnen van deze
problemen.
van H.K.H. Prinses Wilhelmina.
Zondagmorgen te 11.45 uur
heeft H.K.H. prinses Wilhelmina
in een uitzending van het I(nter)
K(erkelijk) O(verleg) in R(adio
aangelegenheden) de onderstaan
de boodschap uitgesproken
De stem, die de luisteraars
thans over de gehele wereld ho
ren, moeten zij uitsluitend be
schouwen als de overbrengster
van de bóodschap, die nu zal vol
gen, eerst in het Nederlands en
daarna in het Engels.
„Op deze Paasmorgen roept
Christus allen op, die hunkeren
naar opheffing van de ellende en
de verwording van de wereld.
Niet tot de hoofden, maar tot de
harten richt zij zich.
Christus roept allen op tot het
zoeken en vinden van de leven
de gemeenschap in Hem.
Zelf wekt Hij allen op tot het
leven en het ademen in de sfeer
van Zijn liefde en offer, liefde en
offerbereidheid voor Hem en te
genover de naaste, waardoor ont
staat de Heilige vlam, de onweer
staanbare kracht der genezing van
de zieke wereld, door naasten
liefde in Zijn gemeenschap.
Hij leidt tot God de Vader,
Hij breekt alle vormen terwille
van de mens en Hij leidt allen in
de enige, ware weg!"
Laten wij ons bezinnen op de
ze boodschap, teneinde de rustige
kracht te ontvangen, die van de
Herder uitgaat en die ons in staat
stelt persoonlijk en gemeenschap
pelijk de taak te vervullen, die
Hij ons wil opleggen.
Christus! Help ons door U be
reid te worden! Amen.
Het Apostolaat der Her
eniging in Nederland heeft
Van de Regering toestemming
gekregen om een flinke som
over te maken naar Palestina
ter ondersteuning van de
zwaar beproefde katholieke
instellingen.
Religie.
Vanouds werden nederzettingen
gebouwd aan wegen, aan kruis
punten van wegen, aan stroom
pjes e.d. Een kerk werd gebouwd
bij enige huizen en weldra was
dit 't middelpunt van de cultuur
gemeenschap. De religie is ook
het centrum der volkskunst. Veel
herinnert ons heden ten dage nog
aan de oudheid. Zo kennen wij
de Boom, op de centrale punten
van de nederzetting of een dorps
gemeenschap. Dat hij een voorna
me plaats in het religieuze leven
ineemt is zeker; hij stamt uit de
heidense tijd. Toen was de boom
heilig: „De Heilige Eik". Kapten
de geloofsverkondigers niet de bo
men om, waar de Germanen hun
offers brachten? De Lindeboom
(TilburgOisterwijk), was 't zin-
bebeeld van de liefde tot ver in de
middeleeuwen, omdat de bladeren
hartvormig zijn; de bloesem Jieer-
lijk geurt en de koele schaduw
die hij in de zon afwerpt, ver
pozing geeft, als men de tijd on
der de boom op de banken door
brengt en omdat de bijen er zin
gend omheen gonzefi, in de bloei
tijd.
Bij de boom aan het kruispunt
van wegen werd heel dikwijls een
kruisbeeld geplant in de Roomse
streken.
Ook het water vlas in de oud
heid heilig, het had voor de hei
denen 'n bovennatuurlijke kracht.
De bron was het verzamelpunt
onzer voorouders. Daar werd
eveneens geofferd, recht gespro
ken, beraadslaagd en daar wer
den hun doden begraven.
In de Kerstening werden deze
bronnen de zogenaamde doop-
putten; Willebrordus, of Kerst-
putten, voor de missionarissen.
De mens is één met zijn omge-
BRUSSEL ROEPT OM
DE KONING.
Betoging zonder weerga.
Achtmaal moest prinses Jo
sephine Charlotte op het bal-
con verschijnen, zo hoog was
het enthousiasme te Brussel
opgelaaid, nadat de prinses
een kindertehuis in een der ar
beiderswijken had bezocht.
Langs de route en voor het
kindertehuis had zich opnieuw
een ontzaglijke menigte opge
steld. Het politiecordon werd
verbroken en met grote moei
te kon de auto het paleis be
reiken.
Duizenden Belgen, voor het
paleis samengestroomd, zetten,
nadat het volkslied was ge
zongen, een spreekkoor in.
Steeds weer opnieuw klonk de
roep om de koning: „Leopold,
Leopold". En eerst nadat Prin
ses Josephine Charlotte acht
maal op het balcon was geko
men, kon de politie de menigte
terugdringen.
Zaterdag is de prinses naar
Zwitserland vertrokken.
ving en de eenvoudige personen
zijn totalitair met hun „eigen" re
ligie. Zo heeft de mens steeds be
hoefte aan een „helper", als een
heilige, hetgeen wordt geuit in
de vorm van kruisen en kapellen
in het landschap.
De waterput, brand-poel (dorps
poel), vormen een buurtgemeen
schap. Thans nog komen de men
sen uit de „Put" op 't dorpsplein
of op 't platteland, uit de „brand
poel" water halen. Zij komen er
samen, de gemeenteberichten wor
den er aan geplakt, het nieuws
wordt er besproken, enz. Hierbij
worden de kruisen of kapelletjes
opgericht, om weer het middel
punt van het confessionele leven
te vormen. Deze plaatsen waren
sociale aantrekkingspunten. De
genoemde poel diende oorspron
kelijk als centrale drinkplaats voor
het vee, van 't dorp of nederzet
ting.
In Limburg heeft' men nog vele
putten, die vaak thans nog het
middelpunt zijn van de gemeen
schap en van de volksaard, met
het daarbij behorende religieuze
karakter.
Toch maakt de volksgemeen
schap verschil tussen de put en de
bron.
Momenteel wordt de put van
't dorpsplein veelal vervangen
door een pomp of fontein, maar
het religieuze wat daarbij was,
blijft voortleven in een nieuwe
kapel, of in het plaatsen van
beelden. Op deze plaats zag men
de volksheilige, die in dat dorp
werd vereerd (H. Maria, H. Wil-
librordus, St. Gerlachus, St. Maar
ten). Door de betere watervoor
ziening verdween naast de put
ook de dorpspomp, doch het beeld
bleef op deze plaats, om toch nog
het middelpunt te vormen. Het is
onafscheidelijk geworden met het
volkskarakter.
Over de bedoelde Put stond een
„Putmeester", die voor de buurt
(die ook Put heette), het water
putte.
Uit vorenstaande zien wij dat
de boom en de bron een sociaal
bindende factor zijn, die steevast
in de volksaard der mensen is ge
worteld.
Klederdracht.
Op een andere flank van het
Volkskundig terrein ziet men de
klederdrachten, die voor bepaalde
streken zeer typerend zijn. Zoals
de boerderij- of woningbouw, on
derhevig was. aan de rijkdom van
het land, zo is ook de kleder
dracht onderhevig aan de goede
of minder goede productiviteit van
't heem. Ziet men de rijke Friese
of Zeeuwse klederdracht en ver
gelijkt deze met de Brabantse of
Limburgse, dan ziet men hier dui
delijk het verschil in de rijkdom.
Het cöstuum, de tas, de gouden
oorijzers of versierselen en de
muts uit de eerstgenoemde delen,
of 't eenvoudige Brabantse zwar
te costuum met de omslagdoek,
geven een groot verschil. Alleen
de Brabantse muts of „Poffer"
(die 150 jaar oud is), geeft
weer meer opbloei van ons heem.
Dit is te danken aan de opkomst
van de weverijen, die laken en
kant leverden, waarvan de
vrouwen hun mutsen maakten. Zij
verwerkten en droegen de pro
ducten der nijverheid, die de eigen
streek voortbracht.
De „Barokke" stijl van deze
^giutsen der Meijerij geeft een ty
pische indruk van ons volk. Ook
hier weer geeft het de aard van
ons volk weer, alsmede de nij
verheid. De vrouw draagt geen
tas in Brabant, dit in tegenstelling
met de Zeeuwse of Friese vrou
wen. Eveneens treft men in Bra
bant en Limburg geen gouden sie
raden aan zoals in de kustpro
vincies. Wat Noord-Limburg be
treft, daar draagt de boerenvrouw
een nog eenvoudiger zwarte muts,
die aansluit bij de Meijerijse.
Gilde Schutterij.
'n Ander volkskenmerk kan wor
den genoemd als bewijs dat de
j,saamhorigheid" in een of ander
dorp of streek tot op heden nog
voortleeft.
Het is uitgedrukt in de vele
schutterijen die voorkomen. Alleen
in Brabant, in Limburg en in een
gedeelte van Gelderland ziet men
ze nog, als van oudsher opge
richt met de bedoeling, heem en
haard, Kerk en Maatschappij te
verdedigen tegen al wat zich daar
tegen verzet, of deze wil aanval
len. De verdediging is hun voor
naamste taak geweest.
In Brabant is de schuterij meer
vervolkst en draagt met ere de
naam van Gilde, die onder de
hoede van hun schutspatroon (St.
Sebastiaan, St. Joris, St. Huber-
tus, St. Antonius-Abt, St. Mar-
tinus) hun oorspronkelijk religi
eus element vertegenwoordigen,
met daarnaast pas het culturele.
In Limburg is het de „Schötte
rie", die in het volksleven voort
leeft. Zij is meer op militaire leest
geschoeid, wat reeds het uniform
en het reglement uitwijzen. Dat
dit zo werd, is 't gevolg van zijn
Oostelijke en Westelijke nabuur-
staten, waar het Limburgse tus
sen in lag. Limburg zag het Duit
se en Franse machtsvertoon, het
geen van invloed op deze bevol
king is geweest. De commando's
in de schötterie zijn steeds op mi
litaire toon. De wapens die zij
met zich dragen zijn nog pronk
stukken uit de 17e, 18e en 19e
eeuw, maar toch ondanks dit, zijn
zij meer volks; hun volkskarakter
wordt er door uitgebeeld.
In beide Provincies vormen de
Gilden en Schutterijen het mid
delpunt bij feestelijkheden.
Te ver zou het ons voeren, als
wij het gildewezen uitvoerig be
spraken, doch enige feiten waar
door het volkskarakter tot uit
drukking komt, zullen wij nader
noemen, o.a.:
Het vrijmaken van de schuts-
boom, door de Heer der Heer
lijkheid, hoofdman v. h. Gilde, of,
burgemeester, dit geschiedt alvo
rens wordt begonnen met het „Ko-
ningschieten". In Limburg wordt
door alle schutter-broeders rond
de schutsboom gebeden, alvorens
te schieten.
Het standaardrijden is in Bra
bant eigen met 't gilde. De rui
ter rijdt voor het gilde uit, zig-zag
over de straat, om de weg vrij te
maken voor het volgend gilde. Hij
is dikwijls zeer fraai uitgedost,
menig keer ziet men hem gehar
nast, maar steeds draagt hij de
„standaard", het voornaamste
vaandel van het Gilde.
't Installeren van nieuwe leden
heeft volgens traditie plaats. In
Limburg zit de nieuwe gildebroe-
der op de knieën en wordt met
een slag (als ridderslag) op de
schouder, opgenomen in het gilde
of schötterie. De Vaandrig zwaait
de vlag over hun hoofden 3 maal
rond.
In Oudenbosch legt het nieuwe
lid de eed af, met twee vingers op
de pees van de „edele" hand
boog, om lid te kunnen worden.
Het afhalen van de Koning aan
z'n huis, voor het Koningschieten
of andere feestelijkhed, is tra
ditioneel.
Het vendelen, dat in Brabant
hoogtij viert, is een huldebetoon
aan God, Kerk en Autoriteiten.
Reeds in de Bourgondische tij
den was het vendelen in ons land
bekend. Aangenomen kan worden
dat de Spaanse overheersing dit
ingevoerd heeft. De „Alferez",
die in Zundert nog steeds het
vaandel draagt, zegt ons iets van
een Spaanse inmenging. Er zijn
aanwijzingen, dat het vendel-
zwaaien veel voorkwam in de le
gers van Italië en Spanje. In die
landen wordt het nog beoefend bij
volkspelen en in processies of be
devaarten.
Vooral in Brabant en Limburg
werden records gebroken.
Pasen 1949 zal in de herinne
ring blijven voortleven om zijn
buitengewoon hoge temperaturen.
Vooral in Brabant en Limburg,
waar records werden gebroken.
Zowel Zaterdag als Maandag
werd te Maastricht' een tempera
tuur van 30 graden gemeten, ter
wijl het kwik daar in de laatste
100 jaar in April nooit hoger dan
28 graden was geweest. Een tem
peratuur van 30 graden was in
deze maand slechts eenmaal eer
der in ons land gemeten, namelijk
te Vlissingen op 27 April 1916.
Merkwaardig zijn ook de grote
tegenstellingen in temperatuur ge
weest tussen de kust en Zuid-
Limburg. Zondag werd het in
Den Helder niet warmer dan 14
graden, terwijl op tal van plaat
sen in Oost-Brabant en Limburg
29 graden werd gemeten. Maan
dag was dit verschil minder groot,
maar ook toen bedroeg het nog
10 graden, aldus deelt het K. N.
M. I. te De Bilt mede.
WONINGBOUW
FEBRUARI.
IN
Volgens de voorlopige cijfers
van het Centraal Bureau voor de
Statistiek werden in Februari j.l.
2801- woningen voltooid. Deze
woningen waren als volgt over de
provincies verdeeld (tussen haak
jes de definitieve cijfers van Ja
nuari).
Groningen 207 (130), Fries
land 101 (161), Drente 201 (126),
Overijsel 106 (176), Gelderland
518 (376), Utrecht 84 (157), N.-
Holland (excl. Amsterdam) 194
(400), Zuid-Holland (excl. Rot
terdam en Den Haag) 307 (283),
Zeeland 302 (198), Noord-Bra
bant 243 (780), Limburg 206
(168), Amsterdam 52 (71), Den
Haag 49 (10), Rotterdam 130
(51), Noord-Oost polder 1 (142),
Nederland 2801 (3229).
In de maand Febr. 1919 werd
begonnen aan 1733 (in Januari
aan 1789) woningen, zodat op 1
Maart het aantal in aanbouw
zijnde woningen 38.279 (op 1 Fe
bruari 39.093) bedroeg.
i I i
Tot voorzitter van de stich
ting van de welvaart in het
Land van Heusden en Altena
en de Biesbosch is benoemd
burgemeester Oderkerk te
Dussen.
-0-
Zaterdagavond is de 20-ja-
rige J. Flokstra te Smilde door
de eveneens 20-jarige J. B.
met een mes doodgestoken. De
dader werd onmiddellijk inge
sloten. B. die juist zijn meisje
naar huis had gebracht, pas
seerde op de terugweg 't café
„Nieuwe Veenhoop" te Smil
de, toen F., die zich voor het
café ophield, hem aanriep. Er
ontstond een woordenwisse
ling, die met het neersteken
van F. eindigde.
0—
Zondag te middernacht werd
Eire een onafhankelijke repu
bliek. De 764 jaar oude ban
den met de Britse kroon zijn
thans verbroken. President
O'Kelly heeft vele gelukwen
sen ontvangen, o.a. van de
koning van Engeland, de Paus,
president Truman, Attle, Ei-
naudi, de president van Italië
en de minister-presidenten
van de landen van het ge
menebest.
VASTENBRIEF 1949.
III.
Na de inleiding wordt in- het
eerste hoofdstuk van het mande
ment Van de Nederlandse Bis
schoppen over de voornaamste
plichten van de sociale recht
vaardigheid gezegd, wat onder
sociale rechtvaardigheid moet
worden verstaan. Men dient n.l.
goed te begrijpen dat de laatste
Vastenbrief niet handelt over de
rechtvaardigheid in het algemeen,
niet over de rechtvaardigheid in
al zijn aspecten, maar over een
bepaald onderdeel, zou men kun
nen zeggen, van de rechtvaardig
heid over de sociale rechtvaar
digheid. Kort gezegd is dit dan
die rechtvaardigheid, die de ver
houdingen regelt tussen de mens
en de gemeenschap. Natuurlijk tot
die gemeenschap, waartoe be
doelde mens behoort.
Het doel van de gemeenschap
of de maatschappij is het alge
meen welzijn, het welzijn dus van
haar leden. Dit doel kan de maat
schappij echter niet bereiken zon
der medewerking van de delen,
waaruit zij bestaat. Dat zijn dus
de mensen, die haar samenstellen.
Ieder van die samenstellende de
len moet zijn deel bijdragen om
het algemeen welzijn te bereiken.
Men heeft in sommige perioden
van de geschiedenis, b.v. in de
VQj-ige eeuw, de mens te veel ge
zien als eenling, als individuin
sommige andere perioden zag en
Ziet hen hem te veel als gemeen
schapslid. Dit is b.v. het geval in
het communisme. De mens is alle
twee. Hij heeft zijn rechten en
plichten als eenling (individu),
maar ook als gemeenschapslid
(sociaal wezen). De kunst is ook
hier de grens juist te bepalen en
af te bakenen. Wij katholieken,
hebben bij de beoefening van de
ze kunst een voortreffelijk hulp
middel in verschillende pauselijke
encyclieken en bisschoppelijke
zendbreven. Zo wordt in deze
laatste bisschoppelijke brief er ons
nadrukkelijk op gewezen, dat wij
wel móeten bedenken, dat hogere
welstand alleen verkregen wordt
door grotere samenwerking en
krachtiger inspanning van allen
en dat men alleen door langdurig
en geordend samenwerken van
vele geslachten komen kan tot
grotere welvaart. Het zijn heel
belangrijke uitspraken, die ons
hier worden voorgehouden, uit
spraken die men voor een halve
eeuw misschien als socialistisch
zou hebben aangemerkt, maar die
ook toen volle waarheid bevat
ten. Zeer terecht vragen de bis
schoppen dan ook of het daarom
wel juist is de hogere sociale ver
plichtingen te beschouwen als 'n
drukkende last of als een nood
zakelijk kwaad. Zeker is het dat
dit bij grote groepen van onze
bevolking geschiedt. Men is het
oneens met het invoeren van ie
dere nieuwe sociale maatregel en
men voorspelt steeds, dat ons eco
nomisch leven die nieuwe kosten
niet zal kunnen dragen. Bedenkt
men dan echter wel, dat het alge
meen welzijn het welzijn is van
de gehele gemeenschap en niet
alleen dat van een kleine groep
uit die gemeenschap Bedenkt
men wel voldoende dat samen
werking en hogere krachtsin
spanning van allen moeten ko
men en dat allen mogen en willen
delen in de hogere welvaart die
daardoor ontstaat
Om het nauwe verband tussen
christendom en sociale rechtvaar
digheid goed te zien, is het mis
schien het beste te bedenken dat
de liefde de ziel is van de sociale
rechtvaardigheid en dat deze lief
de het fundament vormt van het
gehele christendom. „Hieraan zal
men erkennen, dat gij Mijn leer
lingen zijt, wanneer gij liefde hebt
voor elkander." Liefde bestaat
echter grotendeels in het dragen
van elkanders lasten, dus ook van
de lasten, voortvloeiende uit de
gemeenschap van mensen, die we
maatschappij noemen. Wanneer
men klaagt over een niet beleven
van het christendom, over chris
ten-zijn in theorie, maar niet in
de practijk, en indien men aan
neemt dat deze klachten juist zijn,
dat dan deze toestand alleen kan
ontstaan, omdat wij, christenen,
ons er niet voldoende van be
wust zijn, dat de eerste wet van
het christendom die van de lief
de is.
K. H.