Waalwijkse en Langstraatse Courant
fDLnhït<i£$.<i(i$t
E PINKSTERPLAAT
PINKSTERPRET
25-tfc Cs o£eueft
üU.UUU getuigden
i
i
G
J/e0oa</e/2 voor/ve/p
r~
OP HET PLATTELAND
mflftfl jonge katholieken
mm.
SCPENTECOSTE
DONDERDAG 2 JUNI 1949
Üitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Redacteur-Verslaggever
W. v. d. MEE Jr.
DE ECHO \M HET ZUIDEN
72e JAARGANG No. 45.
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p.p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
Bureaux GROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
Toen de dagen van 't Pink
sterfeest waren aangebroken
waren alle leerlingen bij el
kaar op één plaats. En plotse
ling ontstond er een gedruis
als van een voorbijgaande he
vige wind en vervulde heel 't
huis waar ze gezeten waren.
En hun verschenen versprei
de tongen als van vuur en
bleven zweven boven ieder
van hen. En vervuld werden
allen van de H. Geest en ze
begonnen verschillende talen
te spreken, naar de Geest hun
ingaf zich te uiten. En de te
hoop gelopen menigte vroeg
zich verwonderd af: Zie, zijn
zij niet alle Galileërs en we
horen hen in onze talen spre
ken over de grootheden van
God.
Zo verhaalt ons het boek
der handelingen van 't Pink
sterfeest, sober in verhouding
tot de grootste stof, eenvou
dig vergeleken bij de wereld-
hervormde betekenis van het
feit.
Ik laat u niet alleen, had
Christus gezegd bij Zijn He
melvaart, maar ik zal u de
Vertrooster zenden. En zij die
ontredderd en verweesd ach
ter bleven, zij die bang waren
voor de repressailles van de
Joden, zij die toch nog maar
kleine mensen bleken in alles,
zij werden helden toen de H.
Geest kwam; zij die op de
vlucht sloegen toén men hun
Meester gevangen nam, voel
den zich nu moedig worden
tot de dood; zij die ongelet
terde vissers waren, bezaten
plot het vermogen hun rijke,
goddelijke gedachten te uiten
in alle talen. En deze twaalf
Galileërs hebben de wereld
hervormd, bonden de strijd
aan met de goden van Grieken
en Romeinen en overwonnen,
zij vestigden een kerk, een ge
meenschap die alle tijden zou
trotseren, die de poorten der
hel niet zouden overweldigen,
een kerk waarvoor zij nage
noeg alle de heldendood stier
ven.
Er is een groot verschil tus
sen de tijden van toen en nu;
maar dit verschil is niet zo
groot of er zijn altijd nog vele
punten van overeenkomst. De
kerk is uitgegroeid tot een
machtige grootheid; haar vor
men mogen enige wijziging
hebben ondergaan, haar wezen
is door de eeuwen heen het
zelfde gebleven; het heiden
dom verschijnt ons ook onder
velerlei nieuwe gedaanten,
maar ook hier veranderde het
wezen niet. Ook nu zijn er
apostelen, ook nu zijn er mar
telaren, ook nu vinden tallo
zen in de genade van de H.
Geest de kracht te strijden en
te ijveren voor de rechten van
Christus' Rijk, dat niet van
deze wereld is weliswaar,
maar dat de mens de eeuwig
heid wil geven en het geluk,
dat ieder gelijkberechtigd wil
zien, dat vrede wil en recht
vaardigheid, liefde en goed
heid; dat de eeuwen door een
program heeft gehad actueler
en moderner dan dat van wel
ke politieke partij ook, omdat
het de mens gelukkig wil
zien. En daarom moet er strijd
gevoerd worden met het hei
dendom dat, onder welke
vorm het ons ook verschijnt,
van de aarde is en nooit in
staat zal zijn iemand gelukkig
te maken.
Daarom ook zal de H. Geest
Zijn kracht moeten blijven
schenken aan de Kerk en haar
apostelen en gelovigen; daar
om ook heeft de Kerk, en
wellicht meer dan wanneer
ook, de 7 gaven van de H.
Geest van node.
Meer dan ooit moet nu het
gebed gebeden worden: Veni
Sancte Spiritus, Kom Heilige
Geest en vervul de harten van
Uw gelovigen en ontsteek in
hen het vuur van Uw liefde.
Zend Uwe geest uit en alles
zal herschapen worden en Gij
zult het aanschijn der aarde
vernieuwen.
Het aanschijn der aarde ver
nieuwen, is dit niet actueel,
niet up to date; is er ooit een
tijd geweest waarin er meer
reden was dit te bidden dan
thans?
Slechts de H. Geest, met zijn
zeven gaven van wijsheid en
verstand, raad en sterkte, we
tenschap en godsvrucht en
vreze des heren, is in staat de
hopeloze aanblik die de we
reld van vandaag biedt, het
aanschijn van deze aarde te
vernieuwen.
Bidden wij hierom op dit
Pinksterfeest.
Gebed op Pinkstermorgen.
Kom, Heilige Geest, en zend
de gloed van Uw licht over
onze donkere wereld.
Op deze schone Pinksterdag
bidden wij U, onze harten, die
koud zijn, te warmen aan de
weldadigheid van Uw liefde
vuur.
De wereld is duister en arm
en kent geen liefde meer en
ook wij slaan geen acht op 't
grootste gebod.
Wij haten en verachten en
ons leven is dor en droog ge
lijk een woestijn, wijl daar de
zoete avondwind van Uw lief
de niet overstrijkt en 't niet
vruchtbaar wordt onder de
dauw van Uw vertroosting.
Onze dichters kennen U
niet en onze denkers hebben
geen wetenschap van Uw ze
ven gaven, daar hun ogen ge
richt zijn op aardse dingen en
hun geest zich bezig houdt
met problemen van deze droe
ve wereld.
Onze staatshoofden en ko
ningen regeren zonder te er
kennen dat Uw liefde mach
tiger is dan hun legers en dat
het geloof in U verstrekken
der is dan hun raadsbesluiten.
En alle mensen hebben het
vertrouwen in U verloren en
klampen zich vast aan de wan
kelbaarheid van de stof.
O, geef ons de weelde die
onze kinderen kennen, de rijk
dom van Uw liefde, het blijde
weten van iets dat verheven
is boven de sleur van alledag,
dat oneindig veel grootser is
dan dat, waarheen nu onze be
langstelling zich richt.
Nietwaar, Gij zijt liefde; laat
ook ons dan delen in Uw we
zenheid en geef ons liefde
voor onze broeders die wij
haten en maak ons mild jegens
onze vijanden die wij verach
ten.
Wijs ons onze plaats in het
grote bestek der dingen, zoals
Gij die ordende.
Wij kenden U sinds lang niet
meer, Heilige Geest, en had
den geen besef van de wel
daad van Uw zeven gaven,
van wijsheid en verstand,
van raad en sterkte, van we
tenschap en godsvrucht en
vreze des Heren.
Daarom, Heilige Geest, kom
tot ons als een vader der ar
men, een gever van geschen
ken. Kom tot ons als het licht
der harten en laat onze liefde
tot U ontplooien lijk de bloe-
semende perelaar als een reu
ze-ruiker staat in het licht van
de schone Pinksterzon. Amen.
W. v. H.
Iedere streek heeft zo zijn eigen
zeden en gewoonten, wat in de
wandeling ook wel folklore ge
noemd wordt. Vooral op hoog
tijdagen! als Pasen en Pinksteren,
komen deze het meest tot uiting.
Met de Paasdagen ziet men bij
avond, vooral in het Oosten van
het land, de Paasvuren hoog op
laaien. In Ootmarsum houdt men
zich bezig met vlogelen, d.w.z.
hand in hand en een oud Paas-
lied zingende, trekken de inwo
ners groot en klein, arm en
rijk door het stadje de voor
deur der huizen in en de achter
deur uit; in Denekamp wordt de
Paasstaak door het dorp gesleept
*<;J 'i'i'ui.'i
„OüüüflML^J
Een kopergravure, vervaardigd door Joannes Sadeler (middenstuk) en Marcus Gereard,
(randvoorstelling) en gewijd aan Pinksteren.
Het middenstuk is gebaseerd op Handelingen 2 3 en 4 „En van hen werden gezien ver
deelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld
met den Heiligen Geest en begonnen te spreken met andere tale, zo als de Geest hun gaf
te spreken".
Links boven Handelingen 1 9 en 10. „En als hij dit gezegd had, werd hij opgenomen,
daar zij het zagen en een wolk nam hem weg van hunne ogen. En daar zij hunne ogen
naar den hemel hielden terwijl hij henep voer, ziet, twee mannen stonden bij hem in witte
kleding".
Rechts boven Handelingen 2 41. „Die zijn woord gaarne aannamen werden gedoopt en
daar werden op dien dag toegedaan omtrent 3000 zielen".
Links beneden Handelingen 2 45. „En zij verkochten hunne goederen en have en verdeel
den dezelve aan allen, naar dat elk van noden had".
Links midden 3 6. „En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgene ik 3heb,
dat geef ik U, in den naam van Jezus Christus den NazarenerSta op en wandel".
Rechts midden Handelingen 5 5. „Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten en
legden op bedden en beddekens, opdat als Petrus kwam ook maar de schaduwen iemand
van hen beschaduwen mocht".
Rechts beneden Handelingen 10 44. „Als Petrus nog deze woorden sprak viel de Heilige
Geest op allen, die het woord hoorden". 1
om eindelijk op een weide opge
richt te worden, ook onder het
zingen van oude Paasliederen.
Niet te vergeten in vele plaat
sen van ons land met Palmzondag
de optocht der kinderen met hun
sierlijk opgetooide Palmpasen.
Met Pinksteren op verscheiden
plaatsen het oprichten van een
fleurig versierde Pinksterboom,
waaromheen de jeugd des avonds
lustig de pret uitleeft.
Ook dichter in de buurt ge
beurt er met Pinksteren iets dat
bij velen wellicht niet bekend zal
zijn.
Ik heb hierbij het oog op het
Land van Heusden en Altena,
waar in de nacht van le op 2e
Pinksterdag de jongens, misschien
ook nog wel ouderen, zich verma
ken met koeien melken enz.
Avonden te voren ziet men
verschillende jongelingen bij el
kander groepen om de dingen die
te gebeuren staan te bespreken,
want het blijft niet alleen bij het
melken der koeien, o neen.
Tuinstoelen, banken, tafels en
andere losse voorwerpen, die om
een boerderij staan, worden weg
genomen en elders neergezet, soms
op de meest zonderlinge plaatsen.
De eigenaar moet dan maar zien
deze weer op de plaats terug te
krijgen. Niemand weet er natuur
lijk iets van wie het gedaan heeft.
Nimmer komt men de naam van
de schuldigen te weten.
Een grappige geschiedenis
speelde zich hierbij eens af met
Diederik. Diederik had een ezel,
een aardig mak beestje, dat hij
in de wei had lopen.
Pinksternacht kwam en de
morgen begon te gloren en op die
bewuste morgen kwamen kleine
jongens naar Diederik. „Diederik
jouw ezel loopt nie meer in de
waai". Deze met de jongens aan
het zoeken, spinnijdig natuurlijk.
Hoe al gezocht werd en gevraagd,
langoor was niet te vinden. Die
is natuurlijk gestolen. Ik ga het
aangeven bij de marechaussee in
Heusden, zei hij. Niet doen, Die
derik, zeiden enkelen al, die komt
wel terecht. Anderen porden hem
op, wèl doen jo. Hij ging op pad,
maar was nauwelijks op weg of
het beestje werd gevonden.
Direct enkele jongens hem ach
terna, al schreeuwende: Diederik,
Diederik, den ezel is terecht.
Eerst geloofde hij het niet, hij
vertrouwde het zaakje niet erg;
eindelijk kwam hij terug. Ga maar
mee en de jongens voerden hem
naar de speelplaats bij de school.
Daar stond langoor, vastgebon
den, lustig de klaver te eten, die
ze het beestje gebracht hadden.
Wat keek Diederik op z'n neus;
het was niet zijn gewone ezel,
maar een zebra.
Vlugge handen hadden het
beestje 's nachts met kalk witte
strepen gegeven.
Dat Diederik blij was zijn ezel
weer terug te hebben valt te be
grijpen, maar dat hij niet bijster
te spreken was is ook aan te
nemen. Wie de schuldigen waren
is nimmer uitgelekt.
Bij andere bewoners haalden ze
weer andere streken uit o.a. de
voordeur en achterdeur van bui
ten zo vastmaken dat de bewo
ners niet naar buiten konden, ja
zelfs de vensterluiken werden ste
vig gebonden. De buren moesten
er dan aan te pas komen om de
opgeslotenen te helpen.
Echter gebeurden er ook wel
eens minder oirbare dingen, die
geen guitenstreken meer waren.
De loopplank die toegang gaf naar
de weide en waar de meid over
heen moest om de melkkoeien van
hun last te gaan ontdoen, was
middenin, aan de onderzijde, zo
ver doorgezaagd, dat deze bij het
overlopen brak en de gedienstige
midden in de sloot viel en een
ongewenst vroeg bad kreeg. Dit
waren gemene streken, die dan
ook streng onderzocht werden tot
afschrik voor volgende jaren.
Deze streken waren gelukkig
uitzonderingen.
Het stiekum koeien melken was
zeer geliefd, geen wonder, want
in verscheidene gezinnen zal met
de Pinksteren nog wel een extra
bord rijstenbrei of rijstenpap op
de tafel zijn verschenen en een
extra kop melkchocolade zijn ge
dronken.
De boeren dachten er niet over
dit gebruik tegen te gaan en gun
den de jongens gaarne deze pret.
En de gemeenteveldwachter
deed een oog dicht en zag onop
gemerkt toe dat er geen straat
schenderij gebeurde.
Och ja, de jeugd op het platte
land moet toch ook zijn bijzon
dere jool eens hebben.
NEVOH.
„Ikke gevonden! Mag Mam
mie hebben!" hoorde ik het
juichende stemmetje van onze
kleine peuter en daarna be
wonderend mijn vrouw: „Oh,
Dicky, wat prachtig.
En toen, terwijl ik daar
languit op het mos lag en om
hoog keek naar de boomtop
pen, vervaagden de stemmen
van vrouw en kind tot een
ijle geluidsachtergrond. Mijn
herinnering gleed terug naar
die andere Mei-dagen, die ook
zo mooi waren naar die
andere Pinksterdag, negen
jaar geleden.
Ineens drong het tot me
door wat een toeval het was,
dat ik nu juist hier moest toe
ven op deze prachtige plek,
waaraan ik zoveel herinnerin
gen had. Had ik dat alles ver-
Wij waren een moment pijn
lijk getroffen toen we Maan
dagmorgen de verschillende
kranten inkeken en toen bleek
hoe weinig aandacht de mèes-
te besteed hadden aan het
belangrijke feit dat de vorige
dag in Utrecht plaats had,
waar 50.000 jongeren warm
liepen voor hun geloof, waar
hun enthousiasme een weg
vond naar het Jaarbeursge
bouw, waar zij een massaal
antwoord gaven op de vraag;
Durven jullie nog te LE
VEN?
De jeugd vraagt geen belang
stelling voor zichzelf, maar
voor haar geloof, dat boeien
der is, zoals Henri de Greeve
zei, dan een voetbalmatch en
meer recht heeft op onze be
langstelling dan Bing Crosby.
De wolken hingen zwaar en
laag boven Utrecht toen wij er
Zondagmiddag aankwamen en er
viel een vervelende regen. Maar
toch was het alsof de zon scheen.
De sfeer in de stad was als van
een blijde zomermorgen, tintelend
van verwachting om de schoon
heid, die de dag zal bieden.
Wanneer wij op andere ogen
blikken in een grote stad komen
voelen wij ons eenzaam, verloren
in de grote stroom van mensen
die geen oog hebben voor elkaar,
die ieder hun eigen weg gaan, met
hun eigen zeer verschillende ge
dachten en wensen, hun eigen
vaak verschillende idealen.
Maar nu was dit alles anders
nu zagen we duizenden jonge
mensen uit alle delen van ons land,
slanke figuurtjes uit de stad en
blozende dochters van het platte
land, bleke kantoorklerken uit den
Haag en Amsterdam en stevige
jonge boeren met bruin verbrande
koppen. Maar we wisten dat we
allemaal hetzelfde ideaal hadden
en hetzelfde doel. En de schoon
heid van dit ideaal en het weten
van onze Verbondenheid in dit
geten? Had ik daaraan dan
helemaal niet gedacht toen wij
besloten in deze omgeving on
ze Pinksterdagen door te
brengen? Dat was haast on
mogelijk maar toch: het
drong eigenlijk nu eerst tot
me door.
.(P/nfs/eroer/faaf door
j2)o/f
Ik zag weer de loopgraven,
waarin wij onze verbeten,
maar hopeloos ongelijke strijd
streden. Hier ergens in de
buurt was het. Nu was er
niets meer te zien: de natuur
had alle sporen van die gru
welijke tonelen uitgewist. Het
angstzweet brak mij uit toen
ik terugdacht aan die hel,
waarin wij hier leefden, aan
het obsederend gefluit van de
granaten, aan het oorverdo
vend gedonder van het ge
schut. Ik hoorde de projec
tielen weer door de bomen
suizen, de grond dreunen. Ik
hoorde ook het gekerm van
de gewonden, de gilja,
dat was mijn vreselijkste her
innering, die gil van Josien-
tje.
Boven het gedreun en - ge
kerm uit klonk die hartver
scheurende gil, die niets men
selijks meer had. „Josientje",
riep ik en mijn kameraden
keken mij ontsteld aan. Ze
dachten dat ik gek geworden
was. En dat was ik misschien
ook wel. Hoe ter wereld kon
ik weten dat hetJosientje
was die daan had gegild? Jo
sientje was immers ver achter
de vuurlinie in het dorp?
Toch, ik wist het zeker
dat was Josientje geweest. En
toen, terwijl juist het trom
melvuur op dat moment zijn
grootste hevigheid had be
reikt, voelde ik een ijzige
kalmte. Ik vocht als een be
zetene, want die gil van, Jo
sientje had in mij de vonk
van haat doen ontbranden. De
haat tegen de vijand, die Jo
sientje had vermoord. En ter
wijl ik schier blindelings mijn
mitrailleur leegschoot en weer
vulde, beleefde ik in een flits
al die mooie ogenblikken, die
ik met Josientje hier in de
bossen had doorgebracht.
Daarginds, bij die kromme
berk (zie ik daar niet een
helm glinsteren? tak-tak-tak-
tak.... ziezo, die heeft zijn
portie), daar had ik Josientje
voor het eerst ontmoet, 't Was
een mooie voorjaarsdag en ik
had vrij van dienst. Ik lag
daar met een boek, maar ik
las niet. Ik lag te denken aan
het vreemde contrast tussen
de vredige natuur hier en de
dreiging van de oorlog, aan
de geruchten over een op
handen zijnde aanval, aan de
spanning aan de mobilisatie,
aan de toekomst
En toen stond opeens Jo
sientje naast me. Zij vroeg:
„Een mooi boek?" Wat zag zij
er lief en teer uit! Haar blon
de krullen glansden en schit
terden als goud in de zon, haar
ogen waren donker en haar
glimlach was een symbool van
de lente. Ik glimlachte terug,
een beetje verlegen om de
dwaze romantische vergelij
kingen die haar verschijning
bij mij opriep. Ze kwam bij
me zitten, heel gewoon en na
tuurlijk en het was alsof we
elkaar jaren kenden.
Wij praatten wat over boe
ken, muziek, kunst en de na
tuur. Zij logeerde in 't dorp
bij een tante, want zij was pas
erg ziek geweest. We praatten
honderd uit; ik bracht haar
later terug naar het dorp en
toen ik 's avonds op m'n krib
lag was ik zo gelukkig als een
verliefde schooljongen. De
volgende dag zag ik haar weer
We marcheerden naar deze
plek in het bos om een stel
ling te graven. En toen zag
ik Josientje staan bij de krui
sing in het bospad (een ge
weerloop Tak-tak-tak
neen vriend, ik was je voor!)
en ze zwaaide, toen ze me zag.
O, we zagen elkaar haast
elke dag, Josientje en ik. En
daar bij die houtmijt (Tak-
tak-tak-takik heb hem
luit!) heb ik Josientje voor 't
eerst gekust. We waren ver
liefd, ik weet het maar bij
Josientje zat het dieper dan
bij mij. Zij onderbrak telkens
onze prettige gesprekken om
te praten over later, als ik ge
demobiliseerd en afgestudeerd
zou zijn. Zij wilde op mij
wachten, zij wilde.ja, wat
wilde ze niet? En ik liet haar
begaan en ik bouwde mee aan
haar luchtkasteel, want Jo
sientje was zo lief maar ik
wist dat het een luchtkasteel
zou blijven.
En toen de oorlogdreiging
al sterker werd en wij hier
definitief onze stellingen gin
gen betrekken, kwam Josien
tje iedere dag tot aan de grens
van het stellinggebied om si
garetten of versnaperingen te
brengen.
Ik gaf haar de raad terug te
gaan naar de stad, weg uit
deze gevaarlijke zone, maar
zij weigerde.
Toen brak de oorlog uit. Ik
zag haar drie dagen niet, maar
ik dacht veel aan haar. Waar
zou zij nu zijn? Het dorp was
geëvacueerd, dus( zij zou nu
ook wel vertrokken zijn. Zon
der afscheid.
Zouden we elkaar ooit eens
terugzien? Zo dacht ik aan
haar, temidden van het ge
weld van de gruwelijke strijd
om onze stelling. En meer en
meer voelde ik wroeging om
dat ik toch eigenlijk niet fair
tegenover haar was geweest,
zoals bij haarEn toen
kwam die gil, die vreselijke
gil. Op dat moment werd ik
mij er van bewust wat Josien
tje in mijn leven betekende.
Op dat moment wist ik, dat
ik wel degelijk van haar hield
.Josientje
Later toen wij uitgeput en
verslagen terugtrokken door
het dorp, zag ik het huis waar
zij had gelogeerd, in puin lig
gen.
Na de demobilisatie hoorde
ik dat zij dood was. Zij had
geweigerd het dorp te verla
ten en was in het bos door
een granaat getroffen.
Ik had lange tijd nodig om
mij van de schok te herstellen.
Ik had mijn haat uitweg ge
geven in het verzet. Ik had
Madeleine ontmoet. Ik was
met haar getrouwd. Ik was
gelukkig met haar en met
Dicky. En Josientje was een
tere herinnering die nu, op
deze plek
„Dick wordt eens wakker,
kijk eens wat Dicky gevonden
heeft!" drong de stem van
mijn vrouw tot mij door. Ik
wiste mijn in 't verleden toe
vende gedachten weg met de
hand over dé ogen en keek
naar het gouden medaillonne
tje dat Dicky triomfantelijk
aan een dun kettinkje voor
mijn ogen liet bengelen.
„Dick!" riep mijn vrouw
ontsteld, „wat heb je? Wat is
er?"
Ik had het medaillon her
kend. Met trillende vingers
pakte ik het aan en maakte 't
open.
Van het kleine portretje
lachte Josientje mij toe. In 't
dekseltje stond met kleine,
fijne letters: „Voor jou. Ik
moet weg, maar ik blijf bij je.
Tot ziens eens! Pinksteren
1940".