Wijde Wereld
Waalwijkse en Langsiraaise Courani
VIJF JAREN UNO.
NEDERLAND
INDUSTRIALISEERT
UIT DE
Wat Lieftinck ons wil laten be
talen aan Inkomstenbelasting.
ONDER DE TITEL
Europees federalisme
MAANDAG 23 OCT. 1950
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
DE ECHO VM HET ZUIDEN
73e JAARGANG No. 86
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p.p
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1873.
BureauxGROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
Op 24 October vieren de Verenigde Naties haar
eerste lustrum. Vele sceptici zullen wellicht menen
dat er onder de huidige omstandigheden geen reden
is dit vijf-jarig jubileum blij te gedenken. Al heeft
echter de U.N.O. ongetwijfeld vele idealisten in de
practijk teleurgesteld, geheel zonder vrucht is haar
werk niet geweest en het feit dat de Verenigde Na
ties een instantie hebben geschapen, die althans tot
georganiseerd overleg en samenwerking de moge
lijkheid biedt, vormt toch een positieve bijdrage tot
het ideaal: wereldvrede.
Toen in 1813 de Verenigde
Naties Napoleon, en met hem
de dictatuur, naar zij meen
den veilig op Elba hadden op
geborgen, kwamen zij bijeen
op het Wener (het „dansen
de") Congres. Czaar Alexan
der I van Rusland, die be
merkte dat het spel van ver
deel en heers, vooral door toe
doen van de sluwe Fransman
Talleyrand, opnieuw begon,
kreeg een idee.... volgens
sommigen ontsproot het aan
het brein van een geëxalteer
de dame, de Barones Von
Krüdener, Alexanders geeste
lijke leidsvrouwe. Hij stelde
zich op het standpunt dat het
gezag der vorsten goddelijk is
en dat zij elkander dienden
bij te staan wanneer dat ge
zag ergens werd aangetast.
Zo ontstond de Heilige Allian
tie, het verbond der Europese
vorsten. Maar men hield geen
rekening met de toen in op
mars zijnde democratie. Re
voluties ontbrandden, - kronen
rolden over de straat en de
resterende vorsten werden zo
danig gekortwiekt, dat de
Heilige Alliantie geen zin
meer had.
Na de eerste wereldoorlog
gaf de Amerikaanse president
Woodrow Wilson de gedachte
van internationale samenwer
king opnieuw vorm en sticht
te de Volkenbond. Hij was
niet de enige die werd ge--
desillusionneerd. De ontwa
pening, gedenatureerd tot be
perking van bewapening,
bleek een hersenschim. Ook
toen onderkende men niet de
geest van de tijd. De dictatuur
was in opmars en men meen
de met haar, die verdragen
beschouwde als vodjes papier,
te kunnen pacteren. In feite
overleed dc volkenbond te
München onder de schutse
van Chamberlains paraplu.
Valt het te verwonderen,
dat, nu na wereldoorlog II de
Verenigde Naties in vergade
ring bijeenkwamen en een
permanent lichaam, de Veilig
heidsraad, stichtten, men hier
omtrent geep al te hoge ver
wachtingen koesterde? Vooral
toen bleek, dat van vrede geen
sprake was en meer nog dan
tijdens de oorlog twee kam
pen scherp tegenover elkaar
stonden en hun ruzies en ge
schillen op en naast 't plat-
form van de U.N.O. uitvoch
ten?
U.N.O. en Veiligheids
raad
Nochtans blijft het een in
drukwekkend feit, dat 59 lan
den zich verbonden hebben
tot overleg en samenspreking,
dat de vertegenwoordigers van
meer dan 1700 millioen men
sen hebben ingezien dat oor
log tenslotte het laatste en 't
ergste was en nimmer tot op
lossing kon leiden.
De Algemene Vergadering,
die men wil vergelijken met
een Wereldparlement, komt
slechts eenmaal per jaar in
gewone zitting bijeen. Maar
zij heeft haar onder-afdelin
gen: De Veiligheidsraad, de
Economische en Sociale Raad,
ternationale Hof van Justitie
de Trustschapsraad, het In-
en het (permanente) Secre
tariaat onder leiding van
Trygve Lie.
De Veiligheidsraad doet het
meest van zich spreken, om
dat hij permanent in zitting
is en minstens eens per 14
dagen bijeen komt. Deze raad
heeft elf leden, vijf perma
nente en zes gekozen door de
Algemene Vergadering. Die
permanente leden zijn do
„Grote Vijf", Amerika, Enge
land, Frankrijk, Rusland en
China. Momenteel staat in 't
brandmint der discussie de
vraag of het nationalistische
China van Tsjang-Kai-Sjek,
thans op Formosa terugge
drongen, of het „rode" China
van Mao-tse-Toeng, dat de
facto regeert, in die Raad ver
tegenwoordigd moet zijn en
de Koreaanse kwestie houdt
hiermee nauw verband.
Besluiten van de Veilig
heidsraad moeten met min
stens zeven stemmen meer
derheid worden genomen.
Maar wanneer één van de
Grote Vijf het er niet mee
eens is, gaat de zaak niet door.
Dan wordt het „veto" uitge
sproken, waarvan met name
Rusland druk gebruik maakt
en terzake zelfs een record
gevestigd heeft. Is een lid
partij in het geschil, dan heeft
het geen stem in de beslissing
daarover. Zo doet thans het
merkwaardig geval zich voor,
dat, terwijl ieder het er over
eens is, dat in Korea Rusland
en Amerika het samen uit
vechten, deze beide landen
toch niet met elkaar in oor
log zijn. dus geen „partij" en
zodoende in de Veiligheids
raad de handen vrij hebben.
Wal bereikt werd.
Wanneer men net werk van
U.N.O. en Veiligheidsraad ziet
als één voortdurende falen,
vergeet men vele lichtpunten.
Men trad bemiddelend op in
vele gevallen. We herinneren
aan de Indonesische kwestie
(al zijn niet allen het er over
eens dat de U.N.O. hier een
gelukkige rol speelde), aan 't
conflict in Palestina, waarbij
Bernadotte zijn bemiddelings
pogingen met zijn leven be
taalde, aan de beëindiging van
de bloedige strijd in Kasjimir,
aan de regeling van zaken in
de voormalige Italiaanse ko
loniën in Noord-Afrika en
en voor al aan het optreden
der Verenigde Naties in Ko
rea.
Vroeger, tijdens het bestaan
van de Volkenbond, is al eens
een militaire macht in het ge
weer geweest, zij het voor oen
vreedzaam doel: de controle
over de volksstemming in het
Saargebied. Onze Mariniers
vervulden toen een belangrij
ke taak. Maar thans voeren de
Verenigde Naties in Korea
oorlog onder eigen vaandel,
de blauv<e vlag met de gou
den wereldbol en de olijftak.
53 Staten verlenen daarbij
morele of materiële medewer
king. Rusland, dat op hoge
benen uit de Veiligheidsraad
gelopen was, keerde te laat
terug om door een veto dit
optreden onmogelijk te ma
ken.
Maar men heeft ook andere
taken: er bestaan plannen tot
ontwikkeling van achterlijke
gebieden, tot een betere ver
deling van schaarse grond
stoffen, tot werkloosheidsbe
strijding, tot bevordering van
economisch herstel en even
wicht. Men heeft de interna
tionale steun aan vluchttelin-
gen (displaced persons) geor
ganiseerd, voeding aan hon
gerige kinderen op grote
schaal aangepakt, epidemieën
bestreden.
De Toekomst.
Er is een opvallend verschil
tussen de stemming na we
reldoorlog I en die na wereld
oorlog II, tussen de Volken-
bonds. en de U.N.O.-sfeer.
Was toen het „nooif-meer-
oorlog"-idealisme toonaange
vend, thans ziet men nuchter
en realistisch de werkelijkheid
onder de ogen en gelooft men
niet langer met één slag een
einde te kunnen maken aan
alles wat de wereldvrede be
dreigt. Moezaam arbeiden, ge
staag overleggen, niet alleen
op politiek en militair terrein,
maar ook op sociaal en econo
misch gebied, langzaam op
bouwen en verval tegengaan,
dat is de taak van de U.N.O.
Wanneer men zich in defai
tistisch pessimisme van deze
volkeren-organisatie afwendt
en ze beschouwt als lood om
oud ijzer, veronachtzaamt men
één geweldig winstpunt: er is
een platform geschapen waar
op men elkaar kan vinden en
met elkaar kan praten. Er is
een instantie geschapen waar
toe men zich kan wenden om
geschillen „niet met de wa
penen der borbaren", maar in
vreedzaam overleg te beslech
ten.
Nog rommelt het krijgsge
woel. Nog wordt er gevochten.
Nog is het geen vrede. Maar
gevaarlijk en onverantwoor
delijk is het, enig middel, hoe
ontoereikend en onvolmaakt
het alsnog moge zijn, te ver
onachtzamen, dat kan leiden
tot het bereiken van 't grote
doel, Zich niet blindstarend
op wat ontbreekt en wat ver
deeld houdt, klemme men zich
liever vast aan dat ene wat
bereikt werd en wat verbindt.
En overigens geldt zowel voor
de vertegenwoordigers der
volkeren in de U.N.O. als voor
die volkeren zelve, ook als is
het aantal van hen die zulks
erkennen, gering, dat het lot
der wereld niet wordt beslist
in U.N.O. en Veiligheidsraad,
niet in conferenties en op de
slagvelden, maar door Hem
die ook het lot van vorsten en
volkeren bestuurt. In die we
tenschap kan men ook ten
aanzien van de internationale
samenwerking der volken
handelen naar het woord: Al
les wat Uw hand vindt om te
doen, doe dat met al Uw
macht!
bevat de N. Rott. Crt. een serie artikelen, waarvan
wij het tweede over „Meer huisvesting voor de in
dustrie gevraagd" aan dit blad ontlenen
„Men kan niet volstaan met
de industriëel alleen maar be
moedigend op de schouder te
kloppen en hem verder alle
risico's laten aanvaarden. Wil
men industrialisatie metter
daad bevorderen, dan dient
men de industriëel meer tege
moet te treden, zo nodig hem
een passende huisvesting aan
te bieden, opdat hij zijn kapi
taal kan reserveren voor late
re uitbreidingen", aldus de
voortvarende burgemeester
van Den Bosch, mr. H. J. M.
Loeff, toen hij ons dezer da
gen vol trots toonde wat zijn
stad op het gebied van indus
trialisatie presteert. En met
deze eenvoudige woorden leg
de hij o.i. terecht de nadruk
op het belangrijke feit, dat
men de industriëel niet beter
kan dienen dan door hem een
passende huisvesting voor zijn
bedrijf aan te bieden. Immers
de ondervinding heeft geleerd
dat vele kleine en middel
grote industrieën niet vol
doende kapitaalkrachtig iijn
(of om andere redenen niet
bereid zijn) om naast de kost
bare inrichting van het bedrijf
en de vorming van een han
delskapitaal, een eigen fa
brieksgebouw te stichten.
De minister van economi
sche zaken is een voorstander,
zo niet van een geleide eco
nomie, dan toch van een zeke
re doelmatigheidspolitiek en
men kan daar tot op zekere
hoogte vrede mee hebben.
Ten aanzien van de industria
lisatie, een belangrijk funda
ment van de huidige rege-
ringspolitiek. komt dit o.m. tot
uiting in het feit, dat gestreefd
wordt naar een zekere decen
tralisatie, naar een landelijke
geordende spreiding, waarbij
vooral aandacht wordt besteed
aan die gebieden, waar men
reeds met een zekere structu
rele werkloosheid heeft te
kampen. Deze nationale sprei
ding is, aldus vernamen wij
dezer dagen nog van dr. A.
Winsenius, directeur-generaal
voor de industrialisatie, een
noodzakelijkheid en zij houdt
in, „dat niet iedere platte-
landsburgemee^ter op zijn ei
gen houtje naar economische
zaken moet stappen". Maar
hoe zeer de overheid ook t.a.v.
de industrialisatie leiding wil
blijven geven, aan de zelf
standige ondernemer blijft in
het raam van de huidige maat
schappelijke verhoudingen
toch een belangrijke plaats
toegekend; de ondernemers
functie kan nu eenmaal niet
worden gemist.
De realisering van een be
paald ontwikkelingsplan nu
kan op twee manieren ge
schieden. Denkbaar is dat de
overheid de niet in aanmer
king komende gemeenten van
industrievestiging uitsluit,
doch het is ook mogelijk de
vestigingsfactoren in de plan
gemeenten zo aantrekkelijk te
maken, dat het in het belang
van de industrie zelf is zich
daar te vestigen. Daar het uit
drukkelijk in de bedoeling
ligt het principe van vrijheid
voor de ondernemer niet aan
te tasten, werd de tweede weg
gekozen en de regering heeft
daarmee naar onze mening de
juiste weg ingeslagen. Of zij
deze weg echter voldoende ver
is opgegaan, menen wij te
moeten betwijfelen.
Het buitenland als
voorbeeld.
De burgemeester van Den
Bosch heeft in verband met
de industriële uitbreiding van
zijn stad, neergelegd in Plan-
West en Plan-Zuid, welke in
totaal een gebied omvat, dat
groter is dan de bestaande
stad voor 1945 enige tijd
geleden een studiereis ge
maakt naar Schotland, waar
men op grote schaal een „spe
cial areas" heeft aangelegd,
gemeentelijke industriepar
ken, waarvan de gebouwen
tegen billijke vergoedingen
en onder schappelijke voor
waarden door belanghebben
den van de gemeenten kun
nen worden gehuurd en die
te allen tijde door de onder
nemers kunnen worden ge
kocht. Juist dit tegemoettre-
deri van de beginnende in
dustriëel kan, aldus mr. Loeff,
van enorme betekenis zijn
vobr de verdere ontwikkeling
van een stad, ja zelfs van een
hele streek.
Gelukkig kennen wij dit
soort industrieparken, zij het
op kleine schaal, ook hier te
lande in de vorm van zgn.
„nest factories". Den Bosch
kent er een hele serie, welke
op reële exploitatie-basis wor
den verhuurd en ook kleine
re gemeenten hebben in dit
opzicht het buitenlandse voor
beeld gevolgd. Wij denken
hier aan een kleine gemeen
te als Uden, waar de gemeen
te industriehallen bouwt van
25 meter en 15 meter breedte.
De lengte is naar verkiezing,
doch zij moet steeds een veel
voud van 5 meter zijn met 'n
minimum van resp. 30 en 25
meter. Huur 5.per M-'.
Voor dc verwezenlijking
van de industrialisatieplannen,
welke de regering koestert,
kunnen deze initiatieven o.i.
niet genoeg worden toege
juicht.
De ervaring wijst namelijk
uit, dat het kunnen beschik
ken over bestaande bedrijfs
ruimte een doorslaggevende
factor vormt bij het aantrek
ken van industrieën. Gemeen
ten, welke na de oorlog nog
leegstaande gebouwen had
den. hebben deze inmiddels
reeds alle voor industriële
doeleinden in beslag zien
nemen.
Waar het vooral gewenst
wordt geacht middelgrote en
kleine bedrijven aan te trek
ken en het juist deze soort
bedrijven is waar de initiale
kosten een grote rol spelen,
zal het vaak voorkomen dat
waardevolle initiatieven geen
kans krijgen tot verwezenlij
king te komen, waardoor het
beoogde doel niet wordt be
reikt.
Het beschikbaar stellen van
ruimte voor de industrie eist
echter belangrijke kapitaals
investeringen met het er aan
verbonden risico. Vooral voor
de kleine gemeenten kunnen
deze overwegingen van zoda
nige betekenis zijn, dat nodi
ge voorzieningen niet of niet
in voldoende mate worden
gerealiseerd. De provinciale
overheid treedt in die geval
len stimulerend en helpend
op, doch stelt daarbij als voor
waarde, dat de sociale nood
zaak dringt.
Hierboven schreven wij
reeds, dat de goede weg be
reids is ingeslagen, doch dat
wij ons toch afvragen of men
voldoende ver is gegaan. Wij
menen onze mening bevestigd
te zien door hetgeen wij op
een lange reis, leidend langs
vele gemeenten en vele in
dustrieën, te horen kregen,
alsmede door hetgeen de com
missaris van de Koningin in
Gelderland, jhr. dr. C. G. C.
Quarles van Ufford, ons ver
klaarde. Deze herinnerde er
al aan, dat Gelderland de eer
ste provincie is geweest, waar
„nest factories" zijn gebouwd.
Er verrezen er te Zevenaar
in 1947 enkele, en later in
Winterswijk en Zutphen. Dit
is echter geschied zonder me
dewerking van het Rijk, om
dat, gelijk de commissaris der
Koningin het uitdrukte, „de
herstelbank vr\j lastig was".
Sindsdien is er wel wat ver
anderd. Om ons maar tot Gel
derland te bepalen: Druten
komt thans spoedig aan de
beurt met steun van het de
partement van economische
zaken en de provincie, de pro
vincie steunt het oprichten
van bedrijfshallen te Wijchen
en verdere financiële steun
van de provincie aan de in
dustrie is in beraad. Daar
naast worden ook te Zutphen
opnieuw bedrijfshallen ge
bouwd.
Toch krijgen we de indruk
dat dit alles niet snel genoeg
en niet in voldoende mate is
geschied, en dit lijkt ons in
strijd met het door de over
heid zelf gestelde doel: snelle
industrialisatie op grote
schaal.
Een redacteur van „de Tijd"
die mede een industrialisatie
cursus door ons land mee
maakte, schrijft o.m.:
Het is ons sterk opgevallen,
dat gemeenten, die tot deze
vorm van positieve bijdrage
tot de industrialisatie zijn
overgegaan, d.w.z fabrieks-
ruimte bouwen nog voor zich
industriëlen hebben aange
meld, opvallend succes boek
ten, terwijl andere, eveneens
gunstig gelegen gemeenten,
die echter niet zover gingen,
beslist ten achter bleven. Er
zou o.i. alles voor te zeggen
zijn, indien de regering het
risico, maar vooral de finan
ciële lasten wat verminderde,
door de financiering van deze
hallen voor een gedeelte over
te nemen.
WAARSCHUWING.
De laatste tijd blijkt, dat er
ernstige verwarring ontstaat
in verband met praktijken
van een particulier laborato
rium voor grondonderzoek,
dat zich in de stad Groningen
heeft gevestigd (Oude Bote-
ringestraat 53).
Met nadruk wijzen we er
op dat het Bedrijfslaborato-
rium voor Grondonderzoek
niets uitstaande heeft met par
ticuliere laboratoria, daarme
de géén contact heeft en dit
ook zeer bepaald niet wenst.
Onze Dienst heeft geen ei
gen monsternemers; de mon
sters worden of door de boe
ren zelf, of door bemiddeling
van de assistenten van de
Rijksland- en tuinbouw Voor
lichtingsdienst genomen.
De verschillende particulie
re laboratoria passen geheel
afwijkende methoden van on
derzoek toe, die niet op Ne
derlandse proefvelden zijn ge
toetst, zodat de adviesbasis
onvoldoende betrouwbaar is.
De Rijkslandbouwvoorlich-
tingsdienst geeft hierop dan
ook geen advies.
Het bedrijfslaboratorium
voor Grondonderzoek is ge
vestigd te:
Groningen, Prof. Van Hall
straat 3;
Geldrop, Papenvoort 138;
Goes, Singelstraat 13;
Oosterbeek, Mariëndaal.
Men zij dus gewaarschuwd.
Indien men twijfelt, neme men
contact op met dc assistenten
van de Land- of Tuinbouw
Voorlichtingsdienst of schrij
ve men aan één van boven
staande adressen.
Onze Tweede Kamer heeft een primeurtje gehad
onder de Europese parlementen. Ze heeft vorige
week de resultaten van Straatsburg besproken en dat
is nog nergens anders gebeurd. Of het resultaat
van de besprekingen evenredig was aan de voort
varendheid waarmee men er aan is begonnen, mag
men, gezien de verslagen, met redelijke twijfel
overwegen.
Het is geen eenvoudige zaak
met dat Europese federalisme.
Dat blijkt al wel uit de wor
stelingen die er aan de hoog
ste top met dit begrip en de
verwezenlijking er van wor
den geleverd. Zie verder het
grote verschil in opvatting dat
er tussen de landen onderling
heerst en men kan begrijpen
dat we er nog lang niet aan
toe zijn.
Dit is de constatering van
een feit waarin we waar
schijnlijk wel zullen moeten
berusten, om de eenvoudige
reden dat wij hier in Neder
land nu eenmaal niet op ons
eigen houtje een Europese fe
deratie kunnen stichten. Bo
vendien is het een zo delicate
materie dat er nog heel wat
water door de Maas zal moe
ten vloeien eer er overeen
stemming in deze is bereikt.
Ons parlement is blijkbaar
wel van de noodzaak over
tuigd. Maar dat sluit noch in
dat het iets concreets bereikt
met dit uit te spreken, noch
dat de regering tot positieve
stappen zal overgaan, veron-
Uit de hieronder volgende
staat kan men zelf berekenen
hoeveel belasting men zal
moeten betalen als de nu aan
hangige belastingvoorstellen
door de Staten-Generaal wor
den aangenomen. De staat
bevat enkele grepen uit de
voorgestelde inkomstenbelas
tingtabel. Tussen de door ons
genoemde bedragen zijn nog
tal van klassen. Tussen een
jaarinkomen van ƒ2100 en een
van 2400 zijn b.v. nog negen
onderverdelingen. Als regel
kan men aannemen, dat de
opklimming van het verschul
digde bedrag aan belasting
voor elk onderdeel gelijk is.
Er zijn soms echter versprin
gingen van één of twee gul
den. Tot aan een inkomen
van 504C per jaar is het ver
schil tussen de belastingklas
sen 30. Daarboven 120.
De tabel voor de loonbelas
ting zal, wat de tariefklassen
betreft, met de inkomstenbe-
lastingtabel overeenkomen.
Zij zal slechts tot ƒ15.100 lo
pen. Voor hogere lonen wordt
bepaald, dat men van het be
drag, dat - men meer dan
15.100 verdient in groep I
58% belasting zal betalen, in
groep II 45% en in groep III
eveneens 45%. Voor groep II
zal dit verminderd worden
met één vijf en veertigste voor
ieder kind, waarvoor aan
spraak op kinderaftrek be
staat. Zoals men weet, vallen
de ongehuwden in groep I, de
gehouwden in groep II en de
gehuwden met recht op kin-
dèraftrek in groep III.
Aan
Zuiver
ink.
1.020
1.200
1.500
1.800
2.100
2.400
2.700
3.000
3.300
3.600
3.900
4.200
4.500
4.800
5.160
5.400
5.760
6.000
6.360
6.600
6.960
7.200
7.560
7.800
8.160
8.400
8.760
9.000
9.600
10.200
11.040
12.000
13.680
15.000
18.000
21.000
inkomstenbelasting is verschuldigd door personen
vallen de in
Tarief- Tarief
groep I groep II 1 kind
20
45
95
155
221
293
371
454
542
634
730
829
932
1.040
1.173
1.263
1.402
1.499
1.645
1.746
1.898
2.003
2.161
2.269
2.432
2.543
2.712
2.826
3.117
3.415
3.844
4.349
5.268
6.020
7.808
9.687
17
48
86
131
181
234
292
354
420
488
559
634
727
791
890
958
1.063
1.135
1.246
1.321
1.436
1.515
1.635
1.717
1.841
1.925
2.141
2.364
2.686
3.069
3.771
4.349
5.739
7.222
33
64
101
145
193
246
303
364
426
493
577
635
725
787
883
950
1.053
1.124
1.233
1.308
1.423
1.501
1.621
1.701
1.909
2.123
2.434
2.804
3.490
4.057
5.424
6.888
III in geval van kinderaftrek voor:
2 3 4 5
kinderen
19
42
72 20
109 42
152 73
200 111 37
252 154 70
307 201 108 29
366 252 150 62
440 316 205 107
492 361 244 140
573 433 306 192
629 483 350 229
716 561 419 289
776 615 467 331
870 700 542 397
936 759 594 443
1.039 853 677 516
1.109 918 737 568
1.218 1.020 831 652
1.293 1.091 897 712
1.407 1.200 1.000 807
1.485 1.274 1.071 874
1.683 1.464 1.253 1.047
1.889 1.662 1.441 1.227
2.189 1.950 1.717 1.491
2.564 2.294 2.049 1.810
3.214 2.940 2.665 2.405
3.770 3.485 3.207 2.929
5.113 4.807 4.503 4.206
6.558 6.228 5.906 5.584
dersteld dat ook zij er voor is.
Minister Stikker heeft bekend
dat hij pex-soonlijk federalist
is, maar wat schiet men er
mee op indien hij het niet is
als minister van buitenlandse
zaken en nog minder als Eu
ropees minister, hoe eigen
aardig dit ook moge klinken.
Zo leverde de parlementaire
bespreking niet meer op dan
dat de federalisten hun be
kende standpunt uiteenzetten,
dat de minister er vol goede
wil, echter veel slagen om de
arm houdende, er op ant
woordde, en een motie waar
noch minister, noch parlement
iets tegen had. Laat dan de
minister in December naar
Rome gaan met de prettige
idee dat zijn parlement
Straatsburg toch maar het
eerste en waarschijnlijk als
enige heeft besproken.
Zijn gedachten wijdend aan
deze materie, moet men haast
tot de conclusie komen dat
federalisme in de tegenwoor
dige tijd noodzakelijk is. Om
de eenvoudige reden dat we
het alleen niet afkunnen. Mi
litair gezien mag dat onder de
hand wel als glashelder ver
ondersteld worden; econo
misch gesproken is dat in de
afgelopen jaren duidelijk ge
noeg aan den dag getreden;
en wat hebben wij op het fo
rum van de internationale po
litiek in te brengen? Nu kan
onze nationale trots wel op
staan en wijzen op verschil
lende zaken waarin het Ne
derlandse standpunt heeft ge
golden (ons schieten zo gauw
geen voorbeelden te binnen),
maar men zal toch moeten
toegeven dat, waar wij alleen
staan, ons standpunt in zeer
gewichtige zaken weinig
waardering vindt, hoe recht
vaardig het ook lijkt. Indo
nesië heeft hiervan een zeer
sprekend voorbeeld gegeven.
We zijn nu eenmaal met han
den en voeten gebonden aan
het algemeen belang en dat
zeer breed gezien, want de
wereld is verdeeld in twee
kampen. In één van die twee
liggen wij en we moeten on
ze uiterste krachten geven om
dat sterk mogelijk te maken,
zelfs met voorbijzien van on
ze eigen directe belangen. De
noodzaak van een Europese
federatie is dan ook uit de
nood van de tijd geboren.
Waarschijnlijk zou niemand
op het idee gekomen zijn, ze
ker zou het vraagstuk niet zo
urgent geweest zijn, als daar
die grote controverse tussen
Oosten West niet bestond. En
zelfs nu groeit het inzicht nog
maar langzaam en gedeelte-
Toch moeten we daarheen
dat we in zo nauw mogelijke
samenwerking de lasten dra
gen om gezamenlijk de vruch
ten te plukken.
Ondertussen moeten we er
ons bij neerleggen dat het
beetje bij beetje gaat. Dat is
niet alleen te wijten aan na
tionale gevoeligheden, al kun
nen die een onevenredig gro
te rol spelen. Anderzijds ech
ter werpt een dergelijk struc
tuurverandering zo grote pro
blemen op dat ze niet in een
vloek en een zucht tot stand
kan worden gebracht. Het
vervelende van het geval is
ondertussen dat de tijd dringt.
Daarom doen we het voorlo
pig maar met het Atlantisch
Pact en Organisatie voor Eu
ropese Economische Samen
werking en Raad van Minis
ters, waarvan de laatste on
getwijfeld het meest ontwik
keld is. En we hopen maar
dat ons de tijd wordt gelaten
om volledige orde op onze
zaken te stellen.
Het tempo waarin we naar
elkander toegroeien wekt dus
bezorgdheid, maar ook de ma
te waarin dit gaat is niet zo
als men dat zou wensen. De
federalisten zijn uiteraard niet
best te spreken over de hou
ding van Engeland en de
Scandinavische landen. Groot-
Brittannië is ontegenzeggelijk
een deel van Europa, mis
schien nu meer dan vroeger,
en de Labour-haan zou hier
wat graag koning kraaien,
maar daar staat tegenover dat
het zich op de eerste plaats
het middelpunt voelt van het
imperium, hoe vaag ons dat
op 't eerste gezicht ook voor
komt, en bovendien zijn wij er
niet zo happig op om hier de
Labour-ideeën binnen te ha
len. Engeland heeft zijn be
langen dus aan twee kanten
liggen en vanzelfsprekend lo
pen die niet altijd parallel.
Scandinavië, en met name
Zweden, zit nog altijd ver
strikt in de neutraliteitspoli
tiek. Daartoe draagt de on
middellijke nabijheid van de
Sovjet-Unie natuurlijk wel bij,
maar op de eerste plaats of
deze politiek zal helpen als
puntje bij paaltje komt en ten
tweede krijgt men de indruk
dat directe aansluiting bij W.-