Waalwijkse en Langstraaise Courant
Raad van Den Berg
heeft ook Sportproblemen.
Voor'n gezonde
Rapport Parlementaire Enquêtecommissie
Het beleid van Minister Gerbrandy.
Accountantskantoor J. VAN DIJK
•en
SANAPIRIN heeft
pijnuitdrijvende en op-
wekkende werking
Burgemeester Bianchi hekelt de afbraak
van de Openbare Lagere School.
Hamea- crème. 45-90 ct.
VRIJDAG 1 JUNI 1951.
Uitgever
Waahvijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
.hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week.
DE ECHO HET ZUIDEN
74e JAARGANG No. 44
Abonnement
17 cent per week
2.15 per kwartaal
2.40 franco p.p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
BureauxGROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES: „ECHO".
Mileüen in Londen en na de bevrijding.
In ons eerste uittreksel uit het verslag van de Parlemen
taire Enquêtecommissie, hebben wij de moeilijkheden ge
schetst die er zijn geweest rechtstreeks tussen generaal
Kruis en de Londense regering. Maar die moeilijkheden
strekten zich veel verder uit, zoals blijkt uit het verdere
verslag. Eén van de onaangenaamste episodes is het onder
zoek van de toestanden in de kampen voor politieke delin
quenten en tenslotte zijn er dan nog de inwendige minis-
terscrises ten tijde van het premierschap van prof. Ger
brandy.
ARRESTATIE POLITIEKE
DELINQUENTEN.
De strijd om de arrestatiebe
voegdheid van politieke verdachten
noemt de commissie één van de
moeilijkste vraagstukken waarvoor
het Militair Gezag zich na de be
vrijding van het Zuiden van het
land geplaatst zag. De bevoegdheid
kwam toe aan het Militair Gezag,
maar de commissie acht het voor de
hand liggend dat de Minister van
justitie pogingen in het werk stelde
om de zaak in het goede spoor te
krijgen in deze kwestie bestond
echter weer diepgaand verschil van
inzicht tussen hem en de chef staf.
In feite geschiedde de arrestaties
volgens alle verklaringen op rui
me schaal door de Binnenlandse
Strijdkrachten, omdat het Militair
Gezag er het apparaat niet voor had
en de politie gewantrouwd werd.
Deze begon op te treden eind Octo
ber 1945, toen de plaats waar de
procureur-generaal bij 't Gerechts
hof in Den Bosch, baron Speyart
van Woerden ondergedoken was,
werd bevrijd. Deze ging van het
standpunt uit dat de arrestaties
door de B. S. en de illegaliteit in
v/ezen onwettig was. Op 10 Decem
ber werd in Oisterwijk een bespre
king gehouden van de ministers
kwartiermakers met generaal Kruis,
baron Speyart van Woerden en de
heer Doorman van de B. S. Er kwam
een accoord tot stand, waarbij de ar
restatiebevoegdheid uitsluitend werd
toegekend aan de politie en aan or
ganen door het Militair Gezag aan
gewezen.
Daarmee scheen het vraagstuk op
gelost, maar het was niet zo. De il
legaliteit, die de politie nog steeds
niet voldoende gezuiverd achtte, be
gon zich opnieuw te roeren, terwijl
minister van Heuven Goedhart naar
aanleiding van een persgesprek met
Anep-Aneta over het arrestatie-pro
bleem in een ernstig conflict met de
oud-illegalen. De strijd laaide met
hernieuwde hevigheid op.
Een zaak die hierbij niet geheel
duidelijk is geworden, was de ver
wijdering van de procureur-generaal
eind Januari 1945. De militaire com
missaris van Breda, de heer v. Boet-
zelaer, kreeg op 'n gegeven moment
een briefje in handen dat de indruk
maakte van illegale zijde te komen
en waarin bedreigingen werden ge
uit tegen de procureur-generaal. Een
bespreking te Londen met de minis
ter-president, generaal Kruis, de mi
nister van Justitie en de procureur-
generaal zelf, had tot resultaat dat
deze laatste zijn functie met ingang
van 16 Februari tijdelijk neerlegde
en tot Juni 1945 buiten functie is ge
bleven.
Het is de commissie niet gelukt
uit de tegenstrijdige verklaringen de
werkelijke herkomst van het briefje
te reconstrueren. Zij wil niet ver
helen de indruk te hebben dat in
deze niet door alle getuigen de waar
heid is gesproken. Zij acht dit een
feit van dusdanig belang, dat naar
haar oordeel een justitioneel onder
zoek in deze gewettigd is. De com
missie moet de reactie van de rege
ring en van generaal Kruis op de
tegen de procureur-generaal gerich
te bedreiging afkeuren. Men is hier
geweken voor een bedreiging met
terreur, die wellicht nog gefingeerd
is geweest, hetgeen uit een oogpunt
van handhaving van het gezag niet
toelaatbaar geacht kan worden. De
commissie wijst dan nog op de on
aangename indruk die een brief van
generaal Kruis, die van de verwij
dering van de heer Speyart v. Woer
den uit het bevrijde gebied een pres-
tige-kwestie heeft gemaakt. Voorts
merkt de commissie op dat de visie
van de procureur-generaal formeel
gesproken de juiste was en dat het
bij een behoorlijk overleg mogelijk
zou moeten zijn geweest de stand
punten te overbruggen. Uit geen en
kele verklaring is gebleken dat ge
neraal Kruis, die de aangewezen po
sitie had om dit overleg tot stand te
brengen, daartoe een poging heeft
gedaan. Hij heeft daarentegen een
„verdeel en heers"-politiek gevoerd
die de commissie niet kan bewon
deren. Deze heeft tot gevolg gehad
dat de impasse waarin het arresta
tieprobleem was komen te verkeren,
maanden en maanden heeft voort
gesleept, ten nadele van de gearres
teerden en in het bijzonder van de
onschuldigen onder hen.
Alles bijeen is het probleem van
de politieke delinquenten uitge
groeid tot een dusdanige omvang,
dat overheid en volk hierbij in de
eerste jaren na de bevrijding voor
welhaast onoplosbare problemen
werden gesteld.
MISTOESTANDEN IN
DE KAMPEN.
Omdat het probleem van de ge
vangenkampen nauw aansloot bij
het arrestatieprobleem, heeft de
commissie de procureur-fiscaal bij
de Bijzondere Raad van Cassatie,
mr. A. M. baron van Tuyll van Se-
rooskerken, verzocht een onderzoek
in te stellen naar de gegrondheid
van de klachten over misstanden in
de kampen. In zijn rapport schrijft
de procureur-fiscaal, dat het onder
zoek heeft uitgewezen dat nagenoeg
alom bewakers zich niet hebben ont
zien weerloze mensen te kwellen en
te mishandelen, waarbij door de
Duitsers gedurende de bezetting toe
gepaste methoden zijn overgeno
men. De ernstigste gevallen van mis
handeling hebben zich voorgedaan in
de eerste tijd na de bevrijding.
Ofschoon de commissie begrip
heeft voor de moeilijkheden die zich
vooral in het bevrijde gedeelte, dat
zowel frontlinie was ofwel vlak ach
ter het front lag, voordeden, toch
kan zij zich niet aan de indruk ont
trekken dat net Militair Gezag zich
speciaal in de laatste maanden van
1950 niet voldoende heeft ingespan
nen om de zaak in handen te hou
den. De oprichting van het Direc
toraat-generaal voor Bijzondere
rechtspleging acht zij een gelukkig
initiatief, waardoor vanaf 1 Januari
1946 een gestadige verbetering valt
waar te nemen.
Een uitgebreid onderzoek heeft de
commissie ingesteld naar wat zij
noemt één van de meest ergerlijke
episoden uit het jaar 1945, de schiet,
partijen in de Harskamp. Deze wa
ren mede het gevolg van het feit dat
de buitenbewaking en binnenbewa
king onder verschillend commando
stonden, waaraan pas in Augustus
1946 een eind kwam. In de zomer
van 1945 is het herhaalde malen
voorgekomen, dat door de buiten
bewaking van de Harskamp op vol
komen ongerechtvaardigde wijze ge
schoten is, met het noodlottige ge
volg dat verscheidene personen, sla
pende in de barakken, zijn doodge
schoten.
Deze ergerlijke misdragingen in
de Harskamp vonden haar oorzaak
in een grote mate van tuchteloosheid,
gevoegd bij rancune-gevoelens te
genover de gevangen S.S.-ers. De
verantwoordelijkheid voor dit ge
brek aan tucht, alsmede voor 't feit
dat niet onmiddellijk is ingegrepen
toen dergelijke excessen voorvielen,
berust bij de bevelvoerende officie
ren van de troepen, belast met de
buitenbewaking, die zich zelf bo
vendien ook aan bandeloosheid te
buiten gingen, getuige de dronke
manspartijen die meermalen plaats
vonden. Ook de kampcommandant
gaat niet geheel vrijuit.
De commissie acht het door haar
geconstateerde van dien aard, dat
een nader justitieel onderzoek alles
zins gewettigd is.
Administraties
Belastingen onder leiding van
oud-controleur der belastingen.
Grootestraat 180. Tel. 332
WAALWIJK
(In gebouw Nederl.
Handelmaatschappij,)
DE
NEDERLANDSE REGERING
IN LONDEN.
Uitvoerig gaat de Parlementaire
Enquêtecommissie in op de posi
tie van de Nederlandse regering
in Londen. Zij merkt op dat hel
de grote verdienste van het eerste
kabinet-Gerbrandy zal zyn, dat het
binnen enkele maanden de terug
houdendheid die bij de geallieer
den bestond, heeft overwonnen.
Voor een aanzienlijk deel is dit te
danken aan de persoonlijkheid van
de nieuwe leider van het kabinet,
prof. mr P. S. Gerbrandy. Door
zijn onverzettelijkheid ten aanzien
van de doelstelling van de oorlog,
die zowel in als buiten de Neder
landse Kring te Londen in hoge
mate werd gewaardeerd, is hy ge
bleken de juiste man te zijn om op
dat kritieke moment in ons volks
bestaan de leidende plaats in te
nemen.
De opdracht om een nieuw kabi
net te vormen kwam voor de heer
Gerbrandy volkomen onverwacht
en hij heeft ze slechts na lang aar
zelen aanvaard. In die diepe over
tuiging hier geroepen te worden
door een andere macht dan per
soonlijke begeerte, zoals hy het
zelf heeft uitgedrukt, heeft hij zijn
zware en verantwoordelijke taak
opgevat als een roeping. De com
missie heeft voor zijn optreden
dan ook grote waardering en wil
de hem toekomende lof brengen
door reeds aan het begin uitdruk
kelijk vast te stellen dat het optre
den van de heer Gerbrandy als
minister-president in September
1940 van grote betekenis is ge
weest voor het vormen en ver
wezenlijken van de doelstelling
waardoor de Nederlandse regering
zich verder bij de oorlogsvoering
heeft laten leiden geen compro
missen. maar strijd totdat het ko
ninkrijk geheel zou zijn bevrijd.
INTERNE CRISES.
Het ontslag van minister Dijx-
hoorn als minister van defensie
op 11 Juni 1941 was de eerste van
een reeks crises die de positie van
het eerste kabinet-Gerbrandy in
het buitenland en in het bezette
Nederland geen goed hebben ge
daan.
Minister Dijxhoorn had in zijn
verzoek om ontslag gezegd, „dat
door de ontwikkeling der interne
verhoudingen ten opzichte van'
hem, als minister van defensie, hij
de overtuiging heeft gekregen dat
hij 's lands belang niet langer kan
dienen op de wijze, zoals hij zulks
in verband met dit belang noodza
kelijk acht". De commissie heeft
uit de feiten die de heer Dijxhoorn
aanhaalde de conclusie gelrokken,
dat deze inderdaad voor een ver
antwoordelijk minister moeilijk te
verdragen waren en op de duur
zijn positie volkomen moesten on
dermijnen. Hel ging hier om in
grijpen door anderen in zaken die
tot de competentie van de verant
woordelijke minister behoorden.
Het komt de commissie juist voor
dat de heer Dijxhoorn hiervoor de
minister-president verantwoorde
lijk stelt. Deze is dus ook verant
woordelijk voor het ontslag en de
commissie is van oordeel dat dit
voorkomen had kunnen worden.
Bij de reconstructie van het ka
binet in Juni 1941 gaf de heer Ger
brandy een omschrijving van de
coördinerende taak van de mi
nister-president. Deze riep al aan
stonds bij velen van zijn collega's
bezwaren en zelfs wantrouwen op,
later onderstreepte de heer Ger
brandy die nog eens, wat de ver
houding er natuurlijk niet beter
op maakte en pas toen hij in be
sprekingen verklaarde van zijn
voornemens te zullen afzien, kon
de reconstructie tot stand gebracht
worden.
De commissie merkt naar aan
leiding hiervan op dat minister
Gerbrandy herhaaldelijk blijk
heeft gegeven te weinig te zijn in
gesteld op „teamwork", waardoor
de ministeriële verantwoordelijk
heid bezien vanuit de gezichtshoek
der andere ministers, wel eens in
het gedrang kwam. Zo werd meer
malen in kleine kring overleg ge
pleegd over zaken die in de mi
nisterraad thuis hoorden.
Zeer betreurt de commissie het
dat al in October 1941 een nieuwe
crisis binnen het kabinet ontstond,
die leidde tot het uittreden van de
twee Katholieke ministers, Steen-
berghe en Weiter. De onmiddelly-
aanleiding tot deze crisis was de
radio-rede van de minister-presi
dent op 9 October 1941, waarin hij
de bevolking aanraadde zoveel
mogelijk de omgeving van de ha
vens langs de Nieuwe Waterweg
te ontruimen. De heren Weiter en
Steen berghe zagen hierin een af
wijking van de regeringspolitiek,
zoals die tot dusverre was gevoerd
en die er op gericht was bij de
Engelsen er op aan te dringen
geen bombardementen uit te voe
ren op industriecentra als die ge
legen waren in bevolkingsconglo
meraties.
De commissie betreurt het dat
door het uittreden van de twee
katholieke ministers de constitu
tionele basis van het kabinet was
verzwakt, waardoor zyn kracht
werd ondermijnd. Voorts is zij van
mening dat de heren Steenberghe
en Welter de zaak opnieuw in
overweging hadden moeten ne
men, toen bleek dat de andere mi
nisters in de radiorede geen aan
leiding zagen om hun portefeuille
ter beschikking te stellen.
De heer Kerstens volgde minis
ter Steenberghe op en later de
heer Van Mook minister Weiter.
Minister Kerstens trad in het voor
jaar 1944 af, omdat drie andere
ministers bezwaar maakten tegen
zijn beleid. De minister-president
bad hem op 15 April 1944 op uit
voerige wijze in gebreke gesteld,
maar verklaarde voor de commis
sie dat het voor hem op zo'n af
stand de heer Kerstens voerde
besprekingen in Amerika moei.
lijk te beoordelen was of de heer
Kerstens een slecht minister was.
Gerbrandy zat echter met de
moeilijkheid dat drie ministers
zeiden hij of wij.
De commissie is na een zeer
ampel onderzoek zeker niet tot de
conclusie gekomen dat de heer
Kerstens een slecht minister was
en acht de tegen hem gevoerde
agitatie dan ook onjuist. Zy heeft
niet kunnen achterhalen wie be
halve de inmiddels overleden mi
nister van Financiën, de heer v.
d. Broek, de twee andere ministers
waren die tegen minister Kerstens
ageerden, omdat de wet haar belet
vragen te stellen over beraadsla
gingen in de ministerraad. Zij acht
het in ieder geval de vraag of de
heer Gerbrandy de knoop wel
juist heeft doorgehakt. Overigens
blyft er in deze crisis nog veel
duister.
Vervolgens bespreekt de com
missie het ontslag van minister
Van Angeren dat samenhing met
de moeilijkheden die rezen by de
totstandkoming van het buitenge
wone politiebesluit en de crisis-
Van Boeyen, die in de eerste helft
van 1944 tegelijk met twee andere
crises aan de orde was. Zijn ont
slagaanvrage als minister van bin
nenlandse zaken was echter een
gevolg van zijn gezondheidstoe
stand.
DE BUITENGEWONE
RAAI) VAN ADVIES.
Het is de commissie gebleken
dat te Londen na enige tijd zowel
in het kabinet als onder de te Lon
den verblijvende Nederlanders,
gezonnen werd op middelen al
thans enigermate te voorzien in 't
gemis van organen als het parle
ment en de Raad van State, die in
normale tijden in Nederlend aan
de wetgeving meewerken. Daarom
werd bij Koninklijk Besluit van
31 Maart 1942 de Buitengewone
Raad van Advies tot bijstand van
de regering ingesteld. Deze had
het meeste weg van de Raad van
State. Er werd echter niet door
de Kroon, maar door de ministers
advies gevraagd.
De commissie heeft de indruk
dat de regering er wel naar ge
streefd heeft de samenstelling van
de raad zo veelzijdig mogelijk te
doen zijn en rekening te houden
met de verschillende stromingen.
Dit neemt échter niet weg, dat 't
haar ten zeerste verwonderd heeft
dat de regering er niet toe is over
gegaan oud-parlementsleden als
de heren Van Embden en Veraart
in de raad te benoemen.
De commissie is van mening dat
de regering op vrij ruime wyze de
Buitengewone Raad van Advies
geraadpleegd heeft, hoewel zij
zich anderzijds verzette tegen uit
breiding van bevoegdheden en dat
de Raad te Londen een belangrijke
functie heeft vervuld
De raad van Geertruidenberg
heeft in een viertal besluiten het
doodvonnis over de Openbare La
gere School geveld. Na de uitge
breide discussies van de vorige ver
gaderingen was er blijkbaar over
de opheffing niets meer te zeggen
en zonder hoofdelijke stemming
gingen alle voorstellen er door.
Het begon met een aanvraag van
553.voor de aanschaffing van
schoolbanken en leesboeken. Nie
mand was er tegen.
Ook de vaststelling van de ver
goeding van de kosten van de bij
zondere scholen over 1950 werd
goedgekeurd.
De jongensschool kreeg een ver
goeding van ƒ3712.24 en de meis
jesschool in totaal 5583.35.
Toen kwam de opheffing van de
O. L. School aan de orde. De voor
zitter deelde mee dat alle leerlin
gen naar een bijzondere school gin
gen, zodat de O. L. School per 1
September leeg kwam. B. en W.
stelden voor de school per 1 Sep
tember op te heffen.
Het was O.K.
De voorz. zei hierna dat het pijn
lijk was voor B. en W. om dit voor
stel te doen. En dat zal met het
grootste deel van de raad eveneens
het geval zijn, aldus de voorz., en
hij vervolgde: Sloperswerk is nooit
aangenaam, maar dit sloperswerk
was noodzakelijk geworden. De
fundamenten waren al gesloopt,
zelfs met behulp van ingezetenen
van een naburige gemeente'. Voor
zulk werk zou men een Bergenaar
nooit kunnen krijgen. Het heeft me
getroffen dat men deze zaak in de
gemeente met een grote genoeg
zaamheid heeft besproken en dat
raadsleden na afloop van de vorige
vergadering elkaar met dit succes
feliciteerden.
Men kan in 't leven z'n doel be
reiken door werkkracht, maar ook
door anderen af te breken. Dat is
hier gebeurd. Men heeft z'n doel
trachten te bereiken, al moest het
over lijken gaan. Het lijk is hier de
openbare school.
Vervolgens kreeg het hoofd der
school, de heer Le Noble, eervol
ontslag.
Punt 5 was een voorstel tot be
schikbaarstellen van 2 lokalen van
de O. L. School aan de stichting
Nutsschool.
De heer Venus: Blijven de loka
len eigendom van de gemeente?
De voorz.: Inderdaad.
De heer Venus: Het was beter
met de opheffing van de school ook
de lokalen over te doen.
De voorz.: Dat ben ik niet met
U eens. Het is beter de lokalen in
eigen beheer te houden, dan kun
nen ze op een andere manier ten
nutte gemaakt worden voor avond
school, middenstandscursus of iets
dergelijks.
De raad vond 't verder wel goed.
Het laatste voorstel was een be
grotingswijziging waar niemand
tegen was. Tot onze spijt weten wij
niet waar dit over gaat, de voorz.,
noch de leden zeiden er iets van.
De lijdensweg van de ingekomen
stukken.
De ingekomen stukken hadden
een zware en lange weg af te leg
gen voor ze waren behandeld. Het
begon al met een schrijven van Ge
deputeerde Staten, waarin werd
meegedeeld dat de gemeente geen
vuilnisauto mag aanschaffen.
's Lands financiën gedogen dit
niet.
Gedeputeerden stelden voor de
vuilnisophaaldienst op minder kost
bare wijze te verbeteren.
De heer Schot zei dat er een ver
betering gezocht moest worden. Zo
kon het niet langer, bovendien trad
het personeel van de dienst vaak
buitengewoon onsympathiek op.
Hij vertelde een geval van een man
die ging verhuizen. De rommel die
uit het huis kwam had hij netjes
ingepakt op straat gezet en de vuil
nisophaaldienst gewaarschuwd. Om
de een of andere reden vertikte
deze dienst het om die rommel op
te halen; 14 dagen later lag 't vuil
nog in de straat.
Ook andere leden hadden klach
ten. Er werden door het personeel
termen gebruikt tijdens hun dienst
die geen enkel lid in de openbare
vergadering durfde te herhalen
Dus het zal wel erg geweest zijn
De heer Hartong stelde voor Ge
deputeerde Staten mee te delen dat
de raad zich niet zonder meer hier
bij neerlegde, maar zich het recht
voorbehield er nog op terug te ko
men.
Niemand had daar bezwaar tegen,
zodat ditaldus zal geschieden.
Over de aanleg van een sport
veld lieten Ged. Staten al een pre
ventieve waarschuwing horen
Voordat Ged. Staten deze zaak na
der zouden bekijken, wilden ze
eerst wat meer inlichtingen van de
gemeente hebben. Maar ze schreven
er bij dat ze een nieuwe kapitaals
uitgave alleen konden bewilligen
als de onvermijdelijkheid kon wor
den aangetoond.
De heer Schot had ernstige kri
tiek op de gang van zaken met be
trekking tot de aanleg van 't sport
terrein. Deze aanvraag was te laat
ingediend volgens de heer Schot.
Hij had er al verscheidene keren
naar gevraagd, maar daar was
blijkbaar geen aandacht aan ge
schonken. Nu zat men met de ge
volgen.
In ieder geval zou de raad een
kostenopgave aan Gedeputeerden
verstrekken.
De heer Hartong vroeg of het een
DUW-object zou worden, hetgeen
de voorz. beaamde.
Verschillende leden waren ten
aanzien hiervan pessimistisch ge
stemd. Voordat de DUW dit werk
zou kunnen beginnen, zou er heel
wat water door de Maas stromen.
We moeten maar afwachten wan
neer we aan de beurt zijn.
Dhr. Schot: Straks zit Right 'Oh
zonder terrein. Op dit veld kan nog
hoogstens een jaar worden gespeeld.
Hij verzocht B. en W. zo spoedig
mogelijk naar een ander terrein te
zoeken; zelf had hij er een op het
oog.
De voorz. zegde dit toe, maar hij
verzocht de heer Schot hem con
crete gegevens te verstrekken om
trent ligging, grootte, pachter etc.
Felle woorden.
Verder was er bij de ingekomen
stukken een afschrift van de brief,
die de heer Hartong aan de archi
tect Waskowski heeft gestuurd. De
brief behelsde een aantal klachten
over de „fundatie" van de in aan
bouw zijnde huizen op de gedemp
te haven.
In een brief aan B. en W. ver
dedigde de heer Waskowski zich
tegen de aantijgingen van de heer
Hartong en op afdoende wijze
weerlegde hij de kritiek.
De ongerustheid van de heer Har.
tong over de fundering, achtte dhr.
Waskowski dan ook geheel onge
grond.
De voorz. begreep niet goed wat
de heer Hartong met die brief had
bedoeld. Hij heeft deze architect
zelf aanbevolen, aldus de voorz., en
nu gaat hij er weer kritiek op leve
ren.Moeten we dan nu weer naar
een nóg betere zoeken? Vroeger
heeft de heer Hartong al blijk ge
geven het altijd beter te weten, o.a.
met de gemeente-opzichter. Er is
een bekende slagzin „C A is toch
voordeliger". In Den Berg kunnen
we zeggen: „De heer Hartong weet
het toch beter".
De heer Hartong Meneer de
voorzitter, U is een grote held
met deze grote woorden. De heer
Waskowski was over deze fundering
ook onzeker. Hij wilde ook eerst 'n
plaatfundatie aanbrengen. De tijd
zal leren of de huizen goed gefun
deerd zijn.
De voorz. De lieer Waskowski
was niet onzeker. Het achtte plaat
fundering voldoende, maar in
overleg met B. en W. heeft de
bouwvereniging de zekerste weg
gekozen en paalfundering laten
aanbrengen.
De heer Hartong Ik heb alleen
m'n bezorgdheid erover uitgespro
ken. Ik heb geen kritiek willen
leveren.
De heer Van Alphen De bouw
vereniging heeft ons haar vertrou
wen geschonken en B. en W. even
eens. Het komt niet te pas om na
derhand ongemotiveerde kritiek te
leveren.
De voorz. U zegt, mhr. Har
tong, dat "U alleen Uw bezorgdheid
heeft willen uitspreken, maar ver
scheidene zinsneden in Uw brief
wijzen op ernstige kritiek.
De heer Hartong vond de wyze
waarop de voorz. deze zaak behan
delde, ongepast.
De pas opgerichte visclub „Ons
Genoegen" had B. en W. toestem
ming verzocht om in gemeentewa-
ter visconcoursen te mogen hou
den.
B. en W. wilden eerst bekijken
wat de gevolgen van een dergelij
ke toestemming zijn, maar het col
lege was niet ongenegen de visclub
Ier wille te zijn.
Het is de bedoeling dat er ge
vist wordt vanaf de Dam hij het
woonwagenkamp tot aan het voor
malige Bruggetje.
De B.B.A. vroeg in 'n schrijven aan
t gemeentebestuur om 'n dienst
regeling en reclamebord te mo
gen aanbrengen op de markt. Ver
schillende sprekers hadden geen
bezwaar tegen de dienstregeling,
maar wel tegen de gratis reclame.
Er werd over gestemd en alleen de
heren Schot en Okkerse waren er
voor, zodat de B.B.A. alleen de
dienstregeling mag aanbrengen.
natuurlijke gelaatsverzorging
Een onfrisse zaak.
Er volgde nu een uitgebreide
discussie over het woonwagen
kamp. Men wilde het verplaatsen
omdat de bewoners in de omge
ving daarvan overlast ondervon
den.
De heer Schot vroeg om er toi
letten te plaatsen. „Nu moeten die
mensen normaal hun behoeften op
straat doen", zei hij.
De heer Schot achtte overigens
de plaats van het woonwagenkamp
niet de geschiktste, misschien kan
er nog een betere plaats gevonden
worden.
Verschillende andere leden wil
den eveneens, op welke manier
dan ook, verbetering aanbrengen.
Als we maar niet uit het oog
verliezen dat 't ook mensen zijn,
zei de heer Schot.
Enfin, over die behoeften en zo
werd nog enige tijd rustig door
gepraat tot de voorzitter vond dat
deze „onfrisse zaak" voldoende
belicht was.
In de geheime vergadering zou
het verder gaan.
De rest van de ingekomen stuk
ken goedgekeurde raadsbeslui
ten werden voor kennisgeving
aangenomen.
Rondvraag
De voorz. bracht dank aan de
Oranje-vereniging voor de keuri
ge verzorging van de Koninginne
dag-viering.
De heer Schot vroeg de aandacht
van B. en W. voor de onhoudbare
toestand in de Commandeurstraat.
De voorz. Heeft onze aandacht.
De heer Heurter wilde meer
lichtpunten in de gemeente heb
ben.
De voorz. We moeten eerst
eens uitkyken wat dit kost. Ook
op dit punt gaan onze wensen ver
der dan de financiële mogelijk
heden.
De heer Okkerse Hoe zit 't met
de aanlegsteiger
I>e voorz. Iemand van de Pro
vinciale Waterstaat heeft de situa
tie ter plaatse bekeken. Verder
moeten we maar afwachten.