CUNEN
Waalwijkse en Langstraatse Courant
Gunstige ommekeer in
W er kloosheidsont wikkeling.
Speciale reportage
V lootma rtoeuvres
Niettemin pessimistische vooruitzichten.
Aan de wieg van onze p.o-6tz&.g,a&
LAATSTE NIEUWS.
Het driemaandelijks E T.I.-Rapport
Sproeten? SPRUTOL.
De Bedrijfspolitie houdt een
oogje in het zeil.
Gestage siroom van BANKBILJETTEN, ZEGELS,
LABELS, SPAARBANKBOEKJES e. d.
BIJ EXAMENS
van de
Varende minachting voor het Bureau
Let op de advertenties van
in dit blad. Profiteert van
deze unieke gelegenheid.
VRIJDAG 8 JUNI 1951.
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week.
DE ECHO WH HET ZUIDEN
OPGERICHT 1878.
BureauxGROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
74e JAARGANG No. 46.
Abonnement
17 cent per week
2.15 per kwartaal
2.40 franco p.p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
TEL.-ADRES „ECHO".
Het sociaal-economisch over-
zicht van het Economisch'
Technologisch Instituut voor
Noord-Brabant over het eer-
ste kwartaal 1951 spreekt
over een gunstig keerpunt in
de ontwikkeling der werk
loosheid in Rijk en Provin
cie. Er wordt echter aan toe
gevoegd dat men het slechts
oppervlakkig zo kan beschou
wen en inderdaad, als men
de cijfers nagat, blijken deze
wel uitermate gunstig zowel
ten opzichte van vorige
kwartalen ids van vmige ja
ren
Van Januari 1948 tot Januari
1949 steeg de werkloosheid in
Noord-Brabant niet ca. 4000 per
sonen, van Januari 1949 tot Janu
ari 1950 niet bijna 5000 personen
en van Januari 1950 tot Januari
1951 bedroeg de toename maar
1200 personen.
Niettemin werd op liet einde van
Januari 1951 in Noord-Brabant liet
hoogste werlkoosheidscijfer be
reikt sinds liet einde van de twee
de wereldoorlog, n.l. ongeveer
16.000.
Dit hoge aantal betekent echter
een keerpunt. Zowel op liet einde
van Februari als op het einde van
Maart was de Brabantse werkloos
heid lager dan op dezelfde tijdstip
pen in het voorafgaande jaar. In
geen der voorafgaande jaren daal
de de werkloosheid gedurende hel
eerste kwartaal zo sterk als in 19;>1
van 31 Januari tot 31 Maart 1948
vond een daling plaats met ca. 5)00
personen, in 1949 niet ca. 600 per
sonen, in 1950 met ca. 700 perso
nen, in 1951 daarentegen met niet
minder dan bijna 3800 personen.
Ondanks deze gunstige ontwik
keling bleven er ook gedurende het
eerste kwartaal 1951 in Noord-
Brabant per 1000 beroepspersonen
meer werklozen dan in heel Ne
derland. Op 30 Maart was dat na
melijk
1000.
32 per 1000 tegen 27 per
Nogmaals
beroepskeuze
en scholing
Het totale aandeel van de Bra
bantse werkloosheid in die van hel
Rijk is gedurende de laatste drie
jaar telkens niet 1% gestegen, van
12H% op 31 Januari 1949. via
13y2% in 1950 tot W/2% in 1951,
welk laatste percentage dus de
meest ongunstige toestand ten op
zichte van het Rijk weergeeft. Daal
de totale beroepsbevolking van
Brabant maar 12% van de totale
Nederlandse uitmaakt, is dit aan
deel van 14J^% dus te groot.
Met betrekking tot de oorzaken
wordt op de eerste plaats gewezen
op de hoge werkloosheid in de ca-
•egorie „Personen in algemene
dienst", die dus niet beschikken
over een of andere vorm van spe
cifieke beroepsmatige scholing,
maar die in alle takken van bedrijf
voor de meest uiteenlopende werk
zaamheden emplooi zoeken. Het
aantal werklozen in deze sector
bedroeg op 31 Januari j.l. 5137 of
22.3% van het Rijk (vgl. het gemid
delde van 14^%). I» 1949 was het
percentage nog maar 17.5%, dat in
1950 was gestegen tot 20.2%.
Het rapport zegt dan
Zoals we dit reeds in ons vo
rig kwartaalverslag deden, zou
den wij ook thans weer met de
grootste nadruk willen wijzen op
de noodzakelijkheid van 'n doel
matiger beroepskeuze en een ge_
degener scholing van de opgroei
ende jeugd. Van welk een groot
belang het onlangs door het Pro
vinciaal Bestuur geëntameerde
onderzoek naar de resultaten
van het lager onderwijs in deze
provincie in dit verband is, zal
zonder meer duidelijk zijn.
Echter ook in de bouwvakken,
de textielindustrie en de voedings.
en genotmiddelenindustrie was 't
Brabantse aandeel in de werkloos
heid hoger dan 14.5%. Daar echter
van deze bedrijfstakken respectie
velijk 11.5% 29% en 17% in Bra
bant is gevestigd, behoeven die ho
gere percentages geen ongerust
heid te wekken. Ditzelfde geldt
voor de leerindustrie, waarin het
Brabantse werkloosheidsaandeel
27.6% bedraagt hierbij moet men
dus in aanmerking nemen dat de
werkgelegenheid in de schoen- en
leerindustrie zich voor ruim 40%
in Noord-Brabant concentreert.
Deze verhouding is dus zeer gun
stig.
Gaan we de ontwikkeling per bc-
drijfsklasse tussen 't eerste kwar
taal 1950 en het eerste kwartaal
1951 na, dan blijkt bij de bouw
vakken, dat deze zich kenmerken
door een veel geringere stijging
van 1950 tot 1951, dan tussen dc
voorafgaande jaren onderling, n.l.
van Januari 1948 tot Januari 1949
een toename van 1200 werklozen,
van Januari 1949 tot Januari 1950
1000, maar van Januari 1950 tot
Januari 1951 maar 200. Hetzelfde
nemen we waar tussen dc maanden
van het eerste kwartaal 1951 on
derling bedroeg de daling in 1950
maar 800, in 1951 was dat niet
minder dan bijna 1200 personen.
Een soortgelijke ontwikkeling
valt na te gaan bij do „Personen in
algemene dienst alleen is de ont
wikkeling in hel eerste kwartaal
1951 nog gunstiger. De landbouw
sluit zich hierbij aan, zij het in
kleinere proporties.
Bij weerbarstige: Sprutol-Sterk.
In de typisch industriële secto
ren is het niet anders. De metaal
bewerkingssector b.v. had ten op
zichte van het vorig jaar maar een
onbetekenende toename van 45
werklozen en gedurende liet eerste
kwartaal 1951 een daling van 140
personen.
Een uitzondering vormt de voe
dings- en genotmiddelenindustrie.
In het eerste kwartaal 1950 steeg
dc werkloosheid hier in 'n maand
tijd van 400 tol 1240. Wel heeft er
zich gedurende dat jaar enige ver
betering voorgedaan, maar de
grondoorzaken van deze desastreu
ze ontwikkeling heeft men niet
kunnen wegnemen. Deze branche
is dan ook de enige waar de Janu
ari-toename van jaar tot jaar tot
1951 is blijven voortgaan en zelfs
op grotere schaal dan voorafgaan
de jaren. Van Januari 1948 lot Ja
nuari 1949 nam de werkloosheid
in de voedings- en genotmiddelen
industrie toe met 80 personen, in
liet daaropvolgende jaar met 200
personen en van Januari 1950 tot
Januari 1951 met bijna 300 perso
nen.
De niet besproken bedrijfstakken
vertonen, met verschillende scha
keringen, eenzelfde beeld.
Wanneer wij nu het voorgaande
overzien en naar een verklaring
zoeken, zo vervolgt dan het rap
port, dan is het duidelijk, dat in
het eerste kwartaal 1951 niet enkel
normale seizoensinvloeden aan het
werk zijn geweest. De in het vorige
verslag nog min of meer aarzelend
uitgesproken mening dat de ver
slechtering clcr internationale eco
nomische en politieke verhoudin
gen (devaluatie 1949, oorlogsdrei
ging 1950) als bijzondere verkla
ringsfactor voor de werkloosheids
ontwikkeling moet worden be
schouwd, vinden wij bevestigd in
de teneur van de gegevens, welke
wij in het voorgaande bespraken.
Wij achten het aannemelijk dat de
oorlogsdreiging met zijn hamster-
vraag en zijn structurele defensie-
werkverruiming de voornaamste
oorzaak zijn geweest van het in het
algemeen gunstige werkloosheids-
beeld van liet eerste kwartaal 1951.
De uitzondering in de voedings-
en genotmiddelenindustrie is te
wijten aan de onoplosbare proble
men in de sigarenindustrie, terwijl
bij de gunstige ontwikkeling in de
bouwvakken het feit heeft gewerkt
dat in de eerste twee maanden van
1951 in Noord-Brabant bijzonder
veel woningen in uitvoering zijn
genomen (resp 482 en 826 tegen
269 en 262 in 1950).
Pess im is Iisc he conclusie.
In zijn conclusie komt liet rap
port terug op de aanvang van hel
verslag, dat het eerste kwartaal
1951 een keerpunt in gunstige
richting in de werkloosheidsont
wikkeling betekende. Nu voegt het
er echter aan toe, gezien de oorza
ken die er aan ten grondslag heb
ben gelegen, de toekomst niet an
ders dan met een zeker pessimisme
tegemoet te kunnen zien.
Het haalt daarvoor verschillende
redenen aan. Op de eerste plaats
noemt het de prioriteit van de de
fensie, waardoor wel een verrui
ming Van werkgelegenheid wordt
geschapen, maar waarvan toch de
ondergrond is dat er hogere waar
den op het spel zijn gezet. Vervol
gens heeft de werkgelegenheids ver-
ruiming waarschijnlijk voor 'n be
langrijk deel op ile z.g. hamster-
vraag berust, zodat er eerder een
werkgelegenheidsverschuiving dan
een werkgelegenheidsverruiming
heeft plaats gehad waarvan de kon-
sekwenties in de loop van dit jaar
dan een verslechtering van de
werkgelegenheidssituatie moet zijn.
Bovendien was er de bouwstop,
die uiteraard een sterke terugslag
had op dé activiteit in de bouw-
ui 'BuipfuAaq ap [iq }sm( ug 'jin 6o[JOO
vakken, zodat hel E.T.I. geen reden
tot juichen meent te hebben, maar
integendeel de desastreuze gevol
gen van een maar al te waarschijn
lijke terugslag denkt te moeten
vrezen.
Wijst de situatie van het ogen
blik daar al niet op
De spreiding der werkloosheid.
Deze is in het eerste kwartaal
1951 niet veel gewijzigd, zodat dc
ernstigste werklooshei dsgebieden
nog steeds zijn hel gehele West
Brabantse -gebied, het Land van
Heusden en Altena en het Noord
oostelijke deel van de provincie,
terwijl in onze omgeving de situa
tie nog vrij gunstig was.
Om een beeld te gev.en van de
grootte van dit vraagstuk in West-
Brabant, geeft het E.T.I. enkele cij
fers. In het gebied van het bijkan
toor Etten van het Gewestelijk Ar
beidsbureau Breda, waar nauwe
lijks 25.006 tot 30.000 mensen wo
nen, was de werkloosheid in Janu
ari ruim 2 keer zo groot als in het
«ivon Tilburg dat ruim 200.000 in
woners telt en dat niet in percen
tages, maar in absolute cijfers. De
gemeente Rucphen stond van alle
Brabantse gemeenten veruit boven
aan met niet minder dan 25%
werklozen van de totale mannelij
ke beroepsbevolking.
Echter ook Den Bosch, dat toch
na de oorlog geweldig heeft geïn
dustrialiseerd, zit als erfenis van
het verleden nog met een zeer
groot aantal werklozen. In de rij
van de Brabantse gemeenten komt
't op de negende plaats met 10.6%
werklozen. Het is dan ook na Et
ten hel ernstigste werkloosheids-
centrum van Noord-Brabant, en 't
zal nog lang duren eer het zich uit
deze moeilijkheden hccfl bevrijd.
De verbetering van de werkge
legenheid in het Land van Heus
den en Altena is voor een groot
deel afhankelijk van dc voortgang
van dc. inpoldering van de Bies-
bosch, terwijl een ernstige handi
cap nog steeds is bet ontbreken
van een brugverbincling bij Gor-
cum. Toch wordt ook hier hard
aan dc industrialisatie gewerkt,
getuige het prachtige havencom
plex bij Werkendam.
Wat de Langstraat betreft, hoe
gunstig die afsteekt bij de hierbo
ven genoemde gebieden, kan uit
enkele cijfers blijken. Be gemeente
die 't ernstigste met'het werkloos
heidsprobleem had te kampen was
Vlijmen, dat onder de Brabantse
gemeënten de 84ste plaats innam
met 2.7% werklozen, Raamsdouk
kwam op ile 89ste plaats met 2.5%,
Heusden op de 98ste plaats nut
provincie, opdat
mogelijk gelijk
over de hele be-
per-
2.2%, Sprang-Capelle op dc 106de
plaats met 1.8%, Waspik op de
112de plaats met 1.7%, Waalwijk
op de 117e plaats met 1.4%, Geer-
truidenberg op de 119e plaats met
1.3%, Loonopzand op dc 124ste
plaats met 1% en Drunen stond er
het gunstigste voor het kwam op
de 127ste plaats met 0.9% werklo
zen op de hele beroepsbevolking
Aan het slot wijst het E.T.I. óp
de grote economische en sociale
problemen, die deze oneven wich
tige spreiding der werkloosheid
opwerpt. Er wordt dan ook ge
streefd naar een zo evenredig mo
gelijke verdeling van de werkgele
genheid over dc
de lasten zoveel
verdeeld worden
vol king.
De industriële werkgelegenheid.
Dc gegevens die het E.T.I. geelt
over de industriële werkgelegen
heid in Noord-Brabant gedurende
het eerste kwartaal 1951 hebben
betrekking op 769 bedrijven, die,
hoewel ze naar het aantal maar 2
tot 10%. van het totaal innemen,
toch 50 a 60 procent van dc
soneelsbezetting omvatten.
De totale personeelsbezetting in
deze bedrijven nam van 30 Juni
LloO tot 30 September 1950 met
3069 personen toe tegenover 1292
in het kwartaal daarvoor, welk
aantal toen al hoog genoemd werd.
Zowel in de textiel- en confectie-
als in de schoen- en leerindus
trie viel, in tegenstelling tot het
tweede kwartaal, een opleving te
constateren.
Hel district Waalwijk van de
Kamers van Koophandel vertoon
de gedurende bet derde kwartaal
Lbo geen opleving, maar zelfs een
geringe terugval. Deze daling vond
plaats in de schoen- en leerin
dustrie en zij bedroeg 158 man "in
90 fabrieken, die bij de telling zijn
ingesloten. Toch is alles bij elkaar
genomen, de schoen, en leerin
dustrie toegenomen, dank zij een
grote schoenfabriek. Geringe toe
name in deze bedrijfstak was erin
het district Tilburg, met als cen
tra Tilburg, Oisterwijk en Gilze-
Bijcn.
De werkgclegenheidsopleving was
het grootst in het district Eindho
ven; daarop volgden resp. de dis-
Irieten Breda, 's-Hertogenbosch en
tenslotte Tilburg.
De conclusies die het E.T.I.
trekt uil de ontwikkeling der werk
gelegenheid, gaan in dezelfde rich
ting als de conclusies getrokken
uit de bespreking van dc werk
loosheidssituatie. Opmerkelijk acht
het de achteruitgang van liet tradi
tionele schoen- en leercentrum,
de Langstraat, terwijl de in andere
gebieden gevestigde schoen- en
leerindustrieën ten volle deelden
in dc algemene opleving.
Het rapport vreest dat „wanneer
wij onze gedachten zullen laten
gaan over het derde kwartaal 1951
de gekunsteldheid van de ontwik
keling in het derde kwartaal 1950
en van de werkloosheidssituatie in
het eerste kwartaal 1951 aan de
dag zal zijn getreden."
ELKE DAG PLAKT de mens
heid postzegels op brieven en
stortingsformulieren. Elk uur
bijna geven we geld uit, bank
biljetten van hoge en lage waar
de en we vragen maar zelden
naar de herkomst van dit zo in
hoog aanzien staand papier.
In deze dure tijd zouden we
zelf wel eens bankpapier en
postzegels willen fabriceren en
om nu het vak te leren, gingen
we een kijkje nemen bij de gra
fische inrichting van Joh. En
schedé en Zonen te Haarlem,
waar in een uur meer postzegels
worden gedrukt dan we in ons
hele leven nodig hebben.
Bij het betreden van het onopval
lende gebouw voelt men direct dat
hier iets ongewoons gebeurt. De ont
vangst doet beslist enigszins koel
aan wanneer er een man in uniform
op je afkomt ,die meer lijkt op een
politie-agent dan op een portier. La
ter bleek dat deze indrukwekkende
figuur inderdaad tot de bedrijfspo-
litie behoort, die zorgt voor een
nauwgezette bewaking van het ge
bouw. Dank zij onze betrouwbare
papieren waren wij echter weldra
goede maatjes met hem en zaten wij
in de wachtkamer te wachten op on
ze leider.
Voordat wij in de drukheiligdom-
men mochten binnengaan werd ons
nog eens uitvoerig uitgelegd dat wij
zeer bevoorrecht waren, want noch
de P.T.T., noch de Nederlandse Bank
is er bijzonder op gesteld om potten-,
kijkers rond te laten wandelen in
de postzegel- en bankbiljettenkeu-
ken.
Wij voelden ons zo belangrijk dat
we desnoods bereid waren geweest
om met de handen omhoog door de
drukkerij te gaan, maar gelukkig
was dat niet nodig. Spoedig ging er
een deur open en stonden wij aan
de wieg van duizenden twee-cents
postzegels, die in een onverstoorba
re gang met een tweehonderdtal te
gelijk van de machine rolden.
„Deze machine drukt er ruim vijf
millioen per dag", werd ons mede
gedeeld. We keken eens rond en za-,
gen in een hoek enige duizenden ki
lo's briefkaarten liggen en daarnaast
produceerde een andere machine de
bekende tien-cents-postzegel, ook al
bij honderden tegelijk. Peinzend
stonden we daar, terwijl voor dui
zenden guldens aan ons oog voorbij
gleed en we dachten aan onze grote
zolder, waar best ruimte zou zijn
voor zo'n apparaat
Juist wilden we verder wandelen,
toen er voor een paar honderd gul
den aan zegels door de machine in
elkaar werd gefrommeld. Een kun
dige hand herstelde de fout en wel
dra marcheerden de zegels weer
voorbij.
„De drukkers krijgen zeker een
rantsoen gratis postzegels mee naar
huis", informeerden wij om het ge
sprek op gang te helpen. Vanzelf
sprekend mogen ook zij dit waarde
papier alleen maar drukken en niet
meenemen. Er is een strenge con
trole. Bij het verlaten van het be
drijf kan men door de bedrijfspolitie,
die overal rondloopt, worden ge
fouilleerd. Zelfs kan het personeel
worden gevisiteerd wanneer 't zich
van de ene afdeling naar de andere
begeeft. Wie ook maar iets vervoert
dat hem niet toekomt, wordt onher
roepelijk ontslagen, zelfs al is hij te
goeder trouw. Men neemt geen en
kel risico.
Het papier is geteld!
Dat risico is trouwens zeer klein.
In het gebouw bevindt zich een spe
ciale afdeling van de P.T.T., die in
grote kluizen het papier voor de
postzegels bewaart. Men verstrekt
een bepaald aantal vellen aan de
drukkerij en datzelfde aantal moet
terugkeren, hetzij in de vorm van
zegels, hetzij in de vorm van mis
drukken of uitval. De scheef be
drukte vellen gaan dus niet in de
papiermand.
Een philatelist zou hier staan wa
tertanden, want hier treft men post
zegels aan die men stellig in elke
verzameling tevergeefs zoekt: exem
plaren waarvan de kleur te licht of
te donker, of waarvan de opdruk on
leesbaar is.
Nadat de zegels gedrukt zijn, wor
den ze nog bij herhaling geteld en
op fouten gecontroleerd, zodat het
bijna onmogelijk is dat een onwaar
dig exemplaar het gebouw verlaat.
spelen zenuwen een grote rol
Een rustig examen doet U met
Mijnhard! Zenuwtabletten.
Postzegels worden vervaardigd
volgens het diepdruk-procedé. De
ontwerpen zijn geesteskinderen van
kunstenaars, die al dan niet in dienst
zijn van de fa. Enschedé. Deze ont
werpen worden geëtst op koperen
cylinders, waarover op de machine
de inkt vloeit. Voordat de cylinder
een afdruk maakt, wordt hij eerst
door een scherp mes afgeveegd, zo
dat er alleen inkt achterblijft op de
plaats waar zich de gravure bevindt.
Het kost de vakmensen heel wat
hoofdbrekens voordat het drukpro
ces een aanvangt neemt, want elk
product dat uit hun handen komt
moet feilloos zijn. Juist door dat
nauwkeurige werk en die vele con
trole, is er voor dit drukwerk meer
personeel nodig dan voor handels
drukwerk bijvoorbeeld. En toch is
ook deze arbeid volkomen gemecha
niseerd.
Wij zagen een machine waar aan
de ene kant een rol karton draaide,
terwijl aan de andere zijde een on
afgebroken stroom van kaarten
voor postpakketten te voorschijn
kwam. De kaarten zijn genummerd,
gedrukt, versterkt op de plaats waar
een touwtje door moet en komen
dus klaar voor het gebruik uit de
machine, die ook en speciaal op dit
terrein een wonder van techniek
mag worden genoemd.
Gaatjes en gom.
Het perforeren van postzegels ge
schiedt op aparte machines, waar
aan de ene zijde een aantal bedruk
te vellen van vier of vijf op elkaar
door ervaren handen wordt inge
schoven, terwijl zij er aan de andere
kant nauwkeurig geperforeerd weer
uitkomen. Vanzelfsprekend gaat ook
hier nog een deel der zegels verlo
ren, want het is onvermijdelijk dat
zo nu en dan de beeltenis van H.M.
de Koningin door de perforator
wordt doorzeefd.
Het gommen van zegels gebeurt op
aparte machines, maar er zijn ook
apparaten die zowel zorgen voor het
gommen als voor het drukken. Dat
gommen baart nog al eens moeilijk
heden na de oorlog. De nieuwe ma
chines zijn soms niet direct helemaal
op hun taak ingesteld, terwijl zich
ook bezwaren kunnen voordoen met
de grondstoffen. Aan deze factoren
moet U dus denken wanneer een
postzegel wel eens niet zo goed
kleeft als U zou wensen.
Al met al is dit nationale bedrijf
van waardepapier-drukwerk goed
voor zijn taak berekend. De outillage
is modern; tal van nieuwe machines
zijn na de oorlog in bedrijf gesteld.
Voor ons moge dan dit drukken van
postzegels bijzondere aantrekkings
kracht bezitten, voor de vakmensen
in onze bloemenstad is het afdruk
ken van de beeltenis onzer vorstin
in veelvoud een even gewone zaak
als het maken van reclame-druk
werk voor een conservenfabriek of
groothandel van huishoudelijke ar
tikelen.
De machines spreken dezelfde taal
of er nu spaarbankboekjes afrollen,
effecten of etiketten voor ingeblikte
boterhamworst. Ook geven zij ons
allen dezelfde fascinerende verba
zing wanneer men ziet naar het vele
werk, het technisch kunnen van on
ze grafische experts en cje grote
zorg, die aan elke postzegel wordt
besteed voordat wij dat kunstzinnig
stukje papier gedachteloos in de
rechterbovenhoek van onze brief
plakken als bewijs van vrachtbeta
ling.
Met deze gedachten verlieten wij
dit aparte bedrijf op eenvoudige
wijze door de voordeur, zonder dat
wij gefouilleerd werden. Slechts op
één punt waren wij teleurgesteld.
Wij hadden geen handvol postzegels
of bankpapier meegekregen als aan
denken
A. G. H.
Het bloed kruipt waar het niet
gaan kan.
Er zijn twee zaken waarvoor de
marineman een goedmoedige, maar
diepe minachting heeft. Dat zijn de
burger en het bureau. Tijdens deze
manoeuvres is de burger er zelf bij
en hij kan horen dat de varende ma
rine eigenlijk de levenskansen
schept voor die burgers aan de wal,
die dat nog niet eens weten te waar
deren. Is die lichte hoon gemoede
lijk en overgoten met een sausje van
zelfspot, anders is dat bij de critiek
op het bureau. Het bureau omvat
alles wat aan marinekantoren op de
wal gevestigd is. Hoe verschillend
ook de taken van die lichamen mo
gen zijn, zij hebben één ding ge
meen: zij weten er niets van en doen
alles verkeerd.
Die minachting voor alle bureau
cratische en administratieve onder
delen van de marine is algemeen bij
varende mensen. De officier en de
matroos derde klas zijn eensgezind
in hun waardering. Toen één van de
afgelopen dagen de „Dubois" wel
wat erg te keer ging en de roergan
gers hard werk hadden om tenmin
ste nog een beetje koers te varen,
zei één van hen, daar in het stuur
huis, met een onmiskenbaar Amster
dams accent: „Ik gelauf dat die
kelereschuit op ze kop wil gaan
staan". „Ja", zei de Scheveninger
aan het stuurrad, „dat komt omdat
die prauw topzwaar is van alle pa
perassen van het beroo".
Die paperassen worden aan boord
'beheerd en volgeschreven door een
officier van administratie. In de
wandeling is dat de secretaris, maar
die term vindt men te fraai; men
spreekt nooit anders dan van de ta-
ris en men weet een minachtende
klank in die vreemde afkorting te
leggen. Van die functionaris wordt
een bijzondere tact vereist om al
zijn gegevens te verzamelen en zijn
orders uit te delen. De andere offi
cieren zeggen dat de enige reden
waarom de „taris" aan boord geduld
wordt is: dat hij op betaaldag aan
het laadje zit en dat hij opperhoofd
over de menage is. Overigens is men
het er over eens dat alles veel beter
zou gaan zonder al die vellen vol
schrijverij en zonder taris. Dan zou
er gevaren kunnen worden zoals 't
hoorde en om het varen is het ten
slotte begonnen.
Maar toch schuilt er ook in al die
hartgrondige verfoeiers van alle
administratieve gedoe wel een bu
reau-aanleg.
Aan boord van de „Dubois" is een
scheepshondje. Het is een keer aan
boord gekomen als hondenzuigeling,
wankelende op zijn slappe poten
achter een matroos aan, die, wat
gang betreft, veel overeenstemming
vertoonde met die hond. Toen hij
stram aan boord gekomen was, had
hij aan de onderofficier van de
wacht gezegd: „Als dat een hond is,
ben ik niet dronken, maar als het
een rat is, zet me dan maar knijp,
want ik dacht dat 't een hond was".
De onderofficier bekeek het diertje
en constateerde dat het werkelijk 'n
hond was. Sindsdien is het beest
aan boord gebleven. Het heeft de
Limburgse journalist een slecht
kwartiertje bezorgd door midden in
de nacht aan diens kale schedel te
likken en hem vervolgens met trou
we, maar in het duister flonkerende
ogen aan te zien. Hoewel pleuris een
gemeen scheldwoord is bij de ma
rine, heet deze hond Pleuris en nie
mand weet waarom. Pleuris wordt
vertroeteld door iedereen en toen hij
dezer dagen waarlijk zeeziek was,
hadden die bonken van matrozen
deerlijk met hem te doen. Welnu,
dat hondje, die Pleuris, is natuurlijk
onbekend bij het bureau en men zou
verwachten dat de bemanning dat
een buitenkansje vond. Maar het
tegendeel is geschiedt. Pleuris heeft
een keurig conduiteboekje gekregen,
waarin ijverig opgetekend wordt
hoe en wanneer hij zich misdraagt
en welke daden van bijzondere