Waalwijkse en Langsiraaise Courani Omvang en ontwikkeling der Industriële werkgelegenheid. Gemeenteraad Vlijmen Noordbrabani van 1930 tot 1950. BOEKBESPREKING VACANTIE PERSONEEL. MAANDAG 2 JULI 1951 Uitgever Waalwijksche Stoomdrukkerij ANTOON TIELEN Hoofdredacteur JAN TIELEN Dit blad verschijnt 2 x per week. DE ECHO VAN HEI ZEIDEN 74e JAARGANG No. 53 Abonnement 17 c-ent per week 2.15 per kwartaal 2.40 franco p. p. Advertentie-prijs 9 cent per m.M. Contract-advertenties speciaal tarief. OPGERICHT 1878 Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK. TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11. KAATSHEUVEL. TEL. 66 TEL.-ADRES „ECIIO' Wij ontvingen van het Econo misch Technologisch Instituut voor Noordbrabant het ver slag over 1950. Hierin vindt men gegevens over samen stelling en werkterrein van dit instituut en een resumé van de in dat jaar uitgebrach te rapporten, o.a. over de ge meente Waspik, waarvan wij indertijd een uitvoerige sa menvatting hebben gegeven. Daarnaast hebben de samen stellers van het verslag van de gelegenheid gebruik ge maakt om een overzicht te geven van de omvang en ont wikkeling der industriële werkgelegenheid gedurende de jaren 1930 tot 1950. Allereerst wordt er een kentering geconstateerd in de doelstelling van de ekonomische politiek tussen de dertiger jaren en nu. Overheerste aanvankelijk -de opvatting dat het doel van iedere ekonomische poli tiek, het scheppen van evenwicht van de voornaamste in het ekono- misich leven werkzame krachten, bei'eikt moest worden door een po litiek, die streefde naar monetair evenwicht, naar waardevastheid van het geld dus, sinds Nederland in 1936 devalueerde, is op den duur tot kriterium geworden de zorg voor het bereiken van een zo hoog mo gelijk nationaal inkomen bij een zo hoog mogelijk op te voeren werkge- legenheidsgraad. Van groter belang is het feit dat industrialisatie noodzakelijk is om dat Nederland te kampen heeft met een tekort op de betalingsbalans, dat gedeeltelijk te wijten is aan het herstel van de oorlogsschade, maar ook gedeeltelijk aan de verslechte ring van 's lands verslechterende ekonomische positie temidden van de overige landen; voorts met een grote bevolkingsaanwas en met een hernieuwing van de oorlogs-ekono- mische inspanning. De beschouwingen van het E.T.I. worden gegeven vanuit twee ver schillende gezichtshoeken. Op de eerste plaats wordt gepoogd de Bra bantse industriële werkgelegenheid te karakteriseren tegen de achter grond van het nationale gebeuren tussen 1930 en 1950 en vervolgens wordt de provinciale spreiding van de industriële werkgelegenheid na gegaan. Algemeen overzicht. Bij het bezien van de ontwikke ling der industriële werkgelegen heid in Nederland is het opmerke lijk, dat zij, noch het nationaal in komen een gelijkmatig voortschrij dend karakter vertoont, zoals de be volkingsgroei. Het nationaal inko men loopt vrij nauwkeurig parallel met de werkgelegenheid. Voor de oorlog is de werkgelegenheid in geen enkel jaar zo groot geweest als in 1930; met uitzondering van het jaar 1941, het jaar van de wederop bouw, was dat begrijpelijkerwijze ook onder de oorlog niet het geval. Toen bereikte zij zelfs een diepte punt, maar in 1945 begint een ont- wiikkeling die haar weerga in de voorafgaande 20 jaar niet heeft ge had. En hoewel natuurlijk ook toen de wederopbouw een grote rol speelde, is hiermee voor het eerst een periode begonnen dat er werke lijk sprake is van een industrialisa tie boven het bevolkingsniveau. En het nationale inkomen houdt er weer gelijke tred mee. Enkele cijfers zullen deze ontwik keling illustreren. Zowel in Neder land als in Noorbrabant was de uit breiding van de industriële werk gelegenheid van 1930 tot 1947 klei ner dan die in de vijfmaal kortere periode van 1947 tot 1950. In Noord brabant bedroeg ze zelfs maar 68%. Van 1930 tot 1947 nam de werkge legenheid in onze provincie toe voor 38.356 personen en van 19471950 voor 56.072 personen. Nog sterker zijn de volgende ver houdingen de totale bevolkings toename in Noordbrabant bedroeg van 1947 tot 1950 87.100 personen, terwijl in de industrie 56.100 perso nen werden opgenomen. Eenzelfde beeld biedt 't Rijk: tegenover 'n to tale bevolkingstoename van 574.500 personen stond een uitzetting van de industriële capaciteit van 309.700 personen, waarbij men bedenke dat normaliter 38 a 40 van de bevol king een beroep uitoefent waarvan dan nog 60 a 65 een beroep bui ten de industrie. Hieruit volgt dat in de na-oorlogse jaren de te sterk bezette sectoren door de industrie moeten zijn ontlast en dat ook de arbeidsoverschotten zijn geëlimi neerd. De ontwikkeling per bedrijfstak. In 1930 werd de industriële werk gelegenheid in Noordbrabant voor 90 beheerst door de volgende be drijfstakken bouwvakken, confec tie, metaalindustrie, textiel, voe- dings- en genotmiddelen en schoen en lederindustrie. De ontwikkeling van de metaalindustrie van 1930 tot 1947 beantwoordde in Noordbrabant geenszins aan de plaats die deze be drijfstak inneemt, terwijl zij toch in Nederland 1/3 van de totale toena me der industriële werkgelegenheid voor haar rekening nam. De bouw nijverheid daarentegen, die in 1930 maar 10% van de industriële werk gelegenheid beheerste, nam niet minder dan 37 van de uitbreiding voor haar rekening. De confectie- industrie breidde zich enorm uit, maar de textielindustrie en de voe- dings- en genotmiddelenindustrie ontwikkelden zich weer niet over eenkomstig de plaats die ze inna men. KATHOLIEK OPENBAAR BUREAU VOOR BEROEPSKEUZE. Grotestr. 339 Telef. 63 VV A A L W IJ K Zitting der commissie: IEDERE WOENSDAG nam. van 5.306.30 uur Het meest interesseert ons natuur lijk de schoen- en lederindustrie. In Nederland hield zij gelijke tred met haar betekenis, maar in Noord brabant, waar zij zich voor 38 concentreert, kon zij geheel volgens haar betekenis bijdragen in de uit breiding der provinciale industriële werkgelegenheid. In 1930 omvatte zij in Nederland 40.142 personen of 4 van de totale industriële be roepsbevolking, in Noordbrabant 15.322 personen of 11 van het to taal. Van 1930 tot 1947 nu nam de werkgelegenheid in Nederland voor deze branche toe met 4 en in Noordbrabant maar met 8%. De'periode van 1947 tot 1950 ver toont een ander beeld grote ople ving in de. metaalindustrie, de tex tielindustrie en de voedings- en ge notmiddelenindustrie; deze bedrijfs takken beheersten de industriële werkgelegenheid in Noordbrabant in 1947 voor 53 maar de uitbrei ding tot 1950 voor niet minder dan 8085 De werkgelegenheid in de bouwvakken, de confectie-industrie en de leder- en schoenindustrie daarentegen liep ofwel terug of had geen evenredige toename. Wat de laatste betreft, het aantal personen in deze tak werkzaam, steeg met ongeveer 4800 tot pl.m. 23.800 en de schoen- en lederindustrie kon daar door haar positie in het provinciale geheel maar ternauwernood hand haven op ongeveer 10 (z. b.). De uitbreiding van de werkgele genheid in Nederland na de oorlog is voor 90 te danken aan een evo lutie van bestaande bedrijven van de 10 „nieuwe" industriali satie kwam 20.25 in Noordbra bant terecht, dat in 125 bedrijven, het meeste na Noord-Holland, dat het procentsgewijze echter nog niet bij Noordbrabant haalt (17.3%). Met de uitbreiding van de indus trie ging een geleidelijke stijging van de arbeidsproductiviteit gepaard tot het peil van 1938, dat nu weei bereikt is. De conclusie van het E.T.I. uit dit overzicht luidt, dat in Nederland en bizonder in Noordbrabant een reële poging is gedaan om ons land eko- nomisch aan te passen aan de ver anderde omstandigheden in de we reld. Of deze ontwikkeling blijvend vrucht zal dragen, is nog niet te overzien het is maar de vraag in hoeverre de enorme uitbreiding dei- industriële productie en werkgele genheid zal kunnen bijdragen tot 't scheppen van zo'n overschot op de Nederlandse handelsbalans, dat het tekort op de betalingsbalans aan merkelijk verlicht wordt. Industriële betekenis van Noordbrabant. Uit de bespreking van de indus triële betekenis van Noordbrabant in het Nederlandse geheel tussen 1930 en 1950 blijkt, dat hoewel ze in sommige bedrijfstakken belang rijk is toegenomen, de plaats van Noordbrabant niet op ingrijpende wijze is veranderd. De bedrijfstak ken, waarin Noordbrabani meer en meer op de voorgrond is gaan tre den, zijn de textielindustrie, de schoen- en lederindustrie, de con- feentie-industrie en de bouwnijver heid. De metaalindustrie heeft, on danks haar sterke uitbreiding, haar positie niet ten volle kunnen hand haven in Nederland nam de werk gelegenheid in deze sector van 1930 tot 1950 toe met ongeveer 95 in Noodbrabant slechts met 80 De textielindustrie vertoonde in de achter ons liggende 20 jaar een uitbreiding die geen der andere provincies ook maar heeft bena derd. De cijfers leren ons, dat de provincie Overijssel haar domine rende* positie in deze aan het ver liezen is aan Noordbrabant,. In de bouwvakken werd Noord brabant in zijn uitbreiding slechts overtroffen door de dichtstbevolkte provincies, zodat Noordbrabant wat de arbeidscapaciteit in de bouwnij verheid betreft, de derde provincie is geworden na Noord- en Zuid- Holland. Ondanks de achteruitgang van de sigarenindustrie is de voedings- en genotmiddelenindustrie zich tussen 1930 en 1950 voor ongeveer 1/6 in Noordbrabant blijven concentreren. Ook in de confectie-industrie is Noordbrabant Nederlands derde provincie geworden. Tussen 1930 en 1950 was er een toename van ar beidsplaatsen voor 8900 pei-sonen, evenveel als in de provincies Gel derland en Overijssel samen. De schoen- en lederindustrie ten slotte is naast de textielindustrie de enige bedrijfstak die meer dan 15 van de totale toename der werkgelegenheid in het Rijk tussen 1930 en 1950 voor zijn rekening kon nemen. Dit komt o.a. doordat de ontwikkeling van deze bedrijfstak in het geheel van de Nederlandse industriële bedrijvigheid ten achter is gebleven bij die van andere be drijfstakken. Het belang echter voor Brabant wordt duidelijk geïllus treerd door het feit dat in geen en kele andere provincie het getal van 10.000 beroepsbeoefenaars ook maar wordt benaderd, terwijl 't in Noord brabant bijna 24.000 personen om vat. Industriespreiding in Noordbrabant. De industrialisatiepolitiek in Noord brabant na de laatste wereldoorlog is gericht op een z.g. gedecentrali seerde centralisatie, om enerzijds 'n enorme bevolkingsopeenhoping in enkele grote en onharmonisch uit groeiende industriesteden te vermij den, anderzijds om ontluistering van het platteland door industrialisatie te hooi en te gras te voorkomen. Naast een beperkt aantal grote gemeenten met een merendeels groot industriëel werkgelegenheids- volume, blijkt verreweg het meren deel van de Noorbrabantse gemeen ten zowel wat zielenaantal als wat industriële capaciteit betreft, van beperkte allure te zijn. Er blijken slechts een vijftal gemeenten te zijn met plaats voor meer dan 10.000 ar beiders, vier, waaronder Waalwijk, met 5000 tot 10.000 plaatsen en 7, waaonder Loonopzand, met 2500 tot 5000 plaatsen. Van de uitgesproken plattelandsgemeenten van minder dan 5000 inwoners heeft verreweg het grootste deel slechts 'n industri ële werkgelegenheidscapaciteit van minder dan 500 arbeidsplaatsen. In de gemeenten van 10.000 tot 20.000 zielen is overwegend een industri ële capaciteit van 2000 tot 3000 ar beidsplaatsen aanwezig en in de ge meenten van 20.000 tot 50.000 zielen van 5000 tot 7000. Anderzijds is het aantal sterk ge- industrialiseerde gemeenten van 1930 tot 1950 gestegen van 16 tot 25. In zijn overzicht geeft het E.T.I. ook een rangordelijst van 139 ge meenten, waarin ze staan geklas seerd volgens het aantal industriële bedrijfspersonen per 1000 inwoners. Daarin neemt Waalwijk de derde plaats in met 374 per 1000 (in 1930 de 6e plaats met 315 .p 1000) Loon opzand de 9e plaats met 291 (16e met 217), Geertruidenberg 13 met 269 (3 met 348), Heusden 16 met 258 (41 met 109), Drunen 18 met 252 (42 met 106), Raamsdonk 49 met 122 (62 met 74), Waspik 35 met 117 (48 met 97), Sprang-Capelle 63 met 100 (55 met 83), en Vlijmen 67 met 93 industriële beroepspersonen op de 1000 inwoners (26 met 147 Een twaalftal gemeenten zijn er, waar na 1930 de industriële werkge legenheid in absolute omvang ge daald is waaronder Geertruidenberg en Vlijmen. Een tiental gemeenten gaf een toename te zien van 1000 tot 2500 personen, waaronder Loonop zand en Waalwijk. Wanneer men de toename der in dustriële werkgelegenheid in ver band brengt met de industrialisatie- dichtheid in 1930, dan blijken in de Langstraat Raamsdonk, Waspik, Sprang-Capelle en Loonopzand zich matig te hebben ontplooid, Waal wijk heeft zijn industrialisatiedicht heid ternauwernood kunnen hand haven, terwijl de industriële capa citeit van Geertruidenberg relatief is gedaald. In 1930 zowel als in 1950 blijkt de concentratie van de industrie in de 16 meest geïndustrialiseerde ge meenten volledig bepalend te zijn voor de industriële functie van Noordbrabant in het Nederlandse geheel. Deze 16 gemeenten leverden in 1930 meer dan 103.000 van de bij na 145.000 arbeidsplaatsen, en in 1950 bijna 170.000 van de ruim 240.000 arbeidsplaatsen. Niettemin zien we na 1930 een duidelijke decentralisatie der indus triële bedrijvigheid. De grote steden blijken dan zelfs, als groep gezien, niet meer het sterkst geïndustriali seerd te zijn. En ondanks dat er de laatste 20 jaar een duidelijke trek van het platteland naar de stad is, verliezen de kleine industriekernen toch langzamerhand hun landelijk karakter. Uit cijfers blijkt dat de afnemen de betekenis van de grote industrie centra een verschijnsel is, dat niet enkel aan de ontwikkeling in de na-oorlogse jaren kan worden toe geschreven, terwijl dit wel het geval is met de industriële ontwikkeling van het Brabantse platteland. De gecentraliseerde decentralisatie der industrievestiging in Noordbrabant is dus gedeeltelijk een product van de na-oorlogse industrialisatiepoli tiek. Waar heeft de industrialisatie nu vooral plaats gehad De grote in dustriecentra hadden in 1930 een grote concentratie van de metaalin dustrie, de textielindustrie en de confectie-industrie. De schoen- en lederindustrie trad vooral op de voorgrond in de industriecentra met 2500 tot 5000 arbeidsplaatsen. Wat deze eerste drie categorieën betreft, daarin is tot 1950 niet veel wijziging gekomen, al kwam er ook een aantal vestigingen in kleinere plaatsen, o.a. van de metaalindustrie in Drunen. Toch bleven ze voor het merendeel in een viertal centra. Wat de schoenindustrie betreft, daaraan heeft de gemeente Waal wijk het juist te danken dat zij na 1930 tot Noordbrabants middelgrote centra is gaan behoren, terwijl ook Drunen opvallend in betekenis is toegenomen. Daarnaast moeten ge noemd worden Loonopzand, Don gen, Gilze-Rijen en Best, terwijl Oisterwijk, dat in 1930 het vierde schoen- en ledercentrum was, sterk is achteruit gegaan. De slotconclusie van het E.T.I. uit dit laatste gedeelte van zijn over zicht luidt, dat de gecentraliseerde decentralisatie der industrie juist bewerkstelligd is in die sectoren die Ons bedrijf en kantoor zallen wegens vacontie van het personeel op 12, 13 en 14 Juli en 23, 24 en 25 Augustus GESLOTEN ZIJN. Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen ,,De Echo van het Zuiden". In de week van 8-14 Juli en 19—25 Augustus, zal ons blad ,,Ds Echo van het Zuiden" Donderdag ochtend inplaats van Vrijdagochtend verschijnen. Advertenties voor deze nummers moeten dus resp. op Woensdagen 11 Juli en 22 Augustus om 9 uur ▼oormiddag binnen zijn. zowel aan het begin als aan 't eind van de besproken periode als de voornaamste pijlers golden. Uit het gehele overzicht kan men. lezen, dat Noordbrabant niet is ach ter gebleven in het algemene stre ven naar industrialisatie, maar dat onze provincie er in geslaagd is haar plaats in het Nederlandse geheel te behouden en in bepaalde opzichten zelfs te verbeteren. In enger ver band kan men zeggen dat de doel stellingen van de wijze van indus trialiseren in Noordbrabant even eens voor een goed deel zijn verwe zenlijkt. De raad van Vlijmen heeft Donderdagavond een vrij onbelangrijke agenda in een voor zijn doen vrij vlot tempo afgewerkt. Het belangrijkste was wel de moeilijke financiële positie van vele gemeenten door het geringe aanbod op de geldmarkt. Ook Vlijmen ondervindt hiervan de terugslag. Voor de openbare vergadering had de heer Oremans tot zijn spijt bericht van de verhindering gezonden, zo deelde Burgemeester v. d. Hout na de opening mee. De notulen van de vorige vergadering werden ongewijzigd vastgesteld. Bij de ingekomen stukken was, naast een aantal door Gedeputeerde Staten goedgekeurde raadsbesluiten, ook een verzoek van de stichting .Moederlied" om subsidie voor 1952. De voorzitter zegde toe dit op de begroting te plaat sen. De voorzitter deelde mee dat op 5 Juli a.s. een speciale zitting van de gemeente raad zal worden gehouden ter herden king van het 100-jarig bestaan van de gemeentewet. In die vergadering zullen de vroede vaderen luisteren naar een radio-rede van de Minister van Binnen landse Zaken. Deze speciale vergadering is openbaar. De heer v. d. Meerendonk stelde voor om de presentiegelden van deze extra vergadering ter beschikking te stellen van een charitatief doel b.v. de kanker bestrijding. De heer v. d. Ven vroeg de voorzitter of hij dit initiatief aan de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten wilde meedelen, wellicht namen dan meer gemeenteraden een dergelijk be sluit. De voorzitter zou het doen. Punt 2, de vaststelling van een aan gifteplicht van waterpokken, werd zon der hoofdelijke stemming goedgekeurd. Het volgend punt was een voorstel van B. en W. om de rijksregeling met betrekking tot het toekennen van een gratificatie van het rijkspersoneel ook van toepassing te verklaren voor de ambtenaren en werklieden van de ge meente. De heer v. d. Ven zag in deze spli- sing van het personeel in 2 delen weer een symbool van de socialisering en ni vellering, waaraan ons land zo lijdt te genwoordig. Het voorstel ondervond overigens al leen maar medewerking. Punt 4. Voorlopige vaststelling van de rekening der gemeente en het woningbe drijf en van de rekening van het burger lijk armbestuur. De voorzitter bracht dank aan de com missie van onderzoek voor de wijze waarop zij haar taak heeft opgevat en uitgevoerd. Hij was hiervoor zeer er kentelijk. De heer v. d. MeerendonkWij zijn dankbaar dat er rekening wordt gehou den met de opmerknigen van de com missie. De rekening van de gemeente werd voorlopig goedgekeurd. Ten aanzien van die van het woning bedrijf zei de heer v. d. Meerendonk Ik wilde via de voorzitter de directeur van het woningbedrijf verzoeken om in de toekomst meer vergaderingen te hou den met de commissie van bijstand. Die 2 of 3 vergaderingen die thans gehouden worden, zijn beslist te weinig. De rekeningen van woningbedrijf en armbestuur werden eveneens goedge keurd. Over de begrotingswijzigingen had niemand iets te zeggen of te vragen en ze gingen er vlot door. Punt 6. Voorstel tot verlenging van de rekening-courant-overeenkomst ad 150 duizend gulden met de Bank voor Ned. Gemeenten. De heer v. d. Meerendonk informeer de of er al geld was voor de bouw van de nieuwe school. Voorzitter. Neen, we kunnen met geen mogelijkheid aan geld komen, zelfs ge kasgeldlening. De heer Spanjers Het is een treurige toestand. Zo kunnen we ook geen hui zen bouwen en blijven we maar zitten met de verschrikkingen van samenwonen. Voorzitter. Ja. maar we kunnen hier niets aan doen. We moeten zeggen: Hier staan wë, we kunnen niet verder. De verlenging was natuurlijk goed. Een ontheffing op het kohier van 't schoolgeld werd zo verleend. In de commissie tot wering van school verzuim werd met algemene stemmen de heer A. van Son gekozen. RONDVRAAG. De traditie getrouw werd de rond vraag weer een gezellig buurpraatje over alles en nog wat. De heer Samuëls had ernstige klachten over de manier waarop de Kerkstraat was hersteld. Voor minstens 2/3 zouden er ondeugdelijke stenen zijn gebruikt. Ronde, platte en achtkantige en ze wa ren allemaal even hard, zei de heer Sa muëls. De voorzitter antwoordde dat bij de aanbesteding bepaald was dat oude bruikbare stenen gebruikt zouden wor den. Dit was een besparing van 7000. Hij had vernomen dat men over de ver betering zeer tevreden was. Maar de heer Samuëls niet en hij vond dat de voorzitter zelf maar eens moest gaan kijken. De heer Wijkmans merkte op dat het telefoonnet in de gemeente overbelast is, terwijl er nog veel nieuwe aanvragen voor aansluiting zijn. Zakenlieden die in nieuwe huizen wonen kunnen geen nieuwe aansluiting krijgen en dat is voor hen erg lastig. De voorzitter zei dat B. en W. al verscheidene malen op uitbreiding van het net hadden aangedrongen, maar ze zouden het nog eens doen. De heer Van Oye had een lang ver haal over het zwembad in Haarsteeg. Hij had officieus niet officieel maar officieus, zei hij gehoord, dat de eige naar van de wiel, de heer Van Wagen berg, bereid was om toestemming te ge ven om te zwemmen. Als nu de heer Van Wagenberg toestemming geeft, krijgen we dan ook toestemming van het ge meentebestuur, vroeg de heer v. Oye. De voorzitterJa. Maar we hebben nog steeds geen antwoord gehad op onze brief van 26 Mei of daaromtrent. Wij hadden hen al hier verwacht om over de voorwaarden dit wij stellen, te praten. Maar wij hebben nog niemand gezien. De heer van Oye beweerde dat er na tuurlijk netjes en fatsoenlijk gezwommen zou worden, daarover hoefde men zich niet bezorgd te maken. De voorzitter: Dts te beter. De heer van Oye: Natuurlijk, als we toch niet fatsoenlijk gingen zwemmen, kregen we toch geen steun van onze geestelijke overheid. Het bleek dat er in Haarsteeg ver scheidene mensen zijn die de voorschrif ten die voor een zwembad -zijn gesteld, in hun bezit hebben. De hetr van Oye: Dat is prachtig. Dan kunnen we de heer van Wagen berg meedelen dat het zwembad inge richt zal worden volgens de constructie red.) van het gemeentebestuur. De heer Samuëls had gezien dat er in t hokje bij het zwembad kleine jon getjes zaten om kaartjes te verkopen. Dat was niet goed. Dat vond de voorzitter ook en hij zou er naar laten kijken. De heer Spanjers tenslotte had zich geërgerd aan de zwemmerij in het open baar. Het was verschrikkelijk, zei hij, 't leek wel kikkerzaad. - red.). En lTiermee nam de vergadering een einde en sloot de voorzitter met gebed. Van Uitgeverij Kluitman in Alk maar ontvingen wij een paar aardi ge kinderboeken. Daar is op de eer ste plaats „Toen het Lente werd op Oegehoek", door Clara dc- Groot, voor kinderen van 10 tot 14 jaar. Het is een fors boek en net verhaal speelt in Friesland. Op een scheeps-' werf woont een jongen die geen vriendjes heeft van zijn eigen leef tijd. Maar er komt een nieuwe di recteur op de zuivelfabriek en die heeft een zoon. De vriendschap is gauw gesloten en de jongen uit de stad leert veel daar op het platte land. Daardoor wordt hij een flinke k^rel. Hït bock is blijkbaar met veel enthousiasme geschreven, want er staan -veel uitroeptekens in. De kin deren zal bet in ieder geval wel aanspreken. Soms is het diaiekt wel wat moeilijk, maar dan wordt het onder aan de bladzijde vertaald. Het boek is al aan zijn derde druk toe. „De Langerud-Kinderen" is van de Noorse schrijfster Marie Hamsun en het is vertaald door Claudine Bienfait. Dit boek kreeg al zijn 4de druk, op zichzelf een bewijs dat het in de smaak is gevallen bij de kin deren tussen 8 en 12 jaar. Het is dan ook erg leuk en de kleinen zullen genieten van dit zonnige verhaal over het leven op een Noorse boer derij, waar ze allemaal leeftijdge nootjes tegenkomen. Pol Dom te kende de plaatjes. Een boek over een paar flinke ke rels schreef J. W. v. d. Klei met „De Rodeo-kampioenen". Dat zijn twee jongens van een jaar of veertien in Noord-Amerika, die op een paard evengoed thuis zijn als hun leeftijd genoten in Nederland op de fiets. Ze tonen allebei karakter te hebben, voor geen kleintje vervaard te zijn en iets te kunnen presteren, waar door ze dan ook heel wat bereiken. De schrijver vertelt hun avonturen (want die beleven ze natuurlijk ook) in een vlotte jongensachtige stijl, al heeft hij zich niet altijd los kunnen maken van een onderwij zende toon en ouderwetse boeken- woorden. Maar de spanning houdt hij er in van het begin tot het eind. Jongens tussen 10 en 14 jaar zullen er van smullen. Dan ontvingen wij nog „Kerels gevraagd van Peter van Nierop, een boek voor oudere jongens. Die kunnen daarin lezen hoe van twee jongens kerels worden gemaakt, doordat het mijnbedrijf in Zuid Limburg ze te pakken krijgt. Daar over krijgen ze ondertussen ook nog heel wat te horen. Maar voordat ze er zijn, wordt hun flink de les gele zen en moeten ze stoer aanpakken. Het is een leerzaam en interessant boek en soms ook wel een beetje ruig. Tenslotte is er voor oudere meis jes „Zuster Rita" van Annik Saxe- gaard, dat over een heel wat pitti ger meisje gaat dan je aan de kop op het stofomslag zou zeggen. Zus ter Rita heet eigenlijk Eirin en ze is verloofd met een dokter die in het hoge Noorden van Noorwegen op een armoedig plaatsje een praktijk overneemt. Ondanks haar liefde houdt ze het niet vol en ze laat hem in de steek. Als ze naar het Zuiden is teruggekeerd, ziet ze in dat ze nog heel wat moet leren en begint als leerling-verpleegster, zuster Rita. Als ze die leerschool heeft ge had, ligt de weg naar het geluk voor haar open. Het is beslist geen boek waarin alles van een leien dakje gaat, integendeel, de liefde moet heel sterk zijn om zuster Rita op de been te houden, en al scheelt het soms niet veel, het lukt. We hebben het. met genoegen gelezen en dat zullen de meisjes voor wie het be stemd is, ook wel doen. Een kinder boek is het niet. De vertaling is niet vlekkeloos. Al deze boeken zijn uitgegeven bij Kluitman in Alkmaar en ze zijn, evenals de vorige, keurig verzorgd. Nederland. - Z. K. H. Prins Bern- hard heeft deze week weer de zil veren anjer uitgereikt aan een drie tal Nederlanders die zich bizonder verdienstelijk hebbeh gemaakt voor de Nederlandse cultuur. Het zijn prof. dr Ph. A. Kohnstamm, K. ter Laan en Pim Muiier.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 5