Waalwijkse en Langsiraaise Courani
Omvang en ontwikkeling der
Industriële werkgelegenheid.
Gemeenteraad Vlijmen
Noordbrabani van 1930 tot 1950.
BOEKBESPREKING
VACANTIE PERSONEEL.
MAANDAG 2 JULI 1951
Uitgever
Waalwijksche Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week.
DE ECHO VAN HEI ZEIDEN
74e JAARGANG No. 53
Abonnement
17 c-ent per week
2.15 per kwartaal
2.40 franco p. p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878
Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK. TEL. 38.
SCHOOLSTRAAT 11. KAATSHEUVEL. TEL. 66
TEL.-ADRES „ECIIO'
Wij ontvingen van het Econo
misch Technologisch Instituut
voor Noordbrabant het ver
slag over 1950. Hierin vindt
men gegevens over samen
stelling en werkterrein van
dit instituut en een resumé
van de in dat jaar uitgebrach
te rapporten, o.a. over de ge
meente Waspik, waarvan wij
indertijd een uitvoerige sa
menvatting hebben gegeven.
Daarnaast hebben de samen
stellers van het verslag van
de gelegenheid gebruik ge
maakt om een overzicht te
geven van de omvang en ont
wikkeling der industriële
werkgelegenheid gedurende
de jaren 1930 tot 1950.
Allereerst wordt er een kentering
geconstateerd in de doelstelling van
de ekonomische politiek tussen de
dertiger jaren en nu. Overheerste
aanvankelijk -de opvatting dat het
doel van iedere ekonomische poli
tiek, het scheppen van evenwicht
van de voornaamste in het ekono-
misich leven werkzame krachten,
bei'eikt moest worden door een po
litiek, die streefde naar monetair
evenwicht, naar waardevastheid
van het geld dus, sinds Nederland
in 1936 devalueerde, is op den duur
tot kriterium geworden de zorg voor
het bereiken van een zo hoog mo
gelijk nationaal inkomen bij een zo
hoog mogelijk op te voeren werkge-
legenheidsgraad.
Van groter belang is het feit dat
industrialisatie noodzakelijk is om
dat Nederland te kampen heeft met
een tekort op de betalingsbalans,
dat gedeeltelijk te wijten is aan het
herstel van de oorlogsschade, maar
ook gedeeltelijk aan de verslechte
ring van 's lands verslechterende
ekonomische positie temidden van
de overige landen; voorts met een
grote bevolkingsaanwas en met een
hernieuwing van de oorlogs-ekono-
mische inspanning.
De beschouwingen van het E.T.I.
worden gegeven vanuit twee ver
schillende gezichtshoeken. Op de
eerste plaats wordt gepoogd de Bra
bantse industriële werkgelegenheid
te karakteriseren tegen de achter
grond van het nationale gebeuren
tussen 1930 en 1950 en vervolgens
wordt de provinciale spreiding van
de industriële werkgelegenheid na
gegaan.
Algemeen overzicht.
Bij het bezien van de ontwikke
ling der industriële werkgelegen
heid in Nederland is het opmerke
lijk, dat zij, noch het nationaal in
komen een gelijkmatig voortschrij
dend karakter vertoont, zoals de be
volkingsgroei. Het nationaal inko
men loopt vrij nauwkeurig parallel
met de werkgelegenheid. Voor de
oorlog is de werkgelegenheid in
geen enkel jaar zo groot geweest als
in 1930; met uitzondering van het
jaar 1941, het jaar van de wederop
bouw, was dat begrijpelijkerwijze
ook onder de oorlog niet het geval.
Toen bereikte zij zelfs een diepte
punt, maar in 1945 begint een ont-
wiikkeling die haar weerga in de
voorafgaande 20 jaar niet heeft ge
had. En hoewel natuurlijk ook toen
de wederopbouw een grote rol
speelde, is hiermee voor het eerst
een periode begonnen dat er werke
lijk sprake is van een industrialisa
tie boven het bevolkingsniveau. En
het nationale inkomen houdt er
weer gelijke tred mee.
Enkele cijfers zullen deze ontwik
keling illustreren. Zowel in Neder
land als in Noorbrabant was de uit
breiding van de industriële werk
gelegenheid van 1930 tot 1947 klei
ner dan die in de vijfmaal kortere
periode van 1947 tot 1950. In Noord
brabant bedroeg ze zelfs maar 68%.
Van 1930 tot 1947 nam de werkge
legenheid in onze provincie toe voor
38.356 personen en van 19471950
voor 56.072 personen.
Nog sterker zijn de volgende ver
houdingen de totale bevolkings
toename in Noordbrabant bedroeg
van 1947 tot 1950 87.100 personen,
terwijl in de industrie 56.100 perso
nen werden opgenomen. Eenzelfde
beeld biedt 't Rijk: tegenover 'n to
tale bevolkingstoename van 574.500
personen stond een uitzetting van
de industriële capaciteit van 309.700
personen, waarbij men bedenke dat
normaliter 38 a 40 van de bevol
king een beroep uitoefent waarvan
dan nog 60 a 65 een beroep bui
ten de industrie. Hieruit volgt dat
in de na-oorlogse jaren de te sterk
bezette sectoren door de industrie
moeten zijn ontlast en dat ook de
arbeidsoverschotten zijn geëlimi
neerd.
De ontwikkeling per
bedrijfstak.
In 1930 werd de industriële werk
gelegenheid in Noordbrabant voor
90 beheerst door de volgende be
drijfstakken bouwvakken, confec
tie, metaalindustrie, textiel, voe-
dings- en genotmiddelen en schoen
en lederindustrie. De ontwikkeling
van de metaalindustrie van 1930 tot
1947 beantwoordde in Noordbrabant
geenszins aan de plaats die deze be
drijfstak inneemt, terwijl zij toch in
Nederland 1/3 van de totale toena
me der industriële werkgelegenheid
voor haar rekening nam. De bouw
nijverheid daarentegen, die in 1930
maar 10% van de industriële werk
gelegenheid beheerste, nam niet
minder dan 37 van de uitbreiding
voor haar rekening. De confectie-
industrie breidde zich enorm uit,
maar de textielindustrie en de voe-
dings- en genotmiddelenindustrie
ontwikkelden zich weer niet over
eenkomstig de plaats die ze inna
men.
KATHOLIEK
OPENBAAR BUREAU
VOOR BEROEPSKEUZE.
Grotestr. 339 Telef. 63
VV A A L W IJ K
Zitting der commissie:
IEDERE WOENSDAG nam.
van 5.306.30 uur
Het meest interesseert ons natuur
lijk de schoen- en lederindustrie. In
Nederland hield zij gelijke tred
met haar betekenis, maar in Noord
brabant, waar zij zich voor 38
concentreert, kon zij geheel volgens
haar betekenis bijdragen in de uit
breiding der provinciale industriële
werkgelegenheid. In 1930 omvatte
zij in Nederland 40.142 personen of
4 van de totale industriële be
roepsbevolking, in Noordbrabant
15.322 personen of 11 van het to
taal. Van 1930 tot 1947 nu nam de
werkgelegenheid in Nederland voor
deze branche toe met 4 en in
Noordbrabant maar met 8%.
De'periode van 1947 tot 1950 ver
toont een ander beeld grote ople
ving in de. metaalindustrie, de tex
tielindustrie en de voedings- en ge
notmiddelenindustrie; deze bedrijfs
takken beheersten de industriële
werkgelegenheid in Noordbrabant
in 1947 voor 53 maar de uitbrei
ding tot 1950 voor niet minder dan
8085 De werkgelegenheid in de
bouwvakken, de confectie-industrie
en de leder- en schoenindustrie
daarentegen liep ofwel terug of had
geen evenredige toename. Wat de
laatste betreft, het aantal personen
in deze tak werkzaam, steeg met
ongeveer 4800 tot pl.m. 23.800 en de
schoen- en lederindustrie kon daar
door haar positie in het provinciale
geheel maar ternauwernood hand
haven op ongeveer 10 (z. b.).
De uitbreiding van de werkgele
genheid in Nederland na de oorlog
is voor 90 te danken aan een evo
lutie van bestaande bedrijven
van de 10 „nieuwe" industriali
satie kwam 20.25 in Noordbra
bant terecht, dat in 125 bedrijven,
het meeste na Noord-Holland, dat
het procentsgewijze echter nog niet
bij Noordbrabant haalt (17.3%).
Met de uitbreiding van de indus
trie ging een geleidelijke stijging
van de arbeidsproductiviteit gepaard
tot het peil van 1938, dat nu weei
bereikt is.
De conclusie van het E.T.I. uit dit
overzicht luidt, dat in Nederland en
bizonder in Noordbrabant een reële
poging is gedaan om ons land eko-
nomisch aan te passen aan de ver
anderde omstandigheden in de we
reld. Of deze ontwikkeling blijvend
vrucht zal dragen, is nog niet te
overzien het is maar de vraag in
hoeverre de enorme uitbreiding dei-
industriële productie en werkgele
genheid zal kunnen bijdragen tot 't
scheppen van zo'n overschot op de
Nederlandse handelsbalans, dat het
tekort op de betalingsbalans aan
merkelijk verlicht wordt.
Industriële betekenis van
Noordbrabant.
Uit de bespreking van de indus
triële betekenis van Noordbrabant
in het Nederlandse geheel tussen
1930 en 1950 blijkt, dat hoewel ze
in sommige bedrijfstakken belang
rijk is toegenomen, de plaats van
Noordbrabant niet op ingrijpende
wijze is veranderd. De bedrijfstak
ken, waarin Noordbrabani meer en
meer op de voorgrond is gaan tre
den, zijn de textielindustrie, de
schoen- en lederindustrie, de con-
feentie-industrie en de bouwnijver
heid. De metaalindustrie heeft, on
danks haar sterke uitbreiding, haar
positie niet ten volle kunnen hand
haven in Nederland nam de werk
gelegenheid in deze sector van 1930
tot 1950 toe met ongeveer 95 in
Noodbrabant slechts met 80
De textielindustrie vertoonde in
de achter ons liggende 20 jaar een
uitbreiding die geen der andere
provincies ook maar heeft bena
derd. De cijfers leren ons, dat de
provincie Overijssel haar domine
rende* positie in deze aan het ver
liezen is aan Noordbrabant,.
In de bouwvakken werd Noord
brabant in zijn uitbreiding slechts
overtroffen door de dichtstbevolkte
provincies, zodat Noordbrabant wat
de arbeidscapaciteit in de bouwnij
verheid betreft, de derde provincie
is geworden na Noord- en Zuid-
Holland.
Ondanks de achteruitgang van de
sigarenindustrie is de voedings- en
genotmiddelenindustrie zich tussen
1930 en 1950 voor ongeveer 1/6 in
Noordbrabant blijven concentreren.
Ook in de confectie-industrie is
Noordbrabant Nederlands derde
provincie geworden. Tussen 1930 en
1950 was er een toename van ar
beidsplaatsen voor 8900 pei-sonen,
evenveel als in de provincies Gel
derland en Overijssel samen.
De schoen- en lederindustrie ten
slotte is naast de textielindustrie
de enige bedrijfstak die meer dan
15 van de totale toename der
werkgelegenheid in het Rijk tussen
1930 en 1950 voor zijn rekening kon
nemen. Dit komt o.a. doordat de
ontwikkeling van deze bedrijfstak
in het geheel van de Nederlandse
industriële bedrijvigheid ten achter
is gebleven bij die van andere be
drijfstakken. Het belang echter voor
Brabant wordt duidelijk geïllus
treerd door het feit dat in geen en
kele andere provincie het getal van
10.000 beroepsbeoefenaars ook maar
wordt benaderd, terwijl 't in Noord
brabant bijna 24.000 personen om
vat.
Industriespreiding in
Noordbrabant.
De industrialisatiepolitiek in Noord
brabant na de laatste wereldoorlog
is gericht op een z.g. gedecentrali
seerde centralisatie, om enerzijds 'n
enorme bevolkingsopeenhoping in
enkele grote en onharmonisch uit
groeiende industriesteden te vermij
den, anderzijds om ontluistering van
het platteland door industrialisatie
te hooi en te gras te voorkomen.
Naast een beperkt aantal grote
gemeenten met een merendeels
groot industriëel werkgelegenheids-
volume, blijkt verreweg het meren
deel van de Noorbrabantse gemeen
ten zowel wat zielenaantal als wat
industriële capaciteit betreft, van
beperkte allure te zijn. Er blijken
slechts een vijftal gemeenten te zijn
met plaats voor meer dan 10.000 ar
beiders, vier, waaronder Waalwijk,
met 5000 tot 10.000 plaatsen en 7,
waaonder Loonopzand, met 2500 tot
5000 plaatsen. Van de uitgesproken
plattelandsgemeenten van minder
dan 5000 inwoners heeft verreweg
het grootste deel slechts 'n industri
ële werkgelegenheidscapaciteit van
minder dan 500 arbeidsplaatsen. In
de gemeenten van 10.000 tot 20.000
zielen is overwegend een industri
ële capaciteit van 2000 tot 3000 ar
beidsplaatsen aanwezig en in de ge
meenten van 20.000 tot 50.000 zielen
van 5000 tot 7000.
Anderzijds is het aantal sterk ge-
industrialiseerde gemeenten van
1930 tot 1950 gestegen van 16 tot 25.
In zijn overzicht geeft het E.T.I.
ook een rangordelijst van 139 ge
meenten, waarin ze staan geklas
seerd volgens het aantal industriële
bedrijfspersonen per 1000 inwoners.
Daarin neemt Waalwijk de derde
plaats in met 374 per 1000 (in 1930
de 6e plaats met 315 .p 1000) Loon
opzand de 9e plaats met 291 (16e
met 217), Geertruidenberg 13 met
269 (3 met 348), Heusden 16 met
258 (41 met 109), Drunen 18 met 252
(42 met 106), Raamsdonk 49 met
122 (62 met 74), Waspik 35 met 117
(48 met 97), Sprang-Capelle 63 met
100 (55 met 83), en Vlijmen 67 met
93 industriële beroepspersonen op
de 1000 inwoners (26 met 147
Een twaalftal gemeenten zijn er,
waar na 1930 de industriële werkge
legenheid in absolute omvang ge
daald is waaronder Geertruidenberg
en Vlijmen. Een tiental gemeenten
gaf een toename te zien van 1000 tot
2500 personen, waaronder Loonop
zand en Waalwijk.
Wanneer men de toename der in
dustriële werkgelegenheid in ver
band brengt met de industrialisatie-
dichtheid in 1930, dan blijken in de
Langstraat Raamsdonk, Waspik,
Sprang-Capelle en Loonopzand zich
matig te hebben ontplooid, Waal
wijk heeft zijn industrialisatiedicht
heid ternauwernood kunnen hand
haven, terwijl de industriële capa
citeit van Geertruidenberg relatief
is gedaald.
In 1930 zowel als in 1950 blijkt de
concentratie van de industrie in de
16 meest geïndustrialiseerde ge
meenten volledig bepalend te zijn
voor de industriële functie van
Noordbrabant in het Nederlandse
geheel. Deze 16 gemeenten leverden
in 1930 meer dan 103.000 van de bij
na 145.000 arbeidsplaatsen, en in
1950 bijna 170.000 van de ruim
240.000 arbeidsplaatsen.
Niettemin zien we na 1930 een
duidelijke decentralisatie der indus
triële bedrijvigheid. De grote steden
blijken dan zelfs, als groep gezien,
niet meer het sterkst geïndustriali
seerd te zijn. En ondanks dat er de
laatste 20 jaar een duidelijke trek
van het platteland naar de stad is,
verliezen de kleine industriekernen
toch langzamerhand hun landelijk
karakter.
Uit cijfers blijkt dat de afnemen
de betekenis van de grote industrie
centra een verschijnsel is, dat niet
enkel aan de ontwikkeling in de
na-oorlogse jaren kan worden toe
geschreven, terwijl dit wel het geval
is met de industriële ontwikkeling
van het Brabantse platteland. De
gecentraliseerde decentralisatie der
industrievestiging in Noordbrabant
is dus gedeeltelijk een product van
de na-oorlogse industrialisatiepoli
tiek.
Waar heeft de industrialisatie nu
vooral plaats gehad De grote in
dustriecentra hadden in 1930 een
grote concentratie van de metaalin
dustrie, de textielindustrie en de
confectie-industrie. De schoen- en
lederindustrie trad vooral op de
voorgrond in de industriecentra met
2500 tot 5000 arbeidsplaatsen.
Wat deze eerste drie categorieën
betreft, daarin is tot 1950 niet veel
wijziging gekomen, al kwam er ook
een aantal vestigingen in kleinere
plaatsen, o.a. van de metaalindustrie
in Drunen. Toch bleven ze voor het
merendeel in een viertal centra.
Wat de schoenindustrie betreft,
daaraan heeft de gemeente Waal
wijk het juist te danken dat zij na
1930 tot Noordbrabants middelgrote
centra is gaan behoren, terwijl ook
Drunen opvallend in betekenis is
toegenomen. Daarnaast moeten ge
noemd worden Loonopzand, Don
gen, Gilze-Rijen en Best, terwijl
Oisterwijk, dat in 1930 het vierde
schoen- en ledercentrum was, sterk
is achteruit gegaan.
De slotconclusie van het E.T.I. uit
dit laatste gedeelte van zijn over
zicht luidt, dat de gecentraliseerde
decentralisatie der industrie juist
bewerkstelligd is in die sectoren die
Ons bedrijf en kantoor zallen wegens vacontie van
het personeel op 12, 13 en 14 Juli en 23, 24 en 25
Augustus GESLOTEN ZIJN.
Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen
,,De Echo van het Zuiden".
In de week van 8-14 Juli en 19—25 Augustus, zal
ons blad ,,Ds Echo van het Zuiden" Donderdag
ochtend inplaats van Vrijdagochtend verschijnen.
Advertenties voor deze nummers moeten dus resp.
op Woensdagen 11 Juli en 22 Augustus om 9 uur
▼oormiddag binnen zijn.
zowel aan het begin als aan 't eind
van de besproken periode als de
voornaamste pijlers golden.
Uit het gehele overzicht kan men.
lezen, dat Noordbrabant niet is ach
ter gebleven in het algemene stre
ven naar industrialisatie, maar dat
onze provincie er in geslaagd is haar
plaats in het Nederlandse geheel te
behouden en in bepaalde opzichten
zelfs te verbeteren. In enger ver
band kan men zeggen dat de doel
stellingen van de wijze van indus
trialiseren in Noordbrabant even
eens voor een goed deel zijn verwe
zenlijkt.
De raad van Vlijmen heeft Donderdagavond een vrij onbelangrijke
agenda in een voor zijn doen vrij vlot tempo afgewerkt.
Het belangrijkste was wel de moeilijke financiële positie van vele
gemeenten door het geringe aanbod op de geldmarkt. Ook Vlijmen
ondervindt hiervan de terugslag.
Voor de openbare vergadering had de
heer Oremans tot zijn spijt bericht van
de verhindering gezonden, zo deelde
Burgemeester v. d. Hout na de opening
mee.
De notulen van de vorige vergadering
werden ongewijzigd vastgesteld.
Bij de ingekomen stukken was, naast
een aantal door Gedeputeerde Staten
goedgekeurde raadsbesluiten, ook een
verzoek van de stichting .Moederlied"
om subsidie voor 1952. De voorzitter
zegde toe dit op de begroting te plaat
sen.
De voorzitter deelde mee dat op 5 Juli
a.s. een speciale zitting van de gemeente
raad zal worden gehouden ter herden
king van het 100-jarig bestaan van de
gemeentewet. In die vergadering zullen
de vroede vaderen luisteren naar een
radio-rede van de Minister van Binnen
landse Zaken. Deze speciale vergadering
is openbaar.
De heer v. d. Meerendonk stelde voor
om de presentiegelden van deze extra
vergadering ter beschikking te stellen
van een charitatief doel b.v. de kanker
bestrijding.
De heer v. d. Ven vroeg de voorzitter
of hij dit initiatief aan de voorzitter van
de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten wilde meedelen, wellicht namen dan
meer gemeenteraden een dergelijk be
sluit.
De voorzitter zou het doen.
Punt 2, de vaststelling van een aan
gifteplicht van waterpokken, werd zon
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Het volgend punt was een voorstel
van B. en W. om de rijksregeling met
betrekking tot het toekennen van een
gratificatie van het rijkspersoneel ook
van toepassing te verklaren voor de
ambtenaren en werklieden van de ge
meente.
De heer v. d. Ven zag in deze spli-
sing van het personeel in 2 delen weer
een symbool van de socialisering en ni
vellering, waaraan ons land zo lijdt te
genwoordig.
Het voorstel ondervond overigens al
leen maar medewerking.
Punt 4. Voorlopige vaststelling van de
rekening der gemeente en het woningbe
drijf en van de rekening van het burger
lijk armbestuur.
De voorzitter bracht dank aan de com
missie van onderzoek voor de wijze
waarop zij haar taak heeft opgevat en
uitgevoerd. Hij was hiervoor zeer er
kentelijk.
De heer v. d. MeerendonkWij zijn
dankbaar dat er rekening wordt gehou
den met de opmerknigen van de com
missie.
De rekening van de gemeente werd
voorlopig goedgekeurd.
Ten aanzien van die van het woning
bedrijf zei de heer v. d. Meerendonk
Ik wilde via de voorzitter de directeur
van het woningbedrijf verzoeken om in
de toekomst meer vergaderingen te hou
den met de commissie van bijstand. Die
2 of 3 vergaderingen die thans gehouden
worden, zijn beslist te weinig.
De rekeningen van woningbedrijf en
armbestuur werden eveneens goedge
keurd.
Over de begrotingswijzigingen had
niemand iets te zeggen of te vragen en
ze gingen er vlot door.
Punt 6. Voorstel tot verlenging van de
rekening-courant-overeenkomst ad 150
duizend gulden met de Bank voor Ned.
Gemeenten.
De heer v. d. Meerendonk informeer
de of er al geld was voor de bouw van
de nieuwe school.
Voorzitter. Neen, we kunnen met
geen mogelijkheid aan geld komen, zelfs
ge kasgeldlening.
De heer Spanjers Het is een treurige
toestand. Zo kunnen we ook geen hui
zen bouwen en blijven we maar zitten
met de verschrikkingen van samenwonen.
Voorzitter. Ja. maar we kunnen hier
niets aan doen. We moeten zeggen: Hier
staan wë, we kunnen niet verder.
De verlenging was natuurlijk goed.
Een ontheffing op het kohier van 't
schoolgeld werd zo verleend.
In de commissie tot wering van school
verzuim werd met algemene stemmen de
heer A. van Son gekozen.
RONDVRAAG.
De traditie getrouw werd de rond
vraag weer een gezellig buurpraatje over
alles en nog wat.
De heer Samuëls had ernstige klachten
over de manier waarop de Kerkstraat
was hersteld. Voor minstens 2/3 zouden
er ondeugdelijke stenen zijn gebruikt.
Ronde, platte en achtkantige en ze wa
ren allemaal even hard, zei de heer Sa
muëls.
De voorzitter antwoordde dat bij de
aanbesteding bepaald was dat oude
bruikbare stenen gebruikt zouden wor
den. Dit was een besparing van 7000.
Hij had vernomen dat men over de ver
betering zeer tevreden was.
Maar de heer Samuëls niet en hij vond
dat de voorzitter zelf maar eens moest
gaan kijken.
De heer Wijkmans merkte op dat het
telefoonnet in de gemeente overbelast is,
terwijl er nog veel nieuwe aanvragen
voor aansluiting zijn. Zakenlieden die
in nieuwe huizen wonen kunnen geen
nieuwe aansluiting krijgen en dat is voor
hen erg lastig.
De voorzitter zei dat B. en W. al
verscheidene malen op uitbreiding van
het net hadden aangedrongen, maar ze
zouden het nog eens doen.
De heer Van Oye had een lang ver
haal over het zwembad in Haarsteeg.
Hij had officieus niet officieel maar
officieus, zei hij gehoord, dat de eige
naar van de wiel, de heer Van Wagen
berg, bereid was om toestemming te ge
ven om te zwemmen. Als nu de heer Van
Wagenberg toestemming geeft, krijgen
we dan ook toestemming van het ge
meentebestuur, vroeg de heer v. Oye.
De voorzitterJa. Maar we hebben
nog steeds geen antwoord gehad op onze
brief van 26 Mei of daaromtrent. Wij
hadden hen al hier verwacht om over de
voorwaarden dit wij stellen, te praten.
Maar wij hebben nog niemand gezien.
De heer van Oye beweerde dat er na
tuurlijk netjes en fatsoenlijk gezwommen
zou worden, daarover hoefde men zich
niet bezorgd te maken.
De voorzitter: Dts te beter.
De heer van Oye: Natuurlijk, als we
toch niet fatsoenlijk gingen zwemmen,
kregen we toch geen steun van onze
geestelijke overheid.
Het bleek dat er in Haarsteeg ver
scheidene mensen zijn die de voorschrif
ten die voor een zwembad -zijn gesteld,
in hun bezit hebben.
De hetr van Oye: Dat is prachtig.
Dan kunnen we de heer van Wagen
berg meedelen dat het zwembad inge
richt zal worden volgens de constructie
red.) van het gemeentebestuur.
De heer Samuëls had gezien dat er
in t hokje bij het zwembad kleine jon
getjes zaten om kaartjes te verkopen.
Dat was niet goed.
Dat vond de voorzitter ook en hij zou
er naar laten kijken.
De heer Spanjers tenslotte had zich
geërgerd aan de zwemmerij in het open
baar. Het was verschrikkelijk, zei hij, 't
leek wel kikkerzaad. - red.).
En lTiermee nam de vergadering een
einde en sloot de voorzitter met gebed.
Van Uitgeverij Kluitman in Alk
maar ontvingen wij een paar aardi
ge kinderboeken. Daar is op de eer
ste plaats „Toen het Lente werd op
Oegehoek", door Clara dc- Groot,
voor kinderen van 10 tot 14 jaar.
Het is een fors boek en net verhaal
speelt in Friesland. Op een scheeps-'
werf woont een jongen die geen
vriendjes heeft van zijn eigen leef
tijd. Maar er komt een nieuwe di
recteur op de zuivelfabriek en die
heeft een zoon. De vriendschap is
gauw gesloten en de jongen uit de
stad leert veel daar op het platte
land. Daardoor wordt hij een flinke
k^rel. Hït bock is blijkbaar met veel
enthousiasme geschreven, want er
staan -veel uitroeptekens in. De kin
deren zal bet in ieder geval wel
aanspreken. Soms is het diaiekt wel
wat moeilijk, maar dan wordt het
onder aan de bladzijde vertaald.
Het boek is al aan zijn derde druk
toe.
„De Langerud-Kinderen" is van
de Noorse schrijfster Marie Hamsun
en het is vertaald door Claudine
Bienfait. Dit boek kreeg al zijn 4de
druk, op zichzelf een bewijs dat het
in de smaak is gevallen bij de kin
deren tussen 8 en 12 jaar. Het is dan
ook erg leuk en de kleinen zullen
genieten van dit zonnige verhaal
over het leven op een Noorse boer
derij, waar ze allemaal leeftijdge
nootjes tegenkomen. Pol Dom te
kende de plaatjes.
Een boek over een paar flinke ke
rels schreef J. W. v. d. Klei met „De
Rodeo-kampioenen". Dat zijn twee
jongens van een jaar of veertien in
Noord-Amerika, die op een paard
evengoed thuis zijn als hun leeftijd
genoten in Nederland op de fiets.
Ze tonen allebei karakter te hebben,
voor geen kleintje vervaard te zijn
en iets te kunnen presteren, waar
door ze dan ook heel wat bereiken.
De schrijver vertelt hun avonturen
(want die beleven ze natuurlijk
ook) in een vlotte jongensachtige
stijl, al heeft hij zich niet altijd los
kunnen maken van een onderwij
zende toon en ouderwetse boeken-
woorden. Maar de spanning houdt
hij er in van het begin tot het eind.
Jongens tussen 10 en 14 jaar zullen
er van smullen.
Dan ontvingen wij nog „Kerels
gevraagd van Peter van Nierop,
een boek voor oudere jongens. Die
kunnen daarin lezen hoe van twee
jongens kerels worden gemaakt,
doordat het mijnbedrijf in Zuid
Limburg ze te pakken krijgt. Daar
over krijgen ze ondertussen ook nog
heel wat te horen. Maar voordat ze
er zijn, wordt hun flink de les gele
zen en moeten ze stoer aanpakken.
Het is een leerzaam en interessant
boek en soms ook wel een beetje
ruig.
Tenslotte is er voor oudere meis
jes „Zuster Rita" van Annik Saxe-
gaard, dat over een heel wat pitti
ger meisje gaat dan je aan de kop
op het stofomslag zou zeggen. Zus
ter Rita heet eigenlijk Eirin en ze is
verloofd met een dokter die in het
hoge Noorden van Noorwegen op
een armoedig plaatsje een praktijk
overneemt. Ondanks haar liefde
houdt ze het niet vol en ze laat hem
in de steek. Als ze naar het Zuiden
is teruggekeerd, ziet ze in dat ze
nog heel wat moet leren en begint
als leerling-verpleegster, zuster
Rita. Als ze die leerschool heeft ge
had, ligt de weg naar het geluk voor
haar open. Het is beslist geen boek
waarin alles van een leien dakje
gaat, integendeel, de liefde moet
heel sterk zijn om zuster Rita op
de been te houden, en al scheelt het
soms niet veel, het lukt. We hebben
het. met genoegen gelezen en dat
zullen de meisjes voor wie het be
stemd is, ook wel doen. Een kinder
boek is het niet. De vertaling is niet
vlekkeloos.
Al deze boeken zijn uitgegeven
bij Kluitman in Alkmaar en ze zijn,
evenals de vorige, keurig verzorgd.
Nederland. - Z. K. H. Prins Bern-
hard heeft deze week weer de zil
veren anjer uitgereikt aan een drie
tal Nederlanders die zich bizonder
verdienstelijk hebbeh gemaakt voor
de Nederlandse cultuur. Het zijn
prof. dr Ph. A. Kohnstamm, K. ter
Laan en Pim Muiier.