Bijkgc 1
Aanschrijving van de Minister van Binnenlandse Zaken, Baron W.F. Röell, aan de colleges
van Gedeputeerde Staten (overgenomen uit: 'De toestand der nijverheid te Amsterdam in
1816', Mededelingen van het Bureau van Statistiek der gemeente Amsterdam10 (1904), afgedrukt in:
I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuwRGP grote
serie nr. 98, 's-Gravenhage 1956, xi-xii).
's-Gravenhage, den 31 Augustus, 1816
No. 61 A
De tegenwoordige staat en behoeften der fabrieken en trafieken binnen het Rijk, bij het
Gouvernement niet met die volledigheid bekend zijnde, die allezins vereischt zoude worden,
om tot derzelver instandhouding, verbetering en de bevordering van derzelver bloei en wel
vaart naar eisch te kunnen werkzaam zijn, achtte ik het, ten einde tot die volledige kennis
zoo veel mogelijk te geraken, allezins dienstig om niet alleen van de soort, aard en het aantal
der fabrieken en trafieken die zich binnen het Rijk bevinden, maar ook van derzelver voorle
den toestand onderrigt te worden, ten einde door de onderlinge vergelijking van derzelver
voorigen staat met derzelver tegenwoordige gesteldheid te kunnen opmaken, welke middelen
bij de hand zouden behooren te worden genomen, om het in den aanvang dezes ontwikkelde
oogmerk op de meest gepaste en doelmatige wijze te bereiken.
Ik heb tot dat einde een tabel doen formeren, waarbij eenige vraagpunten zijn opgegeven,
om aan de Heeren Burgemeesteren der onderscheidene gemeenten ter invulling te worden
voorgelegen, met bijvoeging van eene lijst van zoodanige bedrijven, welke voor fabrieken
en trafieken gehouden kunnen worden en althans onder die takken van huishoudelijke nijver
heid behooren, omtrent welker toestand noodig zal zijn, dat het Gouvernement zoo volledig
mogelijk worde ingelicht, terwijl bijaldien een enkele fabriek of trafiek daarop niet mogt
zijn vermeld, ik veilig durf te vertrouwen, dat uit besef van de aangelegenheid daarvan, Hee
ren Burgemeesteren deze ook op de door hen inteleveren partiële tabellen hunner gemeenten
behoorlijk zullen brengen.
Ik meene mij te mogen vleijen, dat de plaatselijke autoriteiten, van het gewigt dezer statis
tieke renseignementen overtuigd, geene onvolledige berigten zullen mededeelen, maar zich
veeleer beijveren om over te leggen volledige resultaten, gegrond op zoodanige bescheiden,
waardoor zij van Hare zijde ter bereiking van het door mij voorgestelde oogmerk zullen
kunnen bevorderlijk zijn.
Thans blijft nog overig het tijdstip der formatie van de in te zenden tabellen te bepalen.
Dat tijdstip door mij op den eersten Augustus 1816 vastgesteld geworden zijnde, zullen de
Plaatselijke Besturen bij de invulling van derzelver respective tabellen, daarop bijzonder aan
dachtig dienen te zijn, te dien effecte dat daartoe alvorens behoorlijk opgenomen worde de
staat der fabrieken en trafieken, zoodanig als zich die op gedachten eersten Augustus 1816
laatsten werkelijk bevond.
De uit de partiële plaatselijke tabellen door UE. Groot Achtbare voor derzelver provincie
ingevulde algemeene tabel, zal ik zoo dra doenlijk en zoo mogelijk immers uiterlijk op den
eersten November aanstaande van dezelve verzoeken te ontvangen, waarbij het mij dan niet
weinig aangenaam zal zijn van de zijde van UE. Groot Achtbare gelijktijdig zoodanige sta
tistieke renseignementen en inlichtende aanmerkingen nopens het fabriekwezen van derzel
ver provincie te erlangen, als meest geschikt zullen kunnen zijn, om mij daarmede in derzelver
gehelen omvang op de best mogelijke wijze bekend te maken, met aanwijzing der maatrege
len, die naar het oordeel van UE. Groot Achtbare zullen behooren bij de hand genomen
te worden, om dezen belangrijken tak der huishoudkundige nijverheid binnen derzelver pro
vincie op de meest doelmatige wijze zooveel mogelijk bevorderlijk te zijn.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Röell.
25