DOKIE DURF in Boris Baal duikt op WAALWIJKSE K.A.B. Opera „Der Freischütz" HET HUIS ZONDER SLEUTELS. WEK DE GAL \H UW LEVER OP ONZE BRIEVENBUS LANG NIET VOL BOEKBESPREKING 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 19 OCTOBER 1951 2 Bij het jubileum van de RAT noch MUIS (Wordt vervolgd). is nog HET WORDT AL KOUD HET MEELEVEN NEEMT AF. Zonder iets te willen zeggen van de trouw en het meeleven van de goede leden, moet men toch consta teren, en ook de heer Smolders, wees hierop, dat de belangstelling van het gros van de leden voor hun bond afneemt. Geruime tijd voor de tweede we reldoorlog, vooral vlak na de eerste oorlog, kende men een zeer sterk verenigingsleven. De vergaderin- verenigingsleven. De vergaderingen de statuten schreven voor dat 's zomers om de 2 maanden moest vergaderen, werden druk be zocht, ook de vergaderingen van de vakverenigingen. De heer Smolders sprak ook over de jaarlijkse feest dag, wanneer er een H. Mis was met een algemene H. Communie, en men in een grote optocht naar de kerk trok. De leden die hieraan niet deelnamen kregen een kwartje boete, maar men hoefde deze boete slechts weinig toe te passen. Later echter durfde men deze boete niet meer te handhaven, uit vrees de le den te verliezen. Het is zeer jam mer dat dit mooie katholieke ge bruik vei'loren ging. Omstreeks 1910 was er een grote activiteit in de vereniging; er was een prima propaganda-club die de naam droeg van „Pius X"; er was een bloeiende vakafdeling van de schoenstiksters; in dat jaar werd ook het gebouw, de tegenwoordige Gildenbond, in gebruik genomen en steeds is daar een welvarend café geweest. Het was dan ook een ern stige tegenvaller voor het bestuur toen men na de oorlog weer, na veel kosten gemaakt te hebben, het café ging openen en er niemand kwam; allen bleken het bestuur als het ware in de steek gelaten te hebben. Wanneer wij zeggen, dat de be langstelling voor en het meeleven met de K.A.B. sterk is afgenomen, dan houdt dat niet in dat 't leden tal zou zijn verminderd. Het tegen deel is waar; de afdeling Waalwijk heeft na de oorlog veel leden bijge- kregen, niet op de laatste plaats door fusie met Baardwijk en door het feit dat men zich nu ook ging bemoeien met de jongens en meis jes van de arbeidende stand, wat 'vóór de oorlog nooit het geval was geweest. GROTE MANNEN. Elders in dit nummer brengen wij hulde aan de getrouwen die ja renlang de K.A.B. hebben bestuurd en hebben groot gemaakt. Wij noemden reeds de heer F. Smolders, die vanaf 1913 bestuurslid is en vanaf 1938 voorzitter; wij noemen ook de heer C. Didden, die ook bij na even lang een plaats achter de bestuurstafel heeft ingenomen, en voorts de heer Jac. Didden die reeds lange jaren het secretariaat met ere voert. Van de advi seurs mogen wij herinneren aan kapelaan Wevers, de Wijs, wiens portret nog hangt in het vereni gingsgebouw, kapelaan Kluijtmans, die zeer lang adviseur was en die heel veel deed voor de ontwikke ling van de arbeider; wij noemen ook kapelaan Beijnen, de man van het toneel, die de toneelclub D.V. S.V. toen een naam heeft gegeven tot ver buiten de gemeente en on der wiens regie de bekende Bijbel se stukken werden opgevoerd, die zo'n groot succes hadden. Verder kapelaan v. Rooy, kapelaan Beek man en tenslotte kapelaan Völker. Dit zijn enkele namen, maar gaarne brengen wij hulde aan al degenen die hun krachten gaven aan de vereniging, adviseurs, be stuursleden en leden, die de vereni ging hebben doen uitgroeien tot wat zij nu is; van deze groei hopen wij spoedig een meer gedetailleerd overzicht te geven. Het tegenwoordige bestuur wordt, fcoals U dat op vorenstaande foto kunt zien, gevormd door: de Wel eerwaarde Heer Kapelaan Wassen- berg, geestelijk adviseur; de heer Jos v. Well, voorzitter; de heer J. Didden, secretaris (die wegens om standigheden niet op de foto kon); de heer Jos v. Seters, vice-voorzit- ter; de heer J. v. Huiten, penning meester; de heer J. v. d. Wiel, 2e secretaris; de heer C. Krol en dhr. L. Verhoeven, leden. Wij wensen hen geluk met het feest van hun vereniging en wij wensen hen te vens steeds het allerbeste voor de toekomst van hun K.A.B. Moge de K.A.B. ook in de komende vijftig jaren weer een zegen blijken voor de Waal'wij kse arbeiders, zoals zij dat in het verleden is geweest. Nadat professor Onsnor zijn octodestraalmachine had gericht, zag Dokie een ondeelbaar ogenblik lang een verblindend wit licht. Daarop viel de ketting waarmee hij aan de muur was bevestigd, in twee stukken uiteen. Op dat ogenblik klonken stappen. De marconist, die in het bijzonder was belast met de be waking van Dokie Durf, had order gekregen „de detective te liquideren". Met grote stappen liep hij op Durf toe. Dokie deed alsof hij nog stond vastge bonden om het voordeel van de verrassing uit te bui ten. Toen de marconist vlak bij de detective was, zag hij hoe de zaken stonden. Toen was het echter te laat. Dokie, die spinnijdig was geworden door de tegenslag waarmee hij steeds te kampen had in zijn strijd met Baal, raakte de marconist voorbeeldig. De waarde van een standsorganisatie, zoals de Katholieke Arbeidersbeweging, is niet te schatten. Voor de arbeider van het jaar 1951, speciaal voor de jonge arbeider, is het zo vanzelfsprekend geworden, dat hij beschermd is door goede wetten, dat zijn positie economisch, zowel als sociaal is verzekerd door de P.B.O. en de C.A.O.; het is zo vanzelfsprekend geworden dat hij een acht-urige werkdag heeft, een vrije Zaterdagmiddag; het is niet opzien barend meer, dat hem de tijd gelaten wordt, zijn persoonlijk leven te leven, dat men zich zelfs beijvert om hem te ontwikkelen, dat men hem de helpende hand reikt bij de vervolmaking van zijn persoonlijkheid. Echter, wanneer ge U de toestand in denkt, zoals die nog aan het begin van deze eeuw was en ge denkt aan de vrij wel onbeschermde positie van de arbei der; de gebrekkige sociale voorzieningen, 't streven van sommigen om hem maar zo dom mogelijk te houden en ge denkt aan het ontbreken van bijna iedere gelegen heid, zich te ontwikkelen tot een vol waardige persoonlijkheid en aan de vele andere wantoestanden, die er op zo veel gebied heersten, en ge vergelijkt dit al les met de toestand nu, dan moet ge er kennen, dat er een geweldig bolwerk rond de arbeider is gebouwd, dat hem en zijn gezin beschermt, waarin zijn be langen en zijn positie veilig zijn; dan moet ge concluderen dat ook op dit ge bied onze tijd gigantische vorderingen heeft gemaakt. Hier is geen sprake meer van een ontwikkeling, hier kan men alleen maar spreken van het doorstoten met geweldi ge kracht, van het onder de voet lopen van oude irreële grenzen, van het for ceren van vastgeroeste deuren. Hier is met enthousiaste kracht ge werkt, hier heeft men niets aan de ont wikkelde tijd overgelaten en aan de zich langzaam wijzigende omstandighe den; neen, men heeft zelf het initiatief genomen en met eigen handen de zaken geduwd in die richting, waarin men wenste en waarin het noodzakelijk was dat zij zich bewogen. Bij het optrekken van dit bolwerk heeft de Katholieke Arbeidersbeweging in Nederland het leeuwenaandeel gehad. Niet lang heeft de R.K. Werkliedenver eniging slechts een klein stemmetje kun nen laten horen in het grote koor, waar in vooral de socialisten de toon aanga- onweerstaanbare veri, heel gauw heeft zij zich weten te ontwikkelen tot een organisatie, gelijk waardig aan welke andere standsorga nisatie ook. Zij heeft een stem gekregen die gezaghebbend is, en haar wil tot be reiking van al de gestelde idealen bleek steeds sterker, haar invloed en haar ge zag steeds groter en wij mogen, nog maals, zeggen, dat het tot standkomen van de grote sociale voorzieningen voor al de grote verdienste is van de K.A.B. Hier ligt inderdaad een zeer groot stuk van de emancipatie der katholieken in Nederland. Wanneer we tegen deze achtergrond het jubileum zien dat de afdeling Waal wijk van de K.A.B. dezer dagen viert, dan voelen we ons gerechtigd te spre ken van een zeer belangrijk jubileum; hier immers betreft het een organisatie, die zo verweven is met het leven van de arbeider, die in al de groeperingen en schakeringen van de arbeidersstand haar vertakkingen heeft, een organisatie door middel waarvan de stem van de arbei ders gezag en medezeggingschap krijgt, als welke andere stem ook. En dan krijgen we geweldige waar dering voor het werk van de bestuurs leden al die vijftig jaar door. Voor de mannen die vaak eenzaam op hun post stonden, alleen met de verantwoordelijk heid voor hun organisatie, die vaak heb ben moeten besturen zonder enige mede werking van de leden. Wij hoeven hier geen namen te noemen; iedereen in Waalwijk kent deze mensen, die het grootste gedeelte van hun leven gaven aan de vereniging, wetende van hoe groot belang deze organisatie was voor het welzijn van de arbeider; en dan te moeten zien, de lachwekkend geringe belangstelling vaak van de zijde van de arbeidende mens; en dan te moeten zien dat velen profiteerden van de arbeid van enkelen, zonder voor andere dingen be langstelling te tonen dan voor hun eigen portemonnaie en hun eigen boterham. Wanneer wij hier dan een woord van gelukwens richten, dan is dat op de eerste plaats tot de voormannen, de doorzetters, die ondanks alles, de K. A. B. hier in Waalwijk hebben weten te maken tot een grootse organisatie met vele onderafdelingen en tot de trouwe leden, die op geen vergadering ontbra ken, die de ontwikkelingsavonden, deze prachtige gelegenheid tot bewustwording van eigen onvergankelijke waarden, steeds trouw meemaakten; kortom dan wensen wij eerst de goede kern van harte proficiat. Wij richten ons echter ook met een oprecht woord van gelukwens tot alle andere arbeiders bij het jubileum van HUN organisatie, echter met de drin gende aansporing steeds het grootse en goede werk van de K.A.B. te blijven waarderen. En dan tenslotte tot de jon geren,* tot de V.K.A.J. en de K.A.J., die wij feliciteren met het mooie jubileum van hun grote „vader'-organisatie, waar in zij het jeugdig vuur en het jonge wel doende enthousiasme mogen levend hou den. FEUILLETON van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". Door EARL DERR BIGGF.RS. VERTALING VAN P. OREILLE. 16) Hallet knikte. „U ging dus weg om half negen. Vertel nu eens waarheen u ging en wanneer u te rugkwam. En alles over het arm bandhorloge." Juffiouw Minerva schetste haar avond op de luau. Ze beschreef haar terugkeer in Dan's woonka mer, haar avontuur in het donker*, de lichtgevende wijzerplaat, die ge wacht had tot zij voorbij was. „Ik wilde dat u meer had gezien", klaagde Hallet. „Zoveel mensen dragen armbandhorloges". „Waarschijnlijk niet veel zo één", zei Juffrouw Minerva. „O, had het iets bijzonders?" Zeker. De cijfers waren verlicht en duidelijk zichtbaar met één uitzonde ring. De twee was heel dof zo goed als uitgewist. Hij keek haar bewonderend aan. Nu, u had uw zinnen wel bij el kaar. Dat is een gewoonte, die ik al hefel vroeg heb aangenomen, antwoordde juf frouw Minerva. En gewoonten wennen moeilijk af. Hij glimlachte en vroeg haar voort te gaan. Zij vertelde, dat zij het personeel gfewekt had en tenslotte van de grieze lige ontdekking op de lanai. Maar Amos heeft opgebeld, zei Hallet. Ja. Ik heb hem dadelijk getelefo neerd en hij bood aan daarvoor te zor- Hallet wendde zich tot Amos. Hoe lang had u nodig om hier te komen? vroeg hij. Niet mfeer dan tien minuten, zei Amos. U kunt u kleden en hier komen in die tijd? Amos aarzelde Ik ik behoefde mij niet te kle den, legde hij uit. Ik was nog niet naar bed. Hallet keek hem aan met nieuwe be langstelling. Half twee en u nog op? Ik slaap niet goed, zei Amos. Ik ben altijd laat op. Zo. U en uw broer waren niet op goede voet? Een oude twist? Niet bepaald twist. Ik keurde zijn levenswijze niet goed en we gingen ver schillende kanten uit. En spraken niet meer tegen elkaar? Ja, zo stond het, gaf Amos toe. Hum! Een ogenblik staarde de ka pitein Amos aan en juffrouw Amos deed het ook. Amos- Het flitste door haar heen, dat Amos lange tijd daar alleen op de lanai was geweest, voor de komst der politie. Nu wil ik het personeel, dat met u mee naar beneden is gekomen, spre ken, Juffrouw Wintferslip, zei Hallet. De anderen kunnen wachten tot de ochtend. Haku en Kamaikui verschenen, met grote, verschrikte ogen. De Jap had niets te zeggen, hij had vast geslapen van 9 uur af tot juffrouw Minerva aan zijn deur had geklopt. Hij legde de eed af. Maar Kamaikui had iets mee te delen. Ik hier komen mfet fruit. Zij wees naar een mandje op de tafel. Op lanai daar gepraat, meneer Dan, een man, een vrouw. O, heel boos. Hoe laat was dat? vroeg Hallet. Tien uur, geloof ik. Herkende je geen andere stem, dan die van je meester? Juffrouw Minerva meende de vrouw even te zien aarzelen. Neeen. Nog iets? Ja. Misschien elf uur. Ik zitten bij het raam boven. Weer gepraat op lanai meneer Dan en andere man niet zo boos. Om elf uur? Ken je meneer Jim Egan? Ik héb hem gezien. Zou je kunnen zeggen, of het zijn stem was? Ik zou het niet kunnen zeggen. In orde. Jullie beiden kunt gaan. Hij wendde zich tot Juffrouw Miner va en Amos. We zullen eens zien wat Charlie daar heeft gevonden, zei hij en ging hen voor naar de lanai. De reusachtige Chinees lag geknield naast een tafel. Hij stond op, toen zij binnen kwamen. Mes gevonden, Charlie? vroeg de kapitein. Chan schudde het hoofd. Geen mes aanwezig in nabijheid der misdaad, kon digde hij aan. Op die tafel, begon Juffrouw Mi nerva, lag een Maleise kris, die als pa piersnijder werd gebruikt. De Chinees knikte en nam de kris van de schrijftafel. Dezelvfe ligt hier nog, zei hij, on aangeroerd, onbesmet. Man, die doodde, had individueel wapen. Vingerafdrukken? vroeg Hallet. Jongste ontdekking in aanmerking nemende, zoeken naar vingerafdrukken hopeloos, zei CKan. Hij stak een mollige hand uit, waarop een paarlmoeren knoopje lag. Afgerukt van glacé hand schoen, lichtte hij in. Oude kunst van misdadig gemoed. Geen vingerafdrukken. Is dat alles? vroeg zijn chef. Hoogst oprechte pogingen hebben niet opgeleverd veel, zei Chan. Ik zou echter dit mogen noemen. Hij nam een in leer gebonden boekje op. Hierin zijn namen geschreven van bezoekers, die in dit huis gastvrijheid hebben genoten. U ziet, dat een der eerste blaadjes ruw uitgescheurd is. Toen ik ontdekking doen, boekje open liggen op deze locali- teit. Kapitein Hallet nam het boekje in zijn magere hand. In orde, Carlie, zei hij. Dit is jouw zaak. De schuine ogen flikkerden van ge noegen. Zeer belangwekkend, mompelde Chan. Hallet tikte tegen het opschrijfboekje in zijn zak. Ik heb hier een paar feiten voor je, die zullen we later even doornemen. Even stond hij op de lanai rond te kijken. Ik moet zeggen, dat we niet veel hebben om op af te gaan. Een afgerukt knoopje van een handschoen, een blaadje, dat uit een gastenboekje is gescheurd. En een armbandhorloge met een lichtge vende wijzerplaat waarop de twee be schadigd is. Bij het noemen hiervan werden Chan's ogen groter. Niet veel Charlie tot nu toe. Misschien meer komen, zei de Chi nees. Wie weet? Wij gaan nu verder, ging Hallet voort. Hij wendde zich tot Juffrouw Minerva en Amos. Ik denk, dat u nu wel wat rust verlangt. Wij zullen u morgen weer moeten lastig vallen. Juffrouw Minerva stond tegenover de Chinees. De man, die dit deed moet gevangen genomen worden, zei ze vast. Hij keek haar slaperig aan. Wat komen moet, zal komen, antwoordde hij met zangerige stem. Ik weet het dat is uw Confu cius, zei ze scherp, maar dat is een leer van niets doen, en daar houd ik niet van. Een flauwe glimlach ging over het ge zicht van de Chinees. Vrees niet, zei hij. Het lot is bezig, en de mens kan veel doen om te helpen. Ik beloof u, hier zal geen nietsdoen zijn. Hij kwam dichter bij. Vraag u nederig vergiffenis bij het noemen, ik ontdek in uw ogen lichte vlam van vijandigheid. Wees zo vrien delijk die te doven. Vriendschappelijke samenwerking zijn nodig tussen ons. Ondanks zijn omgeving, slaagde hij erin om «diép te buigen. Wens u goe de morgen, voegde hij erbij en volgde Hallet. Juffrouw Minerva wendde zich zwak tot Amos. Wel, heb ik van mijn leven. Schreven wij U in het vorig nummer het een en ander over de opera in het algemten, vandaag menen we goed te doen U iets te vertellen over het leven t van Carl Maria von Weber en hoe zijn opera „Der Freischütz' die U binnen kort in Waalwijk te horen en te zien zult krijgen, tot stand kwam. Carl Maria von Weber werd geboren in 1786. Van zijn vader Franz Anton weten we dat hij het voorname ambt, dat hij bekleedde, verloor, vanwege zijn hartstocht voor de muziek. We wogen dus wel zeggen, dat de liefde voor de muziek bij zijn zoon „aangeboren-' was. Von Weber ontving vele en goede mu zieklessen, werd al jong erkend als be kwaam dirigent en componeerde ver schillende opera's, waaronder „Der Frei schütz". Dit was niet zijn eerste grote werk, maar we mogen wfel zeggen, dat zijn hart naar deze opera het meeste uitging. Het werd zijn levenswerk. We lezen hoe von Weber in 1810 als hij naar een geschikte tekst voor een ie componeren werk zoekt, in het z.g. „Ge- spensterbuch" een verhaal vindt, geti teld: „De vrijschutter, een volkssage". Een pracht gegeven! Samen met zijn vriend von Dusch gaat hij nog difezelfde avond aan het werk en tegen het aan breken van de morgen is het scenario gereed. Enkele scènes komen ook nog klaar endan blijft het geheel liggen tot 1817 als von Weber de dichter Kind ontmoet, die meteen enthousiast de gé- hele tekst voor hem begint te schrijven. In een brief van von Weber zelf aan zijn verloofde Karoline lezen we hier over: „Deze opera wordt iets extra's! Duivelen komen er in voor als zwarte jagers en er worden midden in de nacht kogels gegoten in een bergspelonk, waar allerlei schimmen voorbij trekken! In 14 dagen is Kind mfet de hele opera tekst klaar en geeft deze als titel „De JagersbruidVanaf 23 Februari tot 2 Juli werkt von Weber aan de eigenlijke compositie en zijn zoon Max schrijft la ter hierover: „Hij liet de opera lang zaam in zich groeien, blad na blad. Er is geen muziekstuk in, dat hij niet tien maal in de geest heeft omgevormd, tot het hem zó toeklonk dat hij uitriep: „Dat is het!" en dan schreef hij het neer, bijna zonder er een noot aan te veranderen, vlug, zeker en zuiver". Zelf schrijft von Webfer plagerig aan U zult 's morgens „kiplekker" uit bed springen. Elke dag moet uw lever een liter gal ln uw ingewanden doen stromen, anders verteert uw voedsel niet, het bederft. U raakt verstopt, wordt humeurig en loom. Neem de plantaardige CARTER'S LEVERPILLETJES om die liter gal op te wekken en uw spijsvertering en stoelgang op natuurlijke wijze te regelen. Een plantaardig zacht middel, onover troffen om de gal te doen stromen. Eist Carter's Leverpilletjes. zijn enigszins tot jaloezie geneigde bruid: „lk moet je vandaag een zware beken tenis doenEen meisje, wier lieftal ligheid ik hier niet in staat ben jfe te beschrijven, heeft me geheel in haar macht; ze is zelfs mijn bruid..." Hiermee bedoelt hij dan slechts de in zijn fanta sie groeiende Agathe, de prachtige vrou welijke hoofdrol in deze opera. En ver der, in een andere brief, als hij schrijft over de tweede vrouwelijke rol: „Ann- chen zou zo echt een rol voor jou zijn. Zij trekt me vooral aan, omdat jij me bij dit persoontje steeds levendig voor ogen staat. Je zult jezelf daarin terug vinden als een lief plagerig, schelms, doch ook trouw jong meisje". Eerst com poneert de maker dan het duet tussen Agathe en Annchen, waarin hun beider karakter zo prachtig tot uiting komen: de levensblije Annchen, die een guitig- ondeugend gesprek voert tegen een ge schilderd portret van een oude voorva der, dat het zowaar bestaan heeft van de muur af te vallen en de bewoners van het huis aan het schrikken te maken. In dit grappig gesprek probeert ze op een ontroerend lieve manier haar vriendin Agathe uit de angstige spanning te trek ken waarin deze, door omstandigheden verkeert op de vooravond van haar hu welijk. Deze twfee vrouwenfiguren geven de hele opera een buitengewone charme. Agathe, die haar overweldigende liefde voor Max, de vrijschutter, op een zwa re proef gesteld ziet als deze haar met geheimzinnigheid omringt, de waarheid voor haar wil verbergen, en zij later hoort wat hij gedaan heeft, terwijl haar in allesoverwinnende aanhankelijkheid hem trouw blijft. En Annchen, levens warm en echt in de figuur van de jonge vriendin die Agathe met roerende harte lijkheid omringt, haar spanningen be grijpt, haar angsten weglacht en tenslot te haar diepgevoelde vriendschap uit zingt in één van de mooiste aria's uit deze opera: „Du zürnest mir?... Ben je boos op me?... Hoe kun je denken, dat ik niet met je meevoel?... Maar bij een bruid horen toch geen tranen...! In Weber's dagboek lezen we op 13 Mei 1820: „Ouverture: de Jagersbruid gereed en daarmee de hele opera. God zij dank en Hem alle eer..." De naam van de opera wordt veranderd. „De Ja gersbruid" gaat „De Vrijschutter" heten. Op 8 Juni 1821 heeft de eerste opvoe ring te Berlijn plaats. Vier uur voor de opening verdringt zich reeds een grote menigte voor het operagebouw. In We ber s dagboek lezen we weer: „Der Freischütz" werd met ongelooflijk en thousiasme beluisterd. Ik werd herhaal, délijk terug geroepen. Aan God alleen de eer...". Richard Wagner schreef over „Der Freischütz": „Van het ene einde van Duitsland tot het andere wordt deze opera gehoord en gezongen. Deze opera blijft een succes". Het onnoemlijk aantal opvoeringen, na Duitsland, over alle grenzen heen, heeft dit dan ook bewe zen. Nog stfeeds is deze opera, met zijn romantiek, met zijn muziek, zo prach tig genuanceerd, een der meest geliefde onder de operacomposities, die in alle talen en in alle landen nog steeds dank baar voor het voetlicht wordt gebracht. Maak je niet ongerust over Char lie, zei Amos. Hij heeft een goede naam. Ga nu naar bed. Ik blijf hier om de no dige mensen op de hoogte te stellen. lk ga wat liggen, zei Juffrouw Mi nerva. Ik moet vrofeg naar de haven. Arme Barbara! En John Quincy komt ook. Een grimmige glimlach ging over haar gezicht. Ik ben bang, dat John Quin cy dit niet goed vindt. Zij zag door haar raam, dat de nacht voorbij was, de geveerde kokospalmen waren in grauwe nevel gehuld. Zij ver wisselde haar japon met een kimono en ging onder het muskietengordijn op haar bed liggen. Zij sliep echter maar kort en was spoedig weer aan het raam. De dag was aangebroken, de mist was opge trokken en een rozenrode en smaragd groene wereld schitterde voor haar moe de ogen. De frisheid van dit schouwspel gaf haar nieuw leven. De passaatwinden waaiden nu arme Dan, hij had er zo naar verlangd. De nacht had wonderen gedaan aan de bloesems in de tuin en de vogels zongen de nieuwe dag tegen. Een zacht kloppen op haar deur, en Kamaikui kwam binnen. Zij legde iets kleins in juffrouw Minerva's hand. Juffrouw Minerva keek. Zij zag een antieke juwfelen broche. Tegen een ach tergrond van onyx tekende zich een boom af, smaragden vormden de bladeren, ro bijnen de vruchten, en daar tussen door was een schittering van fijne diaman. tjes. Wat is dat, Kamaikui?, vroeg zij. Meneer Dan dit vele, vele jaren hebben. Een maand geleden geeft hij het aan een vrouw op het strand. Juffrouw Minerva's ogen wferden klei ner. Aan de vrouw, die de weduwe van Waikiki wordt genoemd? Ja, aan haar. Hoe kom je hier aan, Kamaikui? Neen, lezers, onze brievenbus is nog lang niet vol. Eerlijk gezegd, er zit pas een klein beetje in, en we hadden toch afgesproken dat U de giften in onze brievenbus zou doen regenen; de giften voor de verwar ming van de Ouden van Dagen, die weer dagelijks hun kaartje leggen en hun koffie drinken in het café van de Gildenbond en daar een ge zellig onderkomen vinden. Maar steeds wordt het kouder; nu is de wind al weer naar het Noorden aan het draaien en de zon hoeft maar weg te blijven en we zitten midden in de winter. Ook de Ouden van Dagen zitten dan midden in de win ter en verlangen er dan erg naar hun koude voeten 'ns lekker uit te steken naar de warme kachel. De kachel is er wel, maar warm is ze niet. Laten wij die kachel nou 'ns vol gaan gooien. Natuurlijk, alles is erg duur tegenwoordig en vooral de kolen; maar dat ondervindt het co mité Ouden van Dagen en dat on dervindt het bestuur van de K.A.B. ook en daarom zou het zo fideel zijn als de lezers van De Echo hen nou eens een beetje gingen helpen. U kent de methode. U cleponeert een enveloppe in onze bus, of U laat Uw gift (neen, het hoeft niet veel te zijn) overschrijven op onze postrekening no. 50798 en de Ouden van Dagen zijn uit de kou CENTRA S JEUGDALBUM. In een goed verzorgd boekwerkje heeft het Filmverhuurkantoor „t-entra te uordreent de voornaamste jeugdnlms die momenteel in rouiatie zijn bijeenge- oraent. men krijgt aldus een goed over- zicnt van de rums die voor de jeugd vertoond worden en men krijgt tevens de indruk dat deze films goed zijn en volkomen op het jeugdige publiek zijn ingesteld. De meeste films zijn van Fran se ot Duitse oorsprong, een enkele is atkomstig uit Amerika en zelfs is er een Kussische rilm onder, echter de meeste zijn na-gesynchromseerd in de Neder landse taal. VCel bekende sprookjes maken de stof uit voor deze goede en verantwoorde jeugdnlms. DE PASBANK. Het Octobernummer van de Pasbank is bijna geheel gewijd aan de schoenen show, die begin September in het Vic toria-hotel te Amsterdam door het Mo decentrum is georganiseerd. Vooral de exclusieve foto-reportage van deze show waarop Waalwijk vooral zeer gofed ver tegenwoordigd was, trekt zeer de aan dacht. Naast andere interessante, vak technische artikelen treffen' we er een beschrijving in aan van de grote Ween- se Schoenenshow, waarvoor in de be treffende kringen grote belangstelling zal bestaan. Zoals steeds maakt de uitgave een keurige indruk. WAPENBROEDERS. Wapenbroeders is er weer; het popu laire, vertrouwde orgaan van de militai ren in Indonesië, thans voor de Indië- veteranen in Nederland, die hierin een goed middel zien het onderling contact te blijven handhaven en hun gezamenlijk streven te blijven voortzetten. Het eer ste, goed verzorgde en goed geredigeer de nummer, is één grote herinnering aan het lief en leed dat men zo broederlijk in Indië defelde. Daarnaast echter be steedt het blad ook de aandacht aan het heden en de toekomst, aan de proble men van de oud-militairen en aan hun vooruitzichten. Ernst en luim wisselen elkaar op een verantwoorde wijze af, (zelfs Taaie en Neut ontbreken niet) in dit blad, waarvan de redactie hoopt dat het weer „zo'n blad" zal worden: „dat het een sterke band onderling zal vormen. Dat het een ruggesteun voor velen zal kunnen zijn, een kapstok voor het kankerblaadje, een uitlaatklep voor het verhitte gemoed, de banier van het geloof of in een goede zaak, de storm klok voor het aangerande geweten". De redactie is niet bekend, en behalve een artikel van Admiraal b.d. Helfrich staat er niets van officiële hand in. Wapenbroeders wil het orgaan zijn van een op te richten Veteranen-Legi oen van Indië-gangers, dat zijn invloed wil gebruiken voor binnen- en buiten landse aangelegenheden!! VELE DODEN BIJ VLIEGRAMPEN. Ten Zuid-Oosten van Kokstad (Zuid-Afrika) vloog een Dakota van een Zuid-Afrikaanse Lucht vaartmaatschappij tegen een berg. Verwacht wordt dat de 17 personen die zich aan boord bevonden, alle maal om het leven zijn gekomen. Een Superfort van het Ame rikaanse leger stortte Zondag na een aanval op Korea juist voor het landen in Japan bij ongunstig weer neer. Negen personen werden ge dood, vijf anderen gewond. Verder wordt een „Stratofeighter", op weg van de Azoren naar de luchtbasis West-over, vermist.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 2