DOKIE DURF in Boris Baal duikt op
WAALWIJKSE K.A.B.
Opera „Der Freischütz"
HET HUIS ZONDER
SLEUTELS.
WEK DE GAL
\H UW LEVER OP
ONZE BRIEVENBUS
LANG NIET
VOL
BOEKBESPREKING
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 19 OCTOBER 1951
2
Bij het jubileum van de
RAT noch MUIS
(Wordt vervolgd).
is nog
HET WORDT
AL KOUD
HET MEELEVEN NEEMT AF.
Zonder iets te willen zeggen van
de trouw en het meeleven van de
goede leden, moet men toch consta
teren, en ook de heer Smolders,
wees hierop, dat de belangstelling
van het gros van de leden voor hun
bond afneemt.
Geruime tijd voor de tweede we
reldoorlog, vooral vlak na de eerste
oorlog, kende men een zeer sterk
verenigingsleven. De vergaderin-
verenigingsleven. De vergaderingen
de statuten schreven voor dat
's zomers om de 2 maanden moest
vergaderen, werden druk be
zocht, ook de vergaderingen van de
vakverenigingen. De heer Smolders
sprak ook over de jaarlijkse feest
dag, wanneer er een H. Mis was
met een algemene H. Communie,
en men in een grote optocht naar
de kerk trok. De leden die hieraan
niet deelnamen kregen een kwartje
boete, maar men hoefde deze boete
slechts weinig toe te passen. Later
echter durfde men deze boete niet
meer te handhaven, uit vrees de le
den te verliezen. Het is zeer jam
mer dat dit mooie katholieke ge
bruik vei'loren ging.
Omstreeks 1910 was er een grote
activiteit in de vereniging; er was
een prima propaganda-club die de
naam droeg van „Pius X"; er was
een bloeiende vakafdeling van de
schoenstiksters; in dat jaar werd
ook het gebouw, de tegenwoordige
Gildenbond, in gebruik genomen en
steeds is daar een welvarend café
geweest. Het was dan ook een ern
stige tegenvaller voor het bestuur
toen men na de oorlog weer, na
veel kosten gemaakt te hebben, het
café ging openen en er niemand
kwam; allen bleken het bestuur als
het ware in de steek gelaten te
hebben.
Wanneer wij zeggen, dat de be
langstelling voor en het meeleven
met de K.A.B. sterk is afgenomen,
dan houdt dat niet in dat 't leden
tal zou zijn verminderd. Het tegen
deel is waar; de afdeling Waalwijk
heeft na de oorlog veel leden bijge-
kregen, niet op de laatste plaats
door fusie met Baardwijk en door
het feit dat men zich nu ook ging
bemoeien met de jongens en meis
jes van de arbeidende stand, wat
'vóór de oorlog nooit het geval was
geweest.
GROTE MANNEN.
Elders in dit nummer brengen
wij hulde aan de getrouwen die ja
renlang de K.A.B. hebben bestuurd
en hebben groot gemaakt. Wij
noemden reeds de heer F. Smolders,
die vanaf 1913 bestuurslid is en
vanaf 1938 voorzitter; wij noemen
ook de heer C. Didden, die ook bij
na even lang een plaats achter de
bestuurstafel heeft ingenomen, en
voorts de heer Jac. Didden die
reeds lange jaren het secretariaat
met ere voert. Van de advi
seurs mogen wij herinneren aan
kapelaan Wevers, de Wijs, wiens
portret nog hangt in het vereni
gingsgebouw, kapelaan Kluijtmans,
die zeer lang adviseur was en die
heel veel deed voor de ontwikke
ling van de arbeider; wij noemen
ook kapelaan Beijnen, de man van
het toneel, die de toneelclub D.V.
S.V. toen een naam heeft gegeven
tot ver buiten de gemeente en on
der wiens regie de bekende Bijbel
se stukken werden opgevoerd, die
zo'n groot succes hadden. Verder
kapelaan v. Rooy, kapelaan Beek
man en tenslotte kapelaan Völker.
Dit zijn enkele namen, maar
gaarne brengen wij hulde aan al
degenen die hun krachten gaven
aan de vereniging, adviseurs, be
stuursleden en leden, die de vereni
ging hebben doen uitgroeien tot
wat zij nu is; van deze groei hopen
wij spoedig een meer gedetailleerd
overzicht te geven.
Het tegenwoordige bestuur wordt,
fcoals U dat op vorenstaande foto
kunt zien, gevormd door: de Wel
eerwaarde Heer Kapelaan Wassen-
berg, geestelijk adviseur; de heer
Jos v. Well, voorzitter; de heer J.
Didden, secretaris (die wegens om
standigheden niet op de foto kon);
de heer Jos v. Seters, vice-voorzit-
ter; de heer J. v. Huiten, penning
meester; de heer J. v. d. Wiel, 2e
secretaris; de heer C. Krol en dhr.
L. Verhoeven, leden. Wij wensen
hen geluk met het feest van hun
vereniging en wij wensen hen te
vens steeds het allerbeste voor de
toekomst van hun K.A.B. Moge de
K.A.B. ook in de komende vijftig
jaren weer een zegen blijken voor
de Waal'wij kse arbeiders, zoals zij
dat in het verleden is geweest.
Nadat professor Onsnor zijn octodestraalmachine
had gericht, zag Dokie een ondeelbaar ogenblik lang
een verblindend wit licht. Daarop viel de ketting
waarmee hij aan de muur was bevestigd, in twee
stukken uiteen. Op dat ogenblik klonken stappen. De
marconist, die in het bijzonder was belast met de be
waking van Dokie Durf, had order gekregen „de
detective te liquideren". Met grote stappen liep hij
op Durf toe. Dokie deed alsof hij nog stond vastge
bonden om het voordeel van de verrassing uit te bui
ten. Toen de marconist vlak bij de detective was, zag
hij hoe de zaken stonden. Toen was het echter te laat.
Dokie, die spinnijdig was geworden door de tegenslag
waarmee hij steeds te kampen had in zijn strijd met
Baal, raakte de marconist voorbeeldig.
De waarde van een standsorganisatie,
zoals de Katholieke Arbeidersbeweging,
is niet te schatten.
Voor de arbeider van het jaar 1951,
speciaal voor de jonge arbeider, is het
zo vanzelfsprekend geworden, dat hij
beschermd is door goede wetten, dat zijn
positie economisch, zowel als sociaal is
verzekerd door de P.B.O. en de C.A.O.;
het is zo vanzelfsprekend geworden dat
hij een acht-urige werkdag heeft, een
vrije Zaterdagmiddag; het is niet opzien
barend meer, dat hem de tijd gelaten
wordt, zijn persoonlijk leven te leven,
dat men zich zelfs beijvert om hem te
ontwikkelen, dat men hem de helpende
hand reikt bij de vervolmaking van zijn
persoonlijkheid.
Echter, wanneer ge U de toestand in
denkt, zoals die nog aan het begin van
deze eeuw was en ge denkt aan de vrij
wel onbeschermde positie van de arbei
der; de gebrekkige sociale voorzieningen,
't streven van sommigen om hem maar zo
dom mogelijk te houden en ge denkt aan
het ontbreken van bijna iedere gelegen
heid, zich te ontwikkelen tot een vol
waardige persoonlijkheid en aan de vele
andere wantoestanden, die er op zo veel
gebied heersten, en ge vergelijkt dit al
les met de toestand nu, dan moet ge er
kennen, dat er een geweldig bolwerk
rond de arbeider is gebouwd, dat hem
en zijn gezin beschermt, waarin zijn be
langen en zijn positie veilig zijn; dan
moet ge concluderen dat ook op dit ge
bied onze tijd gigantische vorderingen
heeft gemaakt.
Hier is geen sprake meer van een
ontwikkeling, hier kan men alleen maar
spreken van het doorstoten met geweldi
ge kracht, van het onder de voet lopen
van oude irreële grenzen, van het for
ceren van vastgeroeste deuren.
Hier is met enthousiaste kracht ge
werkt, hier heeft men niets aan de ont
wikkelde tijd overgelaten en aan de
zich langzaam wijzigende omstandighe
den; neen, men heeft zelf het initiatief
genomen en met eigen handen de zaken
geduwd in die richting, waarin men
wenste en waarin het noodzakelijk was
dat zij zich bewogen.
Bij het optrekken van dit bolwerk
heeft de Katholieke Arbeidersbeweging
in Nederland het leeuwenaandeel gehad.
Niet lang heeft de R.K. Werkliedenver
eniging slechts een klein stemmetje kun
nen laten horen in het grote koor, waar
in vooral de socialisten de toon aanga-
onweerstaanbare
veri, heel gauw heeft zij zich weten te
ontwikkelen tot een organisatie, gelijk
waardig aan welke andere standsorga
nisatie ook. Zij heeft een stem gekregen
die gezaghebbend is, en haar wil tot be
reiking van al de gestelde idealen bleek
steeds sterker, haar invloed en haar ge
zag steeds groter en wij mogen, nog
maals, zeggen, dat het tot standkomen
van de grote sociale voorzieningen voor
al de grote verdienste is van de K.A.B.
Hier ligt inderdaad een zeer groot stuk
van de emancipatie der katholieken in
Nederland.
Wanneer we tegen deze achtergrond
het jubileum zien dat de afdeling Waal
wijk van de K.A.B. dezer dagen viert,
dan voelen we ons gerechtigd te spre
ken van een zeer belangrijk jubileum;
hier immers betreft het een organisatie,
die zo verweven is met het leven van de
arbeider, die in al de groeperingen en
schakeringen van de arbeidersstand haar
vertakkingen heeft, een organisatie door
middel waarvan de stem van de arbei
ders gezag en medezeggingschap krijgt,
als welke andere stem ook.
En dan krijgen we geweldige waar
dering voor het werk van de bestuurs
leden al die vijftig jaar door. Voor de
mannen die vaak eenzaam op hun post
stonden, alleen met de verantwoordelijk
heid voor hun organisatie, die vaak heb
ben moeten besturen zonder enige mede
werking van de leden. Wij hoeven hier
geen namen te noemen; iedereen in
Waalwijk kent deze mensen, die het
grootste gedeelte van hun leven gaven
aan de vereniging, wetende van hoe
groot belang deze organisatie was voor
het welzijn van de arbeider; en dan te
moeten zien, de lachwekkend geringe
belangstelling vaak van de zijde van de
arbeidende mens; en dan te moeten zien
dat velen profiteerden van de arbeid van
enkelen, zonder voor andere dingen be
langstelling te tonen dan voor hun eigen
portemonnaie en hun eigen boterham.
Wanneer wij hier dan een woord van
gelukwens richten, dan is dat op de
eerste plaats tot de voormannen, de
doorzetters, die ondanks alles, de K. A.
B. hier in Waalwijk hebben weten te
maken tot een grootse organisatie met
vele onderafdelingen en tot de trouwe
leden, die op geen vergadering ontbra
ken, die de ontwikkelingsavonden, deze
prachtige gelegenheid tot bewustwording
van eigen onvergankelijke waarden,
steeds trouw meemaakten; kortom dan
wensen wij eerst de goede kern van
harte proficiat.
Wij richten ons echter ook met een
oprecht woord van gelukwens tot alle
andere arbeiders bij het jubileum van
HUN organisatie, echter met de drin
gende aansporing steeds het grootse en
goede werk van de K.A.B. te blijven
waarderen. En dan tenslotte tot de jon
geren,* tot de V.K.A.J. en de K.A.J., die
wij feliciteren met het mooie jubileum
van hun grote „vader'-organisatie, waar
in zij het jeugdig vuur en het jonge wel
doende enthousiasme mogen levend hou
den.
FEUILLETON
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
Door
EARL DERR BIGGF.RS.
VERTALING VAN P. OREILLE.
16)
Hallet knikte. „U ging dus weg
om half negen. Vertel nu eens
waarheen u ging en wanneer u te
rugkwam. En alles over het arm
bandhorloge."
Juffiouw Minerva schetste haar
avond op de luau. Ze beschreef
haar terugkeer in Dan's woonka
mer, haar avontuur in het donker*,
de lichtgevende wijzerplaat, die ge
wacht had tot zij voorbij was.
„Ik wilde dat u meer had gezien",
klaagde Hallet. „Zoveel mensen
dragen armbandhorloges".
„Waarschijnlijk niet veel zo één",
zei Juffrouw Minerva.
„O, had het iets bijzonders?"
Zeker. De cijfers waren verlicht en
duidelijk zichtbaar met één uitzonde
ring. De twee was heel dof zo goed
als uitgewist.
Hij keek haar bewonderend aan.
Nu, u had uw zinnen wel bij el
kaar.
Dat is een gewoonte, die ik al hefel
vroeg heb aangenomen, antwoordde juf
frouw Minerva. En gewoonten wennen
moeilijk af.
Hij glimlachte en vroeg haar voort te
gaan. Zij vertelde, dat zij het personeel
gfewekt had en tenslotte van de grieze
lige ontdekking op de lanai.
Maar Amos heeft opgebeld, zei
Hallet.
Ja. Ik heb hem dadelijk getelefo
neerd en hij bood aan daarvoor te zor-
Hallet wendde zich tot Amos.
Hoe lang had u nodig om hier te
komen? vroeg hij.
Niet mfeer dan tien minuten, zei
Amos.
U kunt u kleden en hier komen in
die tijd?
Amos aarzelde
Ik ik behoefde mij niet te kle
den, legde hij uit. Ik was nog niet naar
bed.
Hallet keek hem aan met nieuwe be
langstelling.
Half twee en u nog op?
Ik slaap niet goed, zei Amos. Ik
ben altijd laat op.
Zo. U en uw broer waren niet op
goede voet? Een oude twist?
Niet bepaald twist. Ik keurde zijn
levenswijze niet goed en we gingen ver
schillende kanten uit.
En spraken niet meer tegen elkaar?
Ja, zo stond het, gaf Amos toe.
Hum! Een ogenblik staarde de ka
pitein Amos aan en juffrouw Amos deed
het ook. Amos- Het flitste door haar
heen, dat Amos lange tijd daar alleen op
de lanai was geweest, voor de komst
der politie.
Nu wil ik het personeel, dat met
u mee naar beneden is gekomen, spre
ken, Juffrouw Wintferslip, zei Hallet. De
anderen kunnen wachten tot de ochtend.
Haku en Kamaikui verschenen, met
grote, verschrikte ogen. De Jap had niets
te zeggen, hij had vast geslapen van 9
uur af tot juffrouw Minerva aan zijn
deur had geklopt. Hij legde de eed af.
Maar Kamaikui had iets mee te delen.
Ik hier komen mfet fruit. Zij wees
naar een mandje op de tafel. Op lanai
daar gepraat, meneer Dan, een man, een
vrouw. O, heel boos.
Hoe laat was dat? vroeg Hallet.
Tien uur, geloof ik.
Herkende je geen andere stem, dan
die van je meester?
Juffrouw Minerva meende de vrouw
even te zien aarzelen.
Neeen.
Nog iets?
Ja. Misschien elf uur. Ik zitten bij
het raam boven. Weer gepraat op lanai
meneer Dan en andere man niet
zo boos.
Om elf uur? Ken je meneer Jim
Egan?
Ik héb hem gezien.
Zou je kunnen zeggen, of het zijn
stem was?
Ik zou het niet kunnen zeggen.
In orde. Jullie beiden kunt gaan.
Hij wendde zich tot Juffrouw Miner
va en Amos.
We zullen eens zien wat Charlie
daar heeft gevonden, zei hij en ging hen
voor naar de lanai.
De reusachtige Chinees lag geknield
naast een tafel. Hij stond op, toen zij
binnen kwamen.
Mes gevonden, Charlie? vroeg de
kapitein.
Chan schudde het hoofd. Geen mes
aanwezig in nabijheid der misdaad, kon
digde hij aan.
Op die tafel, begon Juffrouw Mi
nerva, lag een Maleise kris, die als pa
piersnijder werd gebruikt.
De Chinees knikte en nam de kris van
de schrijftafel.
Dezelvfe ligt hier nog, zei hij, on
aangeroerd, onbesmet. Man, die doodde,
had individueel wapen.
Vingerafdrukken? vroeg Hallet.
Jongste ontdekking in aanmerking
nemende, zoeken naar vingerafdrukken
hopeloos, zei CKan. Hij stak een mollige
hand uit, waarop een paarlmoeren
knoopje lag. Afgerukt van glacé hand
schoen, lichtte hij in. Oude kunst van
misdadig gemoed. Geen vingerafdrukken.
Is dat alles? vroeg zijn chef.
Hoogst oprechte pogingen hebben
niet opgeleverd veel, zei Chan. Ik zou
echter dit mogen noemen. Hij nam een
in leer gebonden boekje op. Hierin zijn
namen geschreven van bezoekers, die in
dit huis gastvrijheid hebben genoten. U
ziet, dat een der eerste blaadjes ruw
uitgescheurd is. Toen ik ontdekking
doen, boekje open liggen op deze locali-
teit.
Kapitein Hallet nam het boekje in zijn
magere hand.
In orde, Carlie, zei hij. Dit is jouw
zaak.
De schuine ogen flikkerden van ge
noegen. Zeer belangwekkend, mompelde
Chan.
Hallet tikte tegen het opschrijfboekje
in zijn zak.
Ik heb hier een paar feiten voor je,
die zullen we later even doornemen.
Even stond hij op de lanai rond te
kijken.
Ik moet zeggen, dat we niet veel
hebben om op af te gaan. Een afgerukt
knoopje van een handschoen, een blaadje,
dat uit een gastenboekje is gescheurd.
En een armbandhorloge met een lichtge
vende wijzerplaat waarop de twee be
schadigd is.
Bij het noemen hiervan werden Chan's
ogen groter.
Niet veel Charlie tot nu toe.
Misschien meer komen, zei de Chi
nees. Wie weet?
Wij gaan nu verder, ging Hallet
voort. Hij wendde zich tot Juffrouw
Minerva en Amos. Ik denk, dat u nu
wel wat rust verlangt. Wij zullen u
morgen weer moeten lastig vallen.
Juffrouw Minerva stond tegenover de
Chinees. De man, die dit deed moet
gevangen genomen worden, zei ze vast.
Hij keek haar slaperig aan. Wat
komen moet, zal komen, antwoordde hij
met zangerige stem.
Ik weet het dat is uw Confu
cius, zei ze scherp, maar dat is een leer
van niets doen, en daar houd ik niet
van.
Een flauwe glimlach ging over het ge
zicht van de Chinees. Vrees niet, zei
hij. Het lot is bezig, en de mens kan veel
doen om te helpen. Ik beloof u, hier zal
geen nietsdoen zijn. Hij kwam dichter
bij. Vraag u nederig vergiffenis bij het
noemen, ik ontdek in uw ogen lichte
vlam van vijandigheid. Wees zo vrien
delijk die te doven. Vriendschappelijke
samenwerking zijn nodig tussen ons.
Ondanks zijn omgeving, slaagde hij
erin om «diép te buigen. Wens u goe
de morgen, voegde hij erbij en volgde
Hallet.
Juffrouw Minerva wendde zich zwak
tot Amos.
Wel, heb ik van mijn leven.
Schreven wij U in het vorig nummer
het een en ander over de opera in het
algemten, vandaag menen we goed te
doen U iets te vertellen over het leven t
van Carl Maria von Weber en hoe zijn
opera „Der Freischütz' die U binnen
kort in Waalwijk te horen en te zien
zult krijgen, tot stand kwam.
Carl Maria von Weber werd geboren
in 1786. Van zijn vader Franz Anton
weten we dat hij het voorname ambt,
dat hij bekleedde, verloor, vanwege zijn
hartstocht voor de muziek. We wogen
dus wel zeggen, dat de liefde voor de
muziek bij zijn zoon „aangeboren-' was.
Von Weber ontving vele en goede mu
zieklessen, werd al jong erkend als be
kwaam dirigent en componeerde ver
schillende opera's, waaronder „Der Frei
schütz". Dit was niet zijn eerste grote
werk, maar we mogen wfel zeggen, dat
zijn hart naar deze opera het meeste
uitging. Het werd zijn levenswerk. We
lezen hoe von Weber in 1810 als hij
naar een geschikte tekst voor een ie
componeren werk zoekt, in het z.g. „Ge-
spensterbuch" een verhaal vindt, geti
teld: „De vrijschutter, een volkssage".
Een pracht gegeven! Samen met zijn
vriend von Dusch gaat hij nog difezelfde
avond aan het werk en tegen het aan
breken van de morgen is het scenario
gereed. Enkele scènes komen ook nog
klaar endan blijft het geheel liggen
tot 1817 als von Weber de dichter Kind
ontmoet, die meteen enthousiast de gé-
hele tekst voor hem begint te schrijven.
In een brief van von Weber zelf aan
zijn verloofde Karoline lezen we hier
over: „Deze opera wordt iets extra's!
Duivelen komen er in voor als zwarte
jagers en er worden midden in de nacht
kogels gegoten in een bergspelonk, waar
allerlei schimmen voorbij trekken!
In 14 dagen is Kind mfet de hele opera
tekst klaar en geeft deze als titel „De
JagersbruidVanaf 23 Februari tot 2
Juli werkt von Weber aan de eigenlijke
compositie en zijn zoon Max schrijft la
ter hierover: „Hij liet de opera lang
zaam in zich groeien, blad na blad. Er
is geen muziekstuk in, dat hij niet tien
maal in de geest heeft omgevormd, tot
het hem zó toeklonk dat hij uitriep: „Dat
is het!" en dan schreef hij het neer, bijna
zonder er een noot aan te veranderen,
vlug, zeker en zuiver".
Zelf schrijft von Webfer plagerig aan
U zult 's morgens „kiplekker"
uit bed springen.
Elke dag moet uw lever een liter gal
ln uw ingewanden doen stromen, anders
verteert uw voedsel niet, het bederft.
U raakt verstopt, wordt humeurig en
loom. Neem de plantaardige CARTER'S
LEVERPILLETJES om die liter gal
op te wekken en uw spijsvertering en
stoelgang op natuurlijke wijze te regelen.
Een plantaardig zacht middel, onover
troffen om de gal te doen stromen.
Eist Carter's Leverpilletjes.
zijn enigszins tot jaloezie geneigde bruid:
„lk moet je vandaag een zware beken
tenis doenEen meisje, wier lieftal
ligheid ik hier niet in staat ben jfe te
beschrijven, heeft me geheel in haar
macht; ze is zelfs mijn bruid..." Hiermee
bedoelt hij dan slechts de in zijn fanta
sie groeiende Agathe, de prachtige vrou
welijke hoofdrol in deze opera. En ver
der, in een andere brief, als hij schrijft
over de tweede vrouwelijke rol: „Ann-
chen zou zo echt een rol voor jou zijn.
Zij trekt me vooral aan, omdat jij me
bij dit persoontje steeds levendig voor
ogen staat. Je zult jezelf daarin terug
vinden als een lief plagerig, schelms,
doch ook trouw jong meisje". Eerst com
poneert de maker dan het duet tussen
Agathe en Annchen, waarin hun beider
karakter zo prachtig tot uiting komen:
de levensblije Annchen, die een guitig-
ondeugend gesprek voert tegen een ge
schilderd portret van een oude voorva
der, dat het zowaar bestaan heeft van de
muur af te vallen en de bewoners van
het huis aan het schrikken te maken. In
dit grappig gesprek probeert ze op een
ontroerend lieve manier haar vriendin
Agathe uit de angstige spanning te trek
ken waarin deze, door omstandigheden
verkeert op de vooravond van haar hu
welijk. Deze twfee vrouwenfiguren geven
de hele opera een buitengewone charme.
Agathe, die haar overweldigende liefde
voor Max, de vrijschutter, op een zwa
re proef gesteld ziet als deze haar met
geheimzinnigheid omringt, de waarheid
voor haar wil verbergen, en zij later
hoort wat hij gedaan heeft, terwijl haar
in allesoverwinnende aanhankelijkheid
hem trouw blijft. En Annchen, levens
warm en echt in de figuur van de jonge
vriendin die Agathe met roerende harte
lijkheid omringt, haar spanningen be
grijpt, haar angsten weglacht en tenslot
te haar diepgevoelde vriendschap uit
zingt in één van de mooiste aria's uit
deze opera: „Du zürnest mir?... Ben je
boos op me?... Hoe kun je denken, dat ik
niet met je meevoel?... Maar bij een
bruid horen toch geen tranen...!
In Weber's dagboek lezen we op 13
Mei 1820: „Ouverture: de Jagersbruid
gereed en daarmee de hele opera. God
zij dank en Hem alle eer..." De naam
van de opera wordt veranderd. „De Ja
gersbruid" gaat „De Vrijschutter" heten.
Op 8 Juni 1821 heeft de eerste opvoe
ring te Berlijn plaats. Vier uur voor de
opening verdringt zich reeds een grote
menigte voor het operagebouw. In We
ber s dagboek lezen we weer: „Der
Freischütz" werd met ongelooflijk en
thousiasme beluisterd. Ik werd herhaal,
délijk terug geroepen. Aan God alleen
de eer...". Richard Wagner schreef over
„Der Freischütz": „Van het ene einde
van Duitsland tot het andere wordt deze
opera gehoord en gezongen. Deze opera
blijft een succes". Het onnoemlijk aantal
opvoeringen, na Duitsland, over alle
grenzen heen, heeft dit dan ook bewe
zen. Nog stfeeds is deze opera, met zijn
romantiek, met zijn muziek, zo prach
tig genuanceerd, een der meest geliefde
onder de operacomposities, die in alle
talen en in alle landen nog steeds dank
baar voor het voetlicht wordt gebracht.
Maak je niet ongerust over Char
lie, zei Amos. Hij heeft een goede naam.
Ga nu naar bed. Ik blijf hier om de no
dige mensen op de hoogte te stellen.
lk ga wat liggen, zei Juffrouw Mi
nerva. Ik moet vrofeg naar de haven.
Arme Barbara! En John Quincy komt
ook.
Een grimmige glimlach ging over haar
gezicht. Ik ben bang, dat John Quin
cy dit niet goed vindt.
Zij zag door haar raam, dat de nacht
voorbij was, de geveerde kokospalmen
waren in grauwe nevel gehuld. Zij ver
wisselde haar japon met een kimono en
ging onder het muskietengordijn op haar
bed liggen. Zij sliep echter maar kort en
was spoedig weer aan het raam. De dag
was aangebroken, de mist was opge
trokken en een rozenrode en smaragd
groene wereld schitterde voor haar moe
de ogen.
De frisheid van dit schouwspel gaf
haar nieuw leven. De passaatwinden
waaiden nu arme Dan, hij had er zo
naar verlangd. De nacht had wonderen
gedaan aan de bloesems in de tuin en
de vogels zongen de nieuwe dag tegen.
Een zacht kloppen op haar deur, en
Kamaikui kwam binnen. Zij legde iets
kleins in juffrouw Minerva's hand.
Juffrouw Minerva keek. Zij zag een
antieke juwfelen broche. Tegen een ach
tergrond van onyx tekende zich een boom
af, smaragden vormden de bladeren, ro
bijnen de vruchten, en daar tussen door
was een schittering van fijne diaman.
tjes.
Wat is dat, Kamaikui?, vroeg zij.
Meneer Dan dit vele, vele jaren
hebben. Een maand geleden geeft hij het
aan een vrouw op het strand.
Juffrouw Minerva's ogen wferden klei
ner. Aan de vrouw, die de weduwe
van Waikiki wordt genoemd?
Ja, aan haar.
Hoe kom je hier aan, Kamaikui?
Neen, lezers, onze brievenbus is
nog lang niet vol. Eerlijk gezegd, er
zit pas een klein beetje in, en we
hadden toch afgesproken dat U de
giften in onze brievenbus zou doen
regenen; de giften voor de verwar
ming van de Ouden van Dagen, die
weer dagelijks hun kaartje leggen
en hun koffie drinken in het café
van de Gildenbond en daar een ge
zellig onderkomen vinden. Maar
steeds wordt het kouder; nu is de
wind al weer naar het Noorden aan
het draaien en de zon hoeft maar
weg te blijven en we zitten midden
in de winter. Ook de Ouden van
Dagen zitten dan midden in de win
ter en verlangen er dan erg naar
hun koude voeten 'ns lekker uit te
steken naar de warme kachel. De
kachel is er wel, maar warm is ze
niet.
Laten wij die kachel nou 'ns vol
gaan gooien. Natuurlijk, alles is erg
duur tegenwoordig en vooral de
kolen; maar dat ondervindt het co
mité Ouden van Dagen en dat on
dervindt het bestuur van de K.A.B.
ook en daarom zou het zo fideel
zijn als de lezers van De Echo hen
nou eens een beetje gingen helpen.
U kent de methode. U cleponeert
een enveloppe in onze bus, of U
laat Uw gift (neen, het hoeft niet
veel te zijn) overschrijven op onze
postrekening no. 50798 en de Ouden
van Dagen zijn uit de kou
CENTRA S JEUGDALBUM.
In een goed verzorgd boekwerkje heeft
het Filmverhuurkantoor „t-entra te
uordreent de voornaamste jeugdnlms die
momenteel in rouiatie zijn bijeenge-
oraent. men krijgt aldus een goed over-
zicnt van de rums die voor de jeugd
vertoond worden en men krijgt tevens
de indruk dat deze films goed zijn en
volkomen op het jeugdige publiek zijn
ingesteld. De meeste films zijn van Fran
se ot Duitse oorsprong, een enkele is
atkomstig uit Amerika en zelfs is er een
Kussische rilm onder, echter de meeste
zijn na-gesynchromseerd in de Neder
landse taal.
VCel bekende sprookjes maken de stof
uit voor deze goede en verantwoorde
jeugdnlms.
DE PASBANK.
Het Octobernummer van de Pasbank
is bijna geheel gewijd aan de schoenen
show, die begin September in het Vic
toria-hotel te Amsterdam door het Mo
decentrum is georganiseerd. Vooral de
exclusieve foto-reportage van deze show
waarop Waalwijk vooral zeer gofed ver
tegenwoordigd was, trekt zeer de aan
dacht. Naast andere interessante, vak
technische artikelen treffen' we er een
beschrijving in aan van de grote Ween-
se Schoenenshow, waarvoor in de be
treffende kringen grote belangstelling zal
bestaan.
Zoals steeds maakt de uitgave een
keurige indruk.
WAPENBROEDERS.
Wapenbroeders is er weer; het popu
laire, vertrouwde orgaan van de militai
ren in Indonesië, thans voor de Indië-
veteranen in Nederland, die hierin een
goed middel zien het onderling contact
te blijven handhaven en hun gezamenlijk
streven te blijven voortzetten. Het eer
ste, goed verzorgde en goed geredigeer
de nummer, is één grote herinnering aan
het lief en leed dat men zo broederlijk
in Indië defelde. Daarnaast echter be
steedt het blad ook de aandacht aan het
heden en de toekomst, aan de proble
men van de oud-militairen en aan hun
vooruitzichten. Ernst en luim wisselen
elkaar op een verantwoorde wijze af,
(zelfs Taaie en Neut ontbreken niet)
in dit blad, waarvan de redactie hoopt
dat het weer „zo'n blad" zal worden:
„dat het een sterke band onderling zal
vormen. Dat het een ruggesteun voor
velen zal kunnen zijn, een kapstok voor
het kankerblaadje, een uitlaatklep voor
het verhitte gemoed, de banier van het
geloof of in een goede zaak, de storm
klok voor het aangerande geweten".
De redactie is niet bekend, en behalve
een artikel van Admiraal b.d. Helfrich
staat er niets van officiële hand in.
Wapenbroeders wil het orgaan zijn
van een op te richten Veteranen-Legi
oen van Indië-gangers, dat zijn invloed
wil gebruiken voor binnen- en buiten
landse aangelegenheden!!
VELE DODEN BIJ
VLIEGRAMPEN.
Ten Zuid-Oosten van Kokstad
(Zuid-Afrika) vloog een Dakota
van een Zuid-Afrikaanse Lucht
vaartmaatschappij tegen een berg.
Verwacht wordt dat de 17 personen
die zich aan boord bevonden, alle
maal om het leven zijn gekomen.
Een Superfort van het Ame
rikaanse leger stortte Zondag na
een aanval op Korea juist voor het
landen in Japan bij ongunstig weer
neer. Negen personen werden ge
dood, vijf anderen gewond. Verder
wordt een „Stratofeighter", op weg
van de Azoren naar de luchtbasis
West-over, vermist.