DE BOODSCHAP VAN HET KIND» VAN GOEDE WIL 74e JAARGANG No. 103 DE ECHO Wl HEI ZUIDEN Hoofdredacteurg cent per m.M JAN TIELEN I I i I 1 1 Contract-advertenties Dit blad Waalwijkse en Langstraatse Courant speciaal tarief. Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 OPGERICHT 1878 SCHOOLSTRAAT 11, KAATSHEU VEL. TEL. 2121 TEL.-ADRES „ECIIO met de werkelijke grootheid en allesomvattendheid van de Kerst viering. Wij zouden de boodschap niet verstaan die het Kerstkind ons brengt; de boodschap van de vrede in Hem, van de vreugde in Hem, de boodschap van het geluk in Hem. De boodschap van het Kind aan de mens van vandaag, aan de moderne wereld, is de bood schap van de liefde en van de vrede. Eer aan God zongen de engelen; en dan, als wij God, de Almacht, die het grote bestel der dingen schiep en Zijn scheppings macht voortzet door de instand houding daarvan, de eer hebben gebracht die Hem toekomt, als v/ij Hem in ons leven de plaats hebben gegeven, waarop Hij aan spraak maakt, dan ,,in terra pax", dan zal er vrede zijn op aarde, op Zijn aarde, omdat wij ons van goede wil hebben getoond en ons hebben onderworpen aan de wel daad van Zijn Liefde. God, die aan het begin van het Nieuwe Testament, ons Zijn enige Zoon zond, enkel uit liefde tot ons, enkel om ons te verlos sen uit de greep van de hel en uit de handen van de duivel, aan wie wij ons, in onbegrijpelijke hoog moed. hadden overgeleverd, die God heeft niet de strengheid van de God uit het Oude Testament, Wiens stem gebood in donder en bliksem. Nu spreekt God tot ons door de mond van het Kerst kind, en Hij zegt de boodschap van de liefde en de vrede, de boodschap van de verlossing en van de verzoening. Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij ons Zijn enige Zoon zond En wij, kunnen wij weerstaan aan de macht van die Liefde, kunnen wij nog anders doen dan net Kind in ons hart binnenleiden, en luisteren naar die bood schap...? En daar in die wereld van luid ruchtigheid en materie-aanbid ding zouden wij het feest gaan vieren, het feest van het Kind. dat hulpbehoevend en arm als- geen van ons in de eerste Kerst nacht kwam, om ons Zijn Liefde en Barmhartigheid te tonen. Maar de muziek van het ver maak zou de zang der engelen overstemmen en wij zouden de ,,eer aan God" vergeten; en het lawaai van de zich amuserende wereld zou de hulpkreten van het Kind overschreeuwen, zou onze oren sluiten voor de stem van God die, als een kind, hul peloos en schreiend, om onze we derliefde vraagt. Och, neen, wij willen niet zeg gen dat het vermaak verkeerd is; KERSTLIED VOOR DE SOLDATEN. Een dronken soldaat neuriet vreemd en zacht Van stille en van heilige nacht; Al is hij dronken, ook voor hem Kwam immers het Kind in Bethlehem. Deez nacht heeft de ster niet stilgestaan Tot hij en z'n makkers in Bethlehem kwamen. Toen zijn zij vreemd aan 't zingen gegaan ,,Ere aan God in de hemel, Amen". Al zijn 't soldaten, ook voor hen Kwam immers het Kind in Bethlehem. Zij zingen zo vreemd, met een wondere pijn; Zij willen zo rein als het Kindje zijn. Soldaten leven zich vaak verloren. Maar zij blijven zo graag naar het Gloria horen. Och, al zijn zij niet vroom, ook voor hen Kwam immers het Kind in Bethlehem. Zing ook voor soldaten, gij Gabriel, En zing Uw gloria hemelse Tronen. Zij bidden niet vaak, maar zij weten wel: Zonder Gloria kan niemand er komen. Al bidden zij niet, toch kwam voor hen Het Goddelijk Kind in Bethlehem. 't Is Kerstnacht, Heer, geef aan de soldaten Uw licht en Uw liefde in deze nacht. En al gaan zij weer dronken langs de straten, Gij weet, hoe toch hun hart U wacht. Zij zijn vaak dronken, maar geef aan hen De dronkenschap van herders in Bethlehem, De dronkenschap van Uw Heiligen. Amen. ïfi Kerstmis 1950. „Zo lief heeft God de wereld gehad Wanneer ge een artikel moet schrijven voor een krant over het Kerstfeest, over de betekenis van het Kerstfeest voor de wereld, voor de mensheid, dan bezint ge U op die betekenis en dan gaat ge bij U zelve na welke plaats neemt het Hoogfeest van Kerst mis op de dag van vandaag in de wereld in, wat betekent Kerst mis voor de mensen. En ge ontstelt, ge ontstelt over U zelve, over de mensen rondom U, over alle mensen die Kerstmis vieren, en meer nog over de men sen die dit feest niet vieren. Ge gaat immers na de zin en het bedoelen van dit feest; ge rea liseert U, wat die eerste Kerstmis m Bethlehem, 1951 jaren geleden, bedoelde te zijn en ook werkelijk was: het grote overtuigende be wijs van Gods oneindige Liefde en Gods mateloze Barmhartig heid. God deed Zijn belofte ge stand. Hij verloste de gehele mensheid, de millioenen die reeds geleefd hadden, de millioenen die nog zouden leven; God deed Zijn Zoon, de tweede Persoon van de Heilige Drieëenheid, mens wor den, om Hem te doen lijden en door dit lijden aan Zijn oneindige Rechtvaardigheid te voldoen, om een goddelijke genoegdoening te geven voor de opstand van de eerste mensen tegen God, om te boeten voor de gruwelijke zon den, waarmee de mensheid God had beledigd en nog zou beledi gen. Zo zeer heeft God de wereld liefgehad Dit realiseren we ons wanneer we moeten schrijven over het Kerstfeest, en de grootsheid van deze gedachte, het liefdevolle van dit Goddelijk bedoelen overwel digt ons. We realiseren ons echter ook de onverschilligheid van de we reld, onze koelheid en gereser veerdheid tegenover dit goddelijk mysterie, en onze ondankbaar heid dringt zich in al zijn onbe grijpelijke verwatenheid aan ons op. Ja, staan wij niet totaal on verschillig vaak tegenover het Kerstgebeuren, dat in alle eeuwig heid van ingrijpende betekenis zal zijn voor de geschiedenis van het mensdom, omdat het 't be wijs is van Gods verzoening met ons, van Gods verbond met de mensheid, die zich van Hem had afgekeerd. We realiseren ons de houding van de wereld tegenover het Kerstfeest, waarvan alleen de tra ditionele romantiek, zoals die door de eeuwen tot ons is geko men, wordt gezien, maar enkel als een zinledig iets, zonder dat men deze traditie, deze gewoon ten en gebruiken enige inhoud toekent. En de wereld lokt ons steeds verder van dit grote feest af tij dens deze dagen met de slogans van een materialisme: Met Kerstmis naar Brussel en Parijs Geen Kerstmis zonder een diner in Hotel fyletropole Tijdens de Kerstdagen groot bal maar wij moeten constateren dat de vorm waarin het, vooral ook tijdens deze heilige dagen, geno ten wordt, onevenredig is aan de geestelijke waarde en de geeste lijke betekenis van het Kerstfeest. Laat ons verder en dieper zien dan de romantiek van kerstboom en de sfeer van kerststal en kerst lied, laat ons ons onder de mistle toe doorlopen zonder te kussen en laat ons de plumpudding als een gewone, niet eens erg sma kelijke pudding zien; laat ons in al deze futiele bijkomstigheden toch niet de ware geest zoeken van het kerstfeest; wij moeten ons niet blind staren op deze uiterlijkheden, zodat wij achter dit alles niet meer de ware bete kenis zien en onbekend blijven Sandro Botticelli DE GEBOORTE VAN HET KIND Geschilderd in 1500 De grote gebeurtenissen uit het leven van Christus hebben ten alle tijde de grote kunste naars geïnspireerd, componisten en dichters zowel als beeldende kunstenaars. Maar mis schien heeft toch de geboorte, deze allermenselijkste gebeurtenis, de sterkst inspirerende kracht. Hierboven ziet men hoe de grote Botticelli het Kerstgebeuren zag, Met hoeveel ver fijning heeft hij het tafereel weergegeven, lieflijk en toch verheven, waardoor hij de juiste maat trof tussen het menselijke en goddelijke. Dit is de kunst van alle eeuwen en voor alle mensen. Kerstverhaal van Willem van Heeswijk Dit zal een verhaal zijn van dood- gewone mensen, zoals we die iedere j dag ontmoeten, waarmee we dage lijks omgaan, mensen, zoals ik en gij, die in hun hart goed willen, maar soms zo klein zijn en zo zwak. Dit zal een verhaal zijn ook van Kerstmis, het feest van Gods vrede en Gods liefde voor alle mensen die van goede wil zijn; het is zo vaak al gezegd en geschreven en we willen het graag geloven, maar dik wijls dringt het leven het goede en mooie uit ons weg Zo was het ook gesteld met de man die op een eenzame avond, toen 't moeilijk gaan was op het gladde, bonkige pad, toen 't donker j was en koud, zijn weg zocht naar de warme beschutting van zijn huis, waar zijn vrouw hem zou wachten met de hete koffie. ,,'t Zal een witte Kerstmis wor- den dit jaar" had de broeder-por tier van het klooster gezegd, en hij was huiverend van de wind die door de geopende poort in de lange witte gang vloog, dieper weggedo ken in de zware veilige pij, die hem als een harnas was tegen het ge vaar van een koude wereld. Een witte Kerstmis, had broeder Cle-, mens gezegd, en zijn ogen die de vroomheid hadden van heiligen, straalden even, zoals de ogen van kinderen, wanneer men die voor 'n stalleke brengt. Kerstmis Boer Trummers zou het glad vergeten hebben; hij wist dat 't om die tijd van het jaar was, natuurlijk; welke boer weet dat niet. Zo en zo lang waren de bees ten op stal en hij kon 't ook zien op de hooizolder en in de pulpkuil. Maar Kerstmis! Ja, dat was Nacht mis en warme worst en twee dagen zelf melken, omdat de meid en de knecht dan vrijaf hadden. Hij sukkelde verder het donkere pad af, mopperend wanneer is tel kens uitgleed, vloekend toen ie z'n klomp verloor; en het was donker en koud, erg koud. Zijn hond blafte en trok driftig aan de ketting toen hij de dam opliep, maar hij zei: „rustig Hector!" en lichtte de klink van de staldeuren. Het was behaag lijk warm binnen en behaaglijk was het vredige ademen en kauwen van de beesten. „Bende gij 't, Harry", riep de vrouw, die op de geut bezig was. „Joh!" riep ie en ging dan naar heur toe. De pot van de plattebuis stond rood en hij ging z'n voeten zitten warmen op 't nikkelen versiersel onder aan de kachel, dat zo glad is en zo warm, wanneer ge daar met Uw kousenvoeten overheen wrijft. „Hedde nog volk gehad, Mina?" vroeg de boer. „Neeë", zei Mina. „Waarom?" „Dè hedde wel", zei de boer, en hij wees naar de twee tassen die op de tafel stonden, „ge het toch zeker geen twee tassen nodig om koffie te drinken!" En zijn vrouw kleurde en hak kelde: „Nou ja „Wie iester dan gewiest?" hield ie aan. „Nou, es ge 't dan persé weten wilt, Joke!" En toen vloekte boer Trummers en hij schoot recht op z'n stoel en sloeg met de vuist op tafel; een tas viel om: „En ik ha zo gezeed, dè ze hier niemer over de vloer kwaam!" „Och, Harry, ze hee hier zo zitten schreeuwen, en 'k ha zo mee d'r te doen". „Mer ik heb toch gezeed „Jao, dè wit ik wel. Mer gij kant zo hard zijn es 'ne steen. Begrepte gij dan nie dè zo'n meske d'r onder lijdt. Ge het altijd veul mee d'r op gehad toen onze Jan nog thuis wasToen hedde ze alle twee 't huis uitgezet, en waarom eigen lijk. Ik heb 't oew al zo dikwijls gezeed, onze Jan ies gene slechte jongen. Det ie veranderd is sinds ie uit Indië truug ies, dè wit ik ook wel; mer gij wit ook det ie heel veul hee meegemaokt daor, waor gij geen idee van het „Dè kan wel zijn", stoof de boer op, „mer ik wil nie dè ze in m'n ei gen huis de baos over me speulen. En dè he'k 'm al meer dan eens ge zeed!" „Stil nou vaoder, onze Jan wilde de baos niet speulen; hij ha alleen mer geen zin meer in de boerderij en ge kant 'm toch niet dwingen, 't les gene kwaoje jongen, Harry, en nou zit ie veur 'n paor centen bij Van Meulen op 't kantoor, en als ie z'n kaomer hee betaold, dan houdt ie niks meer over, en Joke zee net nog dat ie zo slecht te eten krijgt". „Nou, dè heet ie toch zelf ge wildmaar boer Trummers hield zich in toen ie zag dat z'n vrouw zat te schreeuwen. Verdomd, hij had de jongen toch genoeg ge waarschuwd. Wat was dat nou voor flauwe kul om niet op de boerderij te blijven, om daar in Indië voor onderwijzer te gaan studeren. Het was toch eeuwige zonde, hij had al tijd veel hart gehad voor de boer derij, hij was toch altijd een goeie boer geweest en nou onderwijzer worden, hij was toch niks beter dan zijn vader. En moest hij niet blij zijn dat hij zo'n schone boerderij kreeg? „En ik was al zo blij det ie nou mee Kerstmis thuis zou zijn"; z'n vrouw zei het snikkend. „Verdomme nog an toe, iest nou afgelopen!" en boer Trummers schoot z'n klompen aan en liep kwaad de stal in. Kerstmis Ja, hij had ook ge hoopt dat Jan met Kerstmis thuis zou zijn, maar verdorie, 't was toch die vlegel z'n eigen schuld met z'n poppekasterij. Waarom deed ie dan zo idioot? De enige zoon van Trum mers geen boer! Wat zou er ge kletst worden op 't dorp. 't Was ook te gek om los te lopen. Nee, toe geven zou boer Trummers niet. Maar Kerstmis niet alleen worst en nachtmis „een witte Kerstmis" had broeder Clemens ge zegd en de boer had zo iets won derlijks, zo iets vredig stralends in z'n ogen gezien. Kerstmis. Maar hij hoefde toch niet te dulden dat z'n zoon zo te genover hem ging staan. Jan en Jo ke, o, hij kon soms tranen in z'n ogen krijgen van spijt, dat alles zo was gegaan. Maar verdomme, hij was de baas en ze konden van hem niet verlangen dat hij z'n kop boog voor die kwajongen. Z'n vrouw leed er ook onder; ze had altijd zo veel met de jongen op gehad; ja, voor haar was 't wel heel erg en de boer verwenste er de jon gen nog te meer om dat hij z'n moe der zo iets aan deed. Kerstmis dacht de boer bitter en hij scharrelde wat in de stal en hij wachtte tot hij z'n vrouw naar de opkamer hoorde gaan. over gedacht voor ik begon te le ren, maar nou weet ik dat ik het moet doen, dat 't m'n roeping is. Wat zei moeder nog meer? „Moeder begrijpt jou wel, Jan, as 't aan Moeders lag, dan was alles al lang weer goed. Maar ze kan Vaders nie bewegen cm toe te gc ven Ze hee 't er al zo dikwijls mee 'm over gehad, maar hij blijft vol- houwe dat gij verwaand zijt en kop pig „Ja, ik weet 't wel, ik ben ver waand, ik ben te verwaand om boer te worden; ik schaam me voor m'n eigen vader, ik schaam me er voor om boer te worden; ik zie nie in hoe goed vader 't mee mij voor heeft, 't Kan me ook niks meer schelen; laat 'm „Nee, Jan, zo moette nie praten; we moeten alles doen om 't weer goed te maken! Moet 't zo Kerst mis worden? Kerstmis, dacht Jan. In Indië was 't ook Kerstmis geweest, maar God, wat had ie toen 'n heimwee gehad naar thuis, naar vader en moeder, naar z'n goeie Joke, naar 't dorp en de nachtmis; dat verlangen naar die vrede en die rust en die vertrouwe lijkheid thuis; die afschuw van 't leven daar, dat afgestompte ver vloekte leven, waarin ge U zelf niet meer waart en maar voortleefde ge lijk een dier soms; waarin ge dreig de te vergeten wat er nog aan goeds en moois en liefs in het leven was. Ze keek naar hem op en ze zag die grimmige afwezige blik, en ze wist dat z'n gedachten weer ginds waren, bij dat vreemde wezenloze leven, dat als een bange droom was geweest; bij die twijfels omtrent al les, toen ie was gaan studeren om zich zelf meer mens te weten, om in zich zelf weer te kunnen geloven, om iets anders te doen dan eten en slapen en patrouille lopen en ro ken Jan bracht z'n meiske naar huis. „Nee, ik ga nou liever niet mee naar binnen „Ik begrijp 't wel, Jan; ik zal voor jou bidden, jongen". „Goed, lieveling; wel te rusten". „Slaap wel, jongen". En hij ging alleen terug door het eenzame dorp. Een enkele lantaarn wierp wat bleek bevend licht op de kristallen sneeuw en door de ramen van de weggedoken huizen kwam aarzelend het warme, veilige huis kamerlicht, waar de beschuttende gordijnen het niet binnen hielden. En hij ging naar zijn kamer waar 't koud was en waar hij zich eenzaam voelde als nooit. Onderwijl liepen er een jongen en een meiske door de stille verla ten dorpstraat; 't leek of zij bij el kaar bescherming zochten tegen de kou en tegen de eenzaamheid. O ja, de liefde is een goed beschermmid- del tegen veel leed. Er was een toon van spijt in dé stem van de jongen: „En dat vader nie wil begrijpen, Joke, dat ik niks om de boederij meer geef. Ik kan geen boer worden, ik kan 't nie. Ik weet ook nie hoe 't gekomen is, maar 't is geen verwaandheid, dat i weet gij ook wel. Ik heb er genoeg Eigenlijk is zo'n klooster toch maar kaal en ongezellig, dacht Trummers, toen hij in het spreek kamertje op pater econoom zat te wachten om de pacht van enkele stukken grond te betalen. Er hing een missie-kalender naast de deur en tegenover hem keek een abt van enkele eeuwen terug met wereld vreemde staarogen naar de andere muur, die helemaal kaal was. En toch zijn die mensen hier zo blij, dacht de boer, en altijd zo content. „Goeie middag, Trummers, krij gen we weer geld?" Pater econoom kwam altijd met veel lawaai bin nen; „neem me niet kwalijk dat ik gisteravond niet thuis was. In elk

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 1