Gemeente Vlijmen gaat onteigenen.
üOssOssOssOc
„VAN VROUDE ONS ALLE DIE
KINDERKENS S1NQEN".
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 24 DECEMBER 1951
HET KERSTLIED IN DE MIDDELEEUWEN.
1
Geen al fe sombere geluiden rond
de Begroting 1952.
geval namens de broederkens vast
hartelijk bedankt voor de carbona-
de en de krentemik. Hier, steek
op!" en de Pater haalde met één van
zijn schoonste preekgebaren een
goeie sigaar uit zijn kap.
Trummers betaalde en behoed
zaam deed de Pater het geld in een
onmetelijke portemonnaie, die dan
weer weggleed in de eindeloze berg
plaats van zijn toog.
„Niet erg druk zeker op de boer
derij?"
„Neeë, dè iest nooit om deze tijd
van 't jaor; d'r moet nog wel 'ns
'ne keer gedorsen worden, mer dè
doen we nao Kerstmis".
„Ge zult dus een rustige Kerstmis
krijgen. Komen jullie weer bij ons
naar de nachtmis? Ik moet nou ze
ker weer vier plaatsen vrij houden,
net als voor dat Jan naar Indië
ging?"
„Nee", zei Trummers kort, „nee,
twee is genoeg!"
De pater hoorde de bittere toon
in de boer z'n stem en hij wachtte
zwijgend.
En toen luchtte de boer zijn opge
kropt gemoed en de pater luisterde
en knikte nu en dan, begrijpend. De
boer vertelde alles, heel z'n bittere
teleurstelling om de jongen ,die
hem zo na lag, om de boerderij
waarvan hij zo hield en die nu in
vreemde handen zou komen, en de
pater luisterde maar en bleef even
voor zich uit zien toen Trummers
zweeg.
„Zó moet het dus Kerstmis wor
den bij jullie!"
Kerstmis, dacht de boer bitter.
Kerstmis! Is er nou niks anders
meer dan Kerstmis?!
„Kerstmis, of geen Kerstmis, die
jongen moet mer vuulen dè ik m'n
kop nie buig veur die flauwekul
van 'm".
Toen begon de pater te praten,
zacht, maar zeer nadrukkelijk. Zag
de boer de zaken niet erg eenzijdig?
Kende hij z'n jongen dan niet goed
genoeg om te weten dat 't hem ernst
was als hij zo'n besluit nam? Trum
mers moest toch kunnen begrijpen
dat het niet zo vreemd was wanneer
een jongen een ander beroep wens
te dan zijn vader. En hij moest toch
ook rekening houden met het ge
luk van zijn kind. Er kwam nu een
maal altijd een moment dat een
kind zijn eigen weg koos, de weg
die hem zou brengen naar 't geluk.
O, 't was ongetwijfeld hard voor
een boer te vernemen dat z'n enige
zoon het geluk niet kon vinden
waar de vader het vond. Maar nog
maals, de jongen was wijs en ver
standig genoeg om te weten wat hij
wilde en als hij een zekere onbe
zorgde toekomst opgaf voor een
ideaal, een mooie en concreet ide
aal, dan moest Trummers dit toch
respecteren en de jongen steunen
en helpen.
Er komt inderdaad een moment
dat het kind geen kind meer is en
wij voelen dan de pijn, wanneer de
weg van het kind en onze weg niet
lahger dezelfde zijn.
Ja, als de Pater dit allemaal zegt,
peinsde de boerEr zit veel
waars in; maar dan moest hij on
gelijk bekennen; hij, boer Trum
mers zich belachelijk maken in de
ogen van zijn zoon en van de men
sen uit 't dorp! Buigen zou hij moe
ten voor het dwaze verlangen van
z'n zoon, die eigenlijk nog maar een
kind was, ook al zei de pater
Pater Laurentius praatte verder,
zacht, overtuigend en hij legde z'n
hand op de arm van de boer: „En
zo moet het dus bij jullie Kerstmis
worden. Zo zal jouw dwaze ver
langen en jouw koppigheid, Boer,
de vrede van het Kerstfeest in de
weg staan. Klein zijn en vrede bren
gen, gij weet, 't is de boodschap van
het Kerstkind, Trummers. Gij kunt
jouw vrouw en jouw zoon zo'n
mooi Kerstfeest bereiden; gij kunt
dat, Trummers; maar gij kunt ook
uw Kerstviering tot een leugen ma
ken omdat gij koppig zijt en dom,
boer, ontzettend dom
Zo had nog nooit iemand tegen
hem durven spreken. Hij dom en
koppig! Was hij niet de vader, was
hij niet de baas? Had hij het niet
goed met z'n jongen voor; had hij
er niet heel z'n leven voor gewerkt?
Wat had hij niet gesmeekt en ge
beden toen z'n vrouw in de eerste
jaren kinderloos bleef. Wat had hij
niet gedaan om een goeie boer van
zijn jongen te maken. En nou aan
al die illusies, die lang gekoesterde
verlangens een einde maken, om
de gril van zo'n jongen
Hij, naar wie iedereen opkeek,
die kerkmeester was en wethouder,
bij wie de boeren om raad kwamen
vragen, hij, Boer Trummers, wiens
wil nooit tegenstand ontmoette, hij
zou nou toe moeten geven?
Neen, Pater Laurentius, praat
maar, boer Trummers geeft niet
toe, boer Trummers geeft nooit toe,
ook al weet ie dat ie ongelijk heeft.
Boer Trummers wijkt niet voor U,
niet voor z'n vrouw of z'n zoon, niet
voor het Kerstkind. Boer Trummers
geeft niet toe
„Zal ik dan maar vier plaatsen
vrij houden voor jullie?" vroeg de
Pater zacht.
„Neeë", beet Trummers hem toe,
„Nee!"
„Denk aan het Kerstfeest, vriend",
't klonk vermanend en vergoelij
kend tevens; „Denk aan wat de
engelen zongen
Boer Trummers was opgestaan:
„Zwijg er mer over, Pater", en toen
ging ie zwijgend naast de Pater
door de stille, witte gang.
Er ging een gekwelde mens over
het gladde, bonkige pad; de avond
legde zich zacht en heel vredig over
de witte akkers; ergens, ver weg,
blafte een hond, gedempt en rustig;
hij kon de stilte geen geweld aan
doen. En de avond werd donkerder
en stiller, steeds stiller
„Denk aan wat de engelen zon
gen", had de pater gezegd, en „Gij
zijt dom, boer, ontzettend dom".
Ja, hij was dom, hij was ontzet
tend domMaar buigen, hij bui
gen, hij toegeven, zijn zoon toege
ven!! Die jongen die zich koppig
keerde tegen zijn wil, die eigen
machtig maar besliste
„Er komt een moment dat het
kind geen kind meer is, dat het zijn
eigen weg gaat, z'n eigen weg naar
het geluk"; wilde hij dan niet dat
Jan, dat zijn eigen jongen gelukkig
werd en zou hij het geluk van zijn
jongen in de weg staan
Hoe had hij niet verlangd dat Jan
een gelukkige, een rijke boer werd,
dat hij zorgeloos kon leven, dat het
leven voor hem niet moeilijk en niet
zwaar zou zijn
Hij, boer tot in het merg van zijn
beenderen, hij wilde dat zijn land
en zijn beesten in goede handen
kwamen, dat hij, als de tijd geko
men was, met een gerust hart alles
aan zijn zoon kon overlaten
Maar dacht hij niet te veel aan zich
zelf, was het eigenlijk niet alleen
eigenbelang en eigen gerustigheid
wat hij verlangde?
Boer Trummers wist het niet
meer; hij wist niet meer waar hij
aan toe was.
Wat zongen de engelen? Het
stond in gouden letters op een sier
lijke band boven de kerststal in de
kerk: Eere aan God in den hooge,
en vrede op aarde den menschen
die van goeden wille zijn
Van goeden wille was hij van
goede wil? Maar hij wilde toch niet
anders dan het geluk van zijn eigen
kindof was het zijn eigen ge
luk, zijn eigen zekerheid hetgeen
hij zocht en nastreefde; dat hem zo
star en koppig deed zijn,
Kerstmis, en Jan weer niet thuis,
en Joke zou niet komen, zijn kin
deren toch, allebei; en zijn vrouw,
zijn goede vrouw zou weer treurig
zijn en hij, hij, boer Trummers, de
geziene en geachte boer Trummers,
hij zou hun geluk in de weg staan.
En in zijn hart zou de onrust zijn
en de twijfel; en de vrede, de vrede
van het Kerstfeest zou van hem
blijven, omdat hij niet het goede
wilde, niet het geluk wilde voor
zijn dierbaren.
Wat had de Pater gezegd? Zijn
Kerstviering zou een leugen zijn?
Hij zou te communie gaan in de
Nachtmis; geen enkel jaar had hij
I dit overgeslagen; en in zijn hart
streed de liefde met de haat, streed
i de liefde met het egoïsme; een leu-
1 gen tegenover het Kind
Toen, op die weg, in die stille,
i heel stille, vredige avond, is boer
Trummers klein geworden; omdat
hij wist, eindelijk wist, slechts in
kleinheid en geringheid het geluk
en de vrede van Kerstmis te kun
nen bezitten.
Het zou een gelukkig Kerstfeest
worden voor Mina, voor Jan en Jo
ke, en voor hem.
Zijn vrouw was stil en keek treu
rig toen hij binnenkwam. Hij zweeg,
hij bleef zwijgen, toen ze boterham
men gingen eten.
Na het dankgebed zei hij tegen
de knecht: „Jan, witte gij Jokes te
wonen? Gao 's vraogen af ze van-
aovond hier komten zegt dè
ze Janne meebrengt
De mensen bij ons op 't dorp we
ten zo moeilijk hun vreugde te ui
ten, maar meer dan met veel woor
den heeft Mina gezegd, toen ze
schreiend heur hoofd op Harry z'n
schouder legde: „Harry toch
gelukkigjongen!"
Pater Laurentius kent de men
sen en ook nou had ie 't weer goed
voor gehad; vanuit het koor, waai
de Paters jubelend zongen „Filius
meus es tu" Gij zijt mijn zoon,
zag hij dat de vier stoelen allemaal
bezet waren.
•\UEXGE£S7,s-
HET WAREN HERDERS
Het waren herders die 't eerste kwamen.
Met hun fluiten en hun zachte stem.
Al had de hut geen deuren en geen ramen,
Hun vrome liefde die verwarmde Hem.
Het waren herders die 't eerste zagen
De hulpeloosheid van het god'lijk Kind;
En zij geloofden zonder iets te vragen,
En eng'lenstemmen zongen in de wind.
Het waren herders; Heer, en ik stond buiten
En zag die eenvoud, niet begrijpend, aan.
Een van de herders ging heel zacht aan 't fluiten...
Toen ben ik, niet begrijpend, heengegaan;
Die herders en die woning zonder ruiten...
Het Kerstkind kijkt mij vol begrijpen aan.
Advent 1951.
Uit de tijd dat het godsdienstige en
wereldse leven vaak zo zeer met elkaar
versmolten waren, dat heiligenbeelden
huisraad waren, en iedere kunstenaar
bijna een religieus kunstenaar was, uit
dite tijd, toen er die innige relatie tussen
natuur en bovennatuur was in het le
ven van de mens, toen er naast de mys -
tiek, waarin in opperste vervoering heel
heilige mensen vertrouwelijk met God en
Zijn lieve Heiligen omgingen, ook die
vertrouwelijkheid bestond bij het geme
ne volk, dat ook leefde sub specie aeter-
nitatis, dat ook alles deed en alles be
schouwde „in het licht van het eeuwige
maar dan het goddelijke en het heilige
niet zag in de ruimte- en tijdloze eeu
wigheid, maar dit alles plaatste in de
eigen vertrouwelijke omgeving en de
eigen goede tijd, uit dit tijd zijn vele
van onze meest ontroerende Kerstliede
ren afkomstig.
We hebben al eens eerder gelegenheid
gehad te wijzen op de vertrouwelijkheid
van het Kerstfeest, hoe deze vertrouwe
lijkheid uitdrukking vond in alle vormen
van de Kunst. Nergens echter komt het
grote gebeuren van Christi geboorte ons
zo na, als in het lied.
We mogen blij zijn dat de Middel
eeuwse Kerstliederen, voornamelijk uit
de 14e eeuw, in zo groten getale en in
zo rijke verscheidenheid tot ons zijn ge
komen en het getuigt van de echtheid
van hun ontroering, dat zij na zo veel
eeuwen nog die ontroering op ons over
dragen.
Ze zijn ongecompliceerd en zo een
voudig; het is nog niet de persoonlijke
confrontatie van de kunstenaar met het
grote gebeuren, maar de uiting van een
gemeenschappelijk gevoelen en meestal
schilderen zij ons de uiterlijke omstan
digheden van de eerste Kerstmis. Maar
achter dit constateren, die vermelden
van het zinnelijk waarneembare, weten
wij de vroomheid, waarmee het grote
geheim van Gods menswording benaderd
werd, het grote onvoorwaardelijke, kin
derlijke geloof.
En er is de vertrouwdheid met het ge
beurde in een van Bethlehems grotten,
er is de gemeenzaamheid met het men
selijke in Christi geboorte. En deze ver
trouwelijkheid, deze gemeenzaamheid uit
zich in het transponeren van deze ge
beurtenis in het eigen leven, in de eigen
omgeving: waarmee we willen zeggen,
dat men alles beschouwt als gebeurde het
in een gewoon Zuid-Nederlands gezin
(want de meeste liederen zijn uit de
Zuidelijke Nederlanden afkomstig).
Wij denken bij het bemediteren van
de betekenis van het Kerstfeest graag
aan het grote mysterie van de God die
een mens werd, gelijk wij; de Middel
eeuwer echter beziet alles veel menselij
ker; wij weten ook dat Jezus, Maria en
Jozef een normaal eenvoudig gezinsle
ven leidden, maar bij de Middeleeuwse
mens schijnt dit veel meer zijn aandacht
op te eisen, schijnt dit veel reëler te
zijn en hij spreekt daarom zo vaak van
de kleine dingen uit het leven van het
jonge Heilige Huisgezin. En dit is van
een zo ontroerende naiviteit, dat het ook
ons niet onverschillig kan laten.
Zien we bijvoorbeeld naar het onver
gelijkelijk schone lied: „Ons genaket die
avontstar en dan zien we hoe Maria
met het kindje speelt, het op haar knie
zet, op haar schoot, het in heur armen
neemt en dan:
„Die moeder makede den kinde een
bat;
„Hoe lieflic dattet daer inne sat.
„Dat kindekijn pletterden metter hant,
„Dattet water uten becken spranc..."
En in het lied „Er is een kinde'lje ge
boren" staat dit:
,,'t At pap uit een pannetje,
,,'t en maakt hem niet vuil..."
Een van de mooiste kerstliederen die
wij kennen is „Herders, hij is geboren",
waarin de herders, „arme slechte lie-
kens" (armoedige, eenvoudige mensen)
naar de stal komen en daar spelen en
zingen „voor 't zoete kindeken", en het
„een teer klein lammeke" geven en „bo
ter, melk en sane"; en zie dan dit ver
rukkelijk geschilderd tafereel
,,'t Kindjen begost te slapen,
„De moeder sprak ons aan:
„Lieve herderkens samen
„Wilt zoetjens buiten gaan.
„Ulie zij peys en vree
„Dat brengt mijn kind U mee,
„Want 't is Uw God en Heer.
„Komt morgen nog eens weer...."
Een ander bewijs van de vertrouwe-
I Iijkheid van de middeleeuwse mens met
het Kerstgebeuren en van zijn aandacht
voor het menselijke aspect van dit mys
terie, is het feit, dat vele van de Kerst
liederen, die wij kennen, iets hebben van
een wiegelied, zoals het reeds genoemde
„Ons genaket die Avontstar", met als
referein
„Susa ninna, susa noe,
„Jezus minne, sprac Marien doe"
en in „Herders, Hij is geboren", zin
gen we:
„Ik nam mijn fluitjen, een ander
„Die nam zijn moezeltjen,
„En dus fluiten en zongen
„Voor 't zoete kindeken.
„Na na na kindjen teer
„Sus sus en krijt niet meer,
„Doet U klein oogskens toe,
„Zij zijn van krijtens moe.
„Ziet wij schenken U samen
„Een teer klein lamraeken.
„Boter, melk en sane
„Voor U lief mondeken.
„Na na na kindjen teer...'
En ook het bekende lied „Hoe leit dit
kindeken" mogen we hierbij noemen:
„Hoe leit dit Kindeken hier in de kou,
„Ziet eens hoe alle zijn ledekens
beven,
„Ziet eens hoe dat het weent en
krijt van rouw.
„Na na na, na na na Kindeken teer
„Ei, zwijg toch stil, sus, sus en krijt
niet meer.
Men ging zelfs nog verder dan het
wiegelied alleen. De kinderen kwamen
in de Kerst-Mis met een wiegje, waarin
het Christusbeeldje; op het altaar stond
ook zo n wiegje. Wanneer dan de pries
ter aanhief: Eya, recolamus laudibus pi-
is" (laat ons in vrome lofgezangen eer
brengen), dan raakte hij het wiegje aan
en al de kinderen deden zo en luidden
met de andere hand een klein belletje,
terwijl zij ook zongen: Eya.
Men kan hierover z'n wenkbrauwen
fronsen en zeggen, dat dit zo weinig met
het geloof te maken heeft. Laat men ech
ter bedenken dat dit typisch is voor de
Middeleeuwse mentaliteit, voor de tijd
waarin de gevoelens der gewone men
selijkheid, bij het volk, de gevoelens
werden, waarmee men ook het boven
natuurlijke begroette en bezong. We
hebben het al meer gezegd, het is het
gewone verschijnsel in de Middeleeuwen,
dat door het leven de heiligheid werd
gemengd; het leven werd er nobeler
door en het is niet de schuld van dit
volk, dat later de heiligheid verkleurde.
Een ander soort lied dat veel voor
komt en waartoe we ook de genoemde
wiegeliederen mogen rekenen, zijn de zo
genaamde „Leysen"; dit zijn liederen
met een referein, zo genoemd naar de
bede „Kyrie Eleison", het referein bij
uitstek, dat we bijvoorbeeld terug vin
den in het overbekende lied „Nu syt
wellecome":
„Nu syt wellecome
„Jesu Lieve Heer.
„Ghy comt van alsoo hoghe
„Van alsoo veer.
„Nu syt wellecome van den hooghen
hemel neer,
„Hier al in dit aerdtrijck syt ghy
ghesien noyt meer
„Kyrie Eleis'
Het referein werd door alle aanwezi
gen meegezongen; men zong het vaak
het eerst omdat het 't „Leitmotiv" be
vatte zoals in het volgende Kerstlied:
„Segt ons, Segt ons, ghy herderkens
„Wat hebdy al ghesien?
„Te Bethleem opt velt verwachtende,
„Wat saechder al gheschien
„Daer ghy U schaepkens waert
wachtende?"
en dan volgde het eigenlijke lied.
Afgezien van het feit, dat een aantal
Middeleeuwse Kerstliederen letterlijke
vertalingen zijn van Latijnse gezangen
en dus zeer nauw waren verbonden met
de liturgie, vinden we in veel volkse
kerstliederen ook nogal 'ns een stuk La
tijn. Dit wijst er o.i. op dat deze liede
ren gemaakt zullen zijn door geestelijken,
mogelijk naar een latijns voorbeeld, en
dat zij nauwer nog, dan de echte volkse
liederen bij de Kerkelijke viering betrok
ken waren, aanvankelijk althans zeker.
Ook deze half-latijnse, half-nederland-
se liederen, doen zeer naief en kinder
lijk aan.
Zeer bekend is:
„In dulci jubilo (met zoet gejubel)
Singhet ende weset vro
„Al onse herten wonne
„Leit in presepio (in de kribbe)
„Dat lichtet als die sonne
„In matris greraio (in de schoot van
zijn moeder)
„Ergo merito, ergo merito
„Des sullen alle herten
„Sweven in gaudio" (in vreugde)
In de leyse „Het was een maget uut-
verkoren" treffen wte dit referein aan:
„Dies ben ik vro
„Benedicamus Domino
en elders in „Kinder swijcht, so mooch-
di horen", zien we de refereinen:
„Ecce mundi gaudia" (zie de vreugde
van de wereld),
en
„In te sunt solemnia (Om U is er
feest)
„O Virgo Maria (O maagd Maria)
„Dei plena gracia". (Vol van Gods
genade).
Er zijn nog zo veel meer wondermooie
Kerstliederen, waarover we niet spra
ken. Dit wil eigenlijk enkel maar een
wijzen zijn op de onvergankelijke schoon
heid, die ons in deze liederen is be
waard en die ons het Kerstfeest toont in
zijn ontroerende menslelijkheid en in zijn
diepere betekenis van „God met ons".
Wij hebben niet gewezen nog op de
zeer schone verzen die gewijd zijn aan
de Heiligt Maagd, Maria, die de kuise
moeder was van het Christuskind en die
door de Middeleeuwer bijzonderlijk werd
vereerd met een ontroerende kinderlijke
liefde. Maria, zij wordt ons ook voorge
steld als het meisje, zo puur en zo on
aantastbaar rein, en toch weer zo een
voudig en simpel, zich zo weinig bewust
van haar grote hemelse uitverkiezing,
enkel de nederige dienstmaagd, die bidt
„God heeft neergezien op de geringheid
van Zijn dienstmaagd". Neen, niet de
Maria, die jubelt „Zie van nu af aan
zullen alle geslachten mij zalig prijzen!",
maar de jonge moeder, die voor alles
motder is, buigt zich slechts met al haar
mateloze liefde over de armelijke kribbe
en doet slechts gelijk iedere andere moe
der doet en is in haar geringheid zo on
metelijk groot.
Haar Goddelijke uitverkiezing en haar
verheven opdracht aanvaardt zij, en zij
weet zich slechts de dienstmaagd, des
Heren, die zich met haar fiat gaf aan
de H. Geest, in volmaakte nederigheid
en ongtrepte zuiverheid, zij weet zich
het werktuig slechts van Gods genade:
„Gods gratie, Gods wereken
„Die moeten mij stereken,
„Gods gratie die moet doer
my gheschien
Er zou nog zo veel te schrijven zijn
over de bekoorlijke gestalte van de
Maagd Maria in de religeuze Middel
eeuwse poëzie en het zou een dankbare
opdracht zijn.
Laten we hier echter volstaan met nog
even te wijzen op het allerschoonste vers
„Maria die zoude naar Bethlehem gaan";
dit vers is het voorbeeld bij uitstek van
de Middeleeuwse liedkunst.
Hoor de weergaloos mooie regels:
„Maria die seide: ik bender soo moe
„Laat ons een weinig rusten,
„laat ons een weinig verder gaan,
„aan een huizeken zullen wij rusten".
Leest ge deze Middeleeuwse kerstley-
sen en bemediteert ge hun schone zin,
ge zult ontroerd worden en de eenvoud
vinden van het grote geloof, waarmee
ge het Heilig Mysterie van Gods mens
wording moet benaderen.
W. v. d. M.
De voornaamste kwestie die de raad van Vlijmen in zijn verga
dering van Donderdag j.l. behandelde en besprak, was wel de ont
eigening van enkele stukken grond, benodigd voor het aanleggen
van de weg tussen het Plein en de Pastoriestraat; met de meeste
eigenaars was men tot een minnelijke schikking gekomen, maar en
kelen waren er nog die halstarrig weigerden de zeer gunstige voor,
waarden die het bestuur van de gemeente stelde te aanvaarden.
De begroting had men reeds aan een uitvoerige bespreking onder
worpen; de heer v. d. Meerendonk wijdde er nog een bespreking
aan, waarvan de toon gelukkig niet pessimistisch was en waarin
hij veel dingen in de gemeente Vlijmen prees.
Nadat de notulen met een kleine op
merking van de heer v. d. Meerendonk
waren gearresteerd, werden enkele in
gekomen stukken voor kennisgeving aan
genomen; onder andere het goedgekeurd
raadsbesluit inzake het proces tegen de
heer v. Engelen, wat de heer v. d. Mee
rendonk deed opmerken dat hij verno
men had, dat bedoelde persoon bereid
was een schikking te treffen. De voor
zitter zei dat dit mogelijk was, maar
men moest even afwachten.
Op een vergadering van de school-
artsendienst te Vught had de voorzitter,
naar aanleiding van de suggestie van de
heer v. d. Ven in een van de laatste
vergaderingen gedaan, de tandheelkun
dige dienst voor de schooljeugd bespro
ken. In intercommunaal verband was een
dergelijke dienst niet mogelijk; maar men
zou besprekingen voeren om met de
plaatselijke tandartsen tot een regeling
te komen.
Men besloot vervolgens een kasgeld
lening aan te gaan met de fa. Lentjes
en Drossaert en een tweetal rekening
courant-overeenkomsten met de N.V.
Bank van Nederlandse Gemeenten te
verlengen.
Het voorstel tot beschikbaarstelling
van 500.tot uitbreiding van het elec-
triciteitsnet van de provinciale weg in
Ni'euwkuik tot de bewaarschool deed de
heer v. Son vragen of de plaats reeds
was bepaald, waarop de voorzitter ant
woordde, dat de leiding gelegd zou wor
den langs de westkant van de school.
De heer v. Son echter wees er op, dat
aan de oostkant de leiding al verder door
was getrokken; bovendien bouwde men
tussen de bewaarschool en het woon
huis van Schuurmans het nieuwe jeugd
huis. Wanneer men nu de leiding aan
de Oostkant die tot Schuurmans liep
doortrok, dan sloeg men twee vliegen in
een klap, omdat dan ook tevens het
jeugdhuis kon worden voorzien. Dit was
zeer wel mogelijk, meende de voorzitter,
en hij was de hefer v. Son zeer dank
baar voor de tip.
De heer Samuëls hoopte dat dit vlug
ger zijn beslag zou krijgen dan de licht
punten aan de Konijnenberg.
In verband met de gemeenschappelijke
regeling in de Kring Vught betreffende
het keuren van vee en vlees moest een
nieuwe verordening worden vastgesteld.
Op enkele vragen van de leden ant
woordde de voorzitter dat er geen ver
andering kwam in het slachten van var»
kens en in noodslachtingen e.d. Ook de
hier gevestigde slachters mochten hier
blijven slachten; de nieuw te vestigen
slagerijen moesten echter voortaan hun
vee in den Bosch laten slachten.
VERKOOP VAN GROND.
Bij het voorstel tot verkoop van een
stuk grond aan de heer M. v._ Bladel,
zei de heer Wijkmans, dit voorstel zeer
toe te juichen; het betrof hier een groot
gezin, dat zeer slecht was behuisd. De
heer v. Oyen vroeg of de mogelijkheid
bestond een perceel over te slaan; dit
gebeurde inderdaad antwoordde de voor_
zitter. De heer v. d. Meerendonk wees
er op dat de planologische dienst advi
seerde twee percelen beschikbaar te stel
len, maar de voorzitter antwoordde dat
dit niet nodig was.
Het voorstel tot verkoop van een stuk
grond gelegen aan het plein aan de heer
A. H. v. Stokkum deed meer stof op
waaien.
De heer v. d. Ven vroeg of Merkx-
Verhoeven voldoende tijd en gelegenheid
was gelaten om nieuwe plannen uit te
voeren. (Zoals bekend zou eerst Mferkx-
Verhoeven op het betreffende perceel
3 huizen bouwen).
De voorzitter zei dat men aanvanke
lijk de bedoeling had gehad de herbouw-
plicht van Merkx te Heusden naar Vlij
men over te brengen. Dit plan was sterk
door hem verdedigd op het departement;
maar men ging er niet op in, vooral om
dat de heer Merkx deze huizen wilde
verhuren. Nogmaals heeft men het ge
probeerd, maar het mocht wederom niet
lukken.
De heer v. d. Ven vroeg hoeveel tijd
de heer Merkx-Verhoe ven gegeven was;
de voorzitter antwoordde 14 maanden.
De heer v. d. Ven stelde vervolgens de
vraag of het niet mogelijk was, dat de
heer v. Stokkum ook drie woningen
bouwde. De voorzitter wilde hem dat
gaarne voorstellen; hij wees er voorts op
dat de planologische dienst noch be
zwaar maakte tegen twee, noch tegen
drie woningen.
Toen de heer v. d. Meerendonk, na
even geïnformeerd te hebben, of Merkx
Verhoeven hier nog herbouwplichten
had, en als antwoord kreeg dat hij er
een had waaraan voldaan was, toen
hij vroeg of het de bedoeling was dat
de raad besloot alleen dan z'n toestem
ming te geven tot verkoop wanneer er
drie woningen werden gebouwd, wees
de heer Wijkmans er op dat het cachet
er onder leed, wanneer er drie wonin
gen werden gebouwd.
't Heeft inderdaad z'n mee en z n te
gen, zei de voorzitter; de gevelafstand
is maar 22 meter.
Bovendien, zei de heer Wijkmans, wat
is voordeliger en economischer, twee
flinke woningen, of drie bekrompen?
De voorzitter toonde de tekening van
de twee te bouwen huizen en wees er
op dat ze heel goed zouden voldoen op
het Plein.
De raad besloot na deze bespreking
tot verkoop; konden er drie behoorlijke
huizen op, dan zou men trachten de
bouwer te bewegen er drie te bouwen;
ging dit niet dan zou men met twee
volstaan.
De bedragen bedoeld in artikel 55ter
der L.O. wet werden vastgesteld en de
vergoeding per leerling werd bepaald op
22.50 voor het L.O. en 30.voor
het V.G.L.O.
Het aantal opcenten op de personele
belasting werd bepaald op het maximum
van 150; men moest zich hieraan houden
wilde men in aanmerking komen voor de
volledige rijksuitkeringen.
ONTEIGENING.
Het voorstel tot onteigening van een
7 tal percelen voor de aan te leggen
weg van het Plein naar de Pastorijstraat
eiste nog al wat bespreking. De voor
zitter lichtte dit voorstel toe met er op
te wijzen dat reeds geruime tijd bespre
kingen waren gevoerd over de verkoop
van deze grond; er waren er die accoord
gingen met de voorstellen van het ge
meentebestuur, anderen echter stelden
dermate vergaande voorwaarden, dat
men eenvoudig niet met een voorstel
dienaangaande in de raad hoefde te ko-
in.
De heer v. d. Ven vroeg: kunnen de
betreffende eigenaars aanspraak maken
op hun eigen vroegere gronden, wan
neer zij daarop willen bouwen, wanneer
de weg er is? Genieten zij dan de voor
keur?
Wethouder van Bokhoven vreesde
voor enigszins onrechtvaardige verhou
dingen; zij die geen geld hadden om te
bouwen kwamen in een nadelige positie
te verkeren; of mochten deze de grond
dan aan derden verkopen.
De voorzitter beantwoordde beide
vragenstellers door te zeggen, dat de
vroegere eigenaars tegen de geschatte
waarde van de grond deze weer van de
gemeente konden kopen.
De heer v. d. Meerendonk vroeg: wa
ren de voorwaarden zodanig hoog, dat
geen minnelijke schikking mogelijk was?
Inderdaad, het raakte kant noch wal,
antwoordde de voorzitter. Wij zijn met
dit voorstel gekomen om geen tijd meer
te verliezen; maar de mogelijkheid van
een minnelijke schikking blijft iedere mi
nuut van de dag bestaan.
De heer Dekkers: is 0.35 per m2 niet
wat weinig; er zal toch een weg komen,
die de waarde van de grond verhoogt?
De voorzitter; Ja, maar de weg kost
ook geld, hierin investeren wij toch
overheidsgeld!
De heer v. Son stelde een voorbeeld:
in Drunen ondergaat de provinciale weg
wijzigingen die ook onteigening met zich
brengen; de grond die daar onteigend
wordt en niet geschikt is voor bouw
grond brengt nog minder dan 35 cent op.
De heer Dekkers was het nog niet met
de prijs eens: deze mensen, zei hij, moe
ten hun klein bezitje afstaan ten dienste
van de gemeenschap.
We hebben de mensen, antwoordde
de voorzitter, een ruime ruiling voorge
steld en een goede schadeloosstelling,
maar zij gingen hier niet op in.
Ja, dat weet ik natuurlijk niet, zei dc
heer Dekkers.
OPEN KAART SPELEN.
Het is toch wel goed, dacht de voor
zitter dat U eens enkele gevallen onder
ogen krijgt. Neem het geval van Enge
len, zei hij tegen de secretaris en er
kwam een bezwarend dossier van dhr.
van Engelen ter tafel.
Het bleek dat van Engelen een stuk
moest afstaan van 834 m2, dat achter
zijn huis gelegen was; de gemeente bood
hem in ruil hiervoor een stuk aan van
1400 m2, gelegen vlak naast zijn huis.
De schade aan gewassen was geraamd
op 353.450.vroeg hij, accoord
zei de gemeente; toen echter ging hij tot
800.en daar kon de gemeente niet
mee accoord gaan.
Neem het geval Kievits, die sprak in
de toon van: wat U ook geeft, ik doe 't
toch niet.
Wat ^ij hebben voorgesteld, zei de
voorzitter, is alleszins redelijk geweest.
Niettemin vond ook de heer v. d. Ven
een bedrag van 0.35 te weinig; nog
enkele andere heren zegden hun mening,
maar de voorzitter was er van over
tuigd, dat, wanneer het tot een onteige
ning kwam, de mensen er niet beter op
zouden worden.
Maar wethouder van Bokhoven, was
het hier niet mee eens; ik weet wel be-