Gemeente Vlijmen gaat onteigenen. üOssOssOssOc „VAN VROUDE ONS ALLE DIE KINDERKENS S1NQEN". DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 24 DECEMBER 1951 HET KERSTLIED IN DE MIDDELEEUWEN. 1 Geen al fe sombere geluiden rond de Begroting 1952. geval namens de broederkens vast hartelijk bedankt voor de carbona- de en de krentemik. Hier, steek op!" en de Pater haalde met één van zijn schoonste preekgebaren een goeie sigaar uit zijn kap. Trummers betaalde en behoed zaam deed de Pater het geld in een onmetelijke portemonnaie, die dan weer weggleed in de eindeloze berg plaats van zijn toog. „Niet erg druk zeker op de boer derij?" „Neeë, dè iest nooit om deze tijd van 't jaor; d'r moet nog wel 'ns 'ne keer gedorsen worden, mer dè doen we nao Kerstmis". „Ge zult dus een rustige Kerstmis krijgen. Komen jullie weer bij ons naar de nachtmis? Ik moet nou ze ker weer vier plaatsen vrij houden, net als voor dat Jan naar Indië ging?" „Nee", zei Trummers kort, „nee, twee is genoeg!" De pater hoorde de bittere toon in de boer z'n stem en hij wachtte zwijgend. En toen luchtte de boer zijn opge kropt gemoed en de pater luisterde en knikte nu en dan, begrijpend. De boer vertelde alles, heel z'n bittere teleurstelling om de jongen ,die hem zo na lag, om de boerderij waarvan hij zo hield en die nu in vreemde handen zou komen, en de pater luisterde maar en bleef even voor zich uit zien toen Trummers zweeg. „Zó moet het dus Kerstmis wor den bij jullie!" Kerstmis, dacht de boer bitter. Kerstmis! Is er nou niks anders meer dan Kerstmis?! „Kerstmis, of geen Kerstmis, die jongen moet mer vuulen dè ik m'n kop nie buig veur die flauwekul van 'm". Toen begon de pater te praten, zacht, maar zeer nadrukkelijk. Zag de boer de zaken niet erg eenzijdig? Kende hij z'n jongen dan niet goed genoeg om te weten dat 't hem ernst was als hij zo'n besluit nam? Trum mers moest toch kunnen begrijpen dat het niet zo vreemd was wanneer een jongen een ander beroep wens te dan zijn vader. En hij moest toch ook rekening houden met het ge luk van zijn kind. Er kwam nu een maal altijd een moment dat een kind zijn eigen weg koos, de weg die hem zou brengen naar 't geluk. O, 't was ongetwijfeld hard voor een boer te vernemen dat z'n enige zoon het geluk niet kon vinden waar de vader het vond. Maar nog maals, de jongen was wijs en ver standig genoeg om te weten wat hij wilde en als hij een zekere onbe zorgde toekomst opgaf voor een ideaal, een mooie en concreet ide aal, dan moest Trummers dit toch respecteren en de jongen steunen en helpen. Er komt inderdaad een moment dat het kind geen kind meer is en wij voelen dan de pijn, wanneer de weg van het kind en onze weg niet lahger dezelfde zijn. Ja, als de Pater dit allemaal zegt, peinsde de boerEr zit veel waars in; maar dan moest hij on gelijk bekennen; hij, boer Trum mers zich belachelijk maken in de ogen van zijn zoon en van de men sen uit 't dorp! Buigen zou hij moe ten voor het dwaze verlangen van z'n zoon, die eigenlijk nog maar een kind was, ook al zei de pater Pater Laurentius praatte verder, zacht, overtuigend en hij legde z'n hand op de arm van de boer: „En zo moet het dus bij jullie Kerstmis worden. Zo zal jouw dwaze ver langen en jouw koppigheid, Boer, de vrede van het Kerstfeest in de weg staan. Klein zijn en vrede bren gen, gij weet, 't is de boodschap van het Kerstkind, Trummers. Gij kunt jouw vrouw en jouw zoon zo'n mooi Kerstfeest bereiden; gij kunt dat, Trummers; maar gij kunt ook uw Kerstviering tot een leugen ma ken omdat gij koppig zijt en dom, boer, ontzettend dom Zo had nog nooit iemand tegen hem durven spreken. Hij dom en koppig! Was hij niet de vader, was hij niet de baas? Had hij het niet goed met z'n jongen voor; had hij er niet heel z'n leven voor gewerkt? Wat had hij niet gesmeekt en ge beden toen z'n vrouw in de eerste jaren kinderloos bleef. Wat had hij niet gedaan om een goeie boer van zijn jongen te maken. En nou aan al die illusies, die lang gekoesterde verlangens een einde maken, om de gril van zo'n jongen Hij, naar wie iedereen opkeek, die kerkmeester was en wethouder, bij wie de boeren om raad kwamen vragen, hij, Boer Trummers, wiens wil nooit tegenstand ontmoette, hij zou nou toe moeten geven? Neen, Pater Laurentius, praat maar, boer Trummers geeft niet toe, boer Trummers geeft nooit toe, ook al weet ie dat ie ongelijk heeft. Boer Trummers wijkt niet voor U, niet voor z'n vrouw of z'n zoon, niet voor het Kerstkind. Boer Trummers geeft niet toe „Zal ik dan maar vier plaatsen vrij houden voor jullie?" vroeg de Pater zacht. „Neeë", beet Trummers hem toe, „Nee!" „Denk aan het Kerstfeest, vriend", 't klonk vermanend en vergoelij kend tevens; „Denk aan wat de engelen zongen Boer Trummers was opgestaan: „Zwijg er mer over, Pater", en toen ging ie zwijgend naast de Pater door de stille, witte gang. Er ging een gekwelde mens over het gladde, bonkige pad; de avond legde zich zacht en heel vredig over de witte akkers; ergens, ver weg, blafte een hond, gedempt en rustig; hij kon de stilte geen geweld aan doen. En de avond werd donkerder en stiller, steeds stiller „Denk aan wat de engelen zon gen", had de pater gezegd, en „Gij zijt dom, boer, ontzettend dom". Ja, hij was dom, hij was ontzet tend domMaar buigen, hij bui gen, hij toegeven, zijn zoon toege ven!! Die jongen die zich koppig keerde tegen zijn wil, die eigen machtig maar besliste „Er komt een moment dat het kind geen kind meer is, dat het zijn eigen weg gaat, z'n eigen weg naar het geluk"; wilde hij dan niet dat Jan, dat zijn eigen jongen gelukkig werd en zou hij het geluk van zijn jongen in de weg staan Hoe had hij niet verlangd dat Jan een gelukkige, een rijke boer werd, dat hij zorgeloos kon leven, dat het leven voor hem niet moeilijk en niet zwaar zou zijn Hij, boer tot in het merg van zijn beenderen, hij wilde dat zijn land en zijn beesten in goede handen kwamen, dat hij, als de tijd geko men was, met een gerust hart alles aan zijn zoon kon overlaten Maar dacht hij niet te veel aan zich zelf, was het eigenlijk niet alleen eigenbelang en eigen gerustigheid wat hij verlangde? Boer Trummers wist het niet meer; hij wist niet meer waar hij aan toe was. Wat zongen de engelen? Het stond in gouden letters op een sier lijke band boven de kerststal in de kerk: Eere aan God in den hooge, en vrede op aarde den menschen die van goeden wille zijn Van goeden wille was hij van goede wil? Maar hij wilde toch niet anders dan het geluk van zijn eigen kindof was het zijn eigen ge luk, zijn eigen zekerheid hetgeen hij zocht en nastreefde; dat hem zo star en koppig deed zijn, Kerstmis, en Jan weer niet thuis, en Joke zou niet komen, zijn kin deren toch, allebei; en zijn vrouw, zijn goede vrouw zou weer treurig zijn en hij, hij, boer Trummers, de geziene en geachte boer Trummers, hij zou hun geluk in de weg staan. En in zijn hart zou de onrust zijn en de twijfel; en de vrede, de vrede van het Kerstfeest zou van hem blijven, omdat hij niet het goede wilde, niet het geluk wilde voor zijn dierbaren. Wat had de Pater gezegd? Zijn Kerstviering zou een leugen zijn? Hij zou te communie gaan in de Nachtmis; geen enkel jaar had hij I dit overgeslagen; en in zijn hart streed de liefde met de haat, streed i de liefde met het egoïsme; een leu- 1 gen tegenover het Kind Toen, op die weg, in die stille, i heel stille, vredige avond, is boer Trummers klein geworden; omdat hij wist, eindelijk wist, slechts in kleinheid en geringheid het geluk en de vrede van Kerstmis te kun nen bezitten. Het zou een gelukkig Kerstfeest worden voor Mina, voor Jan en Jo ke, en voor hem. Zijn vrouw was stil en keek treu rig toen hij binnenkwam. Hij zweeg, hij bleef zwijgen, toen ze boterham men gingen eten. Na het dankgebed zei hij tegen de knecht: „Jan, witte gij Jokes te wonen? Gao 's vraogen af ze van- aovond hier komten zegt dè ze Janne meebrengt De mensen bij ons op 't dorp we ten zo moeilijk hun vreugde te ui ten, maar meer dan met veel woor den heeft Mina gezegd, toen ze schreiend heur hoofd op Harry z'n schouder legde: „Harry toch gelukkigjongen!" Pater Laurentius kent de men sen en ook nou had ie 't weer goed voor gehad; vanuit het koor, waai de Paters jubelend zongen „Filius meus es tu" Gij zijt mijn zoon, zag hij dat de vier stoelen allemaal bezet waren. •\UEXGE£S7,s- HET WAREN HERDERS Het waren herders die 't eerste kwamen. Met hun fluiten en hun zachte stem. Al had de hut geen deuren en geen ramen, Hun vrome liefde die verwarmde Hem. Het waren herders die 't eerste zagen De hulpeloosheid van het god'lijk Kind; En zij geloofden zonder iets te vragen, En eng'lenstemmen zongen in de wind. Het waren herders; Heer, en ik stond buiten En zag die eenvoud, niet begrijpend, aan. Een van de herders ging heel zacht aan 't fluiten... Toen ben ik, niet begrijpend, heengegaan; Die herders en die woning zonder ruiten... Het Kerstkind kijkt mij vol begrijpen aan. Advent 1951. Uit de tijd dat het godsdienstige en wereldse leven vaak zo zeer met elkaar versmolten waren, dat heiligenbeelden huisraad waren, en iedere kunstenaar bijna een religieus kunstenaar was, uit dite tijd, toen er die innige relatie tussen natuur en bovennatuur was in het le ven van de mens, toen er naast de mys - tiek, waarin in opperste vervoering heel heilige mensen vertrouwelijk met God en Zijn lieve Heiligen omgingen, ook die vertrouwelijkheid bestond bij het geme ne volk, dat ook leefde sub specie aeter- nitatis, dat ook alles deed en alles be schouwde „in het licht van het eeuwige maar dan het goddelijke en het heilige niet zag in de ruimte- en tijdloze eeu wigheid, maar dit alles plaatste in de eigen vertrouwelijke omgeving en de eigen goede tijd, uit dit tijd zijn vele van onze meest ontroerende Kerstliede ren afkomstig. We hebben al eens eerder gelegenheid gehad te wijzen op de vertrouwelijkheid van het Kerstfeest, hoe deze vertrouwe lijkheid uitdrukking vond in alle vormen van de Kunst. Nergens echter komt het grote gebeuren van Christi geboorte ons zo na, als in het lied. We mogen blij zijn dat de Middel eeuwse Kerstliederen, voornamelijk uit de 14e eeuw, in zo groten getale en in zo rijke verscheidenheid tot ons zijn ge komen en het getuigt van de echtheid van hun ontroering, dat zij na zo veel eeuwen nog die ontroering op ons over dragen. Ze zijn ongecompliceerd en zo een voudig; het is nog niet de persoonlijke confrontatie van de kunstenaar met het grote gebeuren, maar de uiting van een gemeenschappelijk gevoelen en meestal schilderen zij ons de uiterlijke omstan digheden van de eerste Kerstmis. Maar achter dit constateren, die vermelden van het zinnelijk waarneembare, weten wij de vroomheid, waarmee het grote geheim van Gods menswording benaderd werd, het grote onvoorwaardelijke, kin derlijke geloof. En er is de vertrouwdheid met het ge beurde in een van Bethlehems grotten, er is de gemeenzaamheid met het men selijke in Christi geboorte. En deze ver trouwelijkheid, deze gemeenzaamheid uit zich in het transponeren van deze ge beurtenis in het eigen leven, in de eigen omgeving: waarmee we willen zeggen, dat men alles beschouwt als gebeurde het in een gewoon Zuid-Nederlands gezin (want de meeste liederen zijn uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstig). Wij denken bij het bemediteren van de betekenis van het Kerstfeest graag aan het grote mysterie van de God die een mens werd, gelijk wij; de Middel eeuwer echter beziet alles veel menselij ker; wij weten ook dat Jezus, Maria en Jozef een normaal eenvoudig gezinsle ven leidden, maar bij de Middeleeuwse mens schijnt dit veel meer zijn aandacht op te eisen, schijnt dit veel reëler te zijn en hij spreekt daarom zo vaak van de kleine dingen uit het leven van het jonge Heilige Huisgezin. En dit is van een zo ontroerende naiviteit, dat het ook ons niet onverschillig kan laten. Zien we bijvoorbeeld naar het onver gelijkelijk schone lied: „Ons genaket die avontstar en dan zien we hoe Maria met het kindje speelt, het op haar knie zet, op haar schoot, het in heur armen neemt en dan: „Die moeder makede den kinde een bat; „Hoe lieflic dattet daer inne sat. „Dat kindekijn pletterden metter hant, „Dattet water uten becken spranc..." En in het lied „Er is een kinde'lje ge boren" staat dit: ,,'t At pap uit een pannetje, ,,'t en maakt hem niet vuil..." Een van de mooiste kerstliederen die wij kennen is „Herders, hij is geboren", waarin de herders, „arme slechte lie- kens" (armoedige, eenvoudige mensen) naar de stal komen en daar spelen en zingen „voor 't zoete kindeken", en het „een teer klein lammeke" geven en „bo ter, melk en sane"; en zie dan dit ver rukkelijk geschilderd tafereel ,,'t Kindjen begost te slapen, „De moeder sprak ons aan: „Lieve herderkens samen „Wilt zoetjens buiten gaan. „Ulie zij peys en vree „Dat brengt mijn kind U mee, „Want 't is Uw God en Heer. „Komt morgen nog eens weer...." Een ander bewijs van de vertrouwe- I Iijkheid van de middeleeuwse mens met het Kerstgebeuren en van zijn aandacht voor het menselijke aspect van dit mys terie, is het feit, dat vele van de Kerst liederen, die wij kennen, iets hebben van een wiegelied, zoals het reeds genoemde „Ons genaket die Avontstar", met als referein „Susa ninna, susa noe, „Jezus minne, sprac Marien doe" en in „Herders, Hij is geboren", zin gen we: „Ik nam mijn fluitjen, een ander „Die nam zijn moezeltjen, „En dus fluiten en zongen „Voor 't zoete kindeken. „Na na na kindjen teer „Sus sus en krijt niet meer, „Doet U klein oogskens toe, „Zij zijn van krijtens moe. „Ziet wij schenken U samen „Een teer klein lamraeken. „Boter, melk en sane „Voor U lief mondeken. „Na na na kindjen teer...' En ook het bekende lied „Hoe leit dit kindeken" mogen we hierbij noemen: „Hoe leit dit Kindeken hier in de kou, „Ziet eens hoe alle zijn ledekens beven, „Ziet eens hoe dat het weent en krijt van rouw. „Na na na, na na na Kindeken teer „Ei, zwijg toch stil, sus, sus en krijt niet meer. Men ging zelfs nog verder dan het wiegelied alleen. De kinderen kwamen in de Kerst-Mis met een wiegje, waarin het Christusbeeldje; op het altaar stond ook zo n wiegje. Wanneer dan de pries ter aanhief: Eya, recolamus laudibus pi- is" (laat ons in vrome lofgezangen eer brengen), dan raakte hij het wiegje aan en al de kinderen deden zo en luidden met de andere hand een klein belletje, terwijl zij ook zongen: Eya. Men kan hierover z'n wenkbrauwen fronsen en zeggen, dat dit zo weinig met het geloof te maken heeft. Laat men ech ter bedenken dat dit typisch is voor de Middeleeuwse mentaliteit, voor de tijd waarin de gevoelens der gewone men selijkheid, bij het volk, de gevoelens werden, waarmee men ook het boven natuurlijke begroette en bezong. We hebben het al meer gezegd, het is het gewone verschijnsel in de Middeleeuwen, dat door het leven de heiligheid werd gemengd; het leven werd er nobeler door en het is niet de schuld van dit volk, dat later de heiligheid verkleurde. Een ander soort lied dat veel voor komt en waartoe we ook de genoemde wiegeliederen mogen rekenen, zijn de zo genaamde „Leysen"; dit zijn liederen met een referein, zo genoemd naar de bede „Kyrie Eleison", het referein bij uitstek, dat we bijvoorbeeld terug vin den in het overbekende lied „Nu syt wellecome": „Nu syt wellecome „Jesu Lieve Heer. „Ghy comt van alsoo hoghe „Van alsoo veer. „Nu syt wellecome van den hooghen hemel neer, „Hier al in dit aerdtrijck syt ghy ghesien noyt meer „Kyrie Eleis' Het referein werd door alle aanwezi gen meegezongen; men zong het vaak het eerst omdat het 't „Leitmotiv" be vatte zoals in het volgende Kerstlied: „Segt ons, Segt ons, ghy herderkens „Wat hebdy al ghesien? „Te Bethleem opt velt verwachtende, „Wat saechder al gheschien „Daer ghy U schaepkens waert wachtende?" en dan volgde het eigenlijke lied. Afgezien van het feit, dat een aantal Middeleeuwse Kerstliederen letterlijke vertalingen zijn van Latijnse gezangen en dus zeer nauw waren verbonden met de liturgie, vinden we in veel volkse kerstliederen ook nogal 'ns een stuk La tijn. Dit wijst er o.i. op dat deze liede ren gemaakt zullen zijn door geestelijken, mogelijk naar een latijns voorbeeld, en dat zij nauwer nog, dan de echte volkse liederen bij de Kerkelijke viering betrok ken waren, aanvankelijk althans zeker. Ook deze half-latijnse, half-nederland- se liederen, doen zeer naief en kinder lijk aan. Zeer bekend is: „In dulci jubilo (met zoet gejubel) Singhet ende weset vro „Al onse herten wonne „Leit in presepio (in de kribbe) „Dat lichtet als die sonne „In matris greraio (in de schoot van zijn moeder) „Ergo merito, ergo merito „Des sullen alle herten „Sweven in gaudio" (in vreugde) In de leyse „Het was een maget uut- verkoren" treffen wte dit referein aan: „Dies ben ik vro „Benedicamus Domino en elders in „Kinder swijcht, so mooch- di horen", zien we de refereinen: „Ecce mundi gaudia" (zie de vreugde van de wereld), en „In te sunt solemnia (Om U is er feest) „O Virgo Maria (O maagd Maria) „Dei plena gracia". (Vol van Gods genade). Er zijn nog zo veel meer wondermooie Kerstliederen, waarover we niet spra ken. Dit wil eigenlijk enkel maar een wijzen zijn op de onvergankelijke schoon heid, die ons in deze liederen is be waard en die ons het Kerstfeest toont in zijn ontroerende menslelijkheid en in zijn diepere betekenis van „God met ons". Wij hebben niet gewezen nog op de zeer schone verzen die gewijd zijn aan de Heiligt Maagd, Maria, die de kuise moeder was van het Christuskind en die door de Middeleeuwer bijzonderlijk werd vereerd met een ontroerende kinderlijke liefde. Maria, zij wordt ons ook voorge steld als het meisje, zo puur en zo on aantastbaar rein, en toch weer zo een voudig en simpel, zich zo weinig bewust van haar grote hemelse uitverkiezing, enkel de nederige dienstmaagd, die bidt „God heeft neergezien op de geringheid van Zijn dienstmaagd". Neen, niet de Maria, die jubelt „Zie van nu af aan zullen alle geslachten mij zalig prijzen!", maar de jonge moeder, die voor alles motder is, buigt zich slechts met al haar mateloze liefde over de armelijke kribbe en doet slechts gelijk iedere andere moe der doet en is in haar geringheid zo on metelijk groot. Haar Goddelijke uitverkiezing en haar verheven opdracht aanvaardt zij, en zij weet zich slechts de dienstmaagd, des Heren, die zich met haar fiat gaf aan de H. Geest, in volmaakte nederigheid en ongtrepte zuiverheid, zij weet zich het werktuig slechts van Gods genade: „Gods gratie, Gods wereken „Die moeten mij stereken, „Gods gratie die moet doer my gheschien Er zou nog zo veel te schrijven zijn over de bekoorlijke gestalte van de Maagd Maria in de religeuze Middel eeuwse poëzie en het zou een dankbare opdracht zijn. Laten we hier echter volstaan met nog even te wijzen op het allerschoonste vers „Maria die zoude naar Bethlehem gaan"; dit vers is het voorbeeld bij uitstek van de Middeleeuwse liedkunst. Hoor de weergaloos mooie regels: „Maria die seide: ik bender soo moe „Laat ons een weinig rusten, „laat ons een weinig verder gaan, „aan een huizeken zullen wij rusten". Leest ge deze Middeleeuwse kerstley- sen en bemediteert ge hun schone zin, ge zult ontroerd worden en de eenvoud vinden van het grote geloof, waarmee ge het Heilig Mysterie van Gods mens wording moet benaderen. W. v. d. M. De voornaamste kwestie die de raad van Vlijmen in zijn verga dering van Donderdag j.l. behandelde en besprak, was wel de ont eigening van enkele stukken grond, benodigd voor het aanleggen van de weg tussen het Plein en de Pastoriestraat; met de meeste eigenaars was men tot een minnelijke schikking gekomen, maar en kelen waren er nog die halstarrig weigerden de zeer gunstige voor, waarden die het bestuur van de gemeente stelde te aanvaarden. De begroting had men reeds aan een uitvoerige bespreking onder worpen; de heer v. d. Meerendonk wijdde er nog een bespreking aan, waarvan de toon gelukkig niet pessimistisch was en waarin hij veel dingen in de gemeente Vlijmen prees. Nadat de notulen met een kleine op merking van de heer v. d. Meerendonk waren gearresteerd, werden enkele in gekomen stukken voor kennisgeving aan genomen; onder andere het goedgekeurd raadsbesluit inzake het proces tegen de heer v. Engelen, wat de heer v. d. Mee rendonk deed opmerken dat hij verno men had, dat bedoelde persoon bereid was een schikking te treffen. De voor zitter zei dat dit mogelijk was, maar men moest even afwachten. Op een vergadering van de school- artsendienst te Vught had de voorzitter, naar aanleiding van de suggestie van de heer v. d. Ven in een van de laatste vergaderingen gedaan, de tandheelkun dige dienst voor de schooljeugd bespro ken. In intercommunaal verband was een dergelijke dienst niet mogelijk; maar men zou besprekingen voeren om met de plaatselijke tandartsen tot een regeling te komen. Men besloot vervolgens een kasgeld lening aan te gaan met de fa. Lentjes en Drossaert en een tweetal rekening courant-overeenkomsten met de N.V. Bank van Nederlandse Gemeenten te verlengen. Het voorstel tot beschikbaarstelling van 500.tot uitbreiding van het elec- triciteitsnet van de provinciale weg in Ni'euwkuik tot de bewaarschool deed de heer v. Son vragen of de plaats reeds was bepaald, waarop de voorzitter ant woordde, dat de leiding gelegd zou wor den langs de westkant van de school. De heer v. Son echter wees er op, dat aan de oostkant de leiding al verder door was getrokken; bovendien bouwde men tussen de bewaarschool en het woon huis van Schuurmans het nieuwe jeugd huis. Wanneer men nu de leiding aan de Oostkant die tot Schuurmans liep doortrok, dan sloeg men twee vliegen in een klap, omdat dan ook tevens het jeugdhuis kon worden voorzien. Dit was zeer wel mogelijk, meende de voorzitter, en hij was de hefer v. Son zeer dank baar voor de tip. De heer Samuëls hoopte dat dit vlug ger zijn beslag zou krijgen dan de licht punten aan de Konijnenberg. In verband met de gemeenschappelijke regeling in de Kring Vught betreffende het keuren van vee en vlees moest een nieuwe verordening worden vastgesteld. Op enkele vragen van de leden ant woordde de voorzitter dat er geen ver andering kwam in het slachten van var» kens en in noodslachtingen e.d. Ook de hier gevestigde slachters mochten hier blijven slachten; de nieuw te vestigen slagerijen moesten echter voortaan hun vee in den Bosch laten slachten. VERKOOP VAN GROND. Bij het voorstel tot verkoop van een stuk grond aan de heer M. v._ Bladel, zei de heer Wijkmans, dit voorstel zeer toe te juichen; het betrof hier een groot gezin, dat zeer slecht was behuisd. De heer v. Oyen vroeg of de mogelijkheid bestond een perceel over te slaan; dit gebeurde inderdaad antwoordde de voor_ zitter. De heer v. d. Meerendonk wees er op dat de planologische dienst advi seerde twee percelen beschikbaar te stel len, maar de voorzitter antwoordde dat dit niet nodig was. Het voorstel tot verkoop van een stuk grond gelegen aan het plein aan de heer A. H. v. Stokkum deed meer stof op waaien. De heer v. d. Ven vroeg of Merkx- Verhoeven voldoende tijd en gelegenheid was gelaten om nieuwe plannen uit te voeren. (Zoals bekend zou eerst Mferkx- Verhoeven op het betreffende perceel 3 huizen bouwen). De voorzitter zei dat men aanvanke lijk de bedoeling had gehad de herbouw- plicht van Merkx te Heusden naar Vlij men over te brengen. Dit plan was sterk door hem verdedigd op het departement; maar men ging er niet op in, vooral om dat de heer Merkx deze huizen wilde verhuren. Nogmaals heeft men het ge probeerd, maar het mocht wederom niet lukken. De heer v. d. Ven vroeg hoeveel tijd de heer Merkx-Verhoe ven gegeven was; de voorzitter antwoordde 14 maanden. De heer v. d. Ven stelde vervolgens de vraag of het niet mogelijk was, dat de heer v. Stokkum ook drie woningen bouwde. De voorzitter wilde hem dat gaarne voorstellen; hij wees er voorts op dat de planologische dienst noch be zwaar maakte tegen twee, noch tegen drie woningen. Toen de heer v. d. Meerendonk, na even geïnformeerd te hebben, of Merkx Verhoeven hier nog herbouwplichten had, en als antwoord kreeg dat hij er een had waaraan voldaan was, toen hij vroeg of het de bedoeling was dat de raad besloot alleen dan z'n toestem ming te geven tot verkoop wanneer er drie woningen werden gebouwd, wees de heer Wijkmans er op dat het cachet er onder leed, wanneer er drie wonin gen werden gebouwd. 't Heeft inderdaad z'n mee en z n te gen, zei de voorzitter; de gevelafstand is maar 22 meter. Bovendien, zei de heer Wijkmans, wat is voordeliger en economischer, twee flinke woningen, of drie bekrompen? De voorzitter toonde de tekening van de twee te bouwen huizen en wees er op dat ze heel goed zouden voldoen op het Plein. De raad besloot na deze bespreking tot verkoop; konden er drie behoorlijke huizen op, dan zou men trachten de bouwer te bewegen er drie te bouwen; ging dit niet dan zou men met twee volstaan. De bedragen bedoeld in artikel 55ter der L.O. wet werden vastgesteld en de vergoeding per leerling werd bepaald op 22.50 voor het L.O. en 30.voor het V.G.L.O. Het aantal opcenten op de personele belasting werd bepaald op het maximum van 150; men moest zich hieraan houden wilde men in aanmerking komen voor de volledige rijksuitkeringen. ONTEIGENING. Het voorstel tot onteigening van een 7 tal percelen voor de aan te leggen weg van het Plein naar de Pastorijstraat eiste nog al wat bespreking. De voor zitter lichtte dit voorstel toe met er op te wijzen dat reeds geruime tijd bespre kingen waren gevoerd over de verkoop van deze grond; er waren er die accoord gingen met de voorstellen van het ge meentebestuur, anderen echter stelden dermate vergaande voorwaarden, dat men eenvoudig niet met een voorstel dienaangaande in de raad hoefde te ko- in. De heer v. d. Ven vroeg: kunnen de betreffende eigenaars aanspraak maken op hun eigen vroegere gronden, wan neer zij daarop willen bouwen, wanneer de weg er is? Genieten zij dan de voor keur? Wethouder van Bokhoven vreesde voor enigszins onrechtvaardige verhou dingen; zij die geen geld hadden om te bouwen kwamen in een nadelige positie te verkeren; of mochten deze de grond dan aan derden verkopen. De voorzitter beantwoordde beide vragenstellers door te zeggen, dat de vroegere eigenaars tegen de geschatte waarde van de grond deze weer van de gemeente konden kopen. De heer v. d. Meerendonk vroeg: wa ren de voorwaarden zodanig hoog, dat geen minnelijke schikking mogelijk was? Inderdaad, het raakte kant noch wal, antwoordde de voorzitter. Wij zijn met dit voorstel gekomen om geen tijd meer te verliezen; maar de mogelijkheid van een minnelijke schikking blijft iedere mi nuut van de dag bestaan. De heer Dekkers: is 0.35 per m2 niet wat weinig; er zal toch een weg komen, die de waarde van de grond verhoogt? De voorzitter; Ja, maar de weg kost ook geld, hierin investeren wij toch overheidsgeld! De heer v. Son stelde een voorbeeld: in Drunen ondergaat de provinciale weg wijzigingen die ook onteigening met zich brengen; de grond die daar onteigend wordt en niet geschikt is voor bouw grond brengt nog minder dan 35 cent op. De heer Dekkers was het nog niet met de prijs eens: deze mensen, zei hij, moe ten hun klein bezitje afstaan ten dienste van de gemeenschap. We hebben de mensen, antwoordde de voorzitter, een ruime ruiling voorge steld en een goede schadeloosstelling, maar zij gingen hier niet op in. Ja, dat weet ik natuurlijk niet, zei dc heer Dekkers. OPEN KAART SPELEN. Het is toch wel goed, dacht de voor zitter dat U eens enkele gevallen onder ogen krijgt. Neem het geval van Enge len, zei hij tegen de secretaris en er kwam een bezwarend dossier van dhr. van Engelen ter tafel. Het bleek dat van Engelen een stuk moest afstaan van 834 m2, dat achter zijn huis gelegen was; de gemeente bood hem in ruil hiervoor een stuk aan van 1400 m2, gelegen vlak naast zijn huis. De schade aan gewassen was geraamd op 353.450.vroeg hij, accoord zei de gemeente; toen echter ging hij tot 800.en daar kon de gemeente niet mee accoord gaan. Neem het geval Kievits, die sprak in de toon van: wat U ook geeft, ik doe 't toch niet. Wat ^ij hebben voorgesteld, zei de voorzitter, is alleszins redelijk geweest. Niettemin vond ook de heer v. d. Ven een bedrag van 0.35 te weinig; nog enkele andere heren zegden hun mening, maar de voorzitter was er van over tuigd, dat, wanneer het tot een onteige ning kwam, de mensen er niet beter op zouden worden. Maar wethouder van Bokhoven, was het hier niet mee eens; ik weet wel be-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 2