DE VL1JMENSE CARNAVAL
HET HUIS ZONDER
SLEUTELS.
Restauratie 13e eeuwse Ned, Herv. Kerk
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 25 FEBRUARI 1952
Piet van Oijen vertelt over:
Maskers - Domino's - Optocht - Groepen - EN LEUT, VEUL LEUT 1
Piet van Oijen
van de Wolput
„GIJ MOET VADER TEGEN
ME ZEGGEN
EARL DERR BIGGERS.
VERTALING VAN P. OREILLE.
WEDERGEBOORTE.
en tot; CONTROLE OP DE WONINGBOUW
6
6
PIET VAN OIJEN („GEEN P. van Oijen, maar Piet van Oijen",
zegt ie!), we hoeven een Vlijmenaar niet uit te leggen wie Piet
van Oijen is; en voor onze andere lezers in de grote Langstraat
die nog nooit van hem gehoord mochten hebben, maar dat kan
haast niet, kunnen we volstaan met te zeggen dat Piet van Oijen
een figuur is zonder dewelke ge U de Vlijmense dorpgemeen
schap niet voor kunt stellen; een figuur zonder dewelke de be
kende leutige Vlijmense Carnaval nooit zou zijn geweest wat 't
nu is. En wij weten dat we hiermee niemand voor het hoofd
stoten, want iedere Vlijmenaar is er van overtuigd dat Piet van
Oijen meer dan wie ook zijn grote verdiensten heeft gehad en
nog heeft voor Vlijmen, vooral voor het leutige aspect van het
dorpsleven.
tijdens Carnaval van het
vorig jaar
De OUDSTE en de JONGSTE
Carnavalsgek
KONING CARNAVAL.
Toen we dan ook, het plan opvatte
'ns enkele kolommen te wijden aan
de traditie van het Vlijmense Car
navalsfestijn, omdat dit uniek is in
de gehele Langstraat, wisten we
geen betere bron om onze gegevens
uit te putten dan het fabelachtige
geheugen van Piet van Oijen, de
grote forse koning van het jaarlijks
terugkerend carnavalsfeest, die nu
reeds in het 55ste jaar van zijn re
gering is. Ja, het is nu al voor de
55ste keer dat Piet van Oijen bet
carnavalsfeest viert; nog geen en
kele keer heeft hij overgeslagen;
natuurlijk, aan de mobilisatie, de
staking of de oorlog, toen dit prach
tige feest niet gevierd kon worden,
kon zelfs Piet van Oijen niets ver
anderen.
We zitten bij hem in een klein
kamerke van 't café op de Woiput;
hij is nog groot en recht en zijn
ogen zijn nog vol jeugd, wanneer hij
begint te vertellen:
„Ik was in 1889 als kleine jongen
van 7 jaar carnavalsgek", zö schreef
ie ook in z'n boekske dat ie in 1947
uitgaf, bij gelegenheid van z'n 50ste
Carnavalsfeest. En zoals ie in dat
boekske schreef, zit ie nou tegen ons
te vertellen; en hij hoeft geen een
keer te prakkizeren wanneer ie 't
over 'n datum heeft van 50 jaar ge
leden.
Piet vertelt: In 1889 ben ik dus
begonnen; 't ging toen allemaal nog
met maskers op. Mee 'n stel jonge
lui gingen we dan gemaskerd den
boer op, meestal waren het wel
vrienden of kennissen van ons. En
daar gingen we dan 'n beetje zitten
„auwebetten". En dan gingen we
weer naar de volgende boerderij.
Dat duurde tot 'n uur of negen, half
tien; dan gingen we naar de her
berg.
Eén van de interessantste dingen
die Piet in zijn 55-jarige loopbaan
van carnavalsgek heeft meege
maakt, gebeurde in 1902.
Zoals gewoonlijk was Piet weer
van huis gegaan om alle café's te
bezoeken; dat doet ie nog ieder jaar,
al drinkt ie geen borreltje meer (in
1922 is ie hier mee opgehouden, ge
loven we; precies weten we het niet
meer, al is het pas een paar dagen
geleden dat ie het tegen ons vertel
de. Maar zelf weet ie 't nog precies
mee de juiste datum er bij, al is 't
dan 30 jaar geleden!)
Piet was dus het dorp ingetrok
ken, ook gemaskerd, natuurlijk,
hoewel iedereen hem direct herken
de, omdat ie zo lang was.
Hij ontmoette een gemaskerde
man die hem vroeg, samen Carna
val te gaan vieren. Ze gingen de ca
fé's binnen van de Wed. v. d. Ven-
Hendriks, van Mathijs van Wordra-
gen en van Herman Daelmans. En
de onbekende gemaskerde wist zo
veel van ieder te vertellen, dat de
andere carnavalsvierders hem her
haaldelijk vroegen, wie dat toch
was: „Al geef de me 'ne gouwen hor
loge", zei Piet, „ik weet 't nie"; en
dan weer was het de caféhouder, die
zei: „Ge krijgt 'ne rijksdaalder, Piet,
as ge zegt wie 't is"; maar Piet kon
niet anders zeggen dan: „Al gaf de
me 'n tientje, ik weet 't ok nie". En
ondertussen zei de onbekende ieder
een maar de waarheid, en zette ie er
'n hoop voor schut. Tegen 'n uur of
zes moest de man naar huis en toen
vroeg Piet, mag ik weten wie U
bent?
En de „vreemde" antwoordde: „Ge
moet vader tegen me zeggen!"
En als Piet dit allemaal vertelt, is
ie een en al beweeglijkheid en hij
maakt brede gebaren met zijn grote
handen.
DÉMASQUÉ.
Ja, die maskers, daar is in Vlij
men al ooit heel wat over te doen
geweest.
Rond 1900 had Pastoor van der
Pas met burgemeester Zwaans een
afspraak gemaakt om de mombak-
kessen uit de weg te ruimen; maai
de Vlijmenaren kwamen daar niet
FEUILLETON
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
van
Door
53)
Toen kwam hij in de rust van de
Rivierstraat en merkte, dat hij in
een kring liep, want daar was de
Winkel van Lui Yin weer. Voort
hollend zag hij, over zijn schou
der, dat de roodharige hem volgde.
Een grote auto met dichte gordij
nen stond tegen het trottoir. John
Quincy sprong er in, naast de be
stuurder.
Rijd hier vandaan, vlug
hijgde hij.
Een slaperig Japans gezicht keek
hem in het halfduister aan. Ben
bezet.
Dat kan me niets chelen, be
gon John Quincy en toen viel zijn
blik op een der armen van de man,
die rustte op het rad.
Zijn harts tond stil. In het don
ker zag hij een armbandhorloge
met een verlichte wijzerplaat en
het cijfer twee was heel dof.
Terwijl hij nog keek, grepen ste.
vige handen hem bij zijn kraag en
sleepten hem in de donkere wagen.
Op hetzelfde ogenblik kwam de
roodharige erbij. Heb je hem, Mi
ke Stom geluk, zeg Hij sprong
achter in de wagen. Vlug werd 't
werk voortgezet. John Quincy's
handen werden vastgebonden, een
akelig smakende prop werd in zijn
mond geduwd.
Vervloekt als hij me niet haast
een oog uitgeslagen heeft, zei de
roodharige. Dat zal ik hem betaald
zetten als we aan boord zijn. Hé
daar Pier 78. Zo hard als je
kunt
De auto schoot vooruit. John
Quincy lag op de stoffige vloer,
gebonden en hulpeloos. Naar de
haven Maar daar dacht hij nu
niet aan, hij dacht aan het horlo
ge, dat de bestuurder aan zijn pols
had.
Al gauw stopte de auto bij een
havenloods. John Quincy werd op
getild en niet al te zacht naar bui
ten geduwd.
Zijn wang kwam tegen een van
de knopen, waarmee het zijgordijn
vast zat en hij had voldoende te
genwoordigheid van geest om te
zorgen dat de prop eraan bleef
vasthaken. Toen zij uit de wagen
waren probeerde hij het nummer
te izien, maar hij zag alleen de eer
ste twee cijfers 33 - voor hij
doorreed. Zijn twee reusachtige ge
leiders sleepten hem naar de ha
ven. Op enige afstand zag hij een
groepje mannen, drie in witte uni
form, een in donkere kleding. De
ze laatste rookte een püp. John
Quincy's hart sprong op. Met zijn
tanden werkte hij de losgemaakte
prop uit izijn mond. Het ga je
goed, Peter schreeuwde hij zo
hard hij kon en begon toen met
van in en ze zongen:
„Als je veegt, veegt dan met vlijt,
„Dat je bezem niet verslijt.
„Veegen, veegen, moet je maar,....
„Anders kom je nooit meer
klaar.,,
En bij de Pastorie en het Raad
huis vlogen de bezems bij tientallen
door de ruiten; de bevolking had
zich uitgesproken, het masker ging
niet af.. Maar rond het jaar 1910
werd het wel een beetje te erg met
die maskers, die iedereen maar de
gelegenheid gaven iedereen uit te
schelden voor alles wat mooi en le
lijk was en burgemeester van de
Ven, die iri 1907 burgemeester
Zwaans was opgevolgd, was niet
bang voor kapotte ruiten. Hij zag
zich in 1911 genoodzaakt te bepalen,
dat alleen tot 's avonds 9 uur mas
kers gedragen mochten worden. In
1914 toen de mobilisatie een domper
zette op alle feestvreugde, verdween
het masker voor goed.
Trouwens, gedurende heel de mo
bilisatie heeft men in Vlijmen geen
Vastenavond gevierd. Het zou tot
1921 duren voor er weer leven in de
brouwerij kwam. Huub Boom, de
melkrijder, kwam toen met z'n wa
gen naar het café op de Wolput en
Piet van Oijen en de jongelui van
de Wolput zijn weer gezellig uit ge
weest, dat jaar.
Langzamerhand wordt het leven
in de brouwerij groter.
I
DE EERSTE PRINS CARNAVAL.
In 1922 kwam de eerste Prins
Carnaval; de burgers van 't Hoog-
j eind haalden hem af aan het station.
Het jaar 1923 werd gekenmerkt door
een zekere tweestrijd tussen de ver-
i' eniging „Vlijmensch Belang" en
j de W. C. de Wolputsche Club, die
door Piet was opgericht; maar in
onderling overleg werd alles gere-
geld en het gevolg was, dat men dat
j jaar een prachtige Carnaval kon
j vieren, met een Prins, een gecostu-
meerde voetbalwedstrijd, een reuze
j optocht en Paardrijden met hinder
nissen. Er was zelfs een Carnavals-
gids en menig Vlijmenaar zal nog
zo'n exemplaar hebben
„Vlijmensch Belang" ging het
zelfde jaar nog ten onder, toen het
gemeentebestuur de vereniging op
gedragen had, de Koninginnefeesten
te organiseren, maar de heren van
het bestuur stelden zulke hoge ei
sen en vroegen zo veel geld, dat
men, op 't gemeentehuis hieraan
niet kon voldoen.
Toen zei de W.C.: „Dat kunnen
wij zonder subsidie", en Piet ging
met Janus van Bart je van Halder
op stap in de buurt; de feesten
slaagden geweldig. Dat was 't einde
van „Vlijmensch Belang". In 1924
organiseerde W. C. alleen de op
tocht, maar dit was de laatste keer,
want door wel bekende omstandig
heden (we mogen 't van Piet niet
in de krant zetten) kreeg de Wol
putsche Club, waarvan Piet voor
ter en oprichter was, geen mede
werking van hoger hand bij het
organiseren van de Vastenavond
festiviteiten. Men beperkte zich in
1925 tot het uitgaan in Carnavals-
costumes, domino's noemde men
die toen.
Toen de Carnaval van 1926 weer
in het verschiet kwam, ging Piet
weer „naar boven", maar wederom
geen toestemming; men zei, dat de
tijden te slecht waren, vanwege de
staking in de mandenmakerij.
„Maar", zegt Piet, „in 1923 ston
den ze ook voor 20 cent per uur
op 't Haaike te werken"!
„Beide dagen", vervolgt Piet,
„ben ik toen naar Den Bosch ge
gaan en droeg een plaat, waarop
stond
„Daar men bij ons steeds blijft
staken,
Zoek ik mij hier te vermaken".
In het volgende jaar, 1927 dus,
namen de café-houders, die met lede
ogen natuurlijk de mensen tijdens
de feestdagen naar Den Bosch za
gen trekken, het initiatief om de
carnaval weer geboren te doen wor
den. De centrale figuur was Louis
Prinsen en de leiding werd in han
den gelegd van Harry de Laat en
Bêr, de broer van Piet van Oijen.
Toen kwam er weer 'n Prins, toen
is men ook groepen gaan lopen, er
was ieder jaar een optocht, tot 1931.
Van toen af beperkte men zich al
leen tot de groepen.
Onafgebroken en zonder noe
menswaardige voorvallen hand
haafde zich het Vlijmense Carna
valsfeest, tot in 1940 de oorlog uit
brak. Toen vierde men in vijf jaar
geen carnaval
ZOALS DIOGENES
In Griekenland leefde 'ns een
heel geleerd filosoof hij woonde in
een ton, hij deed wel meer gekke
dingen, maar hij was zeer verstan
dig
Op een goeie dag zagen de Grie
ken hem, terwijl de zon aan de he
mel stond te branden, met een
i brandende damp door de stad Athe
ne lopen. „Wat doet ge vroegen
de mensen. „Ik zoek een mens",
antwoordde Diogenes, „maar ik heb
er nog niet één gevonden
In Vlijmen, het was in het jaar
1946, leefde een man, die om meer
j dan een eigenschap van zijn per-
soonlijkheid, algemeen gekend was
en gezien. Hij deed wel eens gekke,
maar nooit onverstandige dingen....
j Op een goeie dag zagen de Vlij-
menaren hem, terwijl het klaarlichte
j dag was, lopen met een brandende
lantaarn. Overal liep hij, in alle ca
fé's was het of hij iets zocht en de
mensen vroegen hem „Zoekte iets,
Piet en Piet zei „Ik kijk of er
nog mensen zijn die carnaval kun
nen vieren
En het heeft geholpen. De echte
carnavalsgeest van de Vlijmenaren
kwam weer boven de nog steeds
actieve en goed voor haar taak be
rekende carnavalsvereniging werd
opgericht, de raad van elf werd sa
mengesteld en in 1947 was er een
spontaan carnavalsfeest.
Ze hebben toen op het voetbal
veld Piet van Oijen gehuldigd
groot stond ie in de sneeuw, met
klompen van bijna een meter aan
zijn voeten, met het carnavalspetje
op en een prachtige omslagdoek
over zijn brede schouders, in zijn
hand een enorme fles, alles was
groot aan hem, zoals ie daar stond
de ongekroonde koning van het
Vlijmense carnavalsfeest. 50 jaren
carnavalsgek, onvermoeibaar, steeds
zorgen voor iets bijzonders, 't ken
merk van zijn originele geest.
Hij gaf in dat jaar ook zijn „Jubi
leumboekje" uit, met herinneringen
aan de carnavalsviering in de laat
ste vijftig jaren hij schreef het
helemaal uit zijn hoofd op zoals hij
nu iedere Zondag 4% uur schrijft
aan zijn wedervaren in de kolen
handel, alleen vertrouwend op zijn
ontzettend sterk geheugen en zijn
vaardige pen.
EEN BIJZONDER
CARNAVALSFEEST.
Het is vandaag wel een bijzonder
Carnavalsfeest voor Piet, want .hij
viert twee jubilea 't is namelijk
zijn 55e carnavalsviering en boven
dien wordt hij vandaag 70 jaar.
„Zoude dat wel in de krant zetten
vraagt Piet. „Waarom nie vragen
wij, ,,'t is toch wel iets bijzonders
„Ik ben wel een vermogend man",
zegt Piet dan, maar ik heb niet
zoveel geld, dat ik iedereen kan
tracteren
Maar wij vinden dat 't niet nodig
is dat Piet iedereen tracteert. 't
Moest eigenlijk net andersom zijn,
Vlijmen moest Piet tracteren, om
dat ie 55 jaar lang (de tijd van oor
log en mobilisatie en zo, niet mee
gerekend) zijn grote verdiensten
heeft gehad voor de viering van
carnaval en niet voor carnaval al
leen.
Zeventig wordt ie vandaag, maar
de Vlijmenaren zullen hem vana
vond weer op de planken zien in de
café's en dan zal ie met een interes
sant idee voor den dag komen. Nie
mand weet hier al iets van alleen
tegen ons heeft Piet 't verteld, maar
wij moeten onze mond houden, an-
ders zou de aardigheid er af zijn
Is 't ook niet typisch dat de 70e
verjaardag van Piet van Oijen sa
menvalt met het 70-jarig bestaan
van de Oeteldonkse club in Den
Bosch. Beide, de club in Den Bosch
en Piet, worden 70 jaar en beide
hebben ieder in de eigen plaats heel
veel voor de vastenavondviering ge-
daan.
Och, we zouden ongetwijfeld een
hele krant vol kunnen schrijven met
de herinneringen van Piet v. Oijen,
met alles wat ie ons vertelde en al
les wat nog in dat pientere hoofd
en dat ijzersterke geheugen verbor
gen zit.
I Zo vroegen we hem bijvoorbeeld
nog, of er gewerkt werd tijdens de
carnavalsdagen. „Gewerkt zei
Piet, „hier in Vlijmen niet, maar
d'r werken veel mensen in Waal
wijk en zo en daar wordt gewoon
gewerkt, dat is jammer. Maar zelf
heb ik nooit gewerkt, ook nie toen
er geen carnaval werd gevierd.
Ieder jaar ga ik 's morgens naar de
Mis, dan doe ik m'ne kruisweg, dan
ga ik alle café's af
Ook in 1944 maakte Piet weer
,z'ne rondgang en hij kwam ook bij
Louis Prinsen, maar de oorlog was
net te goeie afgelopen en er was
nog bijna niets te krijgen. „Ik kon
m'n drankje niet gebruiken", zei
Piet, die alleen nog maar Port
drinkt. „Maar bij Prinsen bakten ze
'ne lekkere dikke spekpannekoek
voor mij. En d'r kwamen 'n paar
boeren binnen, die d'r ook wel ene
zouden lusten. „As ge mar betaalt",
zeeën ze bij Prinsen, „want d'r ies
mer enen Piet van Oijen
Zo zal het deze dagen weer leutig
zijn in Vlijmen heel het dorp zal
in feeststemming zijn en niemand
zal achter blijven, want '1 is maar
ene keer carnaval op 'n jaar en de
vasten duurt veertig dagen.
„En wat is er op al deze leutig
heid tegen,
„As ge vlak voor de grote
vasten staat.
„God geeft alleen aan de blij en
Z'nen zegen,
„Want as ge blij zijt doede
geen kwaad.
„We doen geen kwaad; Nee, we
drinken 't bier en
„We dansen en hossen over de
straat,
„Omdat we nog ene keer feest
willen vieren,
„Veur 't kruis, zwart, op ons
voorhoofd staat.
„Daarom, m'n meiske, na 't bier
komt de worst,
„En na carnaval veertig dagen.
„En pas op, dat ge nou genen
druppel vermorst,
„Want merrege zalder om
vragen
Raad van Sprang-Capelle besluit tot
In de raadsvergadering die in
Sprang-Capelle j.l. Vrijdag ge
houden werd en waarbij de le
den wethouder dr. Winkelman,
de Bas, Ros en Vos afwezig
waren, besloot men eenstem
mig en zonder enig nadenken
40.000.te lenen voor res
tauratie van het fraaie 13de
eeuwse Kerkgebouw.
Bovendien besloot men na
enig delibereren tot het instel
len van een commissie ad hoe
die controle zou uitoefenen op
de bouw van woningen.
De punten 2, 3, 4 en 5, waarvoor
wij verwijzen naar dë agenda in
ons vorig nummer, werden zonder
meer aangenomen
Bij de mededelingen wees de
voorzitter op de brief van G. S.,
waarin geen goedkeuring werd
verleend aan het besluit genomen
in de vorige vergadering van 8
Febr. tot het aangaan van een re-
kening-courant overeenkomst a
250.000.ter financiering van
het bouwplan 1951, zoals de'lezers
ook reeds in ons vorig nummer
hebben kunnen venemen.
De heer Genuït zei, dat het hem
zeer speet, dat het zo gelopen was;
dat de betreffend instanties stel
selmatig de woningbouw tegen
werkten. Waren B. en W. van
plan, vroeg hij, om zich hierbij
zonder meer neer te leggen Was
er geen moglijkheid om alsnog deze
kwestie op te lossen? Men kon
toch in de kranten lezen dat de
nationale lening, om der wille
waarvan G. S, hun goedkeuring
voorlopig onthielden, alleen was
bedoeld voor het bouwplan 1952.
De voorzitter geloofde niet dat
het de bedoeling van de nationale
lening en van de ministeriële cir
culaire was, dat het bouwplan
1951 niet meer uitgevoerd zou
kunnen worden.
Hij zei voorts, dat G. S. niet an
ders konden handelen, dan zoals
den Haag voorschreef, hoewel ze
het wel eens waren met het stand
punt dat de gemeente ingenomen
had; en dat steunde op het feit dat
't besluit reeds genomen was voor
't verschijnen van de ministeriële
circulaire.
Controle op woningbouw.
B. en W. stelden vervolgens voor
om, gehoord de opmerking van de
alle kracht te proberen om los te
komen van zijn verschrikte bela
gers.
Eén ogenblik toen klonken
snelle voetstappen langs de kade.
Een stevige jongen in een witte
uniform begon een geestdriftig ge
sprek met Mike, en de andere twee
namen dadelijk de aandacht van de
roodharige in beslag. Peter May-
berry stond achter John Quincy
het touw om zijn polsen door te
snijden.
Wel verduiveld, meneer Win-
terslip, riep hij.
Ikzelf, hoor lachte John
Quincy. Als u hier niet was ge
weest, hadden ze me aan boord
gesleept.
Hij sprong naar voren om mee
te doen in het gevecht, maar de
roodharige en zijn vriend gaven
het al op tegen jeugd en overmacht
en gingen op de loop. John Quin
cy volgde hen verheugd langs de
kade en plantte zijn vuist achter
een oor van zijn oude tegenstan
der. De zeeman wankelde, maar
herkreeg zijn evenwicht en liep
door.
John Quincy ging terug naar zijn
redders. De laatste slag is de zoet
ste, merkte hij op.
Ik weet, waar die schurken
thuis horen, zei Mayberry. Ze zijn
van de wilde vrachtboot, die se
dert een week in de haven ligt. Een
opiumsmokkelaar, durf ik wed
den. Ga dadelijk naar het politie
bureau.
Ja, zei John Quincy. Dat doe
ik. Maar ik moet u bedanken, me
neer Mayberry. En hij wendde
zich tot de witte uniformen u
ook, heren.
De stevige jongen raapte zijn pet
op. Dat is wel in orde, zei hij.
Een waar genoegen, als ui ihet
mij vraagt. Maar hoor eens, man
van de goede oude tijd, voegde hij
er tot Mayberry bij, wat zegt u nu
van uw Honolulu waterkant en de
verloren romantiek Vertel dat
voortaan uw grootmoeder maar.
Toen John Quincy haastig heen.
ging, was Peter Mayberry druk
aan het uitleggen, dat dit iets on
gehoords was in geen twintig
jaar gebeurd misschien nog
langer. Zijn stem stierf weg in de
verte.
Hallet was in zijn kamer en John
Quincy vertelde in bijzonderheden
zijn avontuur. De kapitein was on
gelovig, maar toen de jongen kwam
aan het armbandhorloge van de be
stuurder, ging hij rechtop zitten,
•vol aandacht.
Dat is betere praat, riep hij.
Vanavond nog moet die wagen op
gezocht worden. Eerste twee\ cij
fers 33, zegt u. Ik zal ook iemand
naar die wilde vrachtboot sturen.
Met zulk spl kunnen ze in deze
buurt niet weg.
O, laat dat maar, zei John
Quincy edelmoedig. Bepaal al uw
aandacht bij het horloge.
Weer buiten, in de kalme stra
ten, liep hij met zijn hoofd recht
op en zijn hart vol strijdvreugde.
En terwijl hij alles nog eens over
dacht, stapte hij het telegraafkan
toor binnen. Het bericht dat hij
verzond, was voor Agalia Parker
in Wyoming. San Francisco, of
niets, was al wat het behelsde.
Toen hij de yerlaten straat afliep
op weg naar de hoek, om daar op
de tram te wachten, hoorde hij
vlugge voetstappen achter zich.
Wie nu weer Hij was moe en had
voor vanavond genoeg gevochten.
Hij versnelde bijn pas. De stappen
versnelden ook. Hij liep nog bar
der. Zijn vervolger ook. Nu, dan
maar omkeren en hem iii de ogen
zien
John Quincy wendde zich om.
Een jonge man kwam aanhollen,
een magere jonge man met een
pet op.
Meneer Winterslip, nietwaar?
Hij duwde John Quincy iets don
kerbruins in de hand. Uw Atlantic
van Juli. Vanmorgen gekomen met
de Maui.
O, zei John Quincy slap. Nu,
ik neem het mee. Het is wel iets
voor mijn tante. Laat maar zo.
Dank u wel, meneer, zei de
jongen en tikte tegen zijn pet.
John Quincy reed naar Waikiki
op de achterste bank van de tram.
Zijn gezicht was gezwollen en ge
schramd, al zijn spieren deden
pijn. Vast tegen zich aangedrukt
hield hij het Juli-nummer van de
Atlantic. Maar hij keek zelfs niet
naar de inhoudsopgave.
Wij bewegen, wij komen
vooruit, juichte het in hem. Want
hij had het horloge gezien met de
verlichte wijzerplaat de wijzer
plaat waarop de twee heel dof was,
XX
HET VERHAAL VAN LAU HO.
's Zondagsmorgens vroeg werd
raadsleden in de vorige vergade
ring, een commissie ad hoe te be.
noemen, die toezicht zou uitoefe
nen op de woningbouw De voor
zitter stelde voor de heren Oerle-
mans en Dekkers in deze commis
sie te benoemen.
De beer Oerlemans achtte dit
echter niet gewenst. De verant
woordelijkheid berustte bij de ar
chitect zo zou men hem van deze
verantwoordelijkheid ontslaan.
De voorzitter vond dit helemaal
geen vreemde figuur bovendien
had de raad zich zo uitgesproken.
De heer Dekkers koesterde be
zwaren tegen het feit dat de com
missieleden maar leken waren. Hoe
stelde de voorzitter zich die con
trole dan voor
De voorzitter wist uit ervaring
dat dit wel meeviel er zijn be
paalde dingen die een leek even
goed kan zien als een vakman. Het
gaat hier immers over in het oog
lopend knoeierijen, meende hij.
De heer Dekkers had nog een
bezwaar; wanneer wij controleren,
zegt hij en achteraf blijkt het nog
verkeerd te zijn, dan komen we in
een onaangename positie.
Maar de voorzitter Dat kan U
nooit verweten worden.
Ook de heer Timmermans vond
liet een beetje vreemd voor de op
zichter, wanneer hij gecontroleerd
wordt door onvakkundige mensen.
De voorzitter echter zei, dat men
zich deze controle practisch moest
voorstellen wanneer men iets be.
merkte waarvan men dacht dat het
niet juist was, dan belde men de
gemeente-architect op.
De heer Oerlemans alleen echter
verklaarde zich tegen deze com
missie in zijn plaats werd de heer
Timmermans bereid gevonden in
de commissie zitting te nemen.
Nadat de heer Kuyper, ambte
naar ter secretarie, beëedigd was
als waarnemend secretaris, omdat
voorzien werd dat de heer Smit
nog wel enige tijd ziek zou blijven,
dankte de heer Timmermans na
mens de kerkvoogdij van de Ned.
Herv. Kerk de raad voor de be
reidwilligheid waarmee de lening
was goedgekeurd. Omdat de ver
gadering eigenlijk- alleen voor dit
punt, dat geen uitstel kon lijden,
was bijeengeroepen, stelde hij voor
dat de leden af zouden zien van
hun recht op presentiegeld, opdat
de gemeente er geen schade bij zou
lijden. Niemand had hiertegen enig
bezwaar en de voorzitter kon toen
overgaan tot sluiting.
John Quincy gewekt door een
scherp tikken op zijn deur. Slape
rig stond hij op, deed een kamer
jas en pantoffels aan en opende om
tante Minerva binnen te laten. Zij
zag er bezorgd uit.
- Voel je je goed, John Quincy,
vroeg zij.
Zeker. Dat wil zeggen, zo zou
het zijn als ik niet uit mijn bed
werd gehaald een vol uur voor ik
het plan had om op te staan.
Het spijt me, maar ik moest
je even zien. Zij nam een courant
van onder haar arm en gaf die
hem. Wat betekent dit alles
Een opschrift over de volle
breedte van de eerste bladzij trof
zelfs John Quincy's slaperige ogen.
„Inwoner van Boston beleeft een
vreemd avontuur aan onze haven".
Kleinere opschriften kondigden
aan dat de heer John Quincy Win
terslip ontkomen was aan een zeer
onwelkom uitstapje naar China, te
rechter tijd, door de bijstand van
drie adelborsten van de Oregon.
Arme Peter Mayberry Hij was de
werkelijke held van het avontuur,
maar zijn eigen krant zou pas weer
op Maandagavond verschijnen en
zijn concurrenten hadden hem het
verhaal afgesnoept
(Wordt vervolgd).