DE VL1JMENSE CARNAVAL HET HUIS ZONDER SLEUTELS. Restauratie 13e eeuwse Ned, Herv. Kerk DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 25 FEBRUARI 1952 Piet van Oijen vertelt over: Maskers - Domino's - Optocht - Groepen - EN LEUT, VEUL LEUT 1 Piet van Oijen van de Wolput „GIJ MOET VADER TEGEN ME ZEGGEN EARL DERR BIGGERS. VERTALING VAN P. OREILLE. WEDERGEBOORTE. en tot; CONTROLE OP DE WONINGBOUW 6 6 PIET VAN OIJEN („GEEN P. van Oijen, maar Piet van Oijen", zegt ie!), we hoeven een Vlijmenaar niet uit te leggen wie Piet van Oijen is; en voor onze andere lezers in de grote Langstraat die nog nooit van hem gehoord mochten hebben, maar dat kan haast niet, kunnen we volstaan met te zeggen dat Piet van Oijen een figuur is zonder dewelke ge U de Vlijmense dorpgemeen schap niet voor kunt stellen; een figuur zonder dewelke de be kende leutige Vlijmense Carnaval nooit zou zijn geweest wat 't nu is. En wij weten dat we hiermee niemand voor het hoofd stoten, want iedere Vlijmenaar is er van overtuigd dat Piet van Oijen meer dan wie ook zijn grote verdiensten heeft gehad en nog heeft voor Vlijmen, vooral voor het leutige aspect van het dorpsleven. tijdens Carnaval van het vorig jaar De OUDSTE en de JONGSTE Carnavalsgek KONING CARNAVAL. Toen we dan ook, het plan opvatte 'ns enkele kolommen te wijden aan de traditie van het Vlijmense Car navalsfestijn, omdat dit uniek is in de gehele Langstraat, wisten we geen betere bron om onze gegevens uit te putten dan het fabelachtige geheugen van Piet van Oijen, de grote forse koning van het jaarlijks terugkerend carnavalsfeest, die nu reeds in het 55ste jaar van zijn re gering is. Ja, het is nu al voor de 55ste keer dat Piet van Oijen bet carnavalsfeest viert; nog geen en kele keer heeft hij overgeslagen; natuurlijk, aan de mobilisatie, de staking of de oorlog, toen dit prach tige feest niet gevierd kon worden, kon zelfs Piet van Oijen niets ver anderen. We zitten bij hem in een klein kamerke van 't café op de Woiput; hij is nog groot en recht en zijn ogen zijn nog vol jeugd, wanneer hij begint te vertellen: „Ik was in 1889 als kleine jongen van 7 jaar carnavalsgek", zö schreef ie ook in z'n boekske dat ie in 1947 uitgaf, bij gelegenheid van z'n 50ste Carnavalsfeest. En zoals ie in dat boekske schreef, zit ie nou tegen ons te vertellen; en hij hoeft geen een keer te prakkizeren wanneer ie 't over 'n datum heeft van 50 jaar ge leden. Piet vertelt: In 1889 ben ik dus begonnen; 't ging toen allemaal nog met maskers op. Mee 'n stel jonge lui gingen we dan gemaskerd den boer op, meestal waren het wel vrienden of kennissen van ons. En daar gingen we dan 'n beetje zitten „auwebetten". En dan gingen we weer naar de volgende boerderij. Dat duurde tot 'n uur of negen, half tien; dan gingen we naar de her berg. Eén van de interessantste dingen die Piet in zijn 55-jarige loopbaan van carnavalsgek heeft meege maakt, gebeurde in 1902. Zoals gewoonlijk was Piet weer van huis gegaan om alle café's te bezoeken; dat doet ie nog ieder jaar, al drinkt ie geen borreltje meer (in 1922 is ie hier mee opgehouden, ge loven we; precies weten we het niet meer, al is het pas een paar dagen geleden dat ie het tegen ons vertel de. Maar zelf weet ie 't nog precies mee de juiste datum er bij, al is 't dan 30 jaar geleden!) Piet was dus het dorp ingetrok ken, ook gemaskerd, natuurlijk, hoewel iedereen hem direct herken de, omdat ie zo lang was. Hij ontmoette een gemaskerde man die hem vroeg, samen Carna val te gaan vieren. Ze gingen de ca fé's binnen van de Wed. v. d. Ven- Hendriks, van Mathijs van Wordra- gen en van Herman Daelmans. En de onbekende gemaskerde wist zo veel van ieder te vertellen, dat de andere carnavalsvierders hem her haaldelijk vroegen, wie dat toch was: „Al geef de me 'ne gouwen hor loge", zei Piet, „ik weet 't nie"; en dan weer was het de caféhouder, die zei: „Ge krijgt 'ne rijksdaalder, Piet, as ge zegt wie 't is"; maar Piet kon niet anders zeggen dan: „Al gaf de me 'n tientje, ik weet 't ok nie". En ondertussen zei de onbekende ieder een maar de waarheid, en zette ie er 'n hoop voor schut. Tegen 'n uur of zes moest de man naar huis en toen vroeg Piet, mag ik weten wie U bent? En de „vreemde" antwoordde: „Ge moet vader tegen me zeggen!" En als Piet dit allemaal vertelt, is ie een en al beweeglijkheid en hij maakt brede gebaren met zijn grote handen. DÉMASQUÉ. Ja, die maskers, daar is in Vlij men al ooit heel wat over te doen geweest. Rond 1900 had Pastoor van der Pas met burgemeester Zwaans een afspraak gemaakt om de mombak- kessen uit de weg te ruimen; maai de Vlijmenaren kwamen daar niet FEUILLETON „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". van Door 53) Toen kwam hij in de rust van de Rivierstraat en merkte, dat hij in een kring liep, want daar was de Winkel van Lui Yin weer. Voort hollend zag hij, over zijn schou der, dat de roodharige hem volgde. Een grote auto met dichte gordij nen stond tegen het trottoir. John Quincy sprong er in, naast de be stuurder. Rijd hier vandaan, vlug hijgde hij. Een slaperig Japans gezicht keek hem in het halfduister aan. Ben bezet. Dat kan me niets chelen, be gon John Quincy en toen viel zijn blik op een der armen van de man, die rustte op het rad. Zijn harts tond stil. In het don ker zag hij een armbandhorloge met een verlichte wijzerplaat en het cijfer twee was heel dof. Terwijl hij nog keek, grepen ste. vige handen hem bij zijn kraag en sleepten hem in de donkere wagen. Op hetzelfde ogenblik kwam de roodharige erbij. Heb je hem, Mi ke Stom geluk, zeg Hij sprong achter in de wagen. Vlug werd 't werk voortgezet. John Quincy's handen werden vastgebonden, een akelig smakende prop werd in zijn mond geduwd. Vervloekt als hij me niet haast een oog uitgeslagen heeft, zei de roodharige. Dat zal ik hem betaald zetten als we aan boord zijn. Hé daar Pier 78. Zo hard als je kunt De auto schoot vooruit. John Quincy lag op de stoffige vloer, gebonden en hulpeloos. Naar de haven Maar daar dacht hij nu niet aan, hij dacht aan het horlo ge, dat de bestuurder aan zijn pols had. Al gauw stopte de auto bij een havenloods. John Quincy werd op getild en niet al te zacht naar bui ten geduwd. Zijn wang kwam tegen een van de knopen, waarmee het zijgordijn vast zat en hij had voldoende te genwoordigheid van geest om te zorgen dat de prop eraan bleef vasthaken. Toen zij uit de wagen waren probeerde hij het nummer te izien, maar hij zag alleen de eer ste twee cijfers 33 - voor hij doorreed. Zijn twee reusachtige ge leiders sleepten hem naar de ha ven. Op enige afstand zag hij een groepje mannen, drie in witte uni form, een in donkere kleding. De ze laatste rookte een püp. John Quincy's hart sprong op. Met zijn tanden werkte hij de losgemaakte prop uit izijn mond. Het ga je goed, Peter schreeuwde hij zo hard hij kon en begon toen met van in en ze zongen: „Als je veegt, veegt dan met vlijt, „Dat je bezem niet verslijt. „Veegen, veegen, moet je maar,.... „Anders kom je nooit meer klaar.,, En bij de Pastorie en het Raad huis vlogen de bezems bij tientallen door de ruiten; de bevolking had zich uitgesproken, het masker ging niet af.. Maar rond het jaar 1910 werd het wel een beetje te erg met die maskers, die iedereen maar de gelegenheid gaven iedereen uit te schelden voor alles wat mooi en le lijk was en burgemeester van de Ven, die iri 1907 burgemeester Zwaans was opgevolgd, was niet bang voor kapotte ruiten. Hij zag zich in 1911 genoodzaakt te bepalen, dat alleen tot 's avonds 9 uur mas kers gedragen mochten worden. In 1914 toen de mobilisatie een domper zette op alle feestvreugde, verdween het masker voor goed. Trouwens, gedurende heel de mo bilisatie heeft men in Vlijmen geen Vastenavond gevierd. Het zou tot 1921 duren voor er weer leven in de brouwerij kwam. Huub Boom, de melkrijder, kwam toen met z'n wa gen naar het café op de Wolput en Piet van Oijen en de jongelui van de Wolput zijn weer gezellig uit ge weest, dat jaar. Langzamerhand wordt het leven in de brouwerij groter. I DE EERSTE PRINS CARNAVAL. In 1922 kwam de eerste Prins Carnaval; de burgers van 't Hoog- j eind haalden hem af aan het station. Het jaar 1923 werd gekenmerkt door een zekere tweestrijd tussen de ver- i' eniging „Vlijmensch Belang" en j de W. C. de Wolputsche Club, die door Piet was opgericht; maar in onderling overleg werd alles gere- geld en het gevolg was, dat men dat j jaar een prachtige Carnaval kon j vieren, met een Prins, een gecostu- meerde voetbalwedstrijd, een reuze j optocht en Paardrijden met hinder nissen. Er was zelfs een Carnavals- gids en menig Vlijmenaar zal nog zo'n exemplaar hebben „Vlijmensch Belang" ging het zelfde jaar nog ten onder, toen het gemeentebestuur de vereniging op gedragen had, de Koninginnefeesten te organiseren, maar de heren van het bestuur stelden zulke hoge ei sen en vroegen zo veel geld, dat men, op 't gemeentehuis hieraan niet kon voldoen. Toen zei de W.C.: „Dat kunnen wij zonder subsidie", en Piet ging met Janus van Bart je van Halder op stap in de buurt; de feesten slaagden geweldig. Dat was 't einde van „Vlijmensch Belang". In 1924 organiseerde W. C. alleen de op tocht, maar dit was de laatste keer, want door wel bekende omstandig heden (we mogen 't van Piet niet in de krant zetten) kreeg de Wol putsche Club, waarvan Piet voor ter en oprichter was, geen mede werking van hoger hand bij het organiseren van de Vastenavond festiviteiten. Men beperkte zich in 1925 tot het uitgaan in Carnavals- costumes, domino's noemde men die toen. Toen de Carnaval van 1926 weer in het verschiet kwam, ging Piet weer „naar boven", maar wederom geen toestemming; men zei, dat de tijden te slecht waren, vanwege de staking in de mandenmakerij. „Maar", zegt Piet, „in 1923 ston den ze ook voor 20 cent per uur op 't Haaike te werken"! „Beide dagen", vervolgt Piet, „ben ik toen naar Den Bosch ge gaan en droeg een plaat, waarop stond „Daar men bij ons steeds blijft staken, Zoek ik mij hier te vermaken". In het volgende jaar, 1927 dus, namen de café-houders, die met lede ogen natuurlijk de mensen tijdens de feestdagen naar Den Bosch za gen trekken, het initiatief om de carnaval weer geboren te doen wor den. De centrale figuur was Louis Prinsen en de leiding werd in han den gelegd van Harry de Laat en Bêr, de broer van Piet van Oijen. Toen kwam er weer 'n Prins, toen is men ook groepen gaan lopen, er was ieder jaar een optocht, tot 1931. Van toen af beperkte men zich al leen tot de groepen. Onafgebroken en zonder noe menswaardige voorvallen hand haafde zich het Vlijmense Carna valsfeest, tot in 1940 de oorlog uit brak. Toen vierde men in vijf jaar geen carnaval ZOALS DIOGENES In Griekenland leefde 'ns een heel geleerd filosoof hij woonde in een ton, hij deed wel meer gekke dingen, maar hij was zeer verstan dig Op een goeie dag zagen de Grie ken hem, terwijl de zon aan de he mel stond te branden, met een i brandende damp door de stad Athe ne lopen. „Wat doet ge vroegen de mensen. „Ik zoek een mens", antwoordde Diogenes, „maar ik heb er nog niet één gevonden In Vlijmen, het was in het jaar 1946, leefde een man, die om meer j dan een eigenschap van zijn per- soonlijkheid, algemeen gekend was en gezien. Hij deed wel eens gekke, maar nooit onverstandige dingen.... j Op een goeie dag zagen de Vlij- menaren hem, terwijl het klaarlichte j dag was, lopen met een brandende lantaarn. Overal liep hij, in alle ca fé's was het of hij iets zocht en de mensen vroegen hem „Zoekte iets, Piet en Piet zei „Ik kijk of er nog mensen zijn die carnaval kun nen vieren En het heeft geholpen. De echte carnavalsgeest van de Vlijmenaren kwam weer boven de nog steeds actieve en goed voor haar taak be rekende carnavalsvereniging werd opgericht, de raad van elf werd sa mengesteld en in 1947 was er een spontaan carnavalsfeest. Ze hebben toen op het voetbal veld Piet van Oijen gehuldigd groot stond ie in de sneeuw, met klompen van bijna een meter aan zijn voeten, met het carnavalspetje op en een prachtige omslagdoek over zijn brede schouders, in zijn hand een enorme fles, alles was groot aan hem, zoals ie daar stond de ongekroonde koning van het Vlijmense carnavalsfeest. 50 jaren carnavalsgek, onvermoeibaar, steeds zorgen voor iets bijzonders, 't ken merk van zijn originele geest. Hij gaf in dat jaar ook zijn „Jubi leumboekje" uit, met herinneringen aan de carnavalsviering in de laat ste vijftig jaren hij schreef het helemaal uit zijn hoofd op zoals hij nu iedere Zondag 4% uur schrijft aan zijn wedervaren in de kolen handel, alleen vertrouwend op zijn ontzettend sterk geheugen en zijn vaardige pen. EEN BIJZONDER CARNAVALSFEEST. Het is vandaag wel een bijzonder Carnavalsfeest voor Piet, want .hij viert twee jubilea 't is namelijk zijn 55e carnavalsviering en boven dien wordt hij vandaag 70 jaar. „Zoude dat wel in de krant zetten vraagt Piet. „Waarom nie vragen wij, ,,'t is toch wel iets bijzonders „Ik ben wel een vermogend man", zegt Piet dan, maar ik heb niet zoveel geld, dat ik iedereen kan tracteren Maar wij vinden dat 't niet nodig is dat Piet iedereen tracteert. 't Moest eigenlijk net andersom zijn, Vlijmen moest Piet tracteren, om dat ie 55 jaar lang (de tijd van oor log en mobilisatie en zo, niet mee gerekend) zijn grote verdiensten heeft gehad voor de viering van carnaval en niet voor carnaval al leen. Zeventig wordt ie vandaag, maar de Vlijmenaren zullen hem vana vond weer op de planken zien in de café's en dan zal ie met een interes sant idee voor den dag komen. Nie mand weet hier al iets van alleen tegen ons heeft Piet 't verteld, maar wij moeten onze mond houden, an- ders zou de aardigheid er af zijn Is 't ook niet typisch dat de 70e verjaardag van Piet van Oijen sa menvalt met het 70-jarig bestaan van de Oeteldonkse club in Den Bosch. Beide, de club in Den Bosch en Piet, worden 70 jaar en beide hebben ieder in de eigen plaats heel veel voor de vastenavondviering ge- daan. Och, we zouden ongetwijfeld een hele krant vol kunnen schrijven met de herinneringen van Piet v. Oijen, met alles wat ie ons vertelde en al les wat nog in dat pientere hoofd en dat ijzersterke geheugen verbor gen zit. I Zo vroegen we hem bijvoorbeeld nog, of er gewerkt werd tijdens de carnavalsdagen. „Gewerkt zei Piet, „hier in Vlijmen niet, maar d'r werken veel mensen in Waal wijk en zo en daar wordt gewoon gewerkt, dat is jammer. Maar zelf heb ik nooit gewerkt, ook nie toen er geen carnaval werd gevierd. Ieder jaar ga ik 's morgens naar de Mis, dan doe ik m'ne kruisweg, dan ga ik alle café's af Ook in 1944 maakte Piet weer ,z'ne rondgang en hij kwam ook bij Louis Prinsen, maar de oorlog was net te goeie afgelopen en er was nog bijna niets te krijgen. „Ik kon m'n drankje niet gebruiken", zei Piet, die alleen nog maar Port drinkt. „Maar bij Prinsen bakten ze 'ne lekkere dikke spekpannekoek voor mij. En d'r kwamen 'n paar boeren binnen, die d'r ook wel ene zouden lusten. „As ge mar betaalt", zeeën ze bij Prinsen, „want d'r ies mer enen Piet van Oijen Zo zal het deze dagen weer leutig zijn in Vlijmen heel het dorp zal in feeststemming zijn en niemand zal achter blijven, want '1 is maar ene keer carnaval op 'n jaar en de vasten duurt veertig dagen. „En wat is er op al deze leutig heid tegen, „As ge vlak voor de grote vasten staat. „God geeft alleen aan de blij en Z'nen zegen, „Want as ge blij zijt doede geen kwaad. „We doen geen kwaad; Nee, we drinken 't bier en „We dansen en hossen over de straat, „Omdat we nog ene keer feest willen vieren, „Veur 't kruis, zwart, op ons voorhoofd staat. „Daarom, m'n meiske, na 't bier komt de worst, „En na carnaval veertig dagen. „En pas op, dat ge nou genen druppel vermorst, „Want merrege zalder om vragen Raad van Sprang-Capelle besluit tot In de raadsvergadering die in Sprang-Capelle j.l. Vrijdag ge houden werd en waarbij de le den wethouder dr. Winkelman, de Bas, Ros en Vos afwezig waren, besloot men eenstem mig en zonder enig nadenken 40.000.te lenen voor res tauratie van het fraaie 13de eeuwse Kerkgebouw. Bovendien besloot men na enig delibereren tot het instel len van een commissie ad hoe die controle zou uitoefenen op de bouw van woningen. De punten 2, 3, 4 en 5, waarvoor wij verwijzen naar dë agenda in ons vorig nummer, werden zonder meer aangenomen Bij de mededelingen wees de voorzitter op de brief van G. S., waarin geen goedkeuring werd verleend aan het besluit genomen in de vorige vergadering van 8 Febr. tot het aangaan van een re- kening-courant overeenkomst a 250.000.ter financiering van het bouwplan 1951, zoals de'lezers ook reeds in ons vorig nummer hebben kunnen venemen. De heer Genuït zei, dat het hem zeer speet, dat het zo gelopen was; dat de betreffend instanties stel selmatig de woningbouw tegen werkten. Waren B. en W. van plan, vroeg hij, om zich hierbij zonder meer neer te leggen Was er geen moglijkheid om alsnog deze kwestie op te lossen? Men kon toch in de kranten lezen dat de nationale lening, om der wille waarvan G. S, hun goedkeuring voorlopig onthielden, alleen was bedoeld voor het bouwplan 1952. De voorzitter geloofde niet dat het de bedoeling van de nationale lening en van de ministeriële cir culaire was, dat het bouwplan 1951 niet meer uitgevoerd zou kunnen worden. Hij zei voorts, dat G. S. niet an ders konden handelen, dan zoals den Haag voorschreef, hoewel ze het wel eens waren met het stand punt dat de gemeente ingenomen had; en dat steunde op het feit dat 't besluit reeds genomen was voor 't verschijnen van de ministeriële circulaire. Controle op woningbouw. B. en W. stelden vervolgens voor om, gehoord de opmerking van de alle kracht te proberen om los te komen van zijn verschrikte bela gers. Eén ogenblik toen klonken snelle voetstappen langs de kade. Een stevige jongen in een witte uniform begon een geestdriftig ge sprek met Mike, en de andere twee namen dadelijk de aandacht van de roodharige in beslag. Peter May- berry stond achter John Quincy het touw om zijn polsen door te snijden. Wel verduiveld, meneer Win- terslip, riep hij. Ikzelf, hoor lachte John Quincy. Als u hier niet was ge weest, hadden ze me aan boord gesleept. Hij sprong naar voren om mee te doen in het gevecht, maar de roodharige en zijn vriend gaven het al op tegen jeugd en overmacht en gingen op de loop. John Quin cy volgde hen verheugd langs de kade en plantte zijn vuist achter een oor van zijn oude tegenstan der. De zeeman wankelde, maar herkreeg zijn evenwicht en liep door. John Quincy ging terug naar zijn redders. De laatste slag is de zoet ste, merkte hij op. Ik weet, waar die schurken thuis horen, zei Mayberry. Ze zijn van de wilde vrachtboot, die se dert een week in de haven ligt. Een opiumsmokkelaar, durf ik wed den. Ga dadelijk naar het politie bureau. Ja, zei John Quincy. Dat doe ik. Maar ik moet u bedanken, me neer Mayberry. En hij wendde zich tot de witte uniformen u ook, heren. De stevige jongen raapte zijn pet op. Dat is wel in orde, zei hij. Een waar genoegen, als ui ihet mij vraagt. Maar hoor eens, man van de goede oude tijd, voegde hij er tot Mayberry bij, wat zegt u nu van uw Honolulu waterkant en de verloren romantiek Vertel dat voortaan uw grootmoeder maar. Toen John Quincy haastig heen. ging, was Peter Mayberry druk aan het uitleggen, dat dit iets on gehoords was in geen twintig jaar gebeurd misschien nog langer. Zijn stem stierf weg in de verte. Hallet was in zijn kamer en John Quincy vertelde in bijzonderheden zijn avontuur. De kapitein was on gelovig, maar toen de jongen kwam aan het armbandhorloge van de be stuurder, ging hij rechtop zitten, •vol aandacht. Dat is betere praat, riep hij. Vanavond nog moet die wagen op gezocht worden. Eerste twee\ cij fers 33, zegt u. Ik zal ook iemand naar die wilde vrachtboot sturen. Met zulk spl kunnen ze in deze buurt niet weg. O, laat dat maar, zei John Quincy edelmoedig. Bepaal al uw aandacht bij het horloge. Weer buiten, in de kalme stra ten, liep hij met zijn hoofd recht op en zijn hart vol strijdvreugde. En terwijl hij alles nog eens over dacht, stapte hij het telegraafkan toor binnen. Het bericht dat hij verzond, was voor Agalia Parker in Wyoming. San Francisco, of niets, was al wat het behelsde. Toen hij de yerlaten straat afliep op weg naar de hoek, om daar op de tram te wachten, hoorde hij vlugge voetstappen achter zich. Wie nu weer Hij was moe en had voor vanavond genoeg gevochten. Hij versnelde bijn pas. De stappen versnelden ook. Hij liep nog bar der. Zijn vervolger ook. Nu, dan maar omkeren en hem iii de ogen zien John Quincy wendde zich om. Een jonge man kwam aanhollen, een magere jonge man met een pet op. Meneer Winterslip, nietwaar? Hij duwde John Quincy iets don kerbruins in de hand. Uw Atlantic van Juli. Vanmorgen gekomen met de Maui. O, zei John Quincy slap. Nu, ik neem het mee. Het is wel iets voor mijn tante. Laat maar zo. Dank u wel, meneer, zei de jongen en tikte tegen zijn pet. John Quincy reed naar Waikiki op de achterste bank van de tram. Zijn gezicht was gezwollen en ge schramd, al zijn spieren deden pijn. Vast tegen zich aangedrukt hield hij het Juli-nummer van de Atlantic. Maar hij keek zelfs niet naar de inhoudsopgave. Wij bewegen, wij komen vooruit, juichte het in hem. Want hij had het horloge gezien met de verlichte wijzerplaat de wijzer plaat waarop de twee heel dof was, XX HET VERHAAL VAN LAU HO. 's Zondagsmorgens vroeg werd raadsleden in de vorige vergade ring, een commissie ad hoe te be. noemen, die toezicht zou uitoefe nen op de woningbouw De voor zitter stelde voor de heren Oerle- mans en Dekkers in deze commis sie te benoemen. De beer Oerlemans achtte dit echter niet gewenst. De verant woordelijkheid berustte bij de ar chitect zo zou men hem van deze verantwoordelijkheid ontslaan. De voorzitter vond dit helemaal geen vreemde figuur bovendien had de raad zich zo uitgesproken. De heer Dekkers koesterde be zwaren tegen het feit dat de com missieleden maar leken waren. Hoe stelde de voorzitter zich die con trole dan voor De voorzitter wist uit ervaring dat dit wel meeviel er zijn be paalde dingen die een leek even goed kan zien als een vakman. Het gaat hier immers over in het oog lopend knoeierijen, meende hij. De heer Dekkers had nog een bezwaar; wanneer wij controleren, zegt hij en achteraf blijkt het nog verkeerd te zijn, dan komen we in een onaangename positie. Maar de voorzitter Dat kan U nooit verweten worden. Ook de heer Timmermans vond liet een beetje vreemd voor de op zichter, wanneer hij gecontroleerd wordt door onvakkundige mensen. De voorzitter echter zei, dat men zich deze controle practisch moest voorstellen wanneer men iets be. merkte waarvan men dacht dat het niet juist was, dan belde men de gemeente-architect op. De heer Oerlemans alleen echter verklaarde zich tegen deze com missie in zijn plaats werd de heer Timmermans bereid gevonden in de commissie zitting te nemen. Nadat de heer Kuyper, ambte naar ter secretarie, beëedigd was als waarnemend secretaris, omdat voorzien werd dat de heer Smit nog wel enige tijd ziek zou blijven, dankte de heer Timmermans na mens de kerkvoogdij van de Ned. Herv. Kerk de raad voor de be reidwilligheid waarmee de lening was goedgekeurd. Omdat de ver gadering eigenlijk- alleen voor dit punt, dat geen uitstel kon lijden, was bijeengeroepen, stelde hij voor dat de leden af zouden zien van hun recht op presentiegeld, opdat de gemeente er geen schade bij zou lijden. Niemand had hiertegen enig bezwaar en de voorzitter kon toen overgaan tot sluiting. John Quincy gewekt door een scherp tikken op zijn deur. Slape rig stond hij op, deed een kamer jas en pantoffels aan en opende om tante Minerva binnen te laten. Zij zag er bezorgd uit. - Voel je je goed, John Quincy, vroeg zij. Zeker. Dat wil zeggen, zo zou het zijn als ik niet uit mijn bed werd gehaald een vol uur voor ik het plan had om op te staan. Het spijt me, maar ik moest je even zien. Zij nam een courant van onder haar arm en gaf die hem. Wat betekent dit alles Een opschrift over de volle breedte van de eerste bladzij trof zelfs John Quincy's slaperige ogen. „Inwoner van Boston beleeft een vreemd avontuur aan onze haven". Kleinere opschriften kondigden aan dat de heer John Quincy Win terslip ontkomen was aan een zeer onwelkom uitstapje naar China, te rechter tijd, door de bijstand van drie adelborsten van de Oregon. Arme Peter Mayberry Hij was de werkelijke held van het avontuur, maar zijn eigen krant zou pas weer op Maandagavond verschijnen en zijn concurrenten hadden hem het verhaal afgesnoept (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1952 | | pagina 6