HET MYSTERIE Sprang over de riolering in 6 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DINSDAG 3 JUNI 1952 6 DODELIJK VERKEERS ONGEVAL ONDER VUGHT. EXPOSÉ van WETHOUDER WINKELMAN voorstel willen geven. De voorzit ter kon hem hierover geen zeker heid geven, omdat de gemeente geen enkel stuk in haar bezit had. Wethouder Winkelman had de indruk dat vernieuwing wenselijk maar niet noodzakelijk was. Ge zien de grote geldnood van de ge meente was hij er dan ook niet voor. Ook de heer Oerlemans zei zijn stem niet te kunnen geven zolang het advies van de inspecteur er niet was. Het voorstel van B. en W. werd toen verworpen op advies van de voorzitter, maar de heer Maijers stemde voor omdat hij trouw wilde blijven aan het voorstel en de heer 'Genuït omdat hij geen restrictie mocht maken in de zin als hij eer, der had betoogd „IK DOEI 'T NIE". Het standpunt van de binnenpol- der met betrekking tot samenwer king met de gemeente tot ver bete, ring van de riolering in Sprang, gaf de voorzitter kort en krachtig weer met de woorden van de voor, zitter van het waterschap „Ik doei 't nie". Wethouder Winkelman gaf ver volgens een uitvoerig, ezposé over de toestand van de riolering en de activiteit van B. en W., benevens het standpunt van de binnenpol- der. Dit exposé geven wij elders in extenso weer. De voorzitter vestigde er de aan dacht op dat een volledige riole- hing van Sprang elk pand zestig gulden per jaar zou kosten. Hij hoopte dat de ingelanden het pol derbestuur over deze kwestie zou interpelleren. De gemeente kon op het ogenblik niets anders doen dan mededeling doen aan de Provin ciale Waterstaat. De heer De Bas meende dat Ged. Staten het polderbestuur zouden kunnen dwingen, doch dit betwij felde wethouder Winkelman 1 De heer Maijers merkte op dat de voorzitter indertijd een oplos sing had gevonden met de voorzit ter van het waterschap. Deze had echer later zijn toezegging inge trokken, wat veel verwondering wekte in de raad. De heer Vos bepleitte een sa menkomst van B. en W. met d& ingelanden, wat ook de heer Ma ijers een oplossing achtte, want hoewel hij niet wilde dat zijn vee vuil water dronk, was hij het als ingelande met het standpunt van B. en W. eens. De voorzitter deelde mee dat de kwestie op de jaarvergadering van de polder ter sprake was gekomen en toen schenen de ingelanden ook tegen samenwerking met de ge meente te zijn geweest. Hij vroeg zich echter af hoe de voorlichting van het bestuur zou zijn geweest. Hij constateerde van die kant slechts tegenwerking, zoals hij al jeerder had gemerkt. Wethouder Winkelman deelde nog mee dat de zuiveringssloot niet voor de koeien zou zijn. Het was de bedoeling voor het enige perceel waarop koeien graasden, een afrastering te plaatsen. Het water was gezuiverd voor ze er van konden drinken. De voorzitter merkte ook nog op dat de polder gedreigd had de af voer binnen 5 dagen af te sluiten, zodat het vuil niet meer weg zou kunnen en de huizen zou binnen, lopen. Hij had de voorzitter van het waterschap meegedeeld dat hij voor de gevolgen niet kon instaan. De enige weg achtte hij nog bemid deling te verzoeken. Aan het be stuur zou nog gevraagd worden de ingelanden bijeen te roepen tot een bijeenkomst waarop B. en W. aan wezig konden zijn. Hiermee ging de raad accoord. Punt 11 werd zonder meer goed, gekeurd en tot 2e ambtenaar van de burgerlijke stand werd met al gemene stemmen gekozen de heer N. van Prooijen, de nieuwe ge meentesecretaris. INSTALLATIE SECRETARIS. Ondertussen was ook Mevrouw Van Proojjen binnengekomen om aanwezig te zijn bij de beëediging FEUILLETON VAN DE BLAUWE TRAM. door T. Lode wijk 4) Het verboden genot smaakte zoet en het smeulende eindje rustte nog maar net beneden in 't gazon, toen de dokter de kamer uitkwam en op Jochem toetrad. „U kunt wel even naar de patiënt toegaan", zei hij, „maar ik blijf er bij en wanneer ik 't sein geef, moogt U niet verder vragen". Jochem volgde de dokter naar 't bed, waar nu de gewonde met ge opende, vaag-verwonderde ogen lag te staren. Een ogenblik later kwam er belangstelling in zijn blik, toen hij Jochem's geüniformeerde ge stalte ontwaarde. De dokter legde, langzaam en rustig, de toedracht van 't geval uit. „En nu wilde de politie een paar dingen van U weten, Wat denkt U, kunt U antwoord geven?" Het verbonden hoofd bewoog zich langzaam, ontkennend heen en weer. De lippen fluisterden. De en de installatie van haar echtge noot. Nadat de heer Van Prooijen de vereiste eden had afgelegd, sprak de voorzitter hem als volgt toe Mijnheer de Secretaris. Bij deze, voor U wel bijzondere plechtigheid, wijl het de eerste maal is dat U temidden van de le, ucn van een Gemeenteraad wordt beëedigd als Gemeente-Secretaris, is het mij een voorrecht de eerste te mogen zijn om U in het open baar geluk te wensen met Uw be noeming en beëediging. Ik weet ook de tolk te zijn van •de gehele raad als ik deze geluk wens uitspreek en als ik het woord „gehele" beklemtoonde, is dat om «en bijzondere reden. U weet dat bij Uw benoeming enkele stemmen niet op U zijn ujt- igebracht. De oorzaak hiervan is dat enkele raadsleden hun stem voorbehouden hadden voor de Goinmies-Chef ter Secretarie, die geruime tijd ziek is en, omdat de ze functionaris toch al zwaar be zocht is door zjjn ziekte, wilden deze raadsleden hem niet teleur stellen door hem hun stem te ont houden. 5 Ik sta er echter borg voor, dat geen enkel ander motief hier ach ter stak, dat dit dus niet Uw per soon raakte en dat dezelfde heren «ven prettig met U zullen willen samenwerken als de overige raads. leden. Ik weet dat wij allen de gerecht vaardigde verwachting mogen hebben een goede keuze met Uw benoeming te hebben gedaan en dat wij in U een uitstekend ge meente-secretaris hebben gevon den. Wij weten dat U doorkneed zijt in de gemeente-administratie, een terrein, dat vooral in de na oorlogse jaren zo veelomvattend is geworden, dat meer dan gewone kennis nodig is om uit de hevig, draaiende papiermolen zonder kleerscheuren te voorschijn te ko men. Niet alleen de Gemeenteraad treedt U daarom met vertrouwen tegemoet, doch ook zeker het Col, lege van Burgemeester en Wethou ders. Wij hopen op een zeer pret tige samenwerking en zeggen U onzerzijds toe dat U daarop kunt rekenen. Gezien het feit dat de samenwer king tussen burgemeester en secre taris een zeer nauwe is, aangezien deze twee functionarissen dage lijks met elkaar in aanraking ko men, voeg ik hieraan nog gaarne een persoonlijk woord toe. Met zeer veel genoegen denk ik terug aan de dag waarop wij elkaar voor het eerst hebben ontmoet. Ik overviel U als het ware op Uw se cretarie te Varsseveld en, als het waar is wat een bekend spreek woord zegt, dat de eerste indruk de beste is, dan ga ik alleen daar om op 1 Juni a.s. vol vertrouwen met U starten. Het is moeilijk onder woorden te brengen, maar ik druk mij wellicht /het best uit als ik zeg de overtui ging te hebben dat wfj bij die gele, genheid aanstonds een zekere „fee" ling," hadden, dat wij het goed met elkaar zouden kunnen vinden. En daarmede is, en dit is niet overdreven, een groot gemeentebe lang gediend, want een goede ver, standhouding tussen burgemeester 'en secretaris is inderdaad een be, lang voor de gemeenschap Gaarne zeg ik U dan ook mijn volle medewerking toe en hoop dat "onze verhouding niet alleen een goed-ambtelijke, doch ook een vriendschappelijke zal zjjn. Dat Uw vrouw ook in ons mid- Ren is en de raad zodoende in de gelegenheid is om met haar ken nis te maken is een dubbel genoe gen. Ik wens U beiden gaarne toe, dat gij U spoedig in de gemeente Sprang-Capelle zult mogen thuis gevoelen en hier een voorspoedige en prettige tijd tegemoet zult gaan, <dat U, secretaris, een prettige werkkring op onze secretarie zult vinden, dat Uw werk U immer voldoening zal schenken, dat U met de ambtenaren, die allen hier dokter boog zijn hoofd naar de mond van het slachtoffer. „Hij weet niets. Hebt U niet veel aan, hé?" „Nee", zuchtte Jochem, „minder kan 't al niet". „Als ik U een raad mag geven", zei de medicus, „wacht dan tot een uur of twaalf. Vóór die tijd krijgt U niets anders uit hem. Misschien dat hij na enige uren rust wat hel derder is. Nu heeft 't toch geen zin". „Dat vrees ik ook", stemde Jo chem toe. Nadenkend staarde hij naar de stille figuur op het bed. Ook de dokter sloeg de gewonde nauwlettend gade. Het was nu zo stil in de ziekenkamer, dat slechts het getjilp van de vogels in de bo men werd gehoord. Plotseling werd die stilte vanéén gereten door de harde fluitstoot van een vlak voor de ziekenhuispoort rangerende tramtrein, die Jochem aan het ge luid herkende als een motorwagen van de dienst tussen Haarlem en Leiden. Een schok ging door het roerloze lichaam op het bed. Wijd sperden zich de ogen open; onverholen doodsangst stond er in hem te lezen. Toen sloten zich de oogleden weer. Een trek van de onuitspre- aanwezig zijn omdat zij U graag mede willen verwelkomen en Uw installatie bijwonen, zu,lt kunnen samenwerken, maar bovenal dat God U kracht en wijsheid zal ge ven om Uw taak te vervullen tot heil onzer gemeente en tot eer van Zijn Naam. En hiermede verklaar ik U ge ïnstalleerd als Gemeente-secretaris van Sprang-Capelle. De secretaris dankte voor het vertrouwen dat de raad in hem had gesteld door hem te benoe men. Hij duidde het eigenaardig karakter aan van de positie van de secretaris tegenover de andere gemeente-organen. De positie van tie ambtenaar was zuiver tech, nisch tegenover de gekozen orga nen, die een bestuurlijke functie hadden. De taak van de secretaris was volgens de gemeentewet van 1851 B. en W. behulpzaam te zijn in het bestuur Zijn verhouding •lot de raad was afhankelijk van de •secretaris zelf, van de persoonlij ke verhouding en van de toestand in de gemeente. De heer Van Prooijen hoopte op een prettige samenwerking met de raad. Hij zou steeds voor de leden klaar staan, eenals voor de bevolking en hij hoopte spoedig in haar midden te zijn opgenomen. Ook hoopte hij op een prettige samenwerking met de wethouders en de burgemeester in het belang van de gemeente. Toen hij de burgemeester had leren kennen was hij met enthousiasme naar Sprang-Capelle gakomen en hij dankte hem voor de vriend schap en de medewerking die hij hem had bewezen. Tegenover de ambtenaren die ook allen aan wezig waren -zei de nieuwe se cretaris te geloven dat er een goe de sfeer heerste op de secretarie. Hij hoopte op de ambtenaren te Mijne Heren, Naar aanleiding van de weigering van het polderbestuur toestemming te geven om het door B. en W. voorgestelde pro ject voortgang te doen vinden, leek het ons nodig U een uitvoerig exposé van deze zaak te geven, te meer iwaar de gemeente zich geplaatst ziet voor de uit voering van werken die grote uitgaven vorderen. Zoals U bekend zal zijn, zijn op de meeste plaatsen in de gemeente de nieuw gebouwde huizen aangesloten op riolen. Vroeger was dit niet nodig, in de eerste plaats omdat de meeste huizen een vrij groot eigen terrein bezaten, waarop men eventueel een put kon plaatsen waarin het water in de grond wegzakt, in de tweede plaats omdat het niet aanwezig zijn van sanitair met waterspoeling veel minder afvalwater opleverde. De nieuw gebouwde huizen en vooral de blokwoningen beschikken over een klein tuintje voor en achter. Gaat men in deze tuintjes stapelputten plaatsen met afvoer in de grond, dan heeft dit tot gevolg dat de kleine tuintjes spoedig in een moeras herschapen zijnj en dat uit hygiënisch oogpunt zeer ongewenste toe standen optreden. Het is daarom dat het gemeentebe stuur, juist zoals dit in alle plaatsen ge schied waar een meer aaneengesloten huizenbouw plaats vind, gemeend,' heeft dat de aanleg van riolen noodzakelijk was. Verder heeft men hierbij in over weging genomen, dat wanneer in de toe komst er meer aaneengesloten bestrating zou plaats vinden, eventueel met trot toirs, een riolering ter afvoer van he melwater in ieder geval noodzakelijk zou zijn. Het is daarom dat men de huizen in de Molenstraat te Sprang aangesloten heeft op een riool dat aan beide zijden van de Molenstraat loopt en haar voor lopig eindpunt vindt aan de Oudestraat. In dit riool 'lopen de afvoeren van gootsteen en wasbakken uit en tevens het water afkomstig uit de overstorting der beerputten. Men heeft nl. de daar aanwezige W.C.'s met waterspoeling doen uitmonden in een beerput; deze beerput komt met een overloop uit op een daarvoor gelegen overstortput en de ze overstortput loopt met een overloop uit op het riool. Ik ga met voorbedachte rade op deze kelijke vermoeidheid gleed over 't wasbleke gezicht. „Hij is weer weg", bromde de dokter. „Gaat U maar". Toen de arts na enige tijd weer uit de kamer te voorschijn trad, vond hij tot zijn verwondering de Lisser agent nog wachtende. „Waar wacht U nog op?" vroeg hij, ietwat geïrriteerd. „Ik wilde U wat vragen", zei Jo chem, zonder op de ontstemming van de arts te letten „en wel dit, waarvan denkt U dat de patiënt opeens zo schrok?" „Van de tram natuurlijk", ant woordde de medicus verwonderd. „Zodus dat vond U ook. Hij schrok wel een beetje érg, vond U niet, voor een man die dagelijks een honderd van die tramtreinen voorbij z'n huis hoort rijden Verbaasd keek de dokter Jochem aan. „Misschien wel", zei hij toen on verschillig, „maar het kwam ook wel wat onverwacht, nietwaar? Pa tiënten schrikken in die toestand dikwijls van elk geluid. Maar ik heb nog meer patiënten, dus U zult ine niet kwalijk nemen Hij was al weg. Jochem stapte, diep in gedachten, kunnen steunen en hij zegde zijn medewerking toe. Het was hem een grote voldoening zijn functie te kunnen aanvaarden en hoopte met Gods hulp zijn ambt goed te ver vullen. Namens de raad sprak de heer Ros als oudste lid nog vriendelijke woorden met goede wensen voor promotie in de toekomst en na mens de wethouders de heer Win kelman, die wees op de belangr rijkheid van het secretarisambt. Ook hiervoor dankte de heer Van Prooijen en hij nodigde allen uit een verversing te komen gebruiken om de kennismaking te vergemak, kelijken. Bij de mededelingen gaf de voor zitter nog enkele toelichting, waar, na de raad zich bereid toonde me dewerking te verlenen voor de bouw van de huizen voor de dok toren Hovinga en Winterwerp. Tenslotte was er nog een vraag van de heer De Bas of er een be gin gemaakt was met het bouw rijp maken van grond in Capelle, waarnaar ook de heer Dekkers in de loop van de vergadering had gevraagd. De voorzitter deelde mee dat er een weg was geprojecteerd in het uitbreidingsplan van de Nieuwe- vaart recht naar het Westen. Daar, voor waren drie percelen aange kocht. Deze weg liep eerst iets meer naar het Zuiden, maar om het gebied van een landbouwer te vermijden, was hij iets naar het Noorden verlegd, waarvoor het uitbreidingsplan eerst weer gewij zigd moest worden. Het lag nu ter inzage. Daarna kon aan het bouw, rijp maken van de grond begon nen worden. De heer De Bas spoorde nog tot spoed aan, waarna de voorzitter de geanimeerde vergadering met gebed sloot. zaak tot in bijzonderheden in. Er was mij nl. een paar maanden geleden met grote beslistheid verzekerd, dat de beer putten en overstortputten door de aan nemers niet aangebracht waren en dat de W.C.'s zonder meer op het riool uit liepen. Wij hebben daarop, op enkele willekeurige punten deze putten laten blootleggen en geconstateerd dat ze wel degelijk aanwezig zijn. Het is mij een raadsel hoe iemand met stelligheid een dergelijke aantijging kan uiten, zonder dat hij kennelijk van de feiten bp de hoogte is. Het water dat in de riolen uitloopt en van de W.C.'s afkomstig is, heeft dus twee putten gepasseerd. i Toen we zover gevorderd waren dat de eindpunten der riolering nabij de Oudestraat waren bereikt, hebben we ons tot het polderbestuur gewend met het verzoek tot nader overleg en daarop is de heer Huisman, voorzitter Van het polderbestuur enerzijds en het college van B. en W. anderzijds nabij de molen bijeen gekomen. Wij onzerzijds hebben toen aan de heer Huisman voorgesteld het riool door middel van een siphoon onder de war terloop der Oudestraat door te trekken, een riool te leggen tot voorbij de molen aan de West- of Oostzijde van de Ver lengde Molenstraat en dan vanaf deze plaats tot aan de waterloop Meerdijk een sloot te graven van pl.m. 600 meter lengte, met daarin drie stenen schotten met overlopen, zodat drie bezinkbassins zouden worden gevormd. De heer Huisman weigerde dit omdat zoals hij ons motiveerde, hij dit vuil en vergiftigd water niet wenste. Hiermede was een impasse geschapen die ons noopte tot verdere maatregelen. In de eerste plaats hebben we ons gewend tot Gedepteerde Staten met ver zoek in deze te willen bemiddelen. Ged. Staten hebben een bemiddelaar aangewe zen en deze heeft besprekingen gevoerd met het polderbestuur. Het resultaat van deze besprekingen was tweeledig en ik wijs hire met nadruk bp, n.l. le. adviseerden Ged. Staten zowel ons als het polderbestuur, ons in verbin ding te stellen met de Riza (Rijks In stituut tot Zuivering van Afvalwater) en het advies daarvan op te volgen. 2e. verzekerd Ged. Staten ons, na be spreking met het Polderbestuur, dat dit ons medewerking zou geven, indien wij door de lange gangen, liep langs de met bomen en bloemen omzoomde paden, langs de portier die achte loos groette, door de poort. Buiten bestraalde de zon het levendig ta fereel, dat de Rijksburgerweg bood op een druk morgenuur. Auto's toe terden, trams reden fluitend en bel lend langs, en van onder de sta tionsoverkapping denderde een lange Dieseltrein tussen de spoor bomen voorbij. Hoe dwaas het leek, één vraag haakte zich tergend vast in z'n brein. Waarom schrok die man zo hevig van de fluit van de tram?" Jochem had zijn chef gebeld en was maar zolang in Leiden geble ven. Om twaalf uur was de man nog in slaap en mocht niet worden gewekt. En het was niet eerder dan 's avonds vijf uur dat de inspec teur en Jochem zachtjes klopten op de deur van de ziekenkamer, en 'n blond zustertje (gelukkig lang zo bijdehand niet als die zwarte van vanmorgen, dacht Jochem) om de hoek keek. Voorzichtig schuifelden ze naar binnen, namen onwennig op witte stoelen plaats. Met verbazing con stateerde Jochem, welk een veran dering er had plaats gehad in het dit behoorlijk vroegen. Dit laatste insinueerde dat wij iets niet gevraagd hadden. Dit ontken ik. Wij hebben van het begin af overleg met het Polderbestuur gepleegd. Voor we zover waren was de gehele winter voorbij gegaan en had zich een reeks onverkwikkelijke incidenten voor gedaan, waar, ik constateer dit uitdruk kelijk, het gemeentebestuur buiten staat. In de eerste plaats had het Polderbestuur zonder enige mededeling aan ons een stenen muur doen plaatsen in de sloot langs de Oudestraat, waar noodgedwon gen ons riool nog steeds in uitliep. 'Deze betreurenswaardige daad had tot gevolg dat het afgesloten stuk volliep tot aan de nok van de weg, zodat er een zeer diep water ontstond, dat gevaar voor de kin deren opleverde. Tevens functioneerde de riolering niet meer, hetgeen voor de bewoners van de Oudestraat een groot ongerief was. Zonder ons medeweten zoog de brand weer op een avond het volgelopen stuk leeg, doch enige dagen later stond het stuk weer vol. Onbekend gebleven da ders ondermijnden daarop het muurtje, waardoor het water wegliep en de riole ring weer functioneerde. Al deze gebeur tenissen, die wij niet konden beletten, hadden een verslechtering van de weder zijdse stemming tot gevolg. Tenslotte kwam het advies van de Riza, hetwelk U in het prae-advies heeft kunnen lezen en dat ongeveer neerkomt op hetgeen wij oorspronkelijk hadden voorgesteld, en tevens het schrijven van Ged. Staten waarin ons de medewerking van het Polderbestuur werd aangekon digd. Wij verzochten hierop officieel het Polderbestuur de geadviseerde voorzie ningen te mogen uitvoeren.Tot Onze niet geringe verbazing negeerde het P.B. dit verzoek volkomen, maar gebood ons op een termijn van 10 dagen het riool af te Sluiten. Deze houding nu is kennelijk in strijd met hetgeen Ged. Staten ons omtrent 't Polderbestuur hadden medegedeeld. Van tweeën één, of het Polderbestuur komt zijn beloften tegenover Ged. Staten niet na, of Ged. Staten hebben ons onjuist ingelicht. Dit laatste acht ik onaanne melijk. Welke zijn nu de gevolgen van het besluit van het Polderbestuur. Wij zul len moeten trachten een andere oplossing voor de afvoer van het rioolwater te vinden. 1 le. wij kunnen trachten ter plaatse een terrein te vinden en dit als bevloeiings- veld inrichten, zoals bijv. Tilburg dit gedaan heeft. De oprichting van een klein pompstation is hiervoor noodzake lijk. Ik weet niet in hoeverre het Pol derbestuur bevoegd is het van dit ter rein afkomstige water te weigeren. De kosten hiervan zijn 20.000. 2e. Wij kunnen een persleiding laten aanleggen naar Waalwijk en aansluiting verzoeken bij de daar in de toekomst te bouwen riolering. Dit project is te duur om alleen voor de Molenstraat uit te voeren. Men zou er toe moeten over gaan de gehele plaats Sprang te riole- ren, wat overigens geen overdaad is, en een verplichte aansluiting mitsgaders ri oolrechten in te voeren. De kosten van een dergelijk project zijn volgens voor zichtige schatting 700.000. Behalve de kosten van de verplichte aansluiting van de huizen, zouden rechten moeten wor den geheven die 5 maal zo hoog zijn als de straatbelasting. 1 Ziedaar mijne heren de moeilijkheden waar het College van B. en W. zich voor geplaatst ziet. Wij eisen onzerzijds allerminst dat de boeren goedvinden dat het polderwater door onze afwatering vervult, maar wij menen dat het door ons voorgestelde het water voldoende zuivert. De Riza is van dezelfde mening, zodat wij het ar gument van het polderbestuur, n.l. ver vuiling van het water, ongegrond achten. De Riza heeft trouwens verklaard hier toezicht op te zullen houden. Ziet men dat in Scheveningen het rioolwater via het ververschingskanaal in zee komt en dat 500 meter verder de mensen in zee zwemmen en neemt men in aanmerking welk een hoeveelheid afvalstoffen hier geloosd worden, dan kan ik mij niet voorstellen dat onze sloot van 700 m. niet voldoende zou zijn. Deze zaak heeft ons een enorme ar beid en moeite gebracht en ik heb de in druk dat het Polderbestuur zijn oren voor onze argumenten dicht houd, om een zeker standpunt door te drijven dat m.i. niet houdbaar is. J B. en W. zullen zich nader beraden over hetgeen in deze gedaan kan worden, doch het feit dat hier een tweedracht is ontstaan die m.i. onnodig was, heeft ons treurig gestemd. I uiterlijk van het slachtoffer. Zijn ogen stonden helderder, al was er nog steeds geen spoor van kleur te bekennen. Met geamuseerde ver bazing staarde hij naar de beide politiemannen. „Meneer Van der Jagt", leidde de inspecteur het gesprek in. „Ik ben inspecteur Vallentgoed uit Lis- se. Het doet me genoegen dat U er wat beter uitziet dan toen we U in Uw wagen aantroffen." Daarop deelde hij in korte woor den mee hoe hij auto en bestuurder die nacht had aangetroffen, en vroeg toen; „Kunt U zich iets van de toedracht herinneren?" De gewonde schudde ontkennend het hoofd. „Herinnert U zich helemaal niets? Weet U niet meer wat U daar deed, tussen Sassenheim en Lisse? Weet U niet meer waar U vandaan kwam?" Het slachtoffer knikte. „...Haag", verstond Jochem. „Mooi. U kwam van Den Haag. Alléén?" Een hoofdknik. „Geld bij U? Veel? Hoeveel zegt Utienduizend?" terzijde tot Jochem: „Heb je d'r iets van ge zien, een portefeuille met tiendui- ARBEIDSBUREAU WAALWIJK WORDEN GEVRAAGD Bouwnijverheid Metselaars Timmerlieden Schoen- en leder Ervaren Stikmeester Lederwarenstikker Overleersnyder Machine-zwikker Kantenschrooier Prima Ophalers Jeugdige schoen, en lederwaren- fabr.arbeiders" Schoenstiksters (fabriek) Plaksters Lederwarenstikster Kleding, Reiniging Confectie-Naaisters L.l. Naaisters Huish. Diensten Dagmeisje (halve dagen) Dienstbode (dag en nacht). Werkster BIEDEN ZICH AAN Bouwnijverheid Grondwerkers L.l. Machine-bankwerker (met ambachtsschool-opl.) Hout, Kurk, Stro Meubelmakers Meubelstoffeerders Mach. Houtbewerkers Kleding, Reiniging Kleermakers Schoen- en leder Werkmeester Onderwerkafë. Diverse arbeiders zwikkery Hakkenbouwers Leestensorteerder Fournituren-monteerder Schaver Schuurder Uitzetter (hand en mach.) Glansstoter Huidenspanners Sjouwers looierij (nathuis en droogzolder) Metaalnijverheid Mach. Bankwerkers Stoker L.l. Auto-monteur Electro-monteurs Halfwas Electro-monteur Vrije beroepen Vrouwel. kantoorbedienden Mannel. Kantoorbedienden Voeding en genot Slagersknechten Verkeer Div. chauffeurs Bezorgers Landbouw Tuinbouwknechten Landbouwknechten Aanmelden dagelyks tussen 9 en 12 uur v.m. op het Arbeidsbureau i"e Waalwijk, Grotestraat 339. Tel. 2131. Deze bekendmaking is geldig t.m. 7 Juni 1952. In de nacht van Donderdag op Vrijdag heeft aan de drukke ver keersweg Den BoschTilburg aan de Helvoirtse weg te Vught een verkeersongeluk plaats gehad, dat aan twee mensen het leven heeft gekost. Een Deense vrachtauto met aanhangwagen stond nabij „Sols kin" langs de weg. De achterzijde was goed verlicht. In volle vaart reed een door de heer G. uit Til burg bestuurde auto er tegen in. Zo hevig was de botsing, dat zo wel de heer G. als mevrouw W., eveneens uit Tilburg, terstond ge dood werden. Kapelaan Moeskops van de H. Hart-parochie diende de slachtoffers nog het H. Oliesel toe. zend gulden ongeveer?" Jochem schudde ontkennend het hoofd. „Motief: roof", constateerde de inspecteur fluisterend, en toen weer tot de gewonde: „Kunt U zich herinneren of U een ongeluk gehad hebt, of mis schien door iemand bent aangehou den?" Een zwak hoofdschudden. Nu kwam de dokter, die zachtjes was binnengekomen, tussenbeide. „Zo moet 't genoeg zijn voor van daag, heren. Meneer Van der Jagt is nog tè zwak dan dat hij een re gelmatig verhoor kan doorstaan. Hij is er nog goed afgekomen, en een nachtje slaap zal wonderen doen. Ik maak me sterk, inspec teur, als U morgenochtend zo om een uur of elf terug komt, dat U een vrij geregeld gesprek met de patiënt voeren kunt. Nu komt U toch niets meer aan de weet". (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1952 | | pagina 6