HET MYSTERIE
Sprang
over de riolering in
6
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DINSDAG 3 JUNI 1952
6
DODELIJK VERKEERS
ONGEVAL ONDER VUGHT.
EXPOSÉ van WETHOUDER WINKELMAN
voorstel willen geven. De voorzit
ter kon hem hierover geen zeker
heid geven, omdat de gemeente
geen enkel stuk in haar bezit had.
Wethouder Winkelman had de
indruk dat vernieuwing wenselijk
maar niet noodzakelijk was. Ge
zien de grote geldnood van de ge
meente was hij er dan ook niet
voor.
Ook de heer Oerlemans zei zijn
stem niet te kunnen geven zolang
het advies van de inspecteur er
niet was.
Het voorstel van B. en W. werd
toen verworpen op advies van de
voorzitter, maar de heer Maijers
stemde voor omdat hij trouw wilde
blijven aan het voorstel en de heer
'Genuït omdat hij geen restrictie
mocht maken in de zin als hij eer,
der had betoogd
„IK DOEI 'T NIE".
Het standpunt van de binnenpol-
der met betrekking tot samenwer
king met de gemeente tot ver bete,
ring van de riolering in Sprang,
gaf de voorzitter kort en krachtig
weer met de woorden van de voor,
zitter van het waterschap „Ik
doei 't nie".
Wethouder Winkelman gaf ver
volgens een uitvoerig, ezposé over
de toestand van de riolering en de
activiteit van B. en W., benevens
het standpunt van de binnenpol-
der. Dit exposé geven wij elders
in extenso weer.
De voorzitter vestigde er de aan
dacht op dat een volledige riole-
hing van Sprang elk pand zestig
gulden per jaar zou kosten. Hij
hoopte dat de ingelanden het pol
derbestuur over deze kwestie zou
interpelleren. De gemeente kon op
het ogenblik niets anders doen dan
mededeling doen aan de Provin
ciale Waterstaat.
De heer De Bas meende dat Ged.
Staten het polderbestuur zouden
kunnen dwingen, doch dit betwij
felde wethouder Winkelman
1 De heer Maijers merkte op dat
de voorzitter indertijd een oplos
sing had gevonden met de voorzit
ter van het waterschap. Deze had
echer later zijn toezegging inge
trokken, wat veel verwondering
wekte in de raad.
De heer Vos bepleitte een sa
menkomst van B. en W. met d&
ingelanden, wat ook de heer Ma
ijers een oplossing achtte, want
hoewel hij niet wilde dat zijn vee
vuil water dronk, was hij het als
ingelande met het standpunt van
B. en W. eens.
De voorzitter deelde mee dat de
kwestie op de jaarvergadering van
de polder ter sprake was gekomen
en toen schenen de ingelanden ook
tegen samenwerking met de ge
meente te zijn geweest. Hij vroeg
zich echter af hoe de voorlichting
van het bestuur zou zijn geweest.
Hij constateerde van die kant
slechts tegenwerking, zoals hij al
jeerder had gemerkt.
Wethouder Winkelman deelde
nog mee dat de zuiveringssloot
niet voor de koeien zou zijn. Het
was de bedoeling voor het enige
perceel waarop koeien graasden,
een afrastering te plaatsen. Het
water was gezuiverd voor ze er
van konden drinken.
De voorzitter merkte ook nog op
dat de polder gedreigd had de af
voer binnen 5 dagen af te sluiten,
zodat het vuil niet meer weg zou
kunnen en de huizen zou binnen,
lopen. Hij had de voorzitter van
het waterschap meegedeeld dat hij
voor de gevolgen niet kon instaan.
De enige weg achtte hij nog bemid
deling te verzoeken. Aan het be
stuur zou nog gevraagd worden de
ingelanden bijeen te roepen tot een
bijeenkomst waarop B. en W. aan
wezig konden zijn.
Hiermee ging de raad accoord.
Punt 11 werd zonder meer goed,
gekeurd en tot 2e ambtenaar van
de burgerlijke stand werd met al
gemene stemmen gekozen de heer
N. van Prooijen, de nieuwe ge
meentesecretaris.
INSTALLATIE
SECRETARIS.
Ondertussen was ook Mevrouw
Van Proojjen binnengekomen om
aanwezig te zijn bij de beëediging
FEUILLETON
VAN DE BLAUWE TRAM.
door T. Lode wijk
4)
Het verboden genot smaakte zoet
en het smeulende eindje rustte nog
maar net beneden in 't gazon, toen
de dokter de kamer uitkwam en op
Jochem toetrad.
„U kunt wel even naar de patiënt
toegaan", zei hij, „maar ik blijf er
bij en wanneer ik 't sein geef,
moogt U niet verder vragen".
Jochem volgde de dokter naar 't
bed, waar nu de gewonde met ge
opende, vaag-verwonderde ogen lag
te staren. Een ogenblik later kwam
er belangstelling in zijn blik, toen
hij Jochem's geüniformeerde ge
stalte ontwaarde.
De dokter legde, langzaam en
rustig, de toedracht van 't geval uit.
„En nu wilde de politie een paar
dingen van U weten, Wat denkt U,
kunt U antwoord geven?"
Het verbonden hoofd bewoog zich
langzaam, ontkennend heen en
weer. De lippen fluisterden. De
en de installatie van haar echtge
noot.
Nadat de heer Van Prooijen de
vereiste eden had afgelegd, sprak
de voorzitter hem als volgt toe
Mijnheer de Secretaris.
Bij deze, voor U wel bijzondere
plechtigheid, wijl het de eerste
maal is dat U temidden van de le,
ucn van een Gemeenteraad wordt
beëedigd als Gemeente-Secretaris,
is het mij een voorrecht de eerste
te mogen zijn om U in het open
baar geluk te wensen met Uw be
noeming en beëediging.
Ik weet ook de tolk te zijn van
•de gehele raad als ik deze geluk
wens uitspreek en als ik het woord
„gehele" beklemtoonde, is dat om
«en bijzondere reden.
U weet dat bij Uw benoeming
enkele stemmen niet op U zijn ujt-
igebracht. De oorzaak hiervan is
dat enkele raadsleden hun stem
voorbehouden hadden voor de
Goinmies-Chef ter Secretarie, die
geruime tijd ziek is en, omdat de
ze functionaris toch al zwaar be
zocht is door zjjn ziekte, wilden
deze raadsleden hem niet teleur
stellen door hem hun stem te ont
houden.
5 Ik sta er echter borg voor, dat
geen enkel ander motief hier ach
ter stak, dat dit dus niet Uw per
soon raakte en dat dezelfde heren
«ven prettig met U zullen willen
samenwerken als de overige raads.
leden.
Ik weet dat wij allen de gerecht
vaardigde verwachting mogen
hebben een goede keuze met Uw
benoeming te hebben gedaan en
dat wij in U een uitstekend ge
meente-secretaris hebben gevon
den. Wij weten dat U doorkneed
zijt in de gemeente-administratie,
een terrein, dat vooral in de na
oorlogse jaren zo veelomvattend is
geworden, dat meer dan gewone
kennis nodig is om uit de hevig,
draaiende papiermolen zonder
kleerscheuren te voorschijn te ko
men.
Niet alleen de Gemeenteraad
treedt U daarom met vertrouwen
tegemoet, doch ook zeker het Col,
lege van Burgemeester en Wethou
ders. Wij hopen op een zeer pret
tige samenwerking en zeggen U
onzerzijds toe dat U daarop kunt
rekenen.
Gezien het feit dat de samenwer
king tussen burgemeester en secre
taris een zeer nauwe is, aangezien
deze twee functionarissen dage
lijks met elkaar in aanraking ko
men, voeg ik hieraan nog gaarne
een persoonlijk woord toe.
Met zeer veel genoegen denk ik
terug aan de dag waarop wij elkaar
voor het eerst hebben ontmoet. Ik
overviel U als het ware op Uw se
cretarie te Varsseveld en, als het
waar is wat een bekend spreek
woord zegt, dat de eerste indruk
de beste is, dan ga ik alleen daar
om op 1 Juni a.s. vol vertrouwen
met U starten.
Het is moeilijk onder woorden te
brengen, maar ik druk mij wellicht
/het best uit als ik zeg de overtui
ging te hebben dat wfj bij die gele,
genheid aanstonds een zekere „fee"
ling," hadden, dat wij het goed met
elkaar zouden kunnen vinden.
En daarmede is, en dit is niet
overdreven, een groot gemeentebe
lang gediend, want een goede ver,
standhouding tussen burgemeester
'en secretaris is inderdaad een be,
lang voor de gemeenschap
Gaarne zeg ik U dan ook mijn
volle medewerking toe en hoop dat
"onze verhouding niet alleen een
goed-ambtelijke, doch ook een
vriendschappelijke zal zjjn.
Dat Uw vrouw ook in ons mid-
Ren is en de raad zodoende in de
gelegenheid is om met haar ken
nis te maken is een dubbel genoe
gen.
Ik wens U beiden gaarne toe,
dat gij U spoedig in de gemeente
Sprang-Capelle zult mogen thuis
gevoelen en hier een voorspoedige
en prettige tijd tegemoet zult gaan,
<dat U, secretaris, een prettige
werkkring op onze secretarie zult
vinden, dat Uw werk U immer
voldoening zal schenken, dat U
met de ambtenaren, die allen hier
dokter boog zijn hoofd naar de
mond van het slachtoffer.
„Hij weet niets. Hebt U niet veel
aan, hé?"
„Nee", zuchtte Jochem, „minder
kan 't al niet".
„Als ik U een raad mag geven",
zei de medicus, „wacht dan tot een
uur of twaalf. Vóór die tijd krijgt
U niets anders uit hem. Misschien
dat hij na enige uren rust wat hel
derder is. Nu heeft 't toch geen zin".
„Dat vrees ik ook", stemde Jo
chem toe. Nadenkend staarde hij
naar de stille figuur op het bed.
Ook de dokter sloeg de gewonde
nauwlettend gade. Het was nu zo
stil in de ziekenkamer, dat slechts
het getjilp van de vogels in de bo
men werd gehoord. Plotseling werd
die stilte vanéén gereten door de
harde fluitstoot van een vlak voor
de ziekenhuispoort rangerende
tramtrein, die Jochem aan het ge
luid herkende als een motorwagen
van de dienst tussen Haarlem en
Leiden.
Een schok ging door het roerloze
lichaam op het bed. Wijd sperden
zich de ogen open; onverholen
doodsangst stond er in hem te lezen.
Toen sloten zich de oogleden
weer. Een trek van de onuitspre-
aanwezig zijn omdat zij U graag
mede willen verwelkomen en Uw
installatie bijwonen, zu,lt kunnen
samenwerken, maar bovenal dat
God U kracht en wijsheid zal ge
ven om Uw taak te vervullen tot
heil onzer gemeente en tot eer van
Zijn Naam.
En hiermede verklaar ik U ge
ïnstalleerd als Gemeente-secretaris
van Sprang-Capelle.
De secretaris dankte voor het
vertrouwen dat de raad in hem
had gesteld door hem te benoe
men. Hij duidde het eigenaardig
karakter aan van de positie van
de secretaris tegenover de andere
gemeente-organen. De positie van
tie ambtenaar was zuiver tech,
nisch tegenover de gekozen orga
nen, die een bestuurlijke functie
hadden. De taak van de secretaris
was volgens de gemeentewet van
1851 B. en W. behulpzaam te zijn
in het bestuur Zijn verhouding
•lot de raad was afhankelijk van de
•secretaris zelf, van de persoonlij
ke verhouding en van de toestand
in de gemeente. De heer Van
Prooijen hoopte op een prettige
samenwerking met de raad. Hij zou
steeds voor de leden klaar staan,
eenals voor de bevolking en hij
hoopte spoedig in haar midden te
zijn opgenomen. Ook hoopte hij op
een prettige samenwerking met de
wethouders en de burgemeester in
het belang van de gemeente. Toen
hij de burgemeester had leren
kennen was hij met enthousiasme
naar Sprang-Capelle gakomen en
hij dankte hem voor de vriend
schap en de medewerking die hij
hem had bewezen. Tegenover de
ambtenaren die ook allen aan
wezig waren -zei de nieuwe se
cretaris te geloven dat er een goe
de sfeer heerste op de secretarie.
Hij hoopte op de ambtenaren te
Mijne Heren,
Naar aanleiding van de weigering van
het polderbestuur toestemming te geven
om het door B. en W. voorgestelde pro
ject voortgang te doen vinden, leek het
ons nodig U een uitvoerig exposé van
deze zaak te geven, te meer iwaar de
gemeente zich geplaatst ziet voor de uit
voering van werken die grote uitgaven
vorderen.
Zoals U bekend zal zijn, zijn op de
meeste plaatsen in de gemeente de nieuw
gebouwde huizen aangesloten op riolen.
Vroeger was dit niet nodig, in de eerste
plaats omdat de meeste huizen een vrij
groot eigen terrein bezaten, waarop men
eventueel een put kon plaatsen waarin
het water in de grond wegzakt, in de
tweede plaats omdat het niet aanwezig
zijn van sanitair met waterspoeling veel
minder afvalwater opleverde.
De nieuw gebouwde huizen en vooral
de blokwoningen beschikken over een
klein tuintje voor en achter. Gaat men
in deze tuintjes stapelputten plaatsen
met afvoer in de grond, dan heeft dit
tot gevolg dat de kleine tuintjes spoedig
in een moeras herschapen zijnj en dat uit
hygiënisch oogpunt zeer ongewenste toe
standen optreden.
Het is daarom dat het gemeentebe
stuur, juist zoals dit in alle plaatsen ge
schied waar een meer aaneengesloten
huizenbouw plaats vind, gemeend,' heeft
dat de aanleg van riolen noodzakelijk
was. Verder heeft men hierbij in over
weging genomen, dat wanneer in de toe
komst er meer aaneengesloten bestrating
zou plaats vinden, eventueel met trot
toirs, een riolering ter afvoer van he
melwater in ieder geval noodzakelijk zou
zijn.
Het is daarom dat men de huizen in
de Molenstraat te Sprang aangesloten
heeft op een riool dat aan beide zijden
van de Molenstraat loopt en haar voor
lopig eindpunt vindt aan de Oudestraat.
In dit riool 'lopen de afvoeren van
gootsteen en wasbakken uit en tevens
het water afkomstig uit de overstorting
der beerputten. Men heeft nl. de daar
aanwezige W.C.'s met waterspoeling
doen uitmonden in een beerput; deze
beerput komt met een overloop uit op
een daarvoor gelegen overstortput en de
ze overstortput loopt met een overloop
uit op het riool.
Ik ga met voorbedachte rade op deze
kelijke vermoeidheid gleed over 't
wasbleke gezicht.
„Hij is weer weg", bromde de
dokter. „Gaat U maar".
Toen de arts na enige tijd weer
uit de kamer te voorschijn trad,
vond hij tot zijn verwondering de
Lisser agent nog wachtende.
„Waar wacht U nog op?" vroeg
hij, ietwat geïrriteerd.
„Ik wilde U wat vragen", zei Jo
chem, zonder op de ontstemming
van de arts te letten „en wel dit,
waarvan denkt U dat de patiënt
opeens zo schrok?"
„Van de tram natuurlijk", ant
woordde de medicus verwonderd.
„Zodus dat vond U ook. Hij
schrok wel een beetje érg, vond U
niet, voor een man die dagelijks
een honderd van die tramtreinen
voorbij z'n huis hoort rijden
Verbaasd keek de dokter Jochem
aan.
„Misschien wel", zei hij toen on
verschillig, „maar het kwam ook
wel wat onverwacht, nietwaar? Pa
tiënten schrikken in die toestand
dikwijls van elk geluid. Maar ik
heb nog meer patiënten, dus U zult
ine niet kwalijk nemen
Hij was al weg.
Jochem stapte, diep in gedachten,
kunnen steunen en hij zegde zijn
medewerking toe. Het was hem een
grote voldoening zijn functie te
kunnen aanvaarden en hoopte met
Gods hulp zijn ambt goed te ver
vullen.
Namens de raad sprak de heer
Ros als oudste lid nog vriendelijke
woorden met goede wensen voor
promotie in de toekomst en na
mens de wethouders de heer Win
kelman, die wees op de belangr
rijkheid van het secretarisambt.
Ook hiervoor dankte de heer Van
Prooijen en hij nodigde allen uit
een verversing te komen gebruiken
om de kennismaking te vergemak,
kelijken.
Bij de mededelingen gaf de voor
zitter nog enkele toelichting, waar,
na de raad zich bereid toonde me
dewerking te verlenen voor de
bouw van de huizen voor de dok
toren Hovinga en Winterwerp.
Tenslotte was er nog een vraag
van de heer De Bas of er een be
gin gemaakt was met het bouw
rijp maken van grond in Capelle,
waarnaar ook de heer Dekkers in
de loop van de vergadering had
gevraagd.
De voorzitter deelde mee dat er
een weg was geprojecteerd in het
uitbreidingsplan van de Nieuwe-
vaart recht naar het Westen. Daar,
voor waren drie percelen aange
kocht. Deze weg liep eerst iets
meer naar het Zuiden, maar om
het gebied van een landbouwer te
vermijden, was hij iets naar het
Noorden verlegd, waarvoor het
uitbreidingsplan eerst weer gewij
zigd moest worden. Het lag nu ter
inzage. Daarna kon aan het bouw,
rijp maken van de grond begon
nen worden.
De heer De Bas spoorde nog tot
spoed aan, waarna de voorzitter
de geanimeerde vergadering met
gebed sloot.
zaak tot in bijzonderheden in. Er was
mij nl. een paar maanden geleden met
grote beslistheid verzekerd, dat de beer
putten en overstortputten door de aan
nemers niet aangebracht waren en dat
de W.C.'s zonder meer op het riool uit
liepen. Wij hebben daarop, op enkele
willekeurige punten deze putten laten
blootleggen en geconstateerd dat ze wel
degelijk aanwezig zijn. Het is mij een
raadsel hoe iemand met stelligheid een
dergelijke aantijging kan uiten, zonder
dat hij kennelijk van de feiten bp de
hoogte is.
Het water dat in de riolen uitloopt en
van de W.C.'s afkomstig is, heeft dus
twee putten gepasseerd. i
Toen we zover gevorderd waren dat
de eindpunten der riolering nabij de
Oudestraat waren bereikt, hebben we
ons tot het polderbestuur gewend met
het verzoek tot nader overleg en daarop
is de heer Huisman, voorzitter Van het
polderbestuur enerzijds en het college
van B. en W. anderzijds nabij de molen
bijeen gekomen.
Wij onzerzijds hebben toen aan de
heer Huisman voorgesteld het riool door
middel van een siphoon onder de war
terloop der Oudestraat door te trekken,
een riool te leggen tot voorbij de molen
aan de West- of Oostzijde van de Ver
lengde Molenstraat en dan vanaf deze
plaats tot aan de waterloop Meerdijk
een sloot te graven van pl.m. 600 meter
lengte, met daarin drie stenen schotten
met overlopen, zodat drie bezinkbassins
zouden worden gevormd.
De heer Huisman weigerde dit omdat
zoals hij ons motiveerde, hij dit vuil en
vergiftigd water niet wenste.
Hiermede was een impasse geschapen
die ons noopte tot verdere maatregelen.
In de eerste plaats hebben we ons
gewend tot Gedepteerde Staten met ver
zoek in deze te willen bemiddelen. Ged.
Staten hebben een bemiddelaar aangewe
zen en deze heeft besprekingen gevoerd
met het polderbestuur. Het resultaat van
deze besprekingen was tweeledig en ik
wijs hire met nadruk bp, n.l.
le. adviseerden Ged. Staten zowel ons
als het polderbestuur, ons in verbin
ding te stellen met de Riza (Rijks In
stituut tot Zuivering van Afvalwater)
en het advies daarvan op te volgen.
2e. verzekerd Ged. Staten ons, na be
spreking met het Polderbestuur, dat dit
ons medewerking zou geven, indien wij
door de lange gangen, liep langs de
met bomen en bloemen omzoomde
paden, langs de portier die achte
loos groette, door de poort. Buiten
bestraalde de zon het levendig ta
fereel, dat de Rijksburgerweg bood
op een druk morgenuur. Auto's toe
terden, trams reden fluitend en bel
lend langs, en van onder de sta
tionsoverkapping denderde een
lange Dieseltrein tussen de spoor
bomen voorbij.
Hoe dwaas het leek, één vraag
haakte zich tergend vast in z'n
brein. Waarom schrok die man zo
hevig van de fluit van de tram?"
Jochem had zijn chef gebeld en
was maar zolang in Leiden geble
ven. Om twaalf uur was de man
nog in slaap en mocht niet worden
gewekt. En het was niet eerder dan
's avonds vijf uur dat de inspec
teur en Jochem zachtjes klopten op
de deur van de ziekenkamer, en 'n
blond zustertje (gelukkig lang zo
bijdehand niet als die zwarte van
vanmorgen, dacht Jochem) om de
hoek keek.
Voorzichtig schuifelden ze naar
binnen, namen onwennig op witte
stoelen plaats. Met verbazing con
stateerde Jochem, welk een veran
dering er had plaats gehad in het
dit behoorlijk vroegen.
Dit laatste insinueerde dat wij iets niet
gevraagd hadden. Dit ontken ik. Wij
hebben van het begin af overleg met
het Polderbestuur gepleegd.
Voor we zover waren was de gehele
winter voorbij gegaan en had zich een
reeks onverkwikkelijke incidenten voor
gedaan, waar, ik constateer dit uitdruk
kelijk, het gemeentebestuur buiten staat.
In de eerste plaats had het Polderbestuur
zonder enige mededeling aan ons een
stenen muur doen plaatsen in de sloot
langs de Oudestraat, waar noodgedwon
gen ons riool nog steeds in uitliep. 'Deze
betreurenswaardige daad had tot gevolg
dat het afgesloten stuk volliep tot aan de
nok van de weg, zodat er een zeer diep
water ontstond, dat gevaar voor de kin
deren opleverde. Tevens functioneerde
de riolering niet meer, hetgeen voor de
bewoners van de Oudestraat een groot
ongerief was.
Zonder ons medeweten zoog de brand
weer op een avond het volgelopen stuk
leeg, doch enige dagen later stond het
stuk weer vol. Onbekend gebleven da
ders ondermijnden daarop het muurtje,
waardoor het water wegliep en de riole
ring weer functioneerde. Al deze gebeur
tenissen, die wij niet konden beletten,
hadden een verslechtering van de weder
zijdse stemming tot gevolg.
Tenslotte kwam het advies van de
Riza, hetwelk U in het prae-advies heeft
kunnen lezen en dat ongeveer neerkomt
op hetgeen wij oorspronkelijk hadden
voorgesteld, en tevens het schrijven van
Ged. Staten waarin ons de medewerking
van het Polderbestuur werd aangekon
digd. Wij verzochten hierop officieel het
Polderbestuur de geadviseerde voorzie
ningen te mogen uitvoeren.Tot Onze niet
geringe verbazing negeerde het P.B. dit
verzoek volkomen, maar gebood ons
op een termijn van 10 dagen het riool
af te Sluiten.
Deze houding nu is kennelijk in strijd
met hetgeen Ged. Staten ons omtrent 't
Polderbestuur hadden medegedeeld. Van
tweeën één, of het Polderbestuur komt
zijn beloften tegenover Ged. Staten niet
na, of Ged. Staten hebben ons onjuist
ingelicht. Dit laatste acht ik onaanne
melijk.
Welke zijn nu de gevolgen van het
besluit van het Polderbestuur. Wij zul
len moeten trachten een andere oplossing
voor de afvoer van het rioolwater te
vinden. 1
le. wij kunnen trachten ter plaatse een
terrein te vinden en dit als bevloeiings-
veld inrichten, zoals bijv. Tilburg dit
gedaan heeft. De oprichting van een
klein pompstation is hiervoor noodzake
lijk. Ik weet niet in hoeverre het Pol
derbestuur bevoegd is het van dit ter
rein afkomstige water te weigeren.
De kosten hiervan zijn 20.000.
2e. Wij kunnen een persleiding laten
aanleggen naar Waalwijk en aansluiting
verzoeken bij de daar in de toekomst te
bouwen riolering. Dit project is te duur
om alleen voor de Molenstraat uit te
voeren. Men zou er toe moeten over
gaan de gehele plaats Sprang te riole-
ren, wat overigens geen overdaad is, en
een verplichte aansluiting mitsgaders ri
oolrechten in te voeren. De kosten van
een dergelijk project zijn volgens voor
zichtige schatting 700.000. Behalve de
kosten van de verplichte aansluiting van
de huizen, zouden rechten moeten wor
den geheven die 5 maal zo hoog zijn als
de straatbelasting. 1
Ziedaar mijne heren de moeilijkheden
waar het College van B. en W. zich voor
geplaatst ziet.
Wij eisen onzerzijds allerminst dat de
boeren goedvinden dat het polderwater
door onze afwatering vervult, maar wij
menen dat het door ons voorgestelde het
water voldoende zuivert. De Riza is
van dezelfde mening, zodat wij het ar
gument van het polderbestuur, n.l. ver
vuiling van het water, ongegrond achten.
De Riza heeft trouwens verklaard hier
toezicht op te zullen houden. Ziet men
dat in Scheveningen het rioolwater via
het ververschingskanaal in zee komt en
dat 500 meter verder de mensen in zee
zwemmen en neemt men in aanmerking
welk een hoeveelheid afvalstoffen hier
geloosd worden, dan kan ik mij niet
voorstellen dat onze sloot van 700 m.
niet voldoende zou zijn.
Deze zaak heeft ons een enorme ar
beid en moeite gebracht en ik heb de in
druk dat het Polderbestuur zijn oren
voor onze argumenten dicht houd, om
een zeker standpunt door te drijven dat
m.i. niet houdbaar is. J
B. en W. zullen zich nader beraden
over hetgeen in deze gedaan kan worden,
doch het feit dat hier een tweedracht is
ontstaan die m.i. onnodig was, heeft ons
treurig gestemd. I
uiterlijk van het slachtoffer. Zijn
ogen stonden helderder, al was er
nog steeds geen spoor van kleur te
bekennen. Met geamuseerde ver
bazing staarde hij naar de beide
politiemannen.
„Meneer Van der Jagt", leidde
de inspecteur het gesprek in. „Ik
ben inspecteur Vallentgoed uit Lis-
se. Het doet me genoegen dat U er
wat beter uitziet dan toen we U in
Uw wagen aantroffen."
Daarop deelde hij in korte woor
den mee hoe hij auto en bestuurder
die nacht had aangetroffen, en
vroeg toen; „Kunt U zich iets van
de toedracht herinneren?"
De gewonde schudde ontkennend
het hoofd.
„Herinnert U zich helemaal niets?
Weet U niet meer wat U daar deed,
tussen Sassenheim en Lisse? Weet
U niet meer waar U vandaan
kwam?"
Het slachtoffer knikte. „...Haag",
verstond Jochem.
„Mooi. U kwam van Den Haag.
Alléén?"
Een hoofdknik.
„Geld bij U? Veel? Hoeveel zegt
Utienduizend?" terzijde tot
Jochem: „Heb je d'r iets van ge
zien, een portefeuille met tiendui-
ARBEIDSBUREAU WAALWIJK
WORDEN GEVRAAGD
Bouwnijverheid
Metselaars
Timmerlieden
Schoen- en leder
Ervaren Stikmeester
Lederwarenstikker
Overleersnyder
Machine-zwikker
Kantenschrooier
Prima Ophalers
Jeugdige schoen, en lederwaren-
fabr.arbeiders"
Schoenstiksters (fabriek)
Plaksters
Lederwarenstikster
Kleding, Reiniging
Confectie-Naaisters
L.l. Naaisters
Huish. Diensten
Dagmeisje (halve dagen)
Dienstbode (dag en nacht).
Werkster
BIEDEN ZICH AAN
Bouwnijverheid
Grondwerkers
L.l. Machine-bankwerker (met
ambachtsschool-opl.)
Hout, Kurk, Stro
Meubelmakers
Meubelstoffeerders
Mach. Houtbewerkers
Kleding, Reiniging
Kleermakers
Schoen- en leder
Werkmeester Onderwerkafë.
Diverse arbeiders zwikkery
Hakkenbouwers
Leestensorteerder
Fournituren-monteerder
Schaver
Schuurder
Uitzetter (hand en mach.)
Glansstoter
Huidenspanners
Sjouwers looierij
(nathuis en droogzolder)
Metaalnijverheid
Mach. Bankwerkers
Stoker
L.l. Auto-monteur
Electro-monteurs
Halfwas Electro-monteur
Vrije beroepen
Vrouwel. kantoorbedienden
Mannel. Kantoorbedienden
Voeding en genot
Slagersknechten
Verkeer
Div. chauffeurs
Bezorgers
Landbouw
Tuinbouwknechten
Landbouwknechten
Aanmelden dagelyks tussen 9 en
12 uur v.m. op het Arbeidsbureau
i"e Waalwijk, Grotestraat 339. Tel.
2131.
Deze bekendmaking is geldig t.m.
7 Juni 1952.
In de nacht van Donderdag op
Vrijdag heeft aan de drukke ver
keersweg Den BoschTilburg aan
de Helvoirtse weg te Vught een
verkeersongeluk plaats gehad, dat
aan twee mensen het leven heeft
gekost. Een Deense vrachtauto met
aanhangwagen stond nabij „Sols
kin" langs de weg. De achterzijde
was goed verlicht. In volle vaart
reed een door de heer G. uit Til
burg bestuurde auto er tegen in.
Zo hevig was de botsing, dat zo
wel de heer G. als mevrouw W.,
eveneens uit Tilburg, terstond ge
dood werden. Kapelaan Moeskops
van de H. Hart-parochie diende de
slachtoffers nog het H. Oliesel toe.
zend gulden ongeveer?"
Jochem schudde ontkennend het
hoofd.
„Motief: roof", constateerde de
inspecteur fluisterend, en toen weer
tot de gewonde:
„Kunt U zich herinneren of U
een ongeluk gehad hebt, of mis
schien door iemand bent aangehou
den?"
Een zwak hoofdschudden.
Nu kwam de dokter, die zachtjes
was binnengekomen, tussenbeide.
„Zo moet 't genoeg zijn voor van
daag, heren. Meneer Van der Jagt
is nog tè zwak dan dat hij een re
gelmatig verhoor kan doorstaan.
Hij is er nog goed afgekomen, en
een nachtje slaap zal wonderen
doen. Ik maak me sterk, inspec
teur, als U morgenochtend zo om
een uur of elf terug komt, dat U
een vrij geregeld gesprek met de
patiënt voeren kunt. Nu komt U
toch niets meer aan de weet".
(Wordt vervolgd).