DE OPDRACHT
ROBERT MERSHAM
Hoe ver strekt de overheidstaak
t.a.v. de Zondagsrust zich uit.
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 26 OCTOBER 1953
I
De raad van Sprang-Capelle voor de beslissing
technische voorlichting geeft welke
zij behoeft.
Dat de huidige dienst niet aan 't
gestelde criterium voldoet, is zon
der meer duidelijk. Hierop werd
reeds de aandacht gevestigd door de
Inspecteur van de Volkshuisvesting
in deze provincie. Maar het is ook
duidelijk dat slechts dan goedge
schoolde ambtenaren kunnen wor
den aangetrokken, indien de sala
riëring in overeenstemming is met
de kundigheden welke de overheid
verlangt, en waardoor de ambtena
ren financiëel vrij kunnen staan.
De gemeente Sprang-Capelle is
niet groot genoeg om zelfstandig 'n
dergelijke dienst te creëren. Hier
brengt samenwerking alleen de
juiste oplossing. De gelukkige om
standigheid doet zich thans voor,
dat ook de aangrenzende gemeente
Waspik, die mede in structureel op
zicht aan onze gemeente aansluit,
eveneens in het personele vraagstuk
van haar dienst van gemeentewer
ken en bouw- en woningtoezicht
moet voorzien.
Daarom is met het oog op een ge
meenschappelijke technische dienst
contact opgenomen met het college
van B. en W. dier gemeente, dat tot
algehele overeenstemming tussen
de dagelijkse besturen van Sprang-
Capelle en Waspik heeft geleid.
Het resultaat hiervan is beli
chaamd in het de raad daarbij ter
vaststelling aangeboden concept
„Gemeenschappelijke regeling van
het bouw- en woningtoezicht en het
toezicÜI op gemeentewerken en in
richtingen in de gemeenten Sprang-
Capelle en Waspik".
Wanneer dit door de raad wordt
aanvaard, zal een gemeenschappe
lijke dienst in het leven worden ge
roepen, met aan het hoofd een
kring-architect, die aan de gestelde
eisen voldoet. Dit technisch appa
raat komt dan ter beschikking van
beide gemeenten. De huidige func
tionaris, de heer W. J. v. Willigen-
burg, zal als opzichter in dienst van
de Kring overgaan, zonder dat hier
uit financiëel nadeel voor hem zal
voortvloeien, terwijl diens assistent,
de heer M. Rosenbrand, die thans
op arbeids-contract als leerling
ambtenaar werkzaam is, als gevolg
van de reorganisatie, tot leedwezen
van B. en W. eervol ontslag zal
moeten worden verleend.
De kosten worden geraamd op
9800, buiten de wedden van het
kringpersoneel, dat van de gemeen
ten wordt overgenomen.
17. Verzoek voetbalvereniging „Wit-
Zwart" tot wijziging van art. 57a der
A.P.V. inzake voetbalwedstrijden op
Zondag.
18. Wijziging gemeente-begroting '53.
19. Aanbieding gemeente-begroting '54.
20. Goedkeuring rekeningen van de
Burgerlijke Armbesturen te Sprang en te
Capelle over 1952.
Prae-advies nr. 100.
De rekeningen sluiten met de vol
gende cijfers:
Burgerlijk Armbestuur Capelle:
Gewone dienst:
Inkomsten 12.660.73
Uitgaven 12.660.73
Slot
Kapitaaldienst:
Inkomsten
Uitgaven
nihil
604.08
1.000.—
Nadelig slot 395.92
Onder de ontvangsten gewone
dienst is begrepen 3772.02 subsi
die der gemeente.
Burgerlijk Armbestuur Sprang:
Gewone dienst:
Inkomsten 5.689.29
Uitgaven 5.689.29
Slot nihil
Kapitaaldienst: Inkomsten nihil
Uitgaven f nihil
nihil
Wegens subsidie werd van de ge
meente ƒ2317.87 onder de ontvang
sten verantwoord.
21. Aanbieding gemeenterekening over
1952.
22. Mededelingen.
23. Rondvraag.
24. Sluiting.
In de vergadering die de raad van Sprang-Capelle Vrijdag a.s. zal houden
zal wederom de veelbesproken kwestie van de Zondagsheiliging en Zon
dagsrust ter sprake komen. 'Het bestuur van de v.v. Wit-Zwart richt zich
namelijk met een verzoek tot de nieuw samengestelde raad, om het betref
fende en veel gewraakte, anderzijds streng verdedigde artikel van de Al
gemene Politieverordening in dier voege te wijzigen, dat sportbeoefening
op Zondag wordt mogelijk gemaakt.
B. en W. bepalen hun standpunt in een prae-advies dat zeer consciënti
eus en diep op de kwestie in gaat en deze van alle zijden belicht, waarbij
zij tot een conclusie komen die de vereniging in zeker opzicht tegemoet
komt.
HET VERZOEK DER
VOETBALVERENIGING.
Wij laten eerst het verzoek van de
v.v. Wit-Zwart volgen
De ondergetekenden L. de Haan en A.
Priest, beiden wonende te Sprang-Ca
pelle, in hoedanigheid van respectievelijk
Voorzitter en Secretaris van de Voetbal
vereniging Wit-Zwart, gevestigd te Ca
pelle, gemeente Sprang-Capelle (adres
Secretariaat: Dijkstraat 18 te Sprang-
Capelle), geven met verschuldigde eer
bied te kennen:
dat bij art. 57a der Politieverordening
voor de gemeente SprangTüapelle onder
anderen verboden is het beoefenen van
de voetbalsport op 'Zondagen en op
Eerste Kerstdag;
dat deze bepaling is opgenomen, omdat
gevreesd werd dat door de beoefening
van de sport op Zondagen orde en rust
zouden worden verstoord;
dat tengevolge van het bestaan van
deze bepaling het nog steeds onmogelijk
is voor bovengenoemde voetbalvereniging
om op Zondagen de voetbalsport te be
oefenen en deel te nemen aan de van
wege de Koninklijke Nederlandse Voet
balbond (KNVB) voorgeschreven com
petitiewedstrijden;
dat de vereniging gedurende enkele ja
ren op Zondagen heeft gevoetbald juist
buiten de gemeentegrenzen, hetgeen voor
de vereniging met aanzienlijke geldelijke
offers is gepaard gegaan;
dat de vereniging deze geldelijke last
niet meer kan dragen, en dus genood
zaakt zou zijn. (nog afgezien van het feit,
dat momenteel buiten de gemeentegrenzen
in aangrenzende gemeenten geen voetbal
veld beschikbaar is) in likwidatie te
gaan, welke likwidatie evenwel niet be
vorderlijk wordt geacht voor het welzijn
van een gedeelte der inwoners van de
gemeente Sprang-Capelle;
dat het al dan niet wijzigen van de
Politieverordening met betrekking tot het
beoefenen der voetbalsport op Zondagen
reeds eerder jn Uw raad een onderwerp
van bespreking is geweest;
dat laatstelijk door Uw Raad te dien
aanzien werd besloten deze zaak aan te
houden totdat na de periodieke aftreding
van de Gemeenteraad, een nieuwe Raad
zou zijn samengesteld;
dat de laatste omstandigheid thans het
geval is, en de ondergetekenden in hoe
danigheid als vermeld, zich thans richten
tot met beleefd verzoek de gelegenheid
te scheppen tot de beoefening van de
voetbalsport op Zondagen, en in verband
daarmee wijziging te brengen in boven
aangehaald artikel van de Politieveror
dening van de gemeente Sprang-Capellei
dat de door Uw Raad aan te brengen
wijzigingen daarin zouden kunnen be
staan, dat onder meer zou kunnen wor
den bepaald:
a. dat geen voetbalsport zal mogen
worden beoefend op Zondagen en Eerste
Kerstdag voor 12 uur;
b. dat de voetbalsport op Zondagen
alleen zal kunnen worden uitgeoefend op
daartoe bij verordening vast. te stellen
terreinen (voor Wit-Zwart b.v. op ter
reinen gelegen ten westen van de Willem
van Gentsvaart en ten zuiden van de
Jutfrouwsteeg)
c. dat het verkeer, voorzover dat
plaats vindt per autobus of dergelijke,
van- en naar sportvelden, gebonden zal
zijn aan bepaalde routes, voorzover doen
lijk buiten de bebouwde kom;
dat verzoekers van mening zijn, dat
indien een wijziging van de Politieveror
dening in bovenaangegeven zin zou
plaats vinden er geen sprake van zal
Zijn, dat orde- en rustverstoringen zullen
plaats vinden;
dat, mede gelet op het door de Twee
de Kamer der Staten Generaal aangeno
men ontwerp tot wijziging van de Zon
dagswet, artikel 57a der thans bestaande
Politieverordening eerlang wijziging zal
dienen te ondergaan;
dat verzoekers, gezien al het voren
staande, zich met klem tot Uw Raad
wenden om hun verzoek, gedaan namens
de bovengenoemde vereniging met onge
veer 80 werkende leden en 200 dona
teurs, in welwillende overweging te ne
men.
HET PRAE-ADVIES VAN B. EN W.
De voetbalvereniging „Wit-Zwart'
heeft zich wederom tot de raad gewend
met verzoek om wijziging van art. 5/a
der A.P.V. in die zin, dat voetbalwed
strijden op Zondag niet langer worden
verboden. De vereniging wijst in haar re
quest op de moeilijke omstandigheden,
waarin zij zich thans bevindt en doet ver
schillende suggesties om bij inwilliging
van haar verzoek de gevoelens van an
dersdenkenden te ontzien.
Hoewel de onderhavige kwestie niet
voor de eerste maal in behandeling komt,
en de door onderscheidene leden van de
raad te dezer zake gehuldigde opvattin
gen niet geheel onbekend zijn, hebben
B. en W. gemeend zich niet van prae-
advies te moeten onthouden. In de eer
ste plaats menen zij daarmee tegemoet te
kernen aan de wensen van enige der le
den, die bij vorige gelegenheden hun te
leurstelling over bet achterwege laten
daarvan t.a.v. dit punt uitspraken. Ten
tweede zal de Raad thans in hernieuwde
samenstelling een beslissing hebben te
nemen, waarom enige nadere toelichting
wellicht tot een betere beoordeling kan
bijdragen. Ten derde is juist dezer dagen,
op 13 October 1.1., de nieuwe Zondags
wet ook door de Eerste Kamer der Sta
ten Generaal aanvaard, hetgeen nood
zaakt de onderhavige materie in het licht
der nieuwe wettelijke bepalingen te be
zien.
De aangelegenheid, welke thans aan
het oordeel van de raad wordt voorge
legd, roept twee vragen naar voren, wel
ke voor zijn beslissing doorslaggevend
zijn:
1. Welke taak heeft de overheid t.
o.v. de Zondagsrust en de Zondagshei
liging.
2. Welke bevoegdheden heeft de
plaatselijke overheid te dezer zake.
Ad. 1. Wij ontveinzen ons niet,
schrijven B. en W. dan, dat de vraag
naar de taak van de overheid t.o.v. de
Zondagsrust en de Zondagsheiliging zeer
verscheidene en ver uit elkaar liggende
standpunten oproept.
Wij willen daarom aanvangen onze
principiële instelling t.a.v. het onderwerp
in kwestie nader uiteen te zetten.
De rustdag is in de schepping gegrond
en behoort daarom tot het natuurlijke le
ven van de mens. De Sabbath werd niet
uitsluitend en bijzonder aan Israël ter
onderhouding bevolen, maar werd in de
Decaloog schriftelijk gefixeerd als de wil-
Gods, zoals die reeds van de aanvang
der wereld af was verordineerd. Ook
zonder de wet Gods kende men dus Gods
wil. Wie daarom allereerst tot de over
heid komt in verband met de Zondags
rust en zich daarbij beroept op het vier
de gebod, die stelt de zaak niet geheel
juist. Immers men heeft terug te gaan
tot de schepping, de wil Gods, in de
schepping gelegd.
In dit verband herhalen B. en W. het
geen Ds. Fokkema bij de behandeling
van het ontwerp van de nieuwe Zondags
wet in de Tweede Kamer der Staten Ge
neraal naar voren bracht en zij vervol
gen, uit het geciteerde concluderend
WAT IS DE TAAK
DER OVERHEID?
Wat is nu de taak van de overheid
t.a.v. de Zondagsrust en de Zondagshei-
bging.
De overheid regeert bij de gratie Gods,
ontleent hieraan baar regeermacht en be
hoort daarom tot vrijlating van de dag
des Heren en alzo mede in het belang
van het volk, zelve zoveel doenlijk in al
haar vertakkingen op die dag te rusten
en door haar wetgeving als anderszins de
Zondagsrust zoveel mogelijk te bevorde
ren. De overheid moet o.i. zorg dragen
voo.r de Zondagsrust (het middel), op
dat de heiliging van de dag des Heren
(het doel) zoveel als mogelijk is, worde
bevorderd. Bevorderd, want voor de hei
liging van de rustdag zorgen vermag de
overheid niet. De heiliging van de Zon
dag is de taak der Kerk en taak der
gelovigen, elk voor zich. Wanneer de
overheid' zich hiermee zou bemoeien, zo
zou zij op een deel der onderdanen ge
wetensdwang uitoefenen, wat gelijk staat
met tyrannie. t rouwens, 1wij onder
schrijven hier hetgeen Ds. Fokkema zei-
de heiliging van de dag des Heren is
een zaak des harten en over het hart
heeft geen overheid ook maar iets te zeg
gen. De overheid heeft hier haar handen
thuis te houden.
De taak van de overheid ligt dus op
het terrein van de Zondagsrust, Zon
dagsheiliging kan zij niet voorschrijven,
in beginsel raakt het de overheid niet hoe
deze of gene burger de Zondag belieft
door te brengen, ook al zou dit zijn op
een wijze, die de overheid verwerpelijk
en volstrekt onchristelijk zou achten. Het
is niet de taak van de overheid om een
gebod Gods, dat zich richt tot het gewe
ten der mensen en dat derhalve vrijwil
lige gehoorzaamheid vordert, door dwang
op te leggen. Doet de overheid dit, dan
treedt zij buiten haar publieke bevoegd
heid en dat zou naar ons oordeel in
strijd zijn met de Christelijke vrijheid en
een schrede betekenen in de richting van
de totalitaire staat.
Daarom zijn wij tegenstanders van be
palingen, die aan burgers voorschriften
zouden geven in hun private sfeer.
Slechts de handhaving van de publie
ke rust is de taak van de overheid. Ver
storing van de publieke rust, die middel
is tot Zondagsheiliging en geen doel,
dient de overheid tegen te gaan. En de
overheid heeft zich af te vragen als zij
hier regelend optreedt of de publieke
rust al dan niet in het geding is.
Om de Vraag te kunnen beantwoorden
wat de overheid op Zondagen mag toe
laten ien wat zij zou dienen te verbieden,
moet men noodgedwongen eerst de
vraag beantwoorden wat naar Christe
lijke levensovertuiging „op de Zondag
mag". Deze vraag wordt hier uit de aard
der zaak niet bedoeld in wetticistische
zin; en evenmin wordt zij gesteld vanuit
de mentaliteit dergenen die er graag de
kantjes aflopen. Wij mogen ons hier be
roepen op uitspraken van de Dordtse
Synode.
Deze laatste verlangde slechts dat men
op de Zondag zou rusten van alle slaaf
se werk, behalve voorzover de liefde en
de tegenwoordige noodzakelijkheid zulk
werk vereisen, alsmede van zodanig ver
maak dat dien godsdienst verhindert. Men
ziet dus dat de Dordtse vaderen niet alle
vermaak op Zondag ongeoorloofd acht
ten, alsmede dat zij werken der noodza-
kelijkheid steeds geoorloofd achtten, en
i wel, wat dit laatste betreft, werken die
de tegenwoordige noodzakelijkheid ver
eist. Zij hielden dus rekening met de om
standigheden zoals die in 1619 waren.
Dat zal ons heden ten dage ook geoor
loofd zijn met betrekking tot de omstan
digheden van heden. Er zijn allerlei ge
vallen, waarin de vuren niet gedoofd
kunnen worden, waarin bepaalde werk
zaamheden voor publieke doeleinden
fabricage van gas, water, electriciteit
niet onderbroken kunnen worden, in wel
ke gevallen Zondagsarbeid geoorloofd
moet worden geacht.
DE SPORT OP ZONDAG.
De meest brandende kwestie is wel
die van de sport op Zondag. Hier in het
bijzonder moeten wij oppassen niet in
wetticistisch vaarwater te geraken. Cal-
vijn heeft zich daarvoor gehoed. In het
Genève van Calvijn beoefenden de jon
gemannen, met goedkeuring van Calvijn,
's Zondagsmorgens voor de kerkdienst 'n
bepaald soort van werp-sport. De op
vatting van de Dordtse Synode werd
reeds geciteerd.
Ook Teelinck acht geoorloofd alle ver
maak dat verkwikt en de godsdienst niet
belemmert. Dan is ook sportbeoefening
(wel te onderscheiden van wedstrijden!)
oe Christen op Zondag geoorloofd in
zoverre zij hem niet belemmert in zijn
Zondagsheiliging, in dit laatste zij ieders
geweten nauw en houde hij ook rekening
met anderen.
Maar weike is nu de taak van de
overheid ten opzichte van de spo.rt-wed-
strijden en -vermakelijkheden op Zondag?
Al het tot nu toe gezegde handelt over
wat de Christen al dan niet geoorloofd
is. De overheid heeft over het geweten
geen macht.
De eisen der Goddelijke wet zijn van
zedelijke aard. De overheid kan niet tot
taak hebben het volk met macht en ge
weld aan die wet te binden. Zo straft de
overheid ook niet de overtreding van het
tiende gebod. De Tien Geboden richten
zich allereerst tot de harten en zijn uit
dien hoofde reeds niet goed vatbaar voor
handhaving door de overheid. Wat de
overheid heeft de handhaven is de rechts
orde, die zich in de eerste plaats (niet
alleen!) .richt tot de uiterlijke gedragin
gen van de burgers onderling. De over
heid kan de wet Gods niet nakomen als
de Kerk. De overheid heeft een godde
lijke roeping, zij dient recht en gerech
tigheid te handhaven, maar norm voor de
overheid is alleen die overtredingen van
de goddelijke wet tegen te gaan, die ver
derfelijk zijn voor de publieke rust en
samenleving.
Ten aanzien van de sport is de taak
der overheid beperkt tot wering van pu
blieke aantasting van de Zondagsrust.
Er zal stellig op sportgebied de Christen
heel wat ongeoorloofd zijn, wat de over
heid toch niet bevoegd is tegen te gaan,
omdat het geen publieke aantasting der
Zondagsrust medebrengt.
Nu kan men moeilijk toegeven, dat een
eenvoudige sportbeoefening de Zondags
rust meer zou storen dan de in vele ste
den en dorpen des Zondags waar te ne
men pantoffelparade en een op straat
rondlummelende jeugd. Niettemin denkt
niemand er over het wandelen, fietsen
of autorijden op Zondag te doen ver
bieden. Niet dat wij sportbeoefening op
Zondag of rondlummelen willen verde
digen. Wij zijn geporteerd voor het be
steden van de Zondag in kerk en gezin.
Wij spreken hier uit dat de overheid
de rechtsorde heeft te handhaven. Maar
hier moet wel onderscheid gemaakt wor
den. Men dient hier n.l. ook te rekenen
met de gesteldheid van de bevolking.
In een godsdienstig homogene gemeen
schap, waar de bevolking vrijwel in haar
geheel Gods wetten als norm „beleeft"
in haar leven, kan in de overheidstaak
opgesloten liggen dat men de inachtne
ming van de Zondagsrust in vergaande
mate afdwingt. j
In een gemeenschap waar er meer
godsdienstig verschil is, waar een belang
rijk deel der bevolking het met Gods ge
boden niet zo nauw neemt en waar Gods
Wet niet meer algemeen de consciëntiën
aanspreekt, komen de zaken anders te
liggen.
Reeds jaren geleden, waarin men met
meer recht dan tegenwoordig van een
„Christelijke natie" kon spreken dan
thans, rekende men in anti-revolutionaire
kringen de positieve handhaving van de
Zondagsrust niet meer tot de handhaving
van de rechtsorde zonder meer. Men stel
de slechts de taak van eerbiediging van
Gods Woord door „vrijmaking van de
Zondag" en voorts, dat de overheid in
haar eigen diensten en daar, waar dit in
verband met haar bemoeiingen mogelijk
was, de hand aan de Zondag zou hou
den.
Door een al te zeer vasthouden aan
de Zondagsrust maakt men voor grote
groepen der bevolking, die de aldus op
gelegde rust niet meer begrijpen en die
aan de Zondag als de dag des Heren
vrijwel of geheel zijn ontzonken, de Zon
dag tot een dag van ledigheid en de er
varing bewijst ook hier, dat ledigheid
des duivels oorkussen is.
Het is een voortdurende aanklacht
voor Christus' kerk dat dit zo is en het
legt de kerken en ieder Christen per
soonlijk de taak op te trachten hierin
verbetering te brengen.
En nu moeten wij er-kennen, dat de
toestand hier ter plaatse zodanig is, dat
een aanzienlijk deel der bevolking de op
gelegde Zondagsrust niet begrijpt en dat
het Goddelijk gebod hen niet meer toe
spreekt. Anderen weer hebben op grond
van hun religieuze gezindte andere op
vattingen op het gebied van de Zondags
viering. Wij denken hier bijv. aan onze
R.K. ingezetenen. Wanneer de overgrote
meerderheid der bevolking de volledige
handhaving van de Zondagsrust nog
wenste, wij zouden U voorstellen artikel
57a der A.P.V. te handhaven. Wij me
nen echter, dat de instelling van een zeer
groot deel der bevolking onverkorte hand
having van art. 57a in de weg staat en
daarom zijn wij geneigd de problemen,
welke die handhaving meebrengt, te er
kennen, Immers de 'kern van de kwestie
ligt niet 'bij het overheidsoptreden, maar
bij de situatie der bevolking.
Als de Zondagsheiliging voor een niet
onbelangrijk deel der bevolking geen doel
is, kan en mag men o.i. niet zo ver gaan
die ingezetenen het middel, Zondagsrust
af te dwingen. Slechts dient men te wa
ken, dat de publieke Zondagsrust niet
aangetast wordt voor degenen, voor wie
de Zondagsheiliging wel op de eerste
plaats komt. Deze laatsten mogen in geen
geval in hun Zondagsviering worden ge
hinderd.
Samenvattend komen B. en W. tot de
volgende conclusiën t
1. De overheid heeft de Zondlag als
.g des Heren ;te erkennen en in haar
eigen diensten en concessiën als rustdag
te eerbiedigen en zodanige eerbiediging
alom binnen de grenzen van haar be
voegdheid en mogelijkheden te bevorde
ren.
2. De overheid is niet in staat Zon
dagsheiliging voor te schrijven.
3. De overheid kan slechts positief de
Zondag als openbare rustdag opleggen
waar zulks leeft in de consciëntiën van
de overgrote meerderheid der bevolking.
Het is evenwel niet de roeping der
overheid, als zij maar even de kans aan
wezig ziet, een bepaalde opvatting door
te drijven.
4. Waar grote groepen der bevolking
de. Zondag niet (meer) als dag des He
ren beleven, dan wel t.o.v. Zondagsvie
ring andere opvattingen huldigen, zal de
overheid zich noodgedwongen möeten be
palen tot waken tegen aantasten van de
publieke Zondagsrust, derhalve tot weg
neming der 'beletselen, waardoor andere
burgers in hun begeerte tot Zondagsrust
worden belemmerd. Het gaat er niet om
van buiten iets op te leggen en op te
dringen, dat in igrote groepen van de
plaatselijke gemeenschap niet meer leeft.
Hier dus slechts wegnemen wat de Zon
dagsheiliging van anderen in de weg
staat. 1 I 1
Nu dan de sub 4 geschetste omstandig
heid te dezer plaatse zich naar ons ge
voelen voordoet, meent ons College op
bovenaangehaalde gronden op beperkte
schaal sportbeoefening en sportwedstrij
den op Zon da g niet langer te moeten
verbieden op die plaatsen in de gemeente,
waar dit geen beletselen voor de Zon
dagsheiliging van anderen kan meebren-
gen.
Ad 2. Wij menen goed te doen de
tekst van art. 57a der A.P.V. hier te
laten volgen. Dit artikel luidt:
Artikel 57 a.
„Onverminderd het bepaalde in het
vorig artikel en in de artikelen 3 en 4
der Zondagswet, is het verboden op Zon
dagen en de eerste Kerstdag gelegenheid
te geven tot het houden of doen houden
van openbare vermakelijkheden en spor-
tiviteiten zoals voetbalsport, ijssport, dui
vensport, ruitersport e.d., op voor het
publiek toegankelijke of van de publieke
weg af waarneembare terreinen".
De bestaande Zondagswet geeft een
als uitputtend bedoelde regeling ter be
vordering van de Zondagsrust. Gemeen
telijke verboden met betrekking tot be
paalde handelingen' op Zondagen mogen
dus wets-technisch niet uit een oogpunt
van handhaving der Zondagsrust zijn
uitgevaardigd, maar bijv. wel uit een
oogpunt van openbare orde en de open
bare rust.
Nu is diverse malen in Uw vergade
ringen nadrukkelijk gebleken, dat met
handhaving van dit artikel niet de hand
having van de openbare orde en de open
bare rust voorzit, doch de handhaving
van de Zondagsrust.
Dit schept in feite een sfeer van on
waarachtigheid, welke de overheid niet
past. I i
DE NIEUWE
ZONDAGSWET.
Nu is 13 dezer de nieuwe Zondagswet
ook door de 'Eerste Kamer der Staten-
Generaal aangenomen. Deze nieuwe wet
regelt een viertal punten, waaronder het
organiseren of deelnemen aan openbare
vermakelijkheden op Zondag. Dit is vóór
13 uur verboden. De gemeenteraad kan
zulks na 13 uur eveneens verbieden voor
bepaalde vermakelijkheden, doch ander
zijds regelen stellen volgens welke de
burgemeester bevoegd is ontheffing van
die verboden te verlenen.
Uw College behoudt dus de bevoegd
heid vermakelijkheden op Zondag na 13
uur te verbieden. Doch deze bevoegdheid
is meer schijn dan werkelijkheid, want bij
algemene maatregel van 'bestuur moet
FEUILLETON
van „De Echo van het Zuiden".
VAN
door Martin Verduyn.
3).
Dit alles speelde zich echter
min of meer onbewust in
Mersham's binnenste af, een nog
steeds voortwoekerende gifplant,
waarvan het zaad in zijn sombere,
armoedige jeugd was gezaaid. In die
jaren had hij er hartstochtelijk naar
verlangd ingenieur te worden, uit
te breken uit de sfeer van bekrom
pen onverdraagzaamheid van het
grote boerengezin, waaruit hij was
voortgekomen. Maar zijn vader had
de verlangens van zijn zoon de kop
in gedrukt en hem verachting voor
studeren trachten in te prenten. Na
jarenlang tegen zijn zin gezwoegd
te hebben op de kleine farm van
zijn vader, was Mersham na een
hevige scène van huis weggelopen
om op een vliegtuigmotorenfabriek
te gaan werken. Met ijzeren wils
kracht volgde hij allerlei cursussen
en juist was hij als middelbaar tech
nicus geslaagd toen de oorlog uit
brak en hij als vliegenier werd op
geleid. Maar in gesprekken met
meer ontwikkelden dan hij, voelde
hij nog altijd pijnlijk het gemis aan
kennis. Zijn ideaal van ingenieur
te worden, was niet in vervulling
gegaan. Wat er na de oorlog zou
kunnen gebeuren, had nauwelijks
een plaats in Mersham's gedachten.
Hij was een man van de dag en
leefde reeds jaren met de dood aan
zijn zijde.
Flanders was de belichaming van
alles wat hij begeerd had. Flanders
had een goede opvoeding genoten.
Hij was niet alleen een knap wis
kundige, maar hij kende de Wes
terse en Oosterse godsdiensten en
filosofieën. Hij kon goed piano- en
vioolspelen. Hij kon skiën en was
een zwemkampioen. Hij bewoog
zich gemakkelijk in deftige krin
gen en was bevriend met senatoren.
Mersham was niet kinderachtig.
Geestelijk en lichamelijk was hij
gezond, maar zodra hij geconfron
teerd werd met mensen uit een we
reld waarin hij vergeefs begeerd
had te leven, werd hij onredelijk,
humeurig en werden zijn goede
kwaliteiten tijdelijk overschaduwd.
Hij keek naar Dunwell's slim
grijnzend gelaat. Hij voelde zich be
trapt door deze kleine man met
zijn grote mensenkennis en pro
beerde Dunwell's laatste opmerking
te negeren.
„Slaapt majoor Drake ook?" vroeg
hij.
„Ik geloof 't wel", antwoordde
de sergeant.
„O.... eh.... Sam", mompelde
Mersham en hij greep de stuurin
richting weer met beide handen
vast.
„Vind je deze vlucht een beetje
verdacht saai?"
,,'t Lijkt er veel op: laat ze maar
gaan, zo komen ze precies waar we
ze hebben willen".
„We zijn over' het onbezette ge
bied van Noord-Afrika gevlogen",
interumpeerde Crownby. „Langs de
gehele route is geen Duitser te vin
den".
„Toch vertrouw ik 't niet", hield
Dunwell stug vol.
Mersham dacht na. Zij waren juist
de Westelijke grens van het Congo-
gebied de machtige Congostroom
gepasseerd. Nog ruim vijfhon
derd kilometer scheidde hen van 't
doel, een sprong van hoogstens twee
uur. Wat kon er eigenlijk nog ge
beuren?
Dunwell stak zijn handen in de
zakken van zijn overall en vertrok
weer naar zijn glazen koepel. Hij
legde een hand op het koude staal
van zijn snelvuur kanon en staarde
kauwend naar het ongestoord vol
gend jager-escorte.
Een beetje stijf hees Mersham
zich uit zijn stoel overeind.
In het Oosten gloorde het eerste
daglicht. Nog even, en de zon zou
vlammend boven Afrika verrijzen,
een nieuwe dag, een dag als alle
andere dagen in deze oorlog voor
de millioenen naamlozen die leden
en streden, maar voor de ingewij
den een dag, waarop misschien over
het lot der beschaafde mensheid
beslist werd.
De kapitein voelde de verant
woording voor zijn kostbare last
zwaarder op zich drukken dan in
Engeland. De woorden van Dunwell
waren eigenlijk niets anders dan de
bevestiging van zijn eigen onbe-
hooglijke gevoelens.
Een aanval boven de Noord-Afri
kaanse kunststreek zou heel nor
maal geweest zijn. Het feit dat zij
een ongestoorde vlucht hadden ge
maakt kon een aanwijzing zijn dat
de Duitsers wisten wie zich in de
vijandelijke bommenwerper bevon
den. Natuurlijk zouden zij het dan
niet wagen tot een aanval over te
gaan, aangezien de atoomgeleerden
óók het grootste gevaar liepen.
Maar hoe dachten de nazi's het dan
klaar te spelen? Door agenten in
Leopoldsville? Of spionnen in het
uraniumgebied? Mersham dacht
scherp na. Ongetwijfeld zouden de
geallieerde geheime diensten de
meest uitgebreide voorzorgsmaat
regelen genomen hebben. Dat had
majoor Crane hem ook 'verzekerd.
Maar de majoor, een oude rot in de
geheime dienst, had hem ook gezegd
dat voorzorgsmaatregelen dikwijls
te niet gedaan worden door de on
voorzichtigheid en naïviteit van ge
leerden. Had Crane op Nichols ge
doeld, van wiens zijde hij nog geen
ogenblik was geweken? Het stond
als een paal boven water dat de
nazi's de beste kansen om Nichols
in handen te krijgen, tijdens de
vlucht hadden. Waarom hadden zij
die gelegenheid niet benut?
Diep beneden hem golfde een on
eindige zee van groen. Mersham
wist het, dat waren de ondoordring
bare Congolese wouden, donkere en
stikhete labyrinten, waarin een
blanke hulpelozer was dan een blin
de in New York. En plotseling wist
hij ook waarom geen Duitse jager
op hun weg verschenen was. Hier,
in dit vreselijke gebied van absolute
verlatenheid, moesten zij hun strik
ken hebben uitgezet, óf onbekend
zijn met het kostbare transport, óf
van een actie afgezien hebben.
Maar de laatste twee mogelijkhe
den verwierp Mersham. Met de eer
ste had hij rekening te houden. Zou
den de Duitsers er in slagen hem
op de grond te krijgen, dan hoefde
niemand aan de afloop te twijfelen
Want alleen in dit gebied waren zij
zeker, eventuele vluchtelingen te
kunnen achterhalen. De grote vraag
bleef echter, hoe de Duitsers zonder
risico's voor de begeerde buit de
DC 11 uit de lucht zouden moeten
halen. En het feit dat Mersham
hiervoor geen theoretische oplos
sing kon vinden, ergerde hem on
uitsprekelijk. Het was met enige
verwondering dat de piloten van de
escorterende jagers bevel ontvingen
in aanvallende formatie te gaan
vliegen. Het doel was bijna bereikt
en Duitse vliegtuigen waren er niet
in Centraal-Afrika. Toch kwam de
plotselinge instructie van kapitein
Mersham geen minuut te vroeg.
Want even verraderlijk als snel
kwamen niet minder dan 15 vijan
delijke jagers als havikken van gro
te hoogte neervallen. Wonderlijk
was de verandering die over Robert
Mersham en zijn bemanning kwam.
Bij hen was de spanning geweken
en Sammy Dunwell spuwde zijn
kauwgum uit, terwijl hij met ver
strakt gelaat het vizier van zijn ge
ducht wapen stelde.
Wordt vervolgd.