DRIEKONINGEN
Kerstmis
Handelsdrukwerk
Verenigingsdrukwerk
Familledrukwerk
aan de andere zijde
van de evenaar
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1953
2
in 't betere genre
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tillen.
ogen smartelijk brandden. Ik zag
dat zij voor een klein bed stonden;
ik kwam dichterbij.
„Hier zal geholpen moeten wor
den" en Jonker wees kalm naar het
bed waaruit een nauwelijks hoor
baar kreunen kwam.
Ik zal niet gemakkelijk het beeld
vergeten van het meisje dat daar
lag, als een te ruw geplukte bloem.
Óp het sneeuwwitte kussen was
het zwarte haar als een dodenkrans
rond een zeer schoon bleek gezicht,
dat daar leek ten toon gelegd als
een kleinood van het zeldzaamste
porcelein. Maar dreigend zwart la
gen de wimpers over de grauwe
oogleden, als mochten deze nooit
meer opgeslagen worden en rond
de kleine mond had de pijn haar
scherpe trekken gegraveerd.
Onder de blauwe deken streed 'n
gemarteld lichaam, dat plotseling
hevig schokte. Krampende vingers
rukten aan het dek, een hevige pijn
brak wild de ogen open en uit de
bloedloze mond scheurde een lang
en snerpend ah
„Vlug, jullie tweeën brengen haar
naar het huis; maar voorzichtig en
zorg dat ze warm blijft. Ik zal een
kamer in órde maken".
Snel en kalm fluisterde Jonker
de woorden; toen was hij weg.
Zwijgend droegen we onze lichte
last in de blauwe deken door de
laan, we zeiden geen woord; ik. ver
baasde me over het plotselinge en
het vreemde van de situatie. De
jongeman ademde zwaar en ai en
toe kropte een droeve snik in zijn
keel.
Eenzaam bleef de woonwagen
staan, het paard veroerde niet, het
olielampje scheen zijn zwakke licht
achter ons door de kleine ruitjes.
Het was of wij een dode droegen,
en toen we haar op het bed legden
in één van de kille kamers, leek 't
mij dat de dood onbarmhartig had
toegeslagen en bezit had genomen
van dit weerloze meisje, een kind
nog, zo ze daar lag.
De jongeman beheerste zich niet
meer en wild was zijn snikken toen
hij bij het bed neerviel.
„Zal ik gauw de dokter bellen?
vroeg ik Jonker, die de dunne pols
van het meisje tussen zijn oude vin
gers hield.
„Maak jij maar wat vuur! Ik zal
zelf wel zien wat er aan te doen is!"
„Wat
„Schiet nou op", zei hij zacht
maar heftig, „dertig jaar was ik ge
neesheer, ik heb niemand nodig!
Verbouwereerd voor de hoe
veelste maal vanavond zocht ik
in de keuken naar wat kolen en
hout.
Die wonderlijke Jonker! „Dertig
jaar was ik geneesheer!" Wellicht
had ik het nooit geweten als er dit
meisje niet was geweest. Dit meis
je, ik rilde als ik dacht aan haar
kreet van pijn, één kreet, en dan
weer de stilte waarmee de dood
zijn slachtoffer nadert.
Ik kwam boven in de gang; de
jonge man leunde verwezen te
gen de strakke muur.
„Hij onderzoekt haak", zei hij
moeilijk, „we zullen even moeten
wachten. God, als zij maar niet
dood gaat. En zij hoopte zo dat het
een kerstkind zou zijn, mijn lief,
lief meiske!" Zijn smalle schouders
schokten en zijn witte handen sloe
gen zich voor het vertrokken ge
zicht.
Mijn hand was op zijn schouder
toen ik hem wat moed in sprak.
„Kom, zo erg zal het niet zijn. Het
laat zich altijcl erger aanzien dan
het is. Geen enkele geboorte is ge
makkelijk".
„O, maar u hebt het niet meege
maakt, vanmiddag, vanavond. We
waren in het bos toen 't begon. Het
was niet aan te zien, niet aan te
horen. Mijn arme vrouwke verloor
telkens het bewustzijn. Ik was daar
alleen met haar, helemaal alleen en
wat moest ik doen? Ik ben gaan rij
den, heel voorzichtig, dat het niet
te hard zou schokken; wat was de
weg lang en moeilijk; ik moest af
en toe wel stilhouden, ik dacht dat
ze dood zou gaan. Dit is het eerste
huis, jullie zijn de eerste mensen die
ik zie. O, als ze maar niet dood zal
gaan! God.... maar is hier geen
priester, zij zal zo toch niet ster
ven
De man was wanhopig.
„Blijf nu maar kalm; de dokter
zal zo klaar zijn. Hij zal wel zorgen
dat alles goed komt", wat moest ik
anders zeggen.
Langzaam ging de deur open;
Jonker stond op de drempel, hij was
bleek en zijn ogen keken verdrie-
tig.
„Stil, jongen, ge moet heel stir
zijn en heel kalm. Ge moet nu sterk
zijn, wellicht kunnen we haar nog
redden".
En deerniswekkend was de kreet
waarmee de man de kamer binnen
liep en hulpeloos staarde hij naar
het kleine stervende vrouwtje.
„Hopeloos!" zuchtte Jonker. „Ze
zullen het niet halen, zij niet en 't
kind zeker niet
„Maar dan moeten we gauw een
priester waarschuwen! De man
vroeg er juist al om!"
„Een priester hier?" Zijn ogen
flitsten even op; „natuurlijk, ik
mag dat nu niet weigeren. Bel vlug
op beneden, vlug, want het zal niet
lang meer duren".
Daar was geen kruis dat ik klaar
kon zetten, daar zouden geen kaar
sen branden, het water en het lin
nen was het enige wat ik vinden
kon in het grote huis.
De pastoor had verwonderd ge
vraagd „Daar?", maar ik zei hem
heel vlug te zijn, en hij had niet
verdei gevraagd.
„Vrede zij dit huis", sprak hij
toen hij binnen kwam.
„En allen die hier vertoeven",
bad ik vurig.
De vrouw lag bewegenloos, haar
gezichtje scheen op te'gaan in het
wit van het linnen, heur handen
waren bijkans doorzichtig; aan het
voeteneinde knielden wij, de man
en ik; een doffe berusting had zich
van hem meester gemaakt, ik bad
met de priester de schone gebeden
en ook achter mijn ogen brandden
de tranen en mijn hart schreide om
het tere lieve leven, dat zo'n geweld
leed.
Tegen een muur leunde Jonker,
zijn donkere gezicht verried niets.
En terwijl de priester het stervende
lichaam zalfde, waste hij een ziel
rein voor de eeuwigheid.
„Vertrek, christenziel", bad hij
Toen hij wegging heb ik even
met hem gepraat en hem verteld
hoe alles zo plotseling gegaan was.
Ik zou hem morgen verder berich
ten. Ik heb het paard gebonden aan
een beuk in de laan de hond lag
nog bij'de wagen, het olielampje
wa:; leeggebrand.
Door het oude huis zwierf de
dood, maar zijn zwarte dreiging was
verzacht door de vertroosting der
gebeden en der zalving.
Beneden galmde de grote statige
klok uur na uur. De nacht legde
zich zwijgend rond het huis, over de
kale toppen van de bomen, rond
hun gladde glimmende stammen,
over het lage struikgewas in de
tuin. De nacht spiegelde zich in de
vijver en maakte het blanke tuin
beeld tot een verschijning.
In de verte knipperde een enkel
licht. Er was een groots zwijgen. Ik
staarde over het donker stukje we
reld dat zo vredig scheen en zo zon
der enige strijd; in de kamer naast
me klonken van tijd tot tijd. de dof
fe voetstappen van de dokter, van
de stoel naar het bed, van het bed
naar de stoel; de man zat blijkbaar
nog steeds bij zijn stervende vrouw.
Zijn bange handen zouden tussen
de knieën geklemd zijn en zijn ogen
zouden niets zien dan het gezicht
dat hem zo lief was en waarover de
schaduw van de dood dreigde.
Soms snerpte de kreet van vrouw
door de nacht en klonk fel door 't
stille huis. Mijn adem hield zich in,
mijn handen knepen zich tot kramp
achtige vuisten; dan wist ik, schok
ten de schouders van de man als in
een hevige kramp en dan was Dr
Jonker met een stap bij het bed,
waar hij niet anders kon doen dan
machteloos zijn, volkomen machte
loos.
Hij had gewild dat ik in de ka
mer daarnaast wat ging rusten. Het
was niet nodig daar te blijven. „Wij
zullen ook wel gauw kunnen gaan
rusten", fluisterde hij, „en zij, zij
ook. Daar is geen hoop meer. Het
is uitgesloten".
Ik ben gaan bidden, verwarde en
onsamenhangende gebeden; ik sprak
met het Jezuskind, dat Zijn Heilige
Moeder de verrukking van 't moe
derschap deed kennen en niét deed
sterven, toen, in die stal in Bethle
hem; ik sprak met Maria, die in die
nacht de Moeder werd die alle ge
slachten zullen zalig prijzen en met
Sint Jozef sprak ik, hij kende in de
kerstnacht de weelde van het be
schermer zijn van dit goddelijk
kind en Zijn Heilige Moeder. En ik
smeekte bij alles wat me lief en
heilig was om het geluk, het leven
voor deze moeder, deze vader, dit
kind.
Daar waren engelen die met hun
licht de nacht verdreven, daar wa
ren dieren die hun adem lieten
gaan over de kou van het Kind,
daar waren vrome herders en stille
wijzen, daar was de ster, daar was
liefde, daar was verlossing van alle
lijden, triomf over alle dood.
En hier, hier was het de bange
mens slechts mogelijk de wreedheid
te zien van de dood, zijn koude ge
nadeloze dreiging.
De uren duurden eindeloos; de
nacht scheen nooit meer dag te zul
len worden
Heb ik geslapen? Ik weet 't niet;
maar plotseling was er een kreet
die niets menselijks meer had, die
me op deed vliegen van mijn stoel,
mijn bloed scheen stil te staan, het
was of een ijzeren vuist mijn hart
greep en het samenkneep; ik rilde
van ontzetting.
En weer was daar die kreet, en
weer; de kreet van een wezen, dat
het allerverschrikkelijkste in het
gelaat ziet.
Hoe lang heb ik daar gestaan met
mijn gezicht in mijn handen, be
nauwd door de nacht en het doodse
zwijgen; hoe lang zonder te denken,
zonder te voelen, als het tuinbeeld
bij de vijver?
Ik ben naar de kamer gegaan toen
de eenzaamheid mij te veel werd
en toen, toen was daar binnen het
licht en de zachte hese stem:
„Vader, hier is jouw vrouw en
jouw zoon...." en zijn woorden
braken in een zenuwachtige snik,
toen hij zich bleek en moe, zo moe
in de stoel liet vallen. En de man
die afgewend met zijn armen tegen
de muur leunde, wandelde als in 'n
diepe slaap naar het bed en staarde
niet begrijpend naar het wonder.
„Het kan niet, het is onmogelijk!"
en weer liep dokter Jonker naar 't
bed; hij zag, hij voelde en zijn han
den kregen weer de zachtheid en
de warmte; dan was hij weer dok
ter.
Ik weet niet wat ik heb gedaan
daar in de kamer, misschien heb ik
meegeschreid, maar dan was 't van
loutere vreugde, want mijn hart
was blij als nooit tevoren.
Mijn zuster kwam om de dokter
te helpen; de gehele nacht was het
huis in rep en roer; we hebben al
lemaal meegewerkt het kind een
veilige komst op de aarde te bezor
gen en de moeder de rust, de vol
komen, gelukkige rust.
Dokter Jonker begreep niet....
De volgende dagen zijn de schoon
ste geweest die mijn jong leven tot
dan toe kende. De jonge moeder be
gon heel zoetjesaan te beseffen wat
er was gebeurd.
„O, dokter, wat ben ik u dank
baar!" herhaalde zij op een mor
gen, toen we beiden bij haar bed
stonden.
„Och, moederke" en in Jonkers
stem was een grote tederheid, „ge
moet mij niet bedanken, ik heb
niets, helemaal niets kunnen doen.
Ik begrijp nu nog niet hoe het mo
gelijk is geweest. Ik had alle, alle
hoop opgegeven, en nu
„Dokter, ik heb ontzettend veel
pijn gehad hé, dat herinner ik me
nu weer, ja ontzettend veel. Het
was niet uit te houden en ik wenste
dat ik dood was, van alles verlost,
alles voorbij. En toen, ja toen kwam
de priester met de Heilige Olie,
mijn man vertelde 'het en ik herin
ner het me weer, en dat, dokter, dat
maakte me sterk, zo sterk; ik wil
de niet sterven, ik wilde dat ons
kind zou leven, dat het een kerst
kind zou zijn, een kind voor Onze
Lieve Heer. En het was of Maria
bij me zat en me troostte; o, ik had
nog erg veel pijn, erg veel; maar ik
was zo sterk en toch al gelukkig,
omdat ik wist dat ik moeder zou
worden evenals Maria, dat mijn
kind ook een kerstkind zou zijn. U
vindt het misschien zo kinderachtig,
dokter, maar heus, zo was het. O, ik
moet heel mijn leven erg dankbaar
zijn
„Het kon niet, het ging onmoge
lijk, en toch...." mompelde Mijn
heer Jonker, toen we de kamer ver
lieten waar het zachte schreien was
van een jong leven en de stralende
glimlach van de moeder.
Dokter Jonker was opvallend stil
die dagen voor Kerstmis, terwijl
zijn oude huis vol was van leven,
van stralend jong en nieuw leven.
Peinzend zat hij in zijn kamer,
slechts nu en dan zal hij tegen de
hond gemompeld hebben „En toch.
jongenmaar het kon toch
niet.
Het was de laatste dag voor Kerst
mis. We zaten in de lichte kamer
waar de zon haar gouden stralen
binnenschoot, warm en overvloedig.
Daar waren veel bloemen, en
glanzend fruit lag op de schalen.
Het was zo wonderlijk deze mensen
te kunnen, te mogen helpen. Ze wa
ren bescheiden; ze wilden niet lan
ger van de gastvrijheid van Jonker
gebruik maken, ze zouden weer ver
der gaan in hun wagen, met hun
poppen, hun kerstspel vertonen
voor heel veel mensen. Ze zijn niet
gegaan; Mijnheer Jonker liet het
eenvoudig niet toe; zij zouden hier
blijven, minstens nog een paar we
ken, tot het zwakke vrouwtje sterk
genoeg was.
„Maar dokter", zei de jonge
vrouw met haar mooie zachte stem,
„maar dokter, we willen u graag
alles vergoeden en dan zullen we
nog bij u in de schuld staan. We
hebben zoveel aan u te danken".
„Ach, ik heb
alles gedaan wat maar mo
gelijk was, dokter, zei de donkere
stem van de man, „werkelijk, we
weten niet waaraan we dit allemaal
hebben verdiend. Ik heb u aange
boden alles te vergoeden, maar u
weigert. Neem dan dit, dokter, we
hebben er lang aan gewerkt.
En onder zijn jas vandaan haalde
hij een beeldhouwwerkje te voor
schijn, een prachtig uit edel hout
gestoken kerstgroep, Maria en Jozef
met het Kind.
„Dit heilig gezin zal u herinneren
hoe wel gij hebt gedaan aan ons
gezin. God heeft zich van u bediend
om ons Zijn weldaden te bewijzen"
zei de man met plechtige eenvoud.
Ik zag met schrik het tafereel
aan; ik was bang dat Jonker bot
weg zou weigeren, en het begin van
die bewogen avond, enkele dagen
geleden, kwam weer in mijn her
innering.
Hij werd bleek, zijn ogen staar
den vreemd naar de vrouw die hem
gelukkig toeknikte, naar de man,
die enkel zei: „Neem het, Dokter,
we hebben het met veel liefde ge
maakt", naar de kerstgroep, naaf
Maria, naar Jozef en naar 't Kind
dat God is, en toen greep hij het
beeld en vluchtte de kamer uit
„Hij is zo'n goede man", zei de
moeder, „hij was ontroerd, is het
niet?"
„U moet veel voor hem bidden,
jullie allebei" zei ik en ik volgde
Jonker.
Ik ben naar zijn kamer gegaan;
hij was me deze dagen zo na ge
worden, ik moest nu bij hem zijn.
Zijn handen omklemden het beeld
je en zijn ogen staarden er onafge
broken naar, toen hij zei:
„Ik vroeg een wonder, niet? Is
dit niet een wonder? Deze vrouw
en dit kind, die ik niet meer redden
kon. Is dit niet het wonder, zeg 't
me vriend, is dit niet het wonder
dat ik vroeg?" Zijn stem was ver
ward en beefde van een vreemde
ontroering.
„Wat noemen we een wonder,
dokter? Ik weet alleen dat God
overal Zijn bedoelen mee heeft en
dat God alles kan aanwenden om
Zijn genade zichtbaar te maken en
heilzaam te doen zijn".
„En dit dan? Is dit geen won
der?" en hij wees op zijn hart en
dan schreide hij: ,,Ge hebt me ja
renlang achtervolgd, God, het Kind
heeft mijn hart voor U terugge
wonnen!"
De Kerstnacht was blij en lich
tend in het oude huis.
Willem v. d. Mee.
Drie koningen komen van verre gegaan
en zitten hoog op hun kamelen;
velen zien de ster te staan,
maar die komen zijn niet velen
Drie koningen brengen het glanzend goud,
om er hun schepper mee te groeten;
de meeste harten zijn te koud,
om blij het kerstkind te ontmoeten.
Drie koningen bieden myrrhé aan,
ze komen uit verre landen reizen;
de meesten staat de stal niet aan,
een vorst woont immers in paleizen.
Drie koningen doen wierook branden,
hun hart dat is de offerschaal;
de meesten staan met lege handen,
't is ieder jaar 't zelfde verhaal.
En bij die velen ben ook ik;
Ook ik heb U nog niets te geven.
Maar neem toch in dit ogenblik.
Zo Gij wilt, mijn pover leven.
Neem het, brand Uw heilig teken
schrijnend in mijn dwaze hart,
laat dat hart in pijnen breken,
laat het delen in Uw smart.
Niets anders, God, kan ik U geven,
Wanneer de ster hoog stil blijft staan,
niets anders dan dit kleine leven,
waar Gij Uw teken in moogt slaan.
Ik leg dit leven aan Uw voeten;
het is het schamel resultaat
van telkens weer vergeefs ontmoeten
met U die mij te wachten staat.
Het is het kopeloos mislukken
Van altijd weer te klein geloof;
slechts af en toe onaards verrukken,
als mijn hart naar 't Uwe boog.
Ik zal voor U geen wierook branden,
noch gouden zal mijn gave zijn.
Ik leg mijn leven in Uw handen
en vraag in ruil daarvoor Uw pijn.
Bij de emigranten in Australië.
Wanneer ik vertel dat ik dit ar
tikel zit te schrijven in een bran
dende zonneschijn, welke het kwik
in de thermometer tot bij de hon
derd graden opjaagt, zal reeds deze
enkele zin U duidelijk maken dat
Kerstmis aan deze zijde van de
evenaar zelfs niet in de schaduw
kan staan van Uw Hollandse Kerst
sfeer, om het in een zonnig beeld
uit te drukken.
Kerstmis bij de emigranten in
Australië is eigenlijk slechts het op
roepen van herinneringen aan hoe
het in Holland wasWaarbij ik
dan even de diepe en werkelijke
betekenis van 't Kerstfeest buiten
beschouwing laat. Men zal mij te
recht kunnen tegenvoeren dat
Kerstmis in wezen niets van doen
heeft met sneeuw, met kerstbomen,
met „feeërieke" verlichting of ze
kere mystiek. Kerstmis is geen St.
Nicolaas, doch naar christelijke op
vatting realiteit der vleeswording
van Christus. Maar dan maakt het
ook geen verschil of U in Holland
mogelijk in ijle vrieslucht, bij met
sneeuw bedekte straten of koude
regen Christus geboorte viert, of
wij hier in het midden van de zo
mer.
En wanneer het in Australië zo
mer is, wel, dan is het zomer
Ja, maar tóch is er verschil.
Niet slechts vanwege dat „klima
tologisch" onderscheid, maar ook in
waarachtige kerstfeestviering. Want
weet U, Kerstfeest is hier eigenlijk
als in Holland St. Nicolaas. Deze
wordt dan hier „Father Christmas"
genoemd.
Hiermee zou ik uitverteld kunnen
zijn, want véél meer betekenis dan
een „leuke avond" heeft het St. Ni-
colaasfeest in Holland niet.
En „Father Christmas" brengt 't
in Australië niet zo heel veel ver
der
„Geestelijke armoe?" zult ge vra
gen en het spijt me dat ik die vraag
dan bevestigend moet beantwoor
den. Ja, er is in Australië een gees
telijke armoede en óók om die re
den is de Kerstviering hier verschil
lend van die in Holland.
Meen nu niet dat ik alles naar de
geestelijke betekenis waardeer,
maar na St. Nicolaas hebben we in
Holland: Kerstfeest. In Australië is
er alleen maar; „Father Christmas".
Dezelfde man met een andere naam.
„Die „Father Christmas" is voor
de winkels en magazijnen een reu
ze attractie. Zoals St. Nicolaas net
even na de zomer reeds zijn entree
in sommige magazijnen maakt, zo
ziet men in Australië Father Christ
mas omstreeks October zijn plaats
je al innemen.
Kinderen worden op z'n knie ge
zet en gefotografeerd; want Father
Christmas is onder de jeugd heel
wat minder gevreesd dan St. Nico
laas. Hij heeft trouwens niet eens
„Zwarte Pieten".
Héél lange tijd voor Kerstmis
wordt reclame gemaakt met „Lay
by for Christmas", door welk soort
'afbetalingssysteem men speelgoed,
ijskasten, grasmaaimachines, zowel
als kalkoenen of kippen te bestem
der tijd kan verkrijgen.
De Australiërs kopen wel.
Een vriend of vriendin die men
op verjaardagen kan vergeten, heeft
men zich in Christmas-time te her
inneren.
Meer nog dan St. Nicolaas ver
hoogt Father Christmas de omzet
in winkels en magazijnen. Een voor
een winkelier slecht jaar kan door
de omzet in de Kersttijd worden
goed gemaakt. Waht de Australiërs
kopen zeer royaal. Op eerste Kerst
dag zijn de auto's beladen met pak
ketjes die bij familie en kennissen
worden afgeleverd. In vroeger da
gen placht men daarvoor de Twee
de Kerstdag te bestemmen, om wel
ke reden deze dag als „Boxing Day"
algemeen bekend is. Hetgeen niets
'met „boksen", doch met „boxen"
(dozen) te maken heeft.
De immigranten die „van huis
uit" Kerstmis als de dag van gees
telijke hoogtij kenden, voelen zich
het eerste jaar eenzaam. Ik herin
nerde më mijn eerste „Australische
Kerstfeest" in een immigranten
kamp.
„Father Christmas" reed in een
auto door het kamp; er was 'n feest
middag voor de jeugd.
Maar de Nederlandse immigran
ten zeiden: „Je voelt hier niet dat
het Kerstfeest is". Dat kwam niet
door het ontbreken van ijs of
sneeuw; wat men miste, was: sfeer.
Maar kan men „sfeer" verwachten
aan hete stranden, waar de vol-zo-
merse zon naar een verkoelend bad
doet smachten? Kan men „sfeer"
verwachten, wanneer het bier rijke
lijk stroomt, omdat warmte nóg
dorstiger maakt?
Maar ondanks alles verstaan de
kerken haar plicht.
De Rooms Katholieken zijn ook
hier niet verstoken van hun „Nacht
mis"; de Protestantse kerken doen
haar roep tot de Australiërs in de
Kersttijd luider uitgaan. In de gro
te steden als Sydney, Melbourne,
Brisbane en in de immigranten
centra worden speciale Nederland
se kerkdiensten gehouden, maar
ook komen tienduizenden immi
granten de Australische kerkge
bouwen vullen.
Nu zult U vragen hoe de Neder
landers in dit nieuwe land hun
Kerstfeest vieren.
Zij blijven niet alleen staan, doch
worden opgenomen door de Austra
lische gemeenschap, hetgeen bete
kent dat zij zich hebben aan te pas
sen bij de gewijzigde omstandighe
den.
De Nederlandse kerkdiensten,
welke iedere Zondag in bepaalde
plaatsen worden gehoilden, dragen
op Kerstmis een bijzonder karak
ter; er zijn Kerstwij dingen aan de
'vóóravond. Maar dit alles raakt
slechts een klein gedeelte van het
aantal immigranten, n.i. alleen de
genen die niet te ver van de grote
stad of centra verwijderd wonen.
Dat „niet te ver" reikt dan tot twee,
drie uur of nog langer reizen
Men zingt er de Kerstliederen en
Soms heeft men een kertboom in
kerk of zaal opgericht; na de dienst
maakt men er een „gezellig samen
zijn" van.
Men voelt zich dan een beetje
„thuis" in de kring van eigen land
genoten, die „Father Chrismas" nog
zo als een vreemde beschouwen
Misschien vindt U het een wat
vreemd beeld, dat ik U heb gege
ven over de Kérstviering in Austra
lië, maar bedenkt U dan dat de om
standigheden hier nu eenmaal zo
heel anders zijn dan in de oude we
reld.
We kennen hier niet de „donkere
dagen voor Kerstmis"; het is alles
zon en blijdschap in de natuur en
jde mens past zich daarbij aan. Het
is de tijd van de grote vacanties;
vele zaken en bedrijven sluiten
reeds vóór Kerstfeest de deuren,
welke eerst na Nieuwjaar weer
worden geopend.
De vacantie-oorden hebben een
uitverkocht huis; op de wegen rijen
de auto's zich aaneen; het aantal
Verkeersongevallen is maximaal
De immigrant aan dit alles niet
gewend, verwijlt in gedachten juist
in deze dagen het meest in het land
dat hij verliet. Al vervaagt dat
beeld naarmate hij een groter aan
tal jaren in Australië heeft ge
woond, slechts node accepteert hij
dit andere Kerstfeest.
Het Kerstfeest van „Father
Christmas".
L. H.
ATTRIBUTEN VAN HET
l KERSTFEEST.
De attributen van het Kerstfeest zijn
velerlei. Tót de oudste behoort de stal,
inclusief de os en de ezel. Ze zijn ty
pische uitingen van de volksvroomheid
en deze dieren doen evenmin afbreuk aan
de religieuze sfeer als de kamelen waar
op met Driekoningen de wijzen uit het
Oosten verschijnen. Os en ezel horen
evengoed bij Kerstmis als bij de stal en
wij vonden het in onze jeugd geenszins
onsmakelijk toen ons werd verteld dat
zij het Kindje Jezus met hun adem ver
warmden.
Daar zijn later heel veel attributen bij
gekomen, die ons heel wat minder direct
aanspreken omdat ze geheel in de profa
ne sfeer thuishoren. Men zou heel velen
kunnen vragen wat een kerstboom te
betekenen heeft zonder een afdoend ont-
woord te krijgen. Overigens kan men in
deze eeuwige groene boom veilig als een
symbool zien of als de verbeelding van
een lentewonder in de wintrese kerst
nacht. Als we zo'n alleen maar groene
boom wat kaal vinden, kunnen we die
gevoeglijk versieren_met allerlei glinste
rende dingen, die vooral voor de jong-
sten de aantrekkelijkheid van het geheel
aanmerkelijk verhogen.
Ook tegen cadeautjes op Kerstmis
kan men moeilijk bezwaar maken. Al is
Sinterklaas bij ons het feest van geschen
ken bij uitstek, Kerstmis is het feest van
de goedheid en een van de sprekendste
uitingen daarvan is de behoefte elkaar
goed te doen door een stoffelijk blijk van
liefde, vriendschap of waardering. Maar
als daarbij de kerstman te pas moet ko
men, voelen wij ons toch wel erg ver
verwijderd van de geest van Kerstmis,
omdat die nu eenmaal niet die van het
sprookje is. Wij wensen daartussen een
duidelijke scheiding te maken en zullen
de kerstman zover mogelijk uit de buurt
houden, al valt het tegenwoordig niet
mee zich te verzetten tegen Amerikaanse
invloeden. Bij de algeniene vervlakking
is het echter noodzakelijk althans de
kerststfeer zuiver te houden, dat is op
de eerste plaats religieus. De romantiek
nemen we daar graag bij, zolang ze die
sfeer niet bederft, want ook stal, os en
ezel zijn in onze ogen romantisch, en
daar houden wij het dan maar bij.