VAL DA
TOALWÏR
Zvitsaletten
MISSA I.H.S. FAMILIAE
DE OPDRACHT
ROBERT MERSHAM
KOU, GRIEP...!
SanapSrin (Mijnhardt)
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 26 FEBRUARI 1954
2
van J. VAN AMELSFOORT
in studie genomen door
WASP1KS KOOR
39).
Waspik verheugt zich in het bezit van
een goed zangkoor. We bedoelen het pa
rochiële mannenkoor van de St. Bartho-
lomeuskerk. Zo n bezit mag dan ins ons
land niet tot de uitzonderingen behoren,
het is toch bepaald een weelde te noe
men.
Het is een onomstreden waarheid dat
een koor is, wat de leiding er van is. De
twee namen, H. van Iersel en P. Kuijten,
kunnen deze regel helpen bevestigen.
Door hen vooral is dit koor geworden
tot wat het is.
De heer H. van Iersel is al meer dan
veertig jaren dirigent van het kerkkoor.
Wie van hem -zegt dat hij een „mooi
dirigent is, heeft gelijk; maar al is dit
niet bezijden de waarheid, de héle waar
heid is toch weer anders. Het is op zn
minst genomen te partieel gezien. Want
allereerst is hij een igoed dirigent. Ieder
een die onder hem zingt of heeft gezon
gen, kan verzekeren dat het soepele en
royale gebaar van deze dirigent geen
zinloze virtuositeit is. Geen enkele be
weging in de muziek die voor de zanger
moeilijkheden kan opleveren, vindt daar
in niet zijn steun.
En de toehoorder is er om te getui
gen dat zijn werk zich niet beperkt tot
dit signaleren van muzikale voetangels
en klemmen, maar dat hij een stuk mu
ziek tot. werkelijk muzikaal leven weet
te brengen. We hebben hier te doen met
een waar natuurtalent, met iemand die
intuïtief weet wat zingen is, en die in
tuïtief weet wat nodig is om van een
groep zangers een koor te maken, zoals
hij ook intuïtief het verschil aanvoelt dat
bestaat tussen noten en muziek.
Aan de persoon van de heer P. Kuy-
ten heeft het Waspiks kerkkoor een stil
le steun, een heimelijke kracht. Deze be
scheiden man, die al een mensenleeftijd
lang zijn muzikaal talent als kerkorganist
dienstbaar maakt, is waarlijk een geniaal
musicus. Bij hem paart zich een benij
denswaardige muziekkennis aan een be
wonderenswaardig muzikaal interpreta
tie-vermogen. En dan zijn fenomenale
muzikaal onderscheidingsvermogen, dat
men „gehoor" noemt!
En hier schuilt de geheime kracht van
het Waspiks koor het is de voorbeel
dige samenwerking van deze beide ta
lenten. Geen muziekstuk wordt door het
koor in studie genomen, of zij hebben
samen al uren partituur gelezen. En het
wonderlijke is, dat zij bij dit reprodu
ceren doorgaans tot in de details met el
kaar overeenstemmen wat betreft de in
terpretatie. Wat de een al neuriënd ont
dekt, wordt in de ander bevestigd ge
vonden. Zo wordt het dode stuk druk
werk in hun hoofd tot klinkende muziek.
En hun muzikale enthousiasme is te on
weerstaanbaar om die begeestering niet
te doen overslaan op het hele koor.
Het kon niet anders of onder deze
bekwame leiding moest dit koor een
gunstige ontwikkeling doormaken. We
kunnen dit dunkt ons niet treffender il
lustreren dan door enkele namen te noe
men van componisten wier kerkmuziek
men in de loop der jaren zoal heeft in
gestudeerd. Dat zijn b.v. missen van
Eranssen, Franken, Nieland, Cuypers en
Van Kalmthout, maar ook van Perosi,
Philip Loots, Palestrina en De Kerle,
waarnaast nog een aantal losse werken
w.o. verscheidene composities van Al-
phons Diepenbrock.
21 November 1953, toen het vijftig
jaar geleden was dat paus Pius X de
encycliek Motu Proprio schreef, ver
scheen in De Linie een artikel van prof.
dr H. J. Schmidt s.j. onder de titel „Ver
nieuwing der kerkmuziek". Hij verhaalt
daarin van de strijd die deze paus had
aangebonden met „de traditioneel ge
worden opera-stijl der liturgische plech
tigheden". „Daar de gewijde muziek een
noodzakelijk onderdeel uitmaakt der
plechtige liturgie - zo haalt hij uit Mo
tu Proprio aan heeft zij ook hetzelfde
algemene doel, nl. de eer van God en de
14# W r\ I-V W W N# I I h
heiliging en stichting der gelovigen."
De schrijver vindt dit probleem thans
blijkbaar nog actueel genoeg om er de
lezer op te wijzen „dat er in onze ker
ken muziek gemaakt moet worden, die
zich bij de koren der engelen mag aan
sluiten. In de schatten der H. Kerk
zo vervolgt prof. Schmidt -vinden wij
waarachtige kerkmuziekhet gregori
aans, de klassieke polyphonie. Deze moetj
weerklinken in onze kerken met nieuwe
luister en moderne kunstenaars tot nieu
we composities inspireren".
In het raam van deze vernieuwing
neemt het Waspiks kerkkoor een acht
bare plaats in. Ook hun is de schoon
heid van de polyphone muziek niet on
bekend gebleven, getuige het repertoire
Waarop, behalve verscheidene polyphone
lofzangen, een tweetal missen van Pa
lestrina voorkomen en de 'Missa Regina
Coeli van de 16e eeuwse Nederlandse
componist Jacob de Kerle.
Bij deze namen gaat er zich thans een
voegen van een hedendaags componist,
die zich inderdaad door „waarachtige
kerkmuziek" liet inspireren. Het is de
Kaatsheuvelse musicus J. van Amelsfoort,
die onlangs zijn Missa I.H.S. Familiae
voltooide, die, het Waspiks kerkkoor in
studie heeft genomen.
De componist is geboren en getogen te
Kaatsheuvel. Zijn eerste muzikale oplei
ding ontving hij aan het conservatorium
te Tilburg (van Van Kalmthout). Daar
na studeerde hij orgel o.a. in Rotterdam
bij Willem Pijper, en later bij Albert de
Klerk, Flor Peters en Hendrik Andries-
sen.
Van Van Amelsfoort kunnen we zeg
gen dat hij een „Bacho-centrisch" mu
sicus is. In de muziek van Joh. Seb.
Bach heeft hij de voldragenheid gevon
den van de muzikale mogelijkheden. Voor
hem is het dan ook een dwingende van
zelfsprekendheid om op de gegeven mid
delen van Bach's muziek voort te bou
wen.
Dat hij zich tot die stijl, die hem wer
kelijk vlees en bloed geworden is, aan
getrokken voelde en tenslotte bewust die
richting koos, hangt natuurlijk nauw sa
men met zijn visie op de cultuurgeschie
denis, met name de muziekgeschiedenis.
Met de opkomst van de Renaissance
kreeg de muziekkunst een dubbellotige
ontwikkeling. Twee sferen tekenden zich
af: de religieuze en de wereldse. De laat
ste grote componisten wier muziek nog
geheel en al de religieuze sfeer ademde,
waren Joh. Seb. Bach en G, F. Handel.
In deze barokkunst was tevens het top
punt bereikt van de muzikale mogelijk
heden. De klassieke polyphonie kreeg
hier zijn volheid van harmonie door de
geniale toepassing van het contrapunt,
v;aardoor ook de stemvoering van de
melodieën beter tot haar recht kwam. Het
ideale harmonische samengaan van ge
voel en verstand was in deze kunst zo
dicht mogelijk benaderd.
Hier zou eeuwen op door te werken
zijn. De „religieuze muziek" vond in de
eeuw na Bach evenwel geen noemens
waardige belangstelling meer. De muzi
kale aandacht ging volledig uit naar de
„wereldse muziek", zoals die gecompo
neerd werd door Haydn en Mozart, door
Beethoven, Schubert en Schumann, door
Brahms, Chopin, Wagner en Liszt, door
Ravel, Debussy, enz. enz.
Onder invloed van de verlichtingsidee
van voortuitgang en het romantische per-
soonlijkheidsideaal zijn we aan de mu
ziek, behalve de eis van het schone, de
maatstaf gaan aanleggen van het nieuwe,
het baanbrekende. Op de keper be
schouwd is dit een „aesthetische blun
der, een theorie die door de geschiede
nis ook keer op keer wordt tegengespro
ken. Voor een waardevolle compositie is
tenslotte geen baanbrekend werk nodig,
als er de bezieling, de „warmte" maar
is. Strikt genomen zijn de verschillen tus
sen Bach en zijn voorganger Vivaldi
dan ook gering.
Er zijn twee aspecten aan de creatieve
kunstbeoefening, die in deze tijd niet vol
doende aandacht krijgen. Het is ener
zijds het spelelement in de kunst en an
derzijds de stofbeheersing die nodig is
om een kunstwerk te scheppen.
Wat we met het eerste bedoelen is
zonder meer duidelijk als we een a cap-
pella-koorwerk of een fuga van Bach
vergelijken met welk zwaar lopend ro
mantisch of modern werk ook. Vanuit
een andere gezichtshoek benaderd is de
creatieve kunstbeoefening eveneens te
zien als een spel, maar dan een serieus
spel, waar ook spelregels voor bestaan.
En die spelregels berusten niet op een
onderlinge afspraak, maar worden door
de natuur ingegeven. Op aesthetisch ter
rein heeft de natuur nl. bepaalde wetten
geproclameerd. Er bestaat zoiets van ob
jectief-schoon en objectief-lelijk. Niemand
die bv. op een zomeravond de zon bo
ven de zee ziet ondergaan, kan dit ver
schijnsel lelijk noemen. Dergelijke wetten
bestaan ook in de kunst, ook in de mu
ziek. Wie daar bv. de wetten ontkent
van harmonie, contrapunt, stemvorming,
en wat dies meer zij, die is natuurlijk erg
modern, maar hij stelt zich daarmee 'bui
ten het spel. In alle takken van kunst,
schilderkunst zo goed als muziek en
beeldbouwkunst zo goed als poëzie, ziet
men dat tegenwoordig gebeuren. En dat
gaat dan onder de *vlag van „zelfexpres
sie", „geniale oorspronkelijkheid", etce
tera.
Eerbiediging van deze spelregels eist
evenwel stofbeheersing, of duidelijker ge
zegd: vakmanschap. Zeker, vakmanschap
is nog geen kunst; dat is in de geschie
denis wel eens vergeten. Maar dat neemt
niet weg dat kunst wel vakmanschap ver
onderstelt. En ook dat heeft men wel
eens vergeten, met name in deze tijd.
Het probleem van het persoonlijkheids-
ideaal en de vooruitgang in de kunst is
te gecompliceerd om het hier in enkele
alinea's af te doen.
veelvoudige geneeskracht door veel-
veelvoudige samenstelling. Bij kou,
koorts, gfriep en pijn. Koker 90 en 50ct
Zoals prof. Schmidt in bovenvermeld
artikel aanwees, zijn het gregoriaans en
de klassieke polyphonie te beschouwen
als de bronnen van „waarachtige kerk
muziek". De volgroeiing van de poly
phonie in de Barok had zich grotendeels
voltrokken buiten de R.K. Kerk. Dat de
ze muziek evenwel een waarlijk religieu
ze sfeer ademt, valt niet te ontkennen.
In deze stijl wilde Van Amelsfoort daar
om componeren. Dat betekent dus het
doortrekken van een lijn die afgebroken
was, en niet het afstand doen van be
paalde in de tijd verschenen verworven
heden. In die zin is teruggaan in de ge
schiedenis iets onmogelijks. Men kan bij
wijze van spreken, als aardrijkskundige
niet doen alsof Amerika nog niet ont
dekt is.
Met verscheidene orgelwerken en o.a.
zijn Missa I.H.S. Familiae heeft Van
Amelsfoort bewezen dat deze barokstijl
voor de „religieuze muziek nog alles
zins levensvatbaar is. Wie dit theore
tisch niet wil aanvaarden, moet in elk
geval zo eerlijk zijn zich te laten over
tuigen door onbevangen naar zijn com
posities te luisteren.
De Missa IH.S. Familiae is geschre
ven voor drie stemmen met orgelbegelei
ding. De componist heeft het de uitvoer
ders niet gemakkelijk gemaakt, maar het
is dan ook een compositie geworden die
leuter uit muzikale vondsten bestaat. De
stemvoering is eenvoudig wonderlijk. Het
stijgen en dalen van de melodie met op
volgende halve noten komt in zijn mu
ziek herhaaldelijk voor, wat aan de me
lodie een eigenaardige dwingende macht
geeft. Het telkens verspringen van toon
aard is bij hem volkomen dienstig en on
dergeschikt aan de melodie, terwijl ait
moduleren aan de tekst een bizonder
krachtige zegging geeft. Treffend is dit
te vinden in het Kyrië en Benedictus. Als
een proeve van vakmanschap mag gel
den het Gloria van deze .mis. Het is
frappant hoe het telkens terugkerend
thema hier in het geheel is ingebouwd.
De orgelpartij in deze mis is iets heel
bizonders. Het is heus iets meer dan
enkel een instrumentale ondersteuning
van het koor. En toch maakt het van de
vocale compositie een integrerend dee)
uit. We zouden het kunnen vergelijken
met de machtige orkestpartij van Bach s
Hohe Messe.
De eerste stukken die het Waspiks
koor van deze mis heeft ingestudeerd zijn
het Kyrie, Sanctus en Benedictus.
Het Sanctus en Benedictus werden uit
gevoerd op de zangersdag die de afd.
W aalwijk van de Gregoriusvereniging dit
jaar te Kaatsheuvel heeft georganiseerd.
Het Sanctus wordt ingezet door de
baspartij. Het thema wordt dan overge
nomen door de lie tenoren, en vervol
gens door de Ie tenoren. Het is een ge-
FEUILLETON
oan „De Echo van het Zuiden".
VAN
door Martin Verduvn.
Een nog ver verwijderd, mono
toon gebrom sneed haar gedach-
tengang af. Hei was onmiskenbaar
een vliegaiig. Hei geluid werd sier-
ker en 'eeh flikkering in de luehl
verraadde plotseling de plaats waar
het zonlicht op de metalen romp
van een vliegtuig weerkaatste. On
der de negers ontstond zichtbaar
opwinding. Alleen hdn' stamhoofd
bleef kalm en wees, het gelaat op
Marion en Flanders gericht, op het
naderende vliegtuig.
Flanders knikte zwijgend. Er was
geen twijfel mogelijk dat de piloot
het vuursignaal reeds onldekt had.
Het toestel begon te cirkelen, blijk
baar om aan te duiden dat hij hen
ontdekt had en om een enigszins
geschikte landingsplaats te zoeken.
Flanders hoopte vurig dat deze
manoeuvre niet opgemerkt zou
worden door de in de omgeving
rondsluipende vijandelijke agenten
en dat het vliegtuig dicht in de
nabijheid zou landen.
De piloot scheen zijn toestel er
gens ten Oosten van het negerdorp
aan de grond te willen zetten. Het
vliegtuig kwam nu snel in glij
vlucht omlaag en verdween duide
lijk zichtbaar achter het geboomte.
In angstige spanning wachtten zij
op een klap. Maar zij hoorden niets
dan de gewone junglegeluiden.
Snel namen Marion en Flanders
afscheid van het stamhoofd, die
hen twintig man ten geleide mee
gaf.
Inlanders gaf de richting aan.
Hoewei het had geleken dat het
toestel op slechts honderd meter
afstand geland was, duurde het
ruim twintig minuten voor zij het,
op een klein open terrein, ontdek
ten.
Majoor Crane kwam hen met
grote stappen tegemoet en begroet
te hen hartelijk. „We moeten on
middellijk opstijgenkondigde hij
aan, „want 't is spoedig donker".
Snel verdwenen Marion en Flan
ders in het toestel, dat zich onmid
dellijk weer in beweging zette en
vlak over de boomgrens in weste
lijke richting koerste.
„Hoe is 't bij U?" was Flanders'
eerste vraag. „Toen wij vertrokken
maakten wij ons gereed de vijand
een warme ontvangst te bereiden"
antwoordde Crane. „Inmiddels is
ons geseind, dat nieuwe Duitse pa
rachutistentroepen zijn afgewor
pen. Die zijn nu tot actie overge
gaan. 't Is dus de vraag of we
kunnen landen. Er is thans 'n he
vig luchtgevecht bezig."
„En Nichols?" vroeg Flanders.
„Zojuist hoorden we via de ra
dio dat hij gesignaleerd is. Hij
hield zich schuil aan 't riviertje
achter ons kamp, maar werd door
een bosbrand uit zijn hol gejaagd."
Het gesprek verstomde. Marion
en Flanders waren ieder met hun
eigen gedachten bezig, maar die
gedachten lagen niet ver uiteen.
Nog een zeer korte tijd en zij zou
den Mersham begroeten, tenzij hij
nu nog in het gevecht sneuvelde.
Marion huiverde bij die gedachte.
Zij vond dat het vliegtuig voort-
kroop, maar even later moest zij
om zichzelf glimlachen, bedenken
de wat het geweest zou Zijn als zij
deze afstand door de jungle en de
oerwouden hadden moeten afleg
gen. Ruim een uur later zagen zij
aan de westelijke horizon 'n rode
gloed. „Dat is waarschijnlijk de
brand en tevens het gevechtsier-
rein", zei Crane. Hij gaf de radio
man opdracht om verbinding met
Mersham te zoeken. Het contact
was spoedig tot stand gebracht.
„Waar moeten wij landen?" Het
antwoord was: „Zij móesten voor
lopig uit de buurt blijven..'t Lucht
gevecht was nog in volle gang en
evenzo de strijd beneden. Er wa
ren versterkingen uit Lëopólds-
vi 11e onderweg. Deze konden ieder
ogenblik arriveren. Daar moesten
zij zich bij aansluiten. De comman
dant van het eskader was reeds
dragen .lyrisch stuk dat besloten wordt
door een enthousiast jubelend Hossanna.
Een tamelijk groot, maar wonderlijk
schoon tussenspel van het orgel leidt dan
tot het Benedictus, dat weer in adagio
geschreven is en zo mogelijk nog serener
en inniger klinkt. Dit langzame deel
vindt dan weer zijn sluitstuk in het her
haalde, levendige Hosanna.
De lezer heeft waarschijnlijk een glim
lachje niet kunnen onderdrukken, toen hij
prof. Schmidt hierboven hoorde spreken
over kerkmuziek „die zich bij de koren
der engelen -mag aansluiten' U zult een
term als serafijns voor deze muziek even
wel zeker toepasselijk kunnen vinden.
De muziek die hier aan deze hymnische
tekst ontvonkt is, is waarlijk hemels.
Als we met een kunstwerk geconfron
teerd worden, dringt zich vanzelf de
v.raag aan ons op wat is het dat aan
het kunstproduct zijn eeuwige waarde
geeft? Enigszins schools en apodictisch
zouden we kunnen antwoorden :'de graad
van vormschoonheid en levensuitdruk
king die in het werk bereikt is. Nu zijn
het bizonder gevaarlijke bespiegelingen
als het gaat over muziek als levens
uiting. Want waarin manifesteert zich
precies de persoonlijke menselijke ge
stalte in de muziek? Bij een literair werk
bv. „valt er nog over te praten". We
bedoelen al moet de geoefende lezer
tussen de regels door weten te lezen, hij
heeft enig houvast aan de door de schrij
ver ontwikkelde logische gedachte.
Bij muziek ligt dat enigszins anders.
WatTiier in het onderbewustzijn van de
kunstschepper leeft, vindt zijn weg in
een volkomen a-logische taal, nl. de mu
ziek. Muziek heeft geen logische, maar
j „slechts" een muzikale inhoud. En zelfs
wanneer de componist vocale werken
schrijft, maakt hij muziek naar aanlei
ding van de tekst en geeft hij er geen
muzikale omschrijving van. Het zijn
slechts ijdele pogingen van te literair
ingestelde recensenten om datgene wat
ir. de componist (meestal onbewust)
werkte, in woorden te willen vangen.
„De eigenlijke grote criticus is de tijd
en zij die hierin geloven, haasten niet."
Deze kreet herinneren we ons uit het
overigens aardige boekje 'Over Muziek
(met hoofdletters, want zo luidt ook de
titel!) van Hendrik Andriessen.
Ontegenzeggelijk is dit treffend gefor
muleerd, maar daarom hoeft het nog niet
per se waar te zijn. Waarschijnlijk is
bet de schrijver er zelf trouwens even
min mee eens. Want wat zou hij met tijd
hier anders bedoelen dan de mensen van
de tijd? En van hen is toch alleen dan
bet verlangde effect te verwachten, als
ze zich inderdaad (al of niet bewust)
rekenschap geven van wat ze te horen
krijgen. Het afstand nemen in de tijd
kan voor bepaalde mensen in zoverre
nuttig zijn, dat hierdoor zekere a-muzi-
kale factoren bij de beoordeling gemak
kelijker worden geëlimineerd. Maar het
gaat niet aan om uit een soort -hoog
moedige voorzichtigheid voor alles wat
op artistiek terrein gebeurt, onverschillig
te blijven en het systematisch dood te
zwijgen. Levend in onze heilige geest
drift over de schoonheid van deze mu
ziek, durven wij rustig afwachtend de
„tijd" uit te dagen; maar wij haasten ons
wel u opmerkzaam te maken op zulk
een ontroerende, nee gelukkig-makende
muziek. Dat is al het minste wat we
kunnen doen.
NIJVERHEIDSSCHOOL.
Voor de vakken smeden-bank-
werken, schoenmaken en timmeren
beslaat nog' sleeds aan de Nijver
heidsschool voor Waalwijk en Om
streken de halfjaarlijkse aangifte
van leerlingen (1 April en 1 Octo
ber): Voor 1 April a.s. is de aan
gifte voor de dagschool weer zeer
belangrijk, n.l.:
Smeden-bankwerken 4(1
Schoenmaken 25
Timmeren 2(i
To'.aal 91
BENOEMINGEN BIJ DE
GEMEENTE-POLITIE.
Tot agent van politie alhier is
benoemd de heer II. A. Boeijen,
thans agent van politie te Nijme
gen. De benoeming gaat in per 1
April.
Tot adjunct-commies bij dc po-
litie-administratie is benoemd met
ingang van 1 Mei a.s. de heer F. A.
.1. Heuperman, thans administra
tief ambtenaar bij de gemeenlepo-
lifie te Utrecht.
Dr A. WEIJNEN VOOR DE
HEEMKUNDEKRING.
Maandagavond was de bekende
diiïlektoloog dr A. Weijnen, de gast
van de Heemkundevereniging in
de zaal Thalia. De belangstelling
was niet bijster groot, zoa's de
voorzitter de heer G. Couwenbergh
tot zijn spijt in z'n inleidend woord
moest opmerken. Maar degenen die
er waren, hebben genoten van een
zeer boeiende en leerzame causerie
over principes van dialektverkla
ring. Dr Weijnen, uiterst deskun
dig" op dit gebied, bracht er een
tiental ter latei, rijkelijk geïllus
treerd met voorbeelden, ook uit
onze eigen omgeving, waardoor de
uiteenzetting temeer aan aantrek
kelijkheid won. Het is bier niet de
plaats om ze saam te vatten, om
dat bij een summier overzicht de
helderheid, een eersle' vereiste in
deze moeilijke materie, niet gebaat
is. Wel ware het te wensen ge
weest dat een groter publiek van
zijn belangstelling had blijk gege
ven, want door een werkelijk des
kundige kunnen veel misvattingen
omtrent dialeklen worden wegge
nomen. In ieder geval waren de
aanwezigen zeer geïnteresseerd,
wat ook bleek uit dé discussie die
zich na de causerie ontspon.
De Heemkundevereniging ver
dient lof voor het iniliatief dat zij
dr Weijnen voor de derde keer
heeft uitgenodigd, en het is te
hopen dat hij nog eens voor een
groter, maar even belangstellend
gehoor in Waalwijk zal optreden.
„DE STENEN SPREKEN"
Pater Brenninkmeyer O.P. is een
graag geziene gast bij de leden van
het Kalhoüek Vrouwengilde. Ook
Maandagavond was hij weer in hun
midden en de leden van de afde
ling Waalwijk en, vele belangstel
lenden waren naar „De Twee Ko
lommen" gekomen om naar hem te
luisteren, toen hij een lezing hield
met als titel „De stenen spreken",
die handelde over de christelijke
cultuur in dc loop der eeuwen.
In zijn inleidend woord wees
Pater Brenninkmeijer op de aan
vallen, die in de loop der eeuwen
zijn gedaan op de Bijbel, maar hog
steecis worden er opgravingen ge
daan, die hél Bijbelverhaal beves
tigen. Zaak was het echter vorm
en inhoud van de Bijbel goed te
onderscheiden en daarom was er
wel vakmanschap vereist om hei
Bijbelverhaal goed te kunnen lezen.
Frappante voorbeelden haalde
de spreker aan Ier illustratie van
de enormiteiten, waartoe men
komt, wanneer men vrijelijk de
Bijbel interpreteert.
Nooit mogen daarom de onder
delen van een bepaald Bijbelver
haal uit hun verband worden ge
licht, wil men verbastering voor
komen.
De opgravingen die in Mesopo
tamia, in Egypte en Palestina wa
ren verricht, zag spreker als mid
delen om de Bijbel op zijn juiste
waarde te verslaan, en als midde
len van genade, omdat ze ons ge
loof steun gaven.
Het geloof begint hoe langer hoe
meer te zwijgen in de 20ste eeuw,
doch „de stenen spreken" daaren
tegen hoe langer hoe meer. Steeds
meer ervaren we dat het geloof
niet tegen wetenschap en techniek
indruist. In dit verband haalde de
spreker professor Beul aan, die
zelf een groot aandeel had bij de
bedoelde opgravingen en 'lie het
verbluffend noemde, hoe de oude
vondsten de christelijke geloofs
leer bevestigen.
Met lichtbeelden werd bei be
toog van Pater Brenninkmeijer «e-
ïllustreerd, zodat men tevens in'de
gelegenheid was de prachtige
kunstschatten uit de oudheid te
ionen.
De aanwezigen zagen oude re-
i s uit de prachtvolle paleizen
der koningen, reconstructies van
oude steden en kunstwerken uit 'l
Assjrische rijk de pyramiden
stenen tafels met spijkerschrift tm
hicroglyphen, al deze kunstvoor
werpen waren een waardevolle
documlatie van het bijbelverhaal.
CONCERT LIEDERTAFEL
„OEFENING EN VERMAAK"
Van het concert dat de Lieder-
tatci „.Oefening en Vermaak" Dins
dagavond in een niet geheel gevuld
Musis Sacrum gaf, waren wij in
staat het tweede gedeelte te horen,
dat bestond uit opera-fragmenten
van Verdi, Bellini, Donizetti en
Von F lolow. Hierin traden zes van
de m totaal acht eigen solisten op
Dit optreden van uitsluitend solis
ten, voortgekomen uit het koor
zeil, heeft een eigen bekoring. De
personen wie deze eer, dank zij
bun talent, te beurt valt, krijgen
daardoor de gelegenheid hun licht
eens op de kandelaar te plaatsen
en het verder en scherper te laten
schijnen dan in de overigens
zeer respectabele massa van het
koor mogelijk is. Bovendien lopen
ze, in eigen milieu optredend, geen
risico in de schaduw te komen van
het felle licht, dat een beroep.szan-
ger nu eenmaal uitstraalt. De con
currentie is eerlijker en de wed
ijver ongetwijfeld sportiever. Daar
bij is het voor solisten en niet-so-
listen een stimulans om zich met
nog meer ijver op de edele zang
kunst toe te leggen, want uit de
nieuwe namen, die men geregeld
op de programma's aantreft, blijkt
dat zoal niet iedereen, dan toch
deze of gene een kans maakt in hei
lang dan wel in rok of jacquet uil
het koor naar voren te mogen tre
den. Dit houdt er de moed in, voor
zover dit nodig is tenminste, wani
een goed koorlid, te zijn is nauwe
lijks minder dan een goed solist te
zijn. Het vraagt evenzeer talent en
zeker zoveel zelfbeheersing, want
in een koor geldt de homogeniteit
nu eenmaal hoger dan de individu
ele prestatie. Maar wie gedreven
wordt door liefde tot de muziek,
zal zich als koorzanger(es) even
goed op haar resp. zijn plaats we
len als in welke andere meer spec
taculaire functie ook.
Een concert, dat de verslaggever
tot dergelijke afdwalingen verleidt,
niel van de materie, maar van' de
zaak, heeft in dit opzicht iets ie
betekenen. Da klopt, want uit het
gemengd koor van de Liedertafel
komen meer dan eens solisten naar
voren die zoveel talent hebben en
die dat talent zo gecultiveerd heb
ben. dat ze hun licht niet onder de
korenmaat moeten blijven plaatsen.
Hel koor moet het schrijver dezes
dan maar vergeven dat het een
ogenblik is vergeleken met een ko
renmaat, want hij voegt er onmid
dellijk aan toe, dat deze vergelij
king zeer mank gaat. Immers, bij
heeft geconstateerd met hoeveel
liefhebberij er gezongen wordt,
hoe levendig de vertolkingen zijn
en hoe deze operamuziek vlees en
bloed is geworden in die zange
ressen en zangers, die inderdaad
gedreven worden door de liefde.
Eii men kan zich geen schoner
voorwaarde denken om tot een ge
slaagde uitvoering te komen.
Helaas dus moeten wij bet voor
wat het eerste deel betreft, laten
bij de vermelding dat daarin be-
rillerig, lusteloos? Dan heeft de kou
U te pakken! Blijf niet rondlopen, houd
U warm en neem voor U naar bed gaat
a n 11 - pi j n t a b Ie tt en
van de ontmoeting verwittigd."
„We zijn op de route-", zei Flan
ders tot Crane.
„Dan moeten we hier maar blij
ven cirkelen". Majoor Crane achtte
dit ook het beste.
„Manoeuvreer dan in noord-zui
delijke richting", droeg hij de pi
loot op, „dan bestaat er weinig
kans dat wij hel luchteskader mis
sen".
Er verstreek nu ruim een kwar
tier. Toen zagen zij vrijwel allen
gelijk een drom vliegtuigen vanuit
het Oosten naderen. „Radio", be
val Crane. Toen het contact was
tol stand gekomen, bleken de
vliegtuigen inderdaad op weg naar
het gevechtsterrein en bemand met
minstens driehonderd parachutis
ten.
„Wij kunnen ons bij hen aanslui
ten en met hen landen", zei Crane
opgewekt. „Dat zal echter nog een
heel eind van het kamp verwijderd
zijn, want daar wordt slag gele
verd en dc noordwestelijke gordel
er 'om heen brandt. Het eskader zal
het luchtgevecht vermijden, de pa
rachutisten afwerpen, terugkeren
en zich dan met de Duitse vlieg
tuigen gaan bemoeien. Wij landen
ergens op veilige afstand achter de
parachutistenlinies en moeten ver
der afwachten."
Nichols' gedachten stonden even
stil. Dat machtige brein was voor
hét eerst sedert zijn leven op non-
actief gesteld. Hij was een primi
tief dier geworden, evenals alle an
deren die gejaagd worden.
Nog hadden zijn verbeten ach
tervolgers en hel laaiende vuur
hem niet te pakken. Blindelings
strompelde hij nu voort. Met af
grijzen werd bij zich bewust van
een nieuw vreselijk gevaar. Hel
waren talloze uit hel brandende
bos vluchtende dieren, die als een
vloedgolf op kwamen zetten. Ver
voor hem zag hij plotseling vlieg
tuigen naar de aarde glijden en
ontvouwden zich honderden para
chutes.
Achier hem klonken juichkreten.
Toen keerde zijn denken terug en
realiseerde bij zich met ontzetting
dat hij was ingesloten. Gevangen
tussen vijanden, vuur en opgejaag
de dieren. Waren hel grote dieren
geweest, dan was hij reeds lang
verpletterd geweest. Maar dat kon
ieder ogenblik gebeuren, wist hij.
Toen zag hij hoe vanuit het Zuiden
plotseling een groot aantal Duitse
parachutisten naderden. Met zijn
laatste krachten rende hij deze te
gemoet. Reeds werd van weerszij
den het vuur geopend. De dol ge
worden dieren, meest kleine apen,
veranderden hun richting en lie
pen hem van de been. Nichols viel
languit in het hoge stekelige gras
en begon nu tc kruipen.
De chaos was nu onbeschrijflijk.
Van het Zuiden naderden de Duit
sers, van het Oosten de soldaten
van Desmond, het laaiende vuur en
de stroom opgejaagde dieren en
van het Noordwesten vielen de pa
rachutisten aan.
Kreunend, grommend als een
beest kroop Nichols onder 't moor
dend mitrailleurvuur voort. Dc
schotwond in zijn zijde bloedde
hevig, zijn gelaat en handen wa
ren besmeurd met bloed en voch
tige aarde, zijn kleren hingen aan
flarden. Maar het gevaarlijke brein
was nog in werking. Zou hij één
maal de Duitsers bereikt hebben,
dan zouden deze doorvechten en
een patrouille zou zich met hem
uit de voeten maken, naar 'n ver
dekt opgesteld vliegtuig brenger
en wederom zou bij ontsnapt zijn.
Deze gedachte gaf hem reuze
krachten, zijn geloof in zijn sata
nische zending was niet gebroken.
De kogels konden hem niet deren,
de overwinning van de heilstaat
stond vast. En daar hij de nazi's
het onovertrefbare wapen moest
verschaffen, moest hij onkwets
baar zijn. Hij sprong op en rende
als een athleet zijn vrienden tege
moet.
Wordt vervolgd.
B
len