VAL DA TOALWÏR Zvitsaletten MISSA I.H.S. FAMILIAE DE OPDRACHT ROBERT MERSHAM KOU, GRIEP...! SanapSrin (Mijnhardt) 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 26 FEBRUARI 1954 2 van J. VAN AMELSFOORT in studie genomen door WASP1KS KOOR 39). Waspik verheugt zich in het bezit van een goed zangkoor. We bedoelen het pa rochiële mannenkoor van de St. Bartho- lomeuskerk. Zo n bezit mag dan ins ons land niet tot de uitzonderingen behoren, het is toch bepaald een weelde te noe men. Het is een onomstreden waarheid dat een koor is, wat de leiding er van is. De twee namen, H. van Iersel en P. Kuijten, kunnen deze regel helpen bevestigen. Door hen vooral is dit koor geworden tot wat het is. De heer H. van Iersel is al meer dan veertig jaren dirigent van het kerkkoor. Wie van hem -zegt dat hij een „mooi dirigent is, heeft gelijk; maar al is dit niet bezijden de waarheid, de héle waar heid is toch weer anders. Het is op zn minst genomen te partieel gezien. Want allereerst is hij een igoed dirigent. Ieder een die onder hem zingt of heeft gezon gen, kan verzekeren dat het soepele en royale gebaar van deze dirigent geen zinloze virtuositeit is. Geen enkele be weging in de muziek die voor de zanger moeilijkheden kan opleveren, vindt daar in niet zijn steun. En de toehoorder is er om te getui gen dat zijn werk zich niet beperkt tot dit signaleren van muzikale voetangels en klemmen, maar dat hij een stuk mu ziek tot. werkelijk muzikaal leven weet te brengen. We hebben hier te doen met een waar natuurtalent, met iemand die intuïtief weet wat zingen is, en die in tuïtief weet wat nodig is om van een groep zangers een koor te maken, zoals hij ook intuïtief het verschil aanvoelt dat bestaat tussen noten en muziek. Aan de persoon van de heer P. Kuy- ten heeft het Waspiks kerkkoor een stil le steun, een heimelijke kracht. Deze be scheiden man, die al een mensenleeftijd lang zijn muzikaal talent als kerkorganist dienstbaar maakt, is waarlijk een geniaal musicus. Bij hem paart zich een benij denswaardige muziekkennis aan een be wonderenswaardig muzikaal interpreta tie-vermogen. En dan zijn fenomenale muzikaal onderscheidingsvermogen, dat men „gehoor" noemt! En hier schuilt de geheime kracht van het Waspiks koor het is de voorbeel dige samenwerking van deze beide ta lenten. Geen muziekstuk wordt door het koor in studie genomen, of zij hebben samen al uren partituur gelezen. En het wonderlijke is, dat zij bij dit reprodu ceren doorgaans tot in de details met el kaar overeenstemmen wat betreft de in terpretatie. Wat de een al neuriënd ont dekt, wordt in de ander bevestigd ge vonden. Zo wordt het dode stuk druk werk in hun hoofd tot klinkende muziek. En hun muzikale enthousiasme is te on weerstaanbaar om die begeestering niet te doen overslaan op het hele koor. Het kon niet anders of onder deze bekwame leiding moest dit koor een gunstige ontwikkeling doormaken. We kunnen dit dunkt ons niet treffender il lustreren dan door enkele namen te noe men van componisten wier kerkmuziek men in de loop der jaren zoal heeft in gestudeerd. Dat zijn b.v. missen van Eranssen, Franken, Nieland, Cuypers en Van Kalmthout, maar ook van Perosi, Philip Loots, Palestrina en De Kerle, waarnaast nog een aantal losse werken w.o. verscheidene composities van Al- phons Diepenbrock. 21 November 1953, toen het vijftig jaar geleden was dat paus Pius X de encycliek Motu Proprio schreef, ver scheen in De Linie een artikel van prof. dr H. J. Schmidt s.j. onder de titel „Ver nieuwing der kerkmuziek". Hij verhaalt daarin van de strijd die deze paus had aangebonden met „de traditioneel ge worden opera-stijl der liturgische plech tigheden". „Daar de gewijde muziek een noodzakelijk onderdeel uitmaakt der plechtige liturgie - zo haalt hij uit Mo tu Proprio aan heeft zij ook hetzelfde algemene doel, nl. de eer van God en de 14# W r\ I-V W W N# I I h heiliging en stichting der gelovigen." De schrijver vindt dit probleem thans blijkbaar nog actueel genoeg om er de lezer op te wijzen „dat er in onze ker ken muziek gemaakt moet worden, die zich bij de koren der engelen mag aan sluiten. In de schatten der H. Kerk zo vervolgt prof. Schmidt -vinden wij waarachtige kerkmuziekhet gregori aans, de klassieke polyphonie. Deze moetj weerklinken in onze kerken met nieuwe luister en moderne kunstenaars tot nieu we composities inspireren". In het raam van deze vernieuwing neemt het Waspiks kerkkoor een acht bare plaats in. Ook hun is de schoon heid van de polyphone muziek niet on bekend gebleven, getuige het repertoire Waarop, behalve verscheidene polyphone lofzangen, een tweetal missen van Pa lestrina voorkomen en de 'Missa Regina Coeli van de 16e eeuwse Nederlandse componist Jacob de Kerle. Bij deze namen gaat er zich thans een voegen van een hedendaags componist, die zich inderdaad door „waarachtige kerkmuziek" liet inspireren. Het is de Kaatsheuvelse musicus J. van Amelsfoort, die onlangs zijn Missa I.H.S. Familiae voltooide, die, het Waspiks kerkkoor in studie heeft genomen. De componist is geboren en getogen te Kaatsheuvel. Zijn eerste muzikale oplei ding ontving hij aan het conservatorium te Tilburg (van Van Kalmthout). Daar na studeerde hij orgel o.a. in Rotterdam bij Willem Pijper, en later bij Albert de Klerk, Flor Peters en Hendrik Andries- sen. Van Van Amelsfoort kunnen we zeg gen dat hij een „Bacho-centrisch" mu sicus is. In de muziek van Joh. Seb. Bach heeft hij de voldragenheid gevon den van de muzikale mogelijkheden. Voor hem is het dan ook een dwingende van zelfsprekendheid om op de gegeven mid delen van Bach's muziek voort te bou wen. Dat hij zich tot die stijl, die hem wer kelijk vlees en bloed geworden is, aan getrokken voelde en tenslotte bewust die richting koos, hangt natuurlijk nauw sa men met zijn visie op de cultuurgeschie denis, met name de muziekgeschiedenis. Met de opkomst van de Renaissance kreeg de muziekkunst een dubbellotige ontwikkeling. Twee sferen tekenden zich af: de religieuze en de wereldse. De laat ste grote componisten wier muziek nog geheel en al de religieuze sfeer ademde, waren Joh. Seb. Bach en G, F. Handel. In deze barokkunst was tevens het top punt bereikt van de muzikale mogelijk heden. De klassieke polyphonie kreeg hier zijn volheid van harmonie door de geniale toepassing van het contrapunt, v;aardoor ook de stemvoering van de melodieën beter tot haar recht kwam. Het ideale harmonische samengaan van ge voel en verstand was in deze kunst zo dicht mogelijk benaderd. Hier zou eeuwen op door te werken zijn. De „religieuze muziek" vond in de eeuw na Bach evenwel geen noemens waardige belangstelling meer. De muzi kale aandacht ging volledig uit naar de „wereldse muziek", zoals die gecompo neerd werd door Haydn en Mozart, door Beethoven, Schubert en Schumann, door Brahms, Chopin, Wagner en Liszt, door Ravel, Debussy, enz. enz. Onder invloed van de verlichtingsidee van voortuitgang en het romantische per- soonlijkheidsideaal zijn we aan de mu ziek, behalve de eis van het schone, de maatstaf gaan aanleggen van het nieuwe, het baanbrekende. Op de keper be schouwd is dit een „aesthetische blun der, een theorie die door de geschiede nis ook keer op keer wordt tegengespro ken. Voor een waardevolle compositie is tenslotte geen baanbrekend werk nodig, als er de bezieling, de „warmte" maar is. Strikt genomen zijn de verschillen tus sen Bach en zijn voorganger Vivaldi dan ook gering. Er zijn twee aspecten aan de creatieve kunstbeoefening, die in deze tijd niet vol doende aandacht krijgen. Het is ener zijds het spelelement in de kunst en an derzijds de stofbeheersing die nodig is om een kunstwerk te scheppen. Wat we met het eerste bedoelen is zonder meer duidelijk als we een a cap- pella-koorwerk of een fuga van Bach vergelijken met welk zwaar lopend ro mantisch of modern werk ook. Vanuit een andere gezichtshoek benaderd is de creatieve kunstbeoefening eveneens te zien als een spel, maar dan een serieus spel, waar ook spelregels voor bestaan. En die spelregels berusten niet op een onderlinge afspraak, maar worden door de natuur ingegeven. Op aesthetisch ter rein heeft de natuur nl. bepaalde wetten geproclameerd. Er bestaat zoiets van ob jectief-schoon en objectief-lelijk. Niemand die bv. op een zomeravond de zon bo ven de zee ziet ondergaan, kan dit ver schijnsel lelijk noemen. Dergelijke wetten bestaan ook in de kunst, ook in de mu ziek. Wie daar bv. de wetten ontkent van harmonie, contrapunt, stemvorming, en wat dies meer zij, die is natuurlijk erg modern, maar hij stelt zich daarmee 'bui ten het spel. In alle takken van kunst, schilderkunst zo goed als muziek en beeldbouwkunst zo goed als poëzie, ziet men dat tegenwoordig gebeuren. En dat gaat dan onder de *vlag van „zelfexpres sie", „geniale oorspronkelijkheid", etce tera. Eerbiediging van deze spelregels eist evenwel stofbeheersing, of duidelijker ge zegd: vakmanschap. Zeker, vakmanschap is nog geen kunst; dat is in de geschie denis wel eens vergeten. Maar dat neemt niet weg dat kunst wel vakmanschap ver onderstelt. En ook dat heeft men wel eens vergeten, met name in deze tijd. Het probleem van het persoonlijkheids- ideaal en de vooruitgang in de kunst is te gecompliceerd om het hier in enkele alinea's af te doen. veelvoudige geneeskracht door veel- veelvoudige samenstelling. Bij kou, koorts, gfriep en pijn. Koker 90 en 50ct Zoals prof. Schmidt in bovenvermeld artikel aanwees, zijn het gregoriaans en de klassieke polyphonie te beschouwen als de bronnen van „waarachtige kerk muziek". De volgroeiing van de poly phonie in de Barok had zich grotendeels voltrokken buiten de R.K. Kerk. Dat de ze muziek evenwel een waarlijk religieu ze sfeer ademt, valt niet te ontkennen. In deze stijl wilde Van Amelsfoort daar om componeren. Dat betekent dus het doortrekken van een lijn die afgebroken was, en niet het afstand doen van be paalde in de tijd verschenen verworven heden. In die zin is teruggaan in de ge schiedenis iets onmogelijks. Men kan bij wijze van spreken, als aardrijkskundige niet doen alsof Amerika nog niet ont dekt is. Met verscheidene orgelwerken en o.a. zijn Missa I.H.S. Familiae heeft Van Amelsfoort bewezen dat deze barokstijl voor de „religieuze muziek nog alles zins levensvatbaar is. Wie dit theore tisch niet wil aanvaarden, moet in elk geval zo eerlijk zijn zich te laten over tuigen door onbevangen naar zijn com posities te luisteren. De Missa IH.S. Familiae is geschre ven voor drie stemmen met orgelbegelei ding. De componist heeft het de uitvoer ders niet gemakkelijk gemaakt, maar het is dan ook een compositie geworden die leuter uit muzikale vondsten bestaat. De stemvoering is eenvoudig wonderlijk. Het stijgen en dalen van de melodie met op volgende halve noten komt in zijn mu ziek herhaaldelijk voor, wat aan de me lodie een eigenaardige dwingende macht geeft. Het telkens verspringen van toon aard is bij hem volkomen dienstig en on dergeschikt aan de melodie, terwijl ait moduleren aan de tekst een bizonder krachtige zegging geeft. Treffend is dit te vinden in het Kyrië en Benedictus. Als een proeve van vakmanschap mag gel den het Gloria van deze .mis. Het is frappant hoe het telkens terugkerend thema hier in het geheel is ingebouwd. De orgelpartij in deze mis is iets heel bizonders. Het is heus iets meer dan enkel een instrumentale ondersteuning van het koor. En toch maakt het van de vocale compositie een integrerend dee) uit. We zouden het kunnen vergelijken met de machtige orkestpartij van Bach s Hohe Messe. De eerste stukken die het Waspiks koor van deze mis heeft ingestudeerd zijn het Kyrie, Sanctus en Benedictus. Het Sanctus en Benedictus werden uit gevoerd op de zangersdag die de afd. W aalwijk van de Gregoriusvereniging dit jaar te Kaatsheuvel heeft georganiseerd. Het Sanctus wordt ingezet door de baspartij. Het thema wordt dan overge nomen door de lie tenoren, en vervol gens door de Ie tenoren. Het is een ge- FEUILLETON oan „De Echo van het Zuiden". VAN door Martin Verduvn. Een nog ver verwijderd, mono toon gebrom sneed haar gedach- tengang af. Hei was onmiskenbaar een vliegaiig. Hei geluid werd sier- ker en 'eeh flikkering in de luehl verraadde plotseling de plaats waar het zonlicht op de metalen romp van een vliegtuig weerkaatste. On der de negers ontstond zichtbaar opwinding. Alleen hdn' stamhoofd bleef kalm en wees, het gelaat op Marion en Flanders gericht, op het naderende vliegtuig. Flanders knikte zwijgend. Er was geen twijfel mogelijk dat de piloot het vuursignaal reeds onldekt had. Het toestel begon te cirkelen, blijk baar om aan te duiden dat hij hen ontdekt had en om een enigszins geschikte landingsplaats te zoeken. Flanders hoopte vurig dat deze manoeuvre niet opgemerkt zou worden door de in de omgeving rondsluipende vijandelijke agenten en dat het vliegtuig dicht in de nabijheid zou landen. De piloot scheen zijn toestel er gens ten Oosten van het negerdorp aan de grond te willen zetten. Het vliegtuig kwam nu snel in glij vlucht omlaag en verdween duide lijk zichtbaar achter het geboomte. In angstige spanning wachtten zij op een klap. Maar zij hoorden niets dan de gewone junglegeluiden. Snel namen Marion en Flanders afscheid van het stamhoofd, die hen twintig man ten geleide mee gaf. Inlanders gaf de richting aan. Hoewei het had geleken dat het toestel op slechts honderd meter afstand geland was, duurde het ruim twintig minuten voor zij het, op een klein open terrein, ontdek ten. Majoor Crane kwam hen met grote stappen tegemoet en begroet te hen hartelijk. „We moeten on middellijk opstijgenkondigde hij aan, „want 't is spoedig donker". Snel verdwenen Marion en Flan ders in het toestel, dat zich onmid dellijk weer in beweging zette en vlak over de boomgrens in weste lijke richting koerste. „Hoe is 't bij U?" was Flanders' eerste vraag. „Toen wij vertrokken maakten wij ons gereed de vijand een warme ontvangst te bereiden" antwoordde Crane. „Inmiddels is ons geseind, dat nieuwe Duitse pa rachutistentroepen zijn afgewor pen. Die zijn nu tot actie overge gaan. 't Is dus de vraag of we kunnen landen. Er is thans 'n he vig luchtgevecht bezig." „En Nichols?" vroeg Flanders. „Zojuist hoorden we via de ra dio dat hij gesignaleerd is. Hij hield zich schuil aan 't riviertje achter ons kamp, maar werd door een bosbrand uit zijn hol gejaagd." Het gesprek verstomde. Marion en Flanders waren ieder met hun eigen gedachten bezig, maar die gedachten lagen niet ver uiteen. Nog een zeer korte tijd en zij zou den Mersham begroeten, tenzij hij nu nog in het gevecht sneuvelde. Marion huiverde bij die gedachte. Zij vond dat het vliegtuig voort- kroop, maar even later moest zij om zichzelf glimlachen, bedenken de wat het geweest zou Zijn als zij deze afstand door de jungle en de oerwouden hadden moeten afleg gen. Ruim een uur later zagen zij aan de westelijke horizon 'n rode gloed. „Dat is waarschijnlijk de brand en tevens het gevechtsier- rein", zei Crane. Hij gaf de radio man opdracht om verbinding met Mersham te zoeken. Het contact was spoedig tot stand gebracht. „Waar moeten wij landen?" Het antwoord was: „Zij móesten voor lopig uit de buurt blijven..'t Lucht gevecht was nog in volle gang en evenzo de strijd beneden. Er wa ren versterkingen uit Lëopólds- vi 11e onderweg. Deze konden ieder ogenblik arriveren. Daar moesten zij zich bij aansluiten. De comman dant van het eskader was reeds dragen .lyrisch stuk dat besloten wordt door een enthousiast jubelend Hossanna. Een tamelijk groot, maar wonderlijk schoon tussenspel van het orgel leidt dan tot het Benedictus, dat weer in adagio geschreven is en zo mogelijk nog serener en inniger klinkt. Dit langzame deel vindt dan weer zijn sluitstuk in het her haalde, levendige Hosanna. De lezer heeft waarschijnlijk een glim lachje niet kunnen onderdrukken, toen hij prof. Schmidt hierboven hoorde spreken over kerkmuziek „die zich bij de koren der engelen -mag aansluiten' U zult een term als serafijns voor deze muziek even wel zeker toepasselijk kunnen vinden. De muziek die hier aan deze hymnische tekst ontvonkt is, is waarlijk hemels. Als we met een kunstwerk geconfron teerd worden, dringt zich vanzelf de v.raag aan ons op wat is het dat aan het kunstproduct zijn eeuwige waarde geeft? Enigszins schools en apodictisch zouden we kunnen antwoorden :'de graad van vormschoonheid en levensuitdruk king die in het werk bereikt is. Nu zijn het bizonder gevaarlijke bespiegelingen als het gaat over muziek als levens uiting. Want waarin manifesteert zich precies de persoonlijke menselijke ge stalte in de muziek? Bij een literair werk bv. „valt er nog over te praten". We bedoelen al moet de geoefende lezer tussen de regels door weten te lezen, hij heeft enig houvast aan de door de schrij ver ontwikkelde logische gedachte. Bij muziek ligt dat enigszins anders. WatTiier in het onderbewustzijn van de kunstschepper leeft, vindt zijn weg in een volkomen a-logische taal, nl. de mu ziek. Muziek heeft geen logische, maar j „slechts" een muzikale inhoud. En zelfs wanneer de componist vocale werken schrijft, maakt hij muziek naar aanlei ding van de tekst en geeft hij er geen muzikale omschrijving van. Het zijn slechts ijdele pogingen van te literair ingestelde recensenten om datgene wat ir. de componist (meestal onbewust) werkte, in woorden te willen vangen. „De eigenlijke grote criticus is de tijd en zij die hierin geloven, haasten niet." Deze kreet herinneren we ons uit het overigens aardige boekje 'Over Muziek (met hoofdletters, want zo luidt ook de titel!) van Hendrik Andriessen. Ontegenzeggelijk is dit treffend gefor muleerd, maar daarom hoeft het nog niet per se waar te zijn. Waarschijnlijk is bet de schrijver er zelf trouwens even min mee eens. Want wat zou hij met tijd hier anders bedoelen dan de mensen van de tijd? En van hen is toch alleen dan bet verlangde effect te verwachten, als ze zich inderdaad (al of niet bewust) rekenschap geven van wat ze te horen krijgen. Het afstand nemen in de tijd kan voor bepaalde mensen in zoverre nuttig zijn, dat hierdoor zekere a-muzi- kale factoren bij de beoordeling gemak kelijker worden geëlimineerd. Maar het gaat niet aan om uit een soort -hoog moedige voorzichtigheid voor alles wat op artistiek terrein gebeurt, onverschillig te blijven en het systematisch dood te zwijgen. Levend in onze heilige geest drift over de schoonheid van deze mu ziek, durven wij rustig afwachtend de „tijd" uit te dagen; maar wij haasten ons wel u opmerkzaam te maken op zulk een ontroerende, nee gelukkig-makende muziek. Dat is al het minste wat we kunnen doen. NIJVERHEIDSSCHOOL. Voor de vakken smeden-bank- werken, schoenmaken en timmeren beslaat nog' sleeds aan de Nijver heidsschool voor Waalwijk en Om streken de halfjaarlijkse aangifte van leerlingen (1 April en 1 Octo ber): Voor 1 April a.s. is de aan gifte voor de dagschool weer zeer belangrijk, n.l.: Smeden-bankwerken 4(1 Schoenmaken 25 Timmeren 2(i To'.aal 91 BENOEMINGEN BIJ DE GEMEENTE-POLITIE. Tot agent van politie alhier is benoemd de heer II. A. Boeijen, thans agent van politie te Nijme gen. De benoeming gaat in per 1 April. Tot adjunct-commies bij dc po- litie-administratie is benoemd met ingang van 1 Mei a.s. de heer F. A. .1. Heuperman, thans administra tief ambtenaar bij de gemeenlepo- lifie te Utrecht. Dr A. WEIJNEN VOOR DE HEEMKUNDEKRING. Maandagavond was de bekende diiïlektoloog dr A. Weijnen, de gast van de Heemkundevereniging in de zaal Thalia. De belangstelling was niet bijster groot, zoa's de voorzitter de heer G. Couwenbergh tot zijn spijt in z'n inleidend woord moest opmerken. Maar degenen die er waren, hebben genoten van een zeer boeiende en leerzame causerie over principes van dialektverkla ring. Dr Weijnen, uiterst deskun dig" op dit gebied, bracht er een tiental ter latei, rijkelijk geïllus treerd met voorbeelden, ook uit onze eigen omgeving, waardoor de uiteenzetting temeer aan aantrek kelijkheid won. Het is bier niet de plaats om ze saam te vatten, om dat bij een summier overzicht de helderheid, een eersle' vereiste in deze moeilijke materie, niet gebaat is. Wel ware het te wensen ge weest dat een groter publiek van zijn belangstelling had blijk gege ven, want door een werkelijk des kundige kunnen veel misvattingen omtrent dialeklen worden wegge nomen. In ieder geval waren de aanwezigen zeer geïnteresseerd, wat ook bleek uit dé discussie die zich na de causerie ontspon. De Heemkundevereniging ver dient lof voor het iniliatief dat zij dr Weijnen voor de derde keer heeft uitgenodigd, en het is te hopen dat hij nog eens voor een groter, maar even belangstellend gehoor in Waalwijk zal optreden. „DE STENEN SPREKEN" Pater Brenninkmeyer O.P. is een graag geziene gast bij de leden van het Kalhoüek Vrouwengilde. Ook Maandagavond was hij weer in hun midden en de leden van de afde ling Waalwijk en, vele belangstel lenden waren naar „De Twee Ko lommen" gekomen om naar hem te luisteren, toen hij een lezing hield met als titel „De stenen spreken", die handelde over de christelijke cultuur in dc loop der eeuwen. In zijn inleidend woord wees Pater Brenninkmeijer op de aan vallen, die in de loop der eeuwen zijn gedaan op de Bijbel, maar hog steecis worden er opgravingen ge daan, die hél Bijbelverhaal beves tigen. Zaak was het echter vorm en inhoud van de Bijbel goed te onderscheiden en daarom was er wel vakmanschap vereist om hei Bijbelverhaal goed te kunnen lezen. Frappante voorbeelden haalde de spreker aan Ier illustratie van de enormiteiten, waartoe men komt, wanneer men vrijelijk de Bijbel interpreteert. Nooit mogen daarom de onder delen van een bepaald Bijbelver haal uit hun verband worden ge licht, wil men verbastering voor komen. De opgravingen die in Mesopo tamia, in Egypte en Palestina wa ren verricht, zag spreker als mid delen om de Bijbel op zijn juiste waarde te verslaan, en als midde len van genade, omdat ze ons ge loof steun gaven. Het geloof begint hoe langer hoe meer te zwijgen in de 20ste eeuw, doch „de stenen spreken" daaren tegen hoe langer hoe meer. Steeds meer ervaren we dat het geloof niet tegen wetenschap en techniek indruist. In dit verband haalde de spreker professor Beul aan, die zelf een groot aandeel had bij de bedoelde opgravingen en 'lie het verbluffend noemde, hoe de oude vondsten de christelijke geloofs leer bevestigen. Met lichtbeelden werd bei be toog van Pater Brenninkmeijer «e- ïllustreerd, zodat men tevens in'de gelegenheid was de prachtige kunstschatten uit de oudheid te ionen. De aanwezigen zagen oude re- i s uit de prachtvolle paleizen der koningen, reconstructies van oude steden en kunstwerken uit 'l Assjrische rijk de pyramiden stenen tafels met spijkerschrift tm hicroglyphen, al deze kunstvoor werpen waren een waardevolle documlatie van het bijbelverhaal. CONCERT LIEDERTAFEL „OEFENING EN VERMAAK" Van het concert dat de Lieder- tatci „.Oefening en Vermaak" Dins dagavond in een niet geheel gevuld Musis Sacrum gaf, waren wij in staat het tweede gedeelte te horen, dat bestond uit opera-fragmenten van Verdi, Bellini, Donizetti en Von F lolow. Hierin traden zes van de m totaal acht eigen solisten op Dit optreden van uitsluitend solis ten, voortgekomen uit het koor zeil, heeft een eigen bekoring. De personen wie deze eer, dank zij bun talent, te beurt valt, krijgen daardoor de gelegenheid hun licht eens op de kandelaar te plaatsen en het verder en scherper te laten schijnen dan in de overigens zeer respectabele massa van het koor mogelijk is. Bovendien lopen ze, in eigen milieu optredend, geen risico in de schaduw te komen van het felle licht, dat een beroep.szan- ger nu eenmaal uitstraalt. De con currentie is eerlijker en de wed ijver ongetwijfeld sportiever. Daar bij is het voor solisten en niet-so- listen een stimulans om zich met nog meer ijver op de edele zang kunst toe te leggen, want uit de nieuwe namen, die men geregeld op de programma's aantreft, blijkt dat zoal niet iedereen, dan toch deze of gene een kans maakt in hei lang dan wel in rok of jacquet uil het koor naar voren te mogen tre den. Dit houdt er de moed in, voor zover dit nodig is tenminste, wani een goed koorlid, te zijn is nauwe lijks minder dan een goed solist te zijn. Het vraagt evenzeer talent en zeker zoveel zelfbeheersing, want in een koor geldt de homogeniteit nu eenmaal hoger dan de individu ele prestatie. Maar wie gedreven wordt door liefde tot de muziek, zal zich als koorzanger(es) even goed op haar resp. zijn plaats we len als in welke andere meer spec taculaire functie ook. Een concert, dat de verslaggever tot dergelijke afdwalingen verleidt, niel van de materie, maar van' de zaak, heeft in dit opzicht iets ie betekenen. Da klopt, want uit het gemengd koor van de Liedertafel komen meer dan eens solisten naar voren die zoveel talent hebben en die dat talent zo gecultiveerd heb ben. dat ze hun licht niet onder de korenmaat moeten blijven plaatsen. Hel koor moet het schrijver dezes dan maar vergeven dat het een ogenblik is vergeleken met een ko renmaat, want hij voegt er onmid dellijk aan toe, dat deze vergelij king zeer mank gaat. Immers, bij heeft geconstateerd met hoeveel liefhebberij er gezongen wordt, hoe levendig de vertolkingen zijn en hoe deze operamuziek vlees en bloed is geworden in die zange ressen en zangers, die inderdaad gedreven worden door de liefde. Eii men kan zich geen schoner voorwaarde denken om tot een ge slaagde uitvoering te komen. Helaas dus moeten wij bet voor wat het eerste deel betreft, laten bij de vermelding dat daarin be- rillerig, lusteloos? Dan heeft de kou U te pakken! Blijf niet rondlopen, houd U warm en neem voor U naar bed gaat a n 11 - pi j n t a b Ie tt en van de ontmoeting verwittigd." „We zijn op de route-", zei Flan ders tot Crane. „Dan moeten we hier maar blij ven cirkelen". Majoor Crane achtte dit ook het beste. „Manoeuvreer dan in noord-zui delijke richting", droeg hij de pi loot op, „dan bestaat er weinig kans dat wij hel luchteskader mis sen". Er verstreek nu ruim een kwar tier. Toen zagen zij vrijwel allen gelijk een drom vliegtuigen vanuit het Oosten naderen. „Radio", be val Crane. Toen het contact was tol stand gekomen, bleken de vliegtuigen inderdaad op weg naar het gevechtsterrein en bemand met minstens driehonderd parachutis ten. „Wij kunnen ons bij hen aanslui ten en met hen landen", zei Crane opgewekt. „Dat zal echter nog een heel eind van het kamp verwijderd zijn, want daar wordt slag gele verd en dc noordwestelijke gordel er 'om heen brandt. Het eskader zal het luchtgevecht vermijden, de pa rachutisten afwerpen, terugkeren en zich dan met de Duitse vlieg tuigen gaan bemoeien. Wij landen ergens op veilige afstand achter de parachutistenlinies en moeten ver der afwachten." Nichols' gedachten stonden even stil. Dat machtige brein was voor hét eerst sedert zijn leven op non- actief gesteld. Hij was een primi tief dier geworden, evenals alle an deren die gejaagd worden. Nog hadden zijn verbeten ach tervolgers en hel laaiende vuur hem niet te pakken. Blindelings strompelde hij nu voort. Met af grijzen werd bij zich bewust van een nieuw vreselijk gevaar. Hel waren talloze uit hel brandende bos vluchtende dieren, die als een vloedgolf op kwamen zetten. Ver voor hem zag hij plotseling vlieg tuigen naar de aarde glijden en ontvouwden zich honderden para chutes. Achier hem klonken juichkreten. Toen keerde zijn denken terug en realiseerde bij zich met ontzetting dat hij was ingesloten. Gevangen tussen vijanden, vuur en opgejaag de dieren. Waren hel grote dieren geweest, dan was hij reeds lang verpletterd geweest. Maar dat kon ieder ogenblik gebeuren, wist hij. Toen zag hij hoe vanuit het Zuiden plotseling een groot aantal Duitse parachutisten naderden. Met zijn laatste krachten rende hij deze te gemoet. Reeds werd van weerszij den het vuur geopend. De dol ge worden dieren, meest kleine apen, veranderden hun richting en lie pen hem van de been. Nichols viel languit in het hoge stekelige gras en begon nu tc kruipen. De chaos was nu onbeschrijflijk. Van het Zuiden naderden de Duit sers, van het Oosten de soldaten van Desmond, het laaiende vuur en de stroom opgejaagde dieren en van het Noordwesten vielen de pa rachutisten aan. Kreunend, grommend als een beest kroop Nichols onder 't moor dend mitrailleurvuur voort. Dc schotwond in zijn zijde bloedde hevig, zijn gelaat en handen wa ren besmeurd met bloed en voch tige aarde, zijn kleren hingen aan flarden. Maar het gevaarlijke brein was nog in werking. Zou hij één maal de Duitsers bereikt hebben, dan zouden deze doorvechten en een patrouille zou zich met hem uit de voeten maken, naar 'n ver dekt opgesteld vliegtuig brenger en wederom zou bij ontsnapt zijn. Deze gedachte gaf hem reuze krachten, zijn geloof in zijn sata nische zending was niet gebroken. De kogels konden hem niet deren, de overwinning van de heilstaat stond vast. En daar hij de nazi's het onovertrefbare wapen moest verschaffen, moest hij onkwets baar zijn. Hij sprong op en rende als een athleet zijn vrienden tege moet. Wordt vervolgd. B len

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1954 | | pagina 2