Puistjes
D.D.D.
LEVEND GESCHENK
WRIGLEYi**
Nederlandse correspondent
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 8 APRIL 1955
Feuilleton
II
KAuW
(FRI KNEPFLÉ)
verleide in Keulen over de
Westduitse politieke keuken
kerk zitten, zijn handen krampach
tig tegen zijn gezicht gedrukt, zon
der één enkele keer op te zien.
Maar de Pastoor zag niei wat er
omging binnen in de jonge man.
Hy zag niet hoe alles daar dood
scheen en hoe uit zyn hart geen
gebed meer kwam.
HU had moederkc beloofd voor
haar en vader te bidden en hU pro
beerde het ook; God weet, hoe hij
het probeerde, maar het bleef stil
in hem, het bleef dood en koud; in
hem leefde slechts het doffe, wan
hopige verdriet, dat hem over
meesterde.
En iedere morgen trachtte hij
weer de woorden te vinden, waar
mee hij zich tol God kon richten
om troost en sterkte in het onzeg
baar leed; maar de woorden van
het gebed lieten zich niet vinden;
God liet zich niei benaderen.
In hem was enkel het doffe, on
peilbare verdriet
Koster Jan bestudeerde de hemel
toen hU na de tweede H. Mis uit dc
sacristie kwam. Hel blauw was
diep en si rak.
Hij hapte een s uk uit het weer
'I is net boter, ge kunt er dc
butsen in nUpen! zou de kapper
zeggen en proefde: 't smaakt
naar de Lente, naar de zon en de
warmte, naar de koel e van de
dauw en de flauwe reuk van de
Zuidenwind.
En Jan zag de aarde die te wach
ten lag op zUn arbeid, die het koeie
staal wilde voelen van zijn schop
en die opengelegd wilde worden
om beter te voelen de warme s ra-
len van de zon; de aarde wachtte
op he zaad dat hij behoedzaam in
haar plooien zou leggen en dan zou
het gekoesterd worden en be
schermd, tot hei bloeide en vruch
ten droeg, honderdvoudig.
Koster Jan gunde zich amper de
tUd om te eten. „Doe toch kalm aan
jongen", zei z'n moeder.
„Ik heb geen tUd moeder", zei
koster Jan heel beslist en hij sloeg
een kruiske, drukte zijn pet op de
bruine krullen, zei „houdoe" en
ging naar buiten.
Gretig grepen zUn handen de
burries van de kruiwagen en daar
ging ie.
De zon ke'ste haar stralen in het
blanke blinkende staal van de
schop en van de heggeschaar en al
het tuingereedschap lag te zingen
in de hobbelende kruiwagen. Jan
voelde dc warmte op zUn huid en
de smaak van het weer in z'n lon
gen en hy' zong van „den hemel die
den onze is" en „vivat 't goeie
bier" dat zou ie weer proeven
als ie Zaterdag' de Paasklokken had
geluid; daar kon gebeuren wat cr
wou, proeven zou ie 't en smaken
zou 'l ook, reken maar! Volgende
week Woensdag trouwen we!
Toen hij het Wi te Huis naderde
zong ie niet meer en hU wipte de
burries van de kruiwagen niet
meer in zUn sterke handen. Stil
brach hij zijn kruiwagen achterom
naar de keukendeur.
„Is MU'nheer George thuis?"
vroeg ie aan Marie, die 'm blU ken
de: „Ha, koster Jan!"
„Ja", zei Jan, „ik wilde 'ns vra
gen of ik onderhand nie aan de
tuin zou kunnen beginnen, 't Wordt
tijd, dat hebt ge zeker wel in de
gaten". En Jan keek in de zon en
de zon scheen in z'n jonge ogen.
Wat is ie toch 'n schone ferme jon
gen, dacht Marie en ze zei: „Zeker
Jan, ge hebt gelU'k, maar ik zou 't
toch efkens aan MUnheer moeten
vragen". En ze ging weg; onder-
wUl haalde Jan zUn spullen uit de
kruiwagen
„Och, zoudt ge het wel doen..."
Jan schrok op toen ie de donkere
mannenstem hoorde: „O, dag MUn
heer George, eh, wat zei U?"
„Ik vroeg, Jan, of ge het wel
zoudt doen dit jaar!"
„Wat doen mUnheer de notaris?"
,Nou, de tuin in orde maken,
zaaien en planten en zo
De stem van de jonge notaris
was volkomen lusteloos en zonder
interesse.
„Maar Mijnheer de notaris
stamelde Jan en de teleurstelling
en ontsteltenis waren overduidelijk
op zUn gezicht te lezen.
„Och Jan, wat heb ik cr aan," j
zei George, en zijn ogen keken hul-
van „De Echo van het Zuiden
door
Bruno J. van Lheenke.
11).
Van beide kamers stonden grote
deuren op een kier. Voor de deu
ren hingen zware overgordUnen.
Mieke en John kozen de kamer,
die met de zUkant aan de tuin
grensde. Voorzichtig gingen zij
door de deur naar binnen, zorg
dragende achter de gordUnen te
blUven. De gordijnen hingen niet
alleen voor de deuren, maar ook
voor de ramen daarnaast. En zc
hingen royaal op de grond. Tegen
de muur aangedrukt schuifelden
Mieke en John verder de kamer
binnen. Een bloempot, die op de
lage vensterbank stond, schuifelde
mee. Even ging dat goed, toen viel
hU. Maar Mieke, die achter John
aan kwam, wist hem op te vangen
er. ook dat gevaar was weer afge
wend.
Zij keken door een spleet de ka
mer in, bleven hun tUd rustig af
wachten en namen hun kans waar
op het moment, dat een orkestje
begon te spelen en de meeste pa
peloos weg naar een punt in de
onbestemde verte.
„Maar ik heb 't toch ieder jaar
al gedaan, en ge weet hoe mooi de
iuin altijd was en hoe Mevrouw me
altU'd hielp en zei hoe ik 't moest
doen
Er trok een vleug van pijn over
het donkere gezicht voor hem!
„en 't volgend jaar doen we
't weer anders, koster Jan; ik her
inner me nog goed dat ze dat vo
rig jaar zei, Uw moeder".
„Goed, goed! Ga je gang dan
maar, maar ge moet 't doen, koster
Jan, zoals mUn moeder het gewild
zou hebben
„Ja, dat weet ik nog wel, mijn
heer de notaris, daar zal niks aan
mankeren", en bang dat de man
nog van gedachten zou veranderen
greep Jan al de schop en de hark;
hij keek nog 'ns naar de notaris.
„Goed", zei die nog en ging
naar binnen.
Jan toog aan het werk; het zou
hem benieuwen of ie vandaag nog
klaar kwam; 't was een grote tuin
en er moest veel in gebeuren.
Eerst maar 'ns kijken hoe 't de
bollen gedaan hadden, die hij in
het najaar nog met de oude me
vrouw had gezet. Ha, de narcissen
staken hun gouden trompetten al
naar de zon, talloze stonden er
frêle en hel van kleur onder de
oude1 beuken; de crocussen waren
warempel al uitgebloeid, hier en
daar plakten er 'n paar op het gras
dal al weer van een nieuw en die
per groen ging worden; de tulpen
schoten ook al in hun knoppen,
maar dat zou nog wel even aanlo
pen, peinsde Jan, die zUn schoffel
hanteerde tussen dc bloemen.
Die Paasbloemen siaan 'n beetje
te dicht op elkaar; 't was beter als
ik er wat uitsnee, dan kunnen ze
'n paar ruikers binnen zetten en
misschien mag ik er op 't eind van
dc weck wel wat hebben voor in
de kerk, ze zouden schoon s.aan
tussen de zilveren kandelaren.
En Jan sneed een grote ruiker
van die gouden bloemen en wilde ze
naar de keukendeur dragen, toen
Mijnheer George net naar buiten
kwam.
„O, mijnheer", zei Jan, „ik wilde
net wat bloemen brengen
„Bloemen?" zei George, „waar
voor en waar vandaan?"
„Nou", zei Jan, „om binnen te
zet en in de kamer én in Uw kan
toor; ze stonden hier een beetje te
dicht op elkaar".
„Stonden die hier in de tuin
Waar dan? Moet ik die binnen zet-
ien?"
„Ja, na'uurlijk". Jan was ver
wonderd over de vreemde vragen.
„Och, Iaat maar
„Maar mUnheer, U weet toch nog
wel hoe vrolUk ze vorig jaar op Uw
bureau stonden; Uw moeder zette
er altijd bloemen op. En kijk 'ns,
hoe mooi deze zijn!"
„Ja, ze zUn mooi; moeder hield
van Paasbloemen. Geef ze dan
maar aan Marie, die zal ze wel bin
nen zetten. Dag
En zonder op of om te zien ging
hU naar de garage.
Even la er schudden de mensen
van het dorp hun bezorgde hoof
den; wat rUdt ie toch weer wild.
De laatste dagen van de Goede
Week waren drukke dagen voor
kos er Jan en veel tijd om zijn tui
nen bij le houden had ie niei. Uren
bracht ie door in en rond de kerk,
waar ie de schone plechtigheden
mocht voorbereiden, waar ie van
heel dichtbij die plechtigheden
mocht meemaken; dat deed ie nou
toch al enkele jaren en ieder jaar
weer waren die heilige handelin
gen van een nieuwe ontroerende
schoonheid, van een huivering
wekkende volheid van betekenis.
Het was Goede VrUdag; doods en
stil was de kerk; er stonden en
kele kaarsen eerbiedig te branden
rond het kruisbeeld, dat daar voor
de communiebank te wachten lag
op de innige begroeting van vro
me lippen.
Morgen was het Paas-Za'.erdag en
overmorgen Pasen, en bedrUvig
was Jan doende in de sacristie, in
de hulp-sacristie, in de doopkapel,
en Dora hielp hem de schone ge
waden en altaarkledcn na te zien
en in gereedheid te brengen.
En in de tuin van de pastorie
sneed Jan de bloemen, die morgen
onder het Gloria de misdienaars op
het altaar zouden zctlcn, in grote
gouden ruikers.
„Ge zoudt 'ns efkens hU de no
taris nog wat Paasbloemen moeten
gaan vragen, Dora", mompelde Jan
heel gedempt in de ruime sacris
tie, waar ieder geluid enkele keren
luider werd en van daaruit zich
zachter en zachter voortzette tot
achteraan in de kerk. „D'r staan
cr nog genoeg".
„Ik zal er direct efkens langs
gaan, koster Jan, eerst dees super-
pliekes nog 'ns netjes vouwen; ge
hebt ze zo maar aardig in de laai
gemeten, gU. O, en dan moeten we
direct eerst nog bidden in de kerk,
't is zo drie uur
Toen de drie slagen dof door
klonken tot in de kerk, zaten ze
daar, de vrome mensen van 't dorp
en ze baden voor hun vele inten
ties, voor de zieken en de armen,
voor de gestorvenen en de leven
den, voor hun kinderen, voor hun
vaders en moeders, zij vertelden
tegen Christus aan het kruis al hun
vreugde en hun leed, al hun innig
ste verlangens, alles wat er in hen
omging en hen bezig hield. En in
Gods tegenwoordigheid werd er '11
onzichtbaar web geweven van fijne
draden, die gingen van hart tot
hart, en alle mensen van deze goe
de gemeenschap weten zich in zul
ke ogenblikken verbonden met el
kaar in het gebed, in de liefde tot
de gestorven Christus, in de liefde
'ot elkaar; want dan sluit het ge
bed niemand buiten.
Daar zaten ook twee jonge men
sen, Dora en Jan, mei harten boor
devol geluk, dat geluk uit te zeggen
tegen de gestorven Jezus, en Hem
le danken. Zij wilden ieder doen
delen in dit geluk, deze zuivere,
blije vrede, ook de man die ineen
gedoken achter in de kerk zat.
Voorheen was hij altijd met moe
der naar de kerk gegaan op Goede
Vrijdag om drie uur en dat was de
enige reden dat hU nu daar zat;
zijn hart gevoelloos door het grole
verlies en kil gelUk deze kerk op
Goede Vrijdag-middag.
Zijn ziel was gefolterd en zUn
verstand vond enkel dc woorden
„God, laat mij bidden", en zijn ver
sland zei hem dat dit niet goed
was, dit gevoelloos zUn, dit onver
schillig zijn. Maar uit zUn hart
kwam slechts dat ene woord, en in
zUn geest stond slechts dat ene
beeld: Moeder.
En in zijn ogen, achter dc kramp
achtige handen, wa de radeloos
heid, de doffe radeloosheid, die
over dreigde te» gaan in een wan
hopig alles doden wat goed in hem
was. En hU was niet bij machte
zich cr tegen te verzetten
Wat later, toen de mensen weer
naar hun bezigheden waren gegaan
klopte een ineiske bescheiden aan
de keukendeur van het Witte Huis:
„Zijde gij 't, Dora?" begroette Ma
rie het meisje harlelijk. „Komt
er in!"
„Dag Marie", zei Dora, „ik kwam
heerlijk - verfrissend
zuivert mond en keel
verhoogt uw werklust
vragen of gullic niet wat Paasbloe
men missen kunt voor de versie
ring van de kerk".
„Ik zou 't wel denken', zei dc
goedige meid, „maar ik zal 't efkes
aan Mijnheer gaan vragen".
En ze ging weg, de grote holle
gang in; Dora hoorde de sloffende
stappen wegklinken, dan ging er
ergens een deur open en toe en hei
was slil, heel stil in het grote huis.
Alleen 't water op het fornuis was
fijntjes beginnen te zingen en van
achter in de tuin klonken gedemp
te vogelgeluiden.
Maar die maakten de stilte in het
grote huis alleen nog maar dieper.
Twee paar stappen kwamen te
rug, Dora hoorde ze nader komen
en dan stond Mijnheer George in de
deuropening.
„Dag juffrouw
„Dora van Lieven, Mijnheer de
notaris, de aanstaande van koster
Jan, en ik kwam vragen of we
„Ik heb er al van gehoord, juf
frouw
„Zeg maar gerust Dora, Mijnheer.
Juffrouw! Jan moest het eens ho
ren. Uw moeder zei ook altijd ge
woon Dora
Uw moeder deed dit, Uw moeder
zei altijd dat, Moeder.... Moeder!
Wat er ook gebeurde, wat er ook te
doen stond, wat men ook tegen hem
zei, 't was altijd Uw moeder
Het deed hem pijn, en toch was
hU er ook blij om dat de mensen
haar niet konden vergeten, dat ze
zo'n grote plaats bleef innemen in
hun hart.
Mevrouw hielp me vorig jaar in
de tuin, Mevrouw zette ook altijd
bloemen op Uw bureau, Uw moeder
zei altijd Dora.
„Uw moeder heeft vorig jaar met
mij zo'n grote bos paasbloemen ge
plukt, Mijnheer George"; de goed
moedige Dora praatte maar door
tegen die ernstige jongeman.
„Ik wil niet zeggen dat U ze nou
ook zelf moet plukken, dat zal ik
wel doen hoor, als het mag van U
tenminste. Het vorig jaar hebben
we Uw paasbloemen op het altaar
gezet, vlak bij het tabernakel; dat
vond Uw moeder zo fijn. Ze zei het
tegen mij met Pasen. Dora, zei ze,
ik heb er heel de tijd aan moeten
denken dat mijn bloemen zo dicht
bij Onze Lieve Heer hebben mogen
staan
En nou zal ik er voor zorgen dat
jullie bloemen weer op het altaar
komen te staan en dan staan ze er
misschien Woensdag nog, als we
gaan trouvtfen
George van Duynen was gefasci
neerd door het geluk van dit meis-
ke; hij kon zijn ogen niet van haar
afhouden, zoals ze daar te praten
stond, ongedwongen en schoon, met
een licht van heel groot geluk in
haar ogen.
„Ge bent zeker nou wel heel ge
lukkig, Dora", zei Marie.
„O, Marie.en ze praatte ver
der over dat ze nog lang hadden
moeten wachten en dat ze nou ein
delijk een huiske hadden en
i George stond het aan te horen en
aan te zien; zijn ogen dronken dit
onvoorwaardelijk geluk, deze onge
compliceerde tevredenheid en in
zijn hart kwam de hunkering naar
dit tevreden geluk, naar dit blij aan
vaarden van het leven. Het leven
kan wreed zijn, dacht hij, en hij
wist dat het ook naar het geluk van
deze twee mensen zou grijpen; zijn
hart ja, zijn hart! kromp sa
men als hij dacht dat hun geluk
niet bestand zou zijn tegen 't leven;
maar dan zag hij weer naar 't blije
stralende gezicht van het meisje
Dora spoedig een jonge rijpe
vrouw, spoedig een moeder wellicht
en hij wist dat dit geluk sterker
was dan het harde leven, sterker
ook dan de wrede dood.
„Kom", zei hij plotseling, „zullen
we dan eens gaan kijken, Dora?
Geef eens een mes, Marie".
„Maar, Mijnheer", zei Marie, „ik
zal ze wel afsnijden!"
„Of anders doe ik het wel, mijn
heer de notaris!" zei Dora.
Maar hij was al weg en met grote
stappen liep hij door de tuin te zoe
ken naar de paasbloemen. Daar, on
der die beuken. Fel was hun uit
bundig bloeien in de voorjaarszon.
„Kijk eens Dora, hier staan er ge
noeg!" en zijn mes sneed door de
sappige stengels, en een voor een
legde hij de gouden kelken op hun
ren begonnen te dansen. Toen kwa
men zij achter het gordijn te voor
schijn en begonnen ook te dansen,
zich direct tussen de gasten bewe
gend. Tot zover was alles naar
wens verlopen.
„Wat nu?" vroeg Geschenk.
„Je amuseren en afwachten.
Denk aan mUn advies betreffende
ons genieten!"
Het genieten had al haast 'n uur
geduurd en John was er wel zeker
van dat Ghambricks, een uiterst
correcte heer van in de zestig, met
grijs haar, gedistingeerde kop,
waarin intelligente ogen, iets te
dunne lippen en een weinig ge-
I welfde neus, met het tanige, lange
lichaam, dat karakteristiek is voor
de Brit van goeden huize, dat deze
fantastisch rijke en zeer geziene
j topfiguur uit de financiële wereld
Mieke en hem al lang had opge
merkt. HU vroeg zich af, wat deze
man met dc hele zaak uitstaande
had en was van plan een praatje
met hem te gaan maken. John was
geen onbekende in de Engelse so
ciety en ontmoette tamelijk veel
mensen waar hij een gesprek mee
kon aanknopen.
Hij sprak met lord Dunderville,
een lid van het Hogerhuis; Mieke
was even naar het toilet. Opeens
gingen alle lichten in het huis uit.
„Dames en heren, een ogenblik
graag, de stoppen zijn doorgesla
gen", riep. Ghambricks en maakte
zUn excuses.
Men praatte allemaal door elkaar
en was opgewonden: het was een
zeer welkome afleiding.
John was direct opgesprongen
en rende naar de deur. Waar was
Mieke
Mieke kwam juist de gang in,
toen de lichten uitgingen. Plotse
ling voelde zij zich beetgegrepen.
Even speelde het licht van 'n zak
lantaarn over haar gezicht.
1 Zij worstelde om los te komen en
probeerde te schreeuwen, maar di
rect sloot zich een hand over haar
mond. Dan werd haar een doek
I
voor de neus gebonden en haalde
zij een scherpe lucht in.
Even later werd zij bewusteloos
weggevoerd in een zeer snel rij
dende wagen.
Het licht ging weer op en spoe
dig was alles weer hU het oude. Al
leenMieke was weg
John had een gesmoorde kreel
gehoord en was direct de gang in
gerend zonder echter haar en haar
belagers te zien. Hij begreep heel
goed wat er gebeurd was en vrees
de het ergste voor Mieke als hij
niet heel gauw ingreep. Hij holde
naar buiten en ondervroeg '11 paar
wachtende chauffeurs; geen van
deze mannen had iets bU'zonders
opgemerkt. Een auto? Nee, die was
er het laatste kwartier niet vertrok
ken, tenminste niet een van de wa
gens die voor het huis stonden ge
parkeerd.
John ging naar zUn wagen en
overdacht de situatie. De kans dat
1 Ghambricks het risico zou nemen
om Mieke in zUn eigen huis gevan
gen te houden, was uiterst gering.
Hoogstwaarschijnlijk had men haar
via dc tuin ontvoerd, en John be-
i greep dat het geen zin zou hebben
daar nu nog rond te gaan hangen.
Hij vroeg zich af wat voor zin het
zou hebben 0111 Mieke uit de weg
te ruimen. Alleen omdat zU iets van
die uitvinding af wist? Maar dan
zouden ze het ook op hem gemunt
moeten hebben, want ze zouden
duvels goed begrUpen dat hij van
alles op de hoogte was.
„Tja jongen, onder deze omstan
digheden zullen zij dan ook wel al
het mogelijke doen om ook jou te
pakken le krUgen. Tenzij ze na
tuurlijk op de een of andere ma
nier Mieke tegen je willen uitspe
len. Maar hoe
Nog even bleef John stil in zijn
auto zitten, toen stapte hij uit, vast
hoge slanke voet, in de armen van
het meiske. Hij keek naar haar op,
zoals ze daar stond tegen de blauwe
zonnige hemel, met haar frisse vrije
schoonheid, haar gelukkige jeugd,
met haar armen vol gouden narcis
sen en rond haar mond de blije
lach. Hij keek haar aan, als wilden
zijn ogen voor altijd dit blije beeld
bewaren. Ze werd een beetje ver
legen onder zijn gretige blik.
„Gij", zei hij, „gij zijt nou al de
bruid
En even droomden haar ogen weg
naar de blauwe verte. Dan sloeg ze
ze neer naar de man bij de paas
bloemen en er in te lezen stond al
de liefde, al de teerheid van haar
mooie jonge ziel, en ze vond de lie
ve vertrouwelijke toon voor haar
woorden: „Ge zijt net Uw moeder,
die kon ook altijd zo ietszo
iets liefs zeggen!"
Net als Moeder! Ge zijt net Uw
moeder.Uw moeder deed dit
Mevrouw zei het vorig jaar....
En toen verstond hij de boodschap
van moederke: net doen als zij, lief
zijn voor de mensen en goed, heel
veel bidden en de schoonste bloe
men schenken aan Onze Lieve Heer.
Net als moeder.
Verwonderd was Dora toen Mijn
heer George niets zei, maar ineens
weer begon te snijden, diep voor
overgebogen, de ene slanke paas
bloem na de andere. Zou ik iets mis
zegd hebben, peinsde Dora, en ze
zei: „Ho maar, Mijnheer George, 't
zijn er al veel te veel".
„Het is nooit te veel", lachte hij,
„maar goed, we zullen er nog wat
laten staan voor jullie trouwen, dan
hebt ge verse. Geef maar hier, ik
breng ze wel mee weg; nee, een
paar moet ge er zelf vasthouden, ze
kleuren zo goed bij jou!"
Marie zag verwonderd de twee
beiden met een arm vol paasbloe
men, naar de kerk gaan. En Mario
was heel blij.
De misdienaars konden in de Mis
van Paas-Zaterdag de bloemen
bijna niet aangedragen krijgen, zo
veel stonden er klaar. En de men
sen dachten, toen ze die uitbundige
paasversiering zagen: Ge kunt zien
dat.Koster Jan in de wolken is en
een enkele dacht want de wereld
verandert nooit, al komen er nog
millioenen schone lentes en millioe-
nen blije paasfeesten Koster Jan
wil zeker als hij Woensdag trouwt
een hele hoop bloemen voor niks
hebben. De pastoor is er goed voor.
Zo peinsden de mensen voor wie
't nooit Pasen wordt, omdat ze niet
blij kunnen zijn en tevreden, omdat
ze geen geluk gunnen, geen geluk
kunnen geven aan de mede-mensen
zelfs niet aan die het heel hard no
dig hebben.
Maar och, dat waren maar enke
le mensen; de meesten waren blij
om de goedheid van het leven, om
de goedheid van God, wiens Lijden
en Sterven ons een eeuwige lente
zal bereiden, een eeuwig Paasfeest.
George van Duynen kwam op de
receptie van Koster Jan en zijn
Dora.
„Dag, Mijnheer George, en wel
bedankt voor de schone bloemen
vanmorgen in de kerk en voor die
prachtige bloemen hier".
„Nee, ik moet jullie bedanken",
hij zei 't zachtjes daar heeft im
mers niet iedereen iets mee te ma
ken „voor de schoonste Pasen
van mijn leven. Nee, zeg nou maar
niks. Moederke zou 't ook zo heb
ben gedaan".
En ze begrepen het.
Soort diplomaat-in-hemdsmouwen met zeer
moeilyke. maar belangrijke opdracht.
In een van de grote wachtkamers van het enorme spoorwegstation in
Keulen vlak bij tie Dom en bij de Rijn' waar op uitnodiging van
de boekhandelaar in dat gebouw, G. Ludwig, nu al langer dan vier
jaar eens per week door bekende persoonlijkheden, zoals dichters,
schrijvers, geleerden, uitgevers, ontdekkingreizigers, ministers en
politici een onderwerp wordt ingeleid, waarop dan een discussie met
het steeds talrijk verschenen publiek volgt, heeft zich thans voor 't
eerst ook eens een Nederlander als inleider doen horen: de heer G.
A. Knepflé, correspondent van 't A.N.P. in West-Duitsland.
Het mag wel eens gezegd worden, dat Knepflé door zijn collega's in
en buiten ons vaderland als één van onze knapste en meest begaaf
de journalisten wordt beschouwd. Dat hij ook in Bonn bij zijn con-
iraters uit andere landen in hoog aanzien staat, kwam wel tot uiting
door het feit, dat hij verleden jaar tot voorzitter van de Buitenland
se Persvereniging werd gekozen.
BONN EEN POLITIEK
LABORATORIUM.
Knepflé heeft in Keulen voor een
auditorium van ongeveer zeshon
derd personen een boeiende en soms
van geestigheid tintelende causerie
gehouden over het thema „buiten
lands correspondent diplomaat in
hemdsmouwen?" Een vrij grote
schaar buitenlandse journalisten
uit Bonn was naar Keulen gekomen
om bij Knepflé's rede aanwezig te
zijn. Enkele van hen hebben later
samen met hem vragen uit het pu
bliek beantwoord.
Knepflé vertelde, dat buitenland
se correspondenten geen diploma
ten zijn en ook niet in hun hemds
mouwen rondlopen, maar toch heb
ben zij iets met elkaar gemeen. Zij
zijn naar de keuken van vreemde
volkeren gestuurd om af en toe de
deksels van de potten op te tillen
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
VLOEISTOF
Ontsmet uw huid met
de helder vloeibare
D.D.D. De jeuk be
daart. de ziektekie
men worden gedood
en de huid geneest.
BALSEM
ZEEP
en te kijken wat er gekookt wordt.
In dat opzicht hebben diplomaten
en buitenlandse correspondenten
min of meer dezelfde opdracht. De
diplomaten schrijven hun berichten
voor een kleine kring, voor zover
ze niet in een bureaucratische prul-
Iemand verdwijnen, omdat de mi
nisters intussen ook al de krant ge
lezen hebben.
SOMS ONVRIENDELIJK.
De journalisten brengen een meer
directe verbinding tussen de volke
ren tot stand dan de diplomaten,
die van regering tot regering spre
ken. Dat geeft hun bij de toenemen
de internationale ineenvlechting
misschien een nog belangrijker taak.
Terwijl de diplomaten het eens
moeten worden over de teksten van
verdragen wat betrekkelijk een
voudig is, ook als men over 't doel
zelf niet tot overeenstemming is ge
komen staan de journalisten
voor de taak onder de volkeren be
grip voor elkaar aan te kweken.
Zonder dat zouden de verdragen
van de diplomaten een vodje papier
blijven, dat te allen tijde verscheurd
kan worden.
Dat begrip kan slechts opgebouwd
worden op een realistische schat-
besloten Ghambricks met een be
zoek te vereren.
Hij liep naar de dienstingangen
ging de tuin in.
Binnen nam het rumoer af; de
party was afgelopen en de gasten
gingen weg.
,,'t Was geslaagd, Ghambricks,
uiterst geslaagd" mompelde John
grimmig.
Hij maakte gebruik van de tuin
deur-ingang en slaagde er weer in
ongemerkt naar binnen te komen.
En terwijl de heer Ghambricks af
scheid nam van zijn genode gasten,
verdween de enige ongenode gast
ongezien naar de bovenverdieping.
Lord Charles Bernhard Cham-,
bricks was die avond 'n ontstemde
lord Charles Bernhard Ghambricks.
Mvlord had noodmaatregelen moe
ten nemen inzake het meisje Ron
ton en Mylord hield niet van nood
maatregelen. Bovendien zat Mylord
min of meer in dat wat men piep
zak pleegt te noemen, omdat My
lord de reputatie van De Weger
hijzonder goed kende en omdat hij
zo'n vaag vermoeden had dat Dc
Weger met Mieke's ontvoering niet
accoord zou gaan.
Chambricks had er op gerekend
dat Mieke met een klein, uiterst
giftig pijltje in haar borst adem
loos in de villa van De Weger zou
liggen, en zie: diezelfde Mieke
kwam daar volop ademend, zonder
een spoor van een pijltje, in zijn
eigen salons. En datzelfde meisje
van Benton danste met niemand
meer of minder dan met de man,
die volgens de berekeningen van
Mylord ongeveer op datzelfde mo
ment in handen van één van zijn
i ondergeschikten had moeten zijn.
Want Chambricks had er op ge
rekend dat De Weger op jacht
naar Mieke's moordenaar zou zUn
gegaan, een jacht, waarbij hij dan
hoogstwaarschijnlijk van de auto
gebruik zou maken. Daarom had
Chambricks een van zijn mensen
opdracht gegeven plaats te nemen
in John's wagen, teneinde de ja
gende John op te brengen naar een
oord, waar enige mensen niets lie
ver zouden willen dan John aan 't
praten te krijgen over wal hij zoal
wist van deze hele historie.
En kijk; de berekeningen van de
ze grootmeester in het rekenen ble
ken nu plotseling niet te kloppen.
Want waar hij ook rekening mee
had gehouden, niet met de moge
lijkheid dat Diston, de nog nooit
gepakte, nu gesnapt zou, worden.
(Wordt vervolgd).