Puistjes D.D.D. LEVEND GESCHENK WRIGLEYi** Nederlandse correspondent DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 8 APRIL 1955 Feuilleton II KAuW (FRI KNEPFLÉ) verleide in Keulen over de Westduitse politieke keuken kerk zitten, zijn handen krampach tig tegen zijn gezicht gedrukt, zon der één enkele keer op te zien. Maar de Pastoor zag niei wat er omging binnen in de jonge man. Hy zag niet hoe alles daar dood scheen en hoe uit zyn hart geen gebed meer kwam. HU had moederkc beloofd voor haar en vader te bidden en hU pro beerde het ook; God weet, hoe hij het probeerde, maar het bleef stil in hem, het bleef dood en koud; in hem leefde slechts het doffe, wan hopige verdriet, dat hem over meesterde. En iedere morgen trachtte hij weer de woorden te vinden, waar mee hij zich tol God kon richten om troost en sterkte in het onzeg baar leed; maar de woorden van het gebed lieten zich niet vinden; God liet zich niei benaderen. In hem was enkel het doffe, on peilbare verdriet Koster Jan bestudeerde de hemel toen hU na de tweede H. Mis uit dc sacristie kwam. Hel blauw was diep en si rak. Hij hapte een s uk uit het weer 'I is net boter, ge kunt er dc butsen in nUpen! zou de kapper zeggen en proefde: 't smaakt naar de Lente, naar de zon en de warmte, naar de koel e van de dauw en de flauwe reuk van de Zuidenwind. En Jan zag de aarde die te wach ten lag op zUn arbeid, die het koeie staal wilde voelen van zijn schop en die opengelegd wilde worden om beter te voelen de warme s ra- len van de zon; de aarde wachtte op he zaad dat hij behoedzaam in haar plooien zou leggen en dan zou het gekoesterd worden en be schermd, tot hei bloeide en vruch ten droeg, honderdvoudig. Koster Jan gunde zich amper de tUd om te eten. „Doe toch kalm aan jongen", zei z'n moeder. „Ik heb geen tUd moeder", zei koster Jan heel beslist en hij sloeg een kruiske, drukte zijn pet op de bruine krullen, zei „houdoe" en ging naar buiten. Gretig grepen zUn handen de burries van de kruiwagen en daar ging ie. De zon ke'ste haar stralen in het blanke blinkende staal van de schop en van de heggeschaar en al het tuingereedschap lag te zingen in de hobbelende kruiwagen. Jan voelde dc warmte op zUn huid en de smaak van het weer in z'n lon gen en hy' zong van „den hemel die den onze is" en „vivat 't goeie bier" dat zou ie weer proeven als ie Zaterdag' de Paasklokken had geluid; daar kon gebeuren wat cr wou, proeven zou ie 't en smaken zou 'l ook, reken maar! Volgende week Woensdag trouwen we! Toen hij het Wi te Huis naderde zong ie niet meer en hU wipte de burries van de kruiwagen niet meer in zUn sterke handen. Stil brach hij zijn kruiwagen achterom naar de keukendeur. „Is MU'nheer George thuis?" vroeg ie aan Marie, die 'm blU ken de: „Ha, koster Jan!" „Ja", zei Jan, „ik wilde 'ns vra gen of ik onderhand nie aan de tuin zou kunnen beginnen, 't Wordt tijd, dat hebt ge zeker wel in de gaten". En Jan keek in de zon en de zon scheen in z'n jonge ogen. Wat is ie toch 'n schone ferme jon gen, dacht Marie en ze zei: „Zeker Jan, ge hebt gelU'k, maar ik zou 't toch efkens aan MUnheer moeten vragen". En ze ging weg; onder- wUl haalde Jan zUn spullen uit de kruiwagen „Och, zoudt ge het wel doen..." Jan schrok op toen ie de donkere mannenstem hoorde: „O, dag MUn heer George, eh, wat zei U?" „Ik vroeg, Jan, of ge het wel zoudt doen dit jaar!" „Wat doen mUnheer de notaris?" ,Nou, de tuin in orde maken, zaaien en planten en zo De stem van de jonge notaris was volkomen lusteloos en zonder interesse. „Maar Mijnheer de notaris stamelde Jan en de teleurstelling en ontsteltenis waren overduidelijk op zUn gezicht te lezen. „Och Jan, wat heb ik cr aan," j zei George, en zijn ogen keken hul- van „De Echo van het Zuiden door Bruno J. van Lheenke. 11). Van beide kamers stonden grote deuren op een kier. Voor de deu ren hingen zware overgordUnen. Mieke en John kozen de kamer, die met de zUkant aan de tuin grensde. Voorzichtig gingen zij door de deur naar binnen, zorg dragende achter de gordUnen te blUven. De gordijnen hingen niet alleen voor de deuren, maar ook voor de ramen daarnaast. En zc hingen royaal op de grond. Tegen de muur aangedrukt schuifelden Mieke en John verder de kamer binnen. Een bloempot, die op de lage vensterbank stond, schuifelde mee. Even ging dat goed, toen viel hU. Maar Mieke, die achter John aan kwam, wist hem op te vangen er. ook dat gevaar was weer afge wend. Zij keken door een spleet de ka mer in, bleven hun tUd rustig af wachten en namen hun kans waar op het moment, dat een orkestje begon te spelen en de meeste pa peloos weg naar een punt in de onbestemde verte. „Maar ik heb 't toch ieder jaar al gedaan, en ge weet hoe mooi de iuin altijd was en hoe Mevrouw me altU'd hielp en zei hoe ik 't moest doen Er trok een vleug van pijn over het donkere gezicht voor hem! „en 't volgend jaar doen we 't weer anders, koster Jan; ik her inner me nog goed dat ze dat vo rig jaar zei, Uw moeder". „Goed, goed! Ga je gang dan maar, maar ge moet 't doen, koster Jan, zoals mUn moeder het gewild zou hebben „Ja, dat weet ik nog wel, mijn heer de notaris, daar zal niks aan mankeren", en bang dat de man nog van gedachten zou veranderen greep Jan al de schop en de hark; hij keek nog 'ns naar de notaris. „Goed", zei die nog en ging naar binnen. Jan toog aan het werk; het zou hem benieuwen of ie vandaag nog klaar kwam; 't was een grote tuin en er moest veel in gebeuren. Eerst maar 'ns kijken hoe 't de bollen gedaan hadden, die hij in het najaar nog met de oude me vrouw had gezet. Ha, de narcissen staken hun gouden trompetten al naar de zon, talloze stonden er frêle en hel van kleur onder de oude1 beuken; de crocussen waren warempel al uitgebloeid, hier en daar plakten er 'n paar op het gras dal al weer van een nieuw en die per groen ging worden; de tulpen schoten ook al in hun knoppen, maar dat zou nog wel even aanlo pen, peinsde Jan, die zUn schoffel hanteerde tussen dc bloemen. Die Paasbloemen siaan 'n beetje te dicht op elkaar; 't was beter als ik er wat uitsnee, dan kunnen ze 'n paar ruikers binnen zetten en misschien mag ik er op 't eind van dc weck wel wat hebben voor in de kerk, ze zouden schoon s.aan tussen de zilveren kandelaren. En Jan sneed een grote ruiker van die gouden bloemen en wilde ze naar de keukendeur dragen, toen Mijnheer George net naar buiten kwam. „O, mijnheer", zei Jan, „ik wilde net wat bloemen brengen „Bloemen?" zei George, „waar voor en waar vandaan?" „Nou", zei Jan, „om binnen te zet en in de kamer én in Uw kan toor; ze stonden hier een beetje te dicht op elkaar". „Stonden die hier in de tuin Waar dan? Moet ik die binnen zet- ien?" „Ja, na'uurlijk". Jan was ver wonderd over de vreemde vragen. „Och, Iaat maar „Maar mUnheer, U weet toch nog wel hoe vrolUk ze vorig jaar op Uw bureau stonden; Uw moeder zette er altijd bloemen op. En kijk 'ns, hoe mooi deze zijn!" „Ja, ze zUn mooi; moeder hield van Paasbloemen. Geef ze dan maar aan Marie, die zal ze wel bin nen zetten. Dag En zonder op of om te zien ging hU naar de garage. Even la er schudden de mensen van het dorp hun bezorgde hoof den; wat rUdt ie toch weer wild. De laatste dagen van de Goede Week waren drukke dagen voor kos er Jan en veel tijd om zijn tui nen bij le houden had ie niei. Uren bracht ie door in en rond de kerk, waar ie de schone plechtigheden mocht voorbereiden, waar ie van heel dichtbij die plechtigheden mocht meemaken; dat deed ie nou toch al enkele jaren en ieder jaar weer waren die heilige handelin gen van een nieuwe ontroerende schoonheid, van een huivering wekkende volheid van betekenis. Het was Goede VrUdag; doods en stil was de kerk; er stonden en kele kaarsen eerbiedig te branden rond het kruisbeeld, dat daar voor de communiebank te wachten lag op de innige begroeting van vro me lippen. Morgen was het Paas-Za'.erdag en overmorgen Pasen, en bedrUvig was Jan doende in de sacristie, in de hulp-sacristie, in de doopkapel, en Dora hielp hem de schone ge waden en altaarkledcn na te zien en in gereedheid te brengen. En in de tuin van de pastorie sneed Jan de bloemen, die morgen onder het Gloria de misdienaars op het altaar zouden zctlcn, in grote gouden ruikers. „Ge zoudt 'ns efkens hU de no taris nog wat Paasbloemen moeten gaan vragen, Dora", mompelde Jan heel gedempt in de ruime sacris tie, waar ieder geluid enkele keren luider werd en van daaruit zich zachter en zachter voortzette tot achteraan in de kerk. „D'r staan cr nog genoeg". „Ik zal er direct efkens langs gaan, koster Jan, eerst dees super- pliekes nog 'ns netjes vouwen; ge hebt ze zo maar aardig in de laai gemeten, gU. O, en dan moeten we direct eerst nog bidden in de kerk, 't is zo drie uur Toen de drie slagen dof door klonken tot in de kerk, zaten ze daar, de vrome mensen van 't dorp en ze baden voor hun vele inten ties, voor de zieken en de armen, voor de gestorvenen en de leven den, voor hun kinderen, voor hun vaders en moeders, zij vertelden tegen Christus aan het kruis al hun vreugde en hun leed, al hun innig ste verlangens, alles wat er in hen omging en hen bezig hield. En in Gods tegenwoordigheid werd er '11 onzichtbaar web geweven van fijne draden, die gingen van hart tot hart, en alle mensen van deze goe de gemeenschap weten zich in zul ke ogenblikken verbonden met el kaar in het gebed, in de liefde tot de gestorven Christus, in de liefde 'ot elkaar; want dan sluit het ge bed niemand buiten. Daar zaten ook twee jonge men sen, Dora en Jan, mei harten boor devol geluk, dat geluk uit te zeggen tegen de gestorven Jezus, en Hem le danken. Zij wilden ieder doen delen in dit geluk, deze zuivere, blije vrede, ook de man die ineen gedoken achter in de kerk zat. Voorheen was hij altijd met moe der naar de kerk gegaan op Goede Vrijdag om drie uur en dat was de enige reden dat hU nu daar zat; zijn hart gevoelloos door het grole verlies en kil gelUk deze kerk op Goede Vrijdag-middag. Zijn ziel was gefolterd en zUn verstand vond enkel dc woorden „God, laat mij bidden", en zijn ver sland zei hem dat dit niet goed was, dit gevoelloos zUn, dit onver schillig zijn. Maar uit zUn hart kwam slechts dat ene woord, en in zUn geest stond slechts dat ene beeld: Moeder. En in zijn ogen, achter dc kramp achtige handen, wa de radeloos heid, de doffe radeloosheid, die over dreigde te» gaan in een wan hopig alles doden wat goed in hem was. En hU was niet bij machte zich cr tegen te verzetten Wat later, toen de mensen weer naar hun bezigheden waren gegaan klopte een ineiske bescheiden aan de keukendeur van het Witte Huis: „Zijde gij 't, Dora?" begroette Ma rie het meisje harlelijk. „Komt er in!" „Dag Marie", zei Dora, „ik kwam heerlijk - verfrissend zuivert mond en keel verhoogt uw werklust vragen of gullic niet wat Paasbloe men missen kunt voor de versie ring van de kerk". „Ik zou 't wel denken', zei dc goedige meid, „maar ik zal 't efkes aan Mijnheer gaan vragen". En ze ging weg, de grote holle gang in; Dora hoorde de sloffende stappen wegklinken, dan ging er ergens een deur open en toe en hei was slil, heel stil in het grote huis. Alleen 't water op het fornuis was fijntjes beginnen te zingen en van achter in de tuin klonken gedemp te vogelgeluiden. Maar die maakten de stilte in het grote huis alleen nog maar dieper. Twee paar stappen kwamen te rug, Dora hoorde ze nader komen en dan stond Mijnheer George in de deuropening. „Dag juffrouw „Dora van Lieven, Mijnheer de notaris, de aanstaande van koster Jan, en ik kwam vragen of we „Ik heb er al van gehoord, juf frouw „Zeg maar gerust Dora, Mijnheer. Juffrouw! Jan moest het eens ho ren. Uw moeder zei ook altijd ge woon Dora Uw moeder deed dit, Uw moeder zei altijd dat, Moeder.... Moeder! Wat er ook gebeurde, wat er ook te doen stond, wat men ook tegen hem zei, 't was altijd Uw moeder Het deed hem pijn, en toch was hU er ook blij om dat de mensen haar niet konden vergeten, dat ze zo'n grote plaats bleef innemen in hun hart. Mevrouw hielp me vorig jaar in de tuin, Mevrouw zette ook altijd bloemen op Uw bureau, Uw moeder zei altijd Dora. „Uw moeder heeft vorig jaar met mij zo'n grote bos paasbloemen ge plukt, Mijnheer George"; de goed moedige Dora praatte maar door tegen die ernstige jongeman. „Ik wil niet zeggen dat U ze nou ook zelf moet plukken, dat zal ik wel doen hoor, als het mag van U tenminste. Het vorig jaar hebben we Uw paasbloemen op het altaar gezet, vlak bij het tabernakel; dat vond Uw moeder zo fijn. Ze zei het tegen mij met Pasen. Dora, zei ze, ik heb er heel de tijd aan moeten denken dat mijn bloemen zo dicht bij Onze Lieve Heer hebben mogen staan En nou zal ik er voor zorgen dat jullie bloemen weer op het altaar komen te staan en dan staan ze er misschien Woensdag nog, als we gaan trouvtfen George van Duynen was gefasci neerd door het geluk van dit meis- ke; hij kon zijn ogen niet van haar afhouden, zoals ze daar te praten stond, ongedwongen en schoon, met een licht van heel groot geluk in haar ogen. „Ge bent zeker nou wel heel ge lukkig, Dora", zei Marie. „O, Marie.en ze praatte ver der over dat ze nog lang hadden moeten wachten en dat ze nou ein delijk een huiske hadden en i George stond het aan te horen en aan te zien; zijn ogen dronken dit onvoorwaardelijk geluk, deze onge compliceerde tevredenheid en in zijn hart kwam de hunkering naar dit tevreden geluk, naar dit blij aan vaarden van het leven. Het leven kan wreed zijn, dacht hij, en hij wist dat het ook naar het geluk van deze twee mensen zou grijpen; zijn hart ja, zijn hart! kromp sa men als hij dacht dat hun geluk niet bestand zou zijn tegen 't leven; maar dan zag hij weer naar 't blije stralende gezicht van het meisje Dora spoedig een jonge rijpe vrouw, spoedig een moeder wellicht en hij wist dat dit geluk sterker was dan het harde leven, sterker ook dan de wrede dood. „Kom", zei hij plotseling, „zullen we dan eens gaan kijken, Dora? Geef eens een mes, Marie". „Maar, Mijnheer", zei Marie, „ik zal ze wel afsnijden!" „Of anders doe ik het wel, mijn heer de notaris!" zei Dora. Maar hij was al weg en met grote stappen liep hij door de tuin te zoe ken naar de paasbloemen. Daar, on der die beuken. Fel was hun uit bundig bloeien in de voorjaarszon. „Kijk eens Dora, hier staan er ge noeg!" en zijn mes sneed door de sappige stengels, en een voor een legde hij de gouden kelken op hun ren begonnen te dansen. Toen kwa men zij achter het gordijn te voor schijn en begonnen ook te dansen, zich direct tussen de gasten bewe gend. Tot zover was alles naar wens verlopen. „Wat nu?" vroeg Geschenk. „Je amuseren en afwachten. Denk aan mUn advies betreffende ons genieten!" Het genieten had al haast 'n uur geduurd en John was er wel zeker van dat Ghambricks, een uiterst correcte heer van in de zestig, met grijs haar, gedistingeerde kop, waarin intelligente ogen, iets te dunne lippen en een weinig ge- I welfde neus, met het tanige, lange lichaam, dat karakteristiek is voor de Brit van goeden huize, dat deze fantastisch rijke en zeer geziene j topfiguur uit de financiële wereld Mieke en hem al lang had opge merkt. HU vroeg zich af, wat deze man met dc hele zaak uitstaande had en was van plan een praatje met hem te gaan maken. John was geen onbekende in de Engelse so ciety en ontmoette tamelijk veel mensen waar hij een gesprek mee kon aanknopen. Hij sprak met lord Dunderville, een lid van het Hogerhuis; Mieke was even naar het toilet. Opeens gingen alle lichten in het huis uit. „Dames en heren, een ogenblik graag, de stoppen zijn doorgesla gen", riep. Ghambricks en maakte zUn excuses. Men praatte allemaal door elkaar en was opgewonden: het was een zeer welkome afleiding. John was direct opgesprongen en rende naar de deur. Waar was Mieke Mieke kwam juist de gang in, toen de lichten uitgingen. Plotse ling voelde zij zich beetgegrepen. Even speelde het licht van 'n zak lantaarn over haar gezicht. 1 Zij worstelde om los te komen en probeerde te schreeuwen, maar di rect sloot zich een hand over haar mond. Dan werd haar een doek I voor de neus gebonden en haalde zij een scherpe lucht in. Even later werd zij bewusteloos weggevoerd in een zeer snel rij dende wagen. Het licht ging weer op en spoe dig was alles weer hU het oude. Al leenMieke was weg John had een gesmoorde kreel gehoord en was direct de gang in gerend zonder echter haar en haar belagers te zien. Hij begreep heel goed wat er gebeurd was en vrees de het ergste voor Mieke als hij niet heel gauw ingreep. Hij holde naar buiten en ondervroeg '11 paar wachtende chauffeurs; geen van deze mannen had iets bU'zonders opgemerkt. Een auto? Nee, die was er het laatste kwartier niet vertrok ken, tenminste niet een van de wa gens die voor het huis stonden ge parkeerd. John ging naar zUn wagen en overdacht de situatie. De kans dat 1 Ghambricks het risico zou nemen om Mieke in zUn eigen huis gevan gen te houden, was uiterst gering. Hoogstwaarschijnlijk had men haar via dc tuin ontvoerd, en John be- i greep dat het geen zin zou hebben daar nu nog rond te gaan hangen. Hij vroeg zich af wat voor zin het zou hebben 0111 Mieke uit de weg te ruimen. Alleen omdat zU iets van die uitvinding af wist? Maar dan zouden ze het ook op hem gemunt moeten hebben, want ze zouden duvels goed begrUpen dat hij van alles op de hoogte was. „Tja jongen, onder deze omstan digheden zullen zij dan ook wel al het mogelijke doen om ook jou te pakken le krUgen. Tenzij ze na tuurlijk op de een of andere ma nier Mieke tegen je willen uitspe len. Maar hoe Nog even bleef John stil in zijn auto zitten, toen stapte hij uit, vast hoge slanke voet, in de armen van het meiske. Hij keek naar haar op, zoals ze daar stond tegen de blauwe zonnige hemel, met haar frisse vrije schoonheid, haar gelukkige jeugd, met haar armen vol gouden narcis sen en rond haar mond de blije lach. Hij keek haar aan, als wilden zijn ogen voor altijd dit blije beeld bewaren. Ze werd een beetje ver legen onder zijn gretige blik. „Gij", zei hij, „gij zijt nou al de bruid En even droomden haar ogen weg naar de blauwe verte. Dan sloeg ze ze neer naar de man bij de paas bloemen en er in te lezen stond al de liefde, al de teerheid van haar mooie jonge ziel, en ze vond de lie ve vertrouwelijke toon voor haar woorden: „Ge zijt net Uw moeder, die kon ook altijd zo ietszo iets liefs zeggen!" Net als Moeder! Ge zijt net Uw moeder.Uw moeder deed dit Mevrouw zei het vorig jaar.... En toen verstond hij de boodschap van moederke: net doen als zij, lief zijn voor de mensen en goed, heel veel bidden en de schoonste bloe men schenken aan Onze Lieve Heer. Net als moeder. Verwonderd was Dora toen Mijn heer George niets zei, maar ineens weer begon te snijden, diep voor overgebogen, de ene slanke paas bloem na de andere. Zou ik iets mis zegd hebben, peinsde Dora, en ze zei: „Ho maar, Mijnheer George, 't zijn er al veel te veel". „Het is nooit te veel", lachte hij, „maar goed, we zullen er nog wat laten staan voor jullie trouwen, dan hebt ge verse. Geef maar hier, ik breng ze wel mee weg; nee, een paar moet ge er zelf vasthouden, ze kleuren zo goed bij jou!" Marie zag verwonderd de twee beiden met een arm vol paasbloe men, naar de kerk gaan. En Mario was heel blij. De misdienaars konden in de Mis van Paas-Zaterdag de bloemen bijna niet aangedragen krijgen, zo veel stonden er klaar. En de men sen dachten, toen ze die uitbundige paasversiering zagen: Ge kunt zien dat.Koster Jan in de wolken is en een enkele dacht want de wereld verandert nooit, al komen er nog millioenen schone lentes en millioe- nen blije paasfeesten Koster Jan wil zeker als hij Woensdag trouwt een hele hoop bloemen voor niks hebben. De pastoor is er goed voor. Zo peinsden de mensen voor wie 't nooit Pasen wordt, omdat ze niet blij kunnen zijn en tevreden, omdat ze geen geluk gunnen, geen geluk kunnen geven aan de mede-mensen zelfs niet aan die het heel hard no dig hebben. Maar och, dat waren maar enke le mensen; de meesten waren blij om de goedheid van het leven, om de goedheid van God, wiens Lijden en Sterven ons een eeuwige lente zal bereiden, een eeuwig Paasfeest. George van Duynen kwam op de receptie van Koster Jan en zijn Dora. „Dag, Mijnheer George, en wel bedankt voor de schone bloemen vanmorgen in de kerk en voor die prachtige bloemen hier". „Nee, ik moet jullie bedanken", hij zei 't zachtjes daar heeft im mers niet iedereen iets mee te ma ken „voor de schoonste Pasen van mijn leven. Nee, zeg nou maar niks. Moederke zou 't ook zo heb ben gedaan". En ze begrepen het. Soort diplomaat-in-hemdsmouwen met zeer moeilyke. maar belangrijke opdracht. In een van de grote wachtkamers van het enorme spoorwegstation in Keulen vlak bij tie Dom en bij de Rijn' waar op uitnodiging van de boekhandelaar in dat gebouw, G. Ludwig, nu al langer dan vier jaar eens per week door bekende persoonlijkheden, zoals dichters, schrijvers, geleerden, uitgevers, ontdekkingreizigers, ministers en politici een onderwerp wordt ingeleid, waarop dan een discussie met het steeds talrijk verschenen publiek volgt, heeft zich thans voor 't eerst ook eens een Nederlander als inleider doen horen: de heer G. A. Knepflé, correspondent van 't A.N.P. in West-Duitsland. Het mag wel eens gezegd worden, dat Knepflé door zijn collega's in en buiten ons vaderland als één van onze knapste en meest begaaf de journalisten wordt beschouwd. Dat hij ook in Bonn bij zijn con- iraters uit andere landen in hoog aanzien staat, kwam wel tot uiting door het feit, dat hij verleden jaar tot voorzitter van de Buitenland se Persvereniging werd gekozen. BONN EEN POLITIEK LABORATORIUM. Knepflé heeft in Keulen voor een auditorium van ongeveer zeshon derd personen een boeiende en soms van geestigheid tintelende causerie gehouden over het thema „buiten lands correspondent diplomaat in hemdsmouwen?" Een vrij grote schaar buitenlandse journalisten uit Bonn was naar Keulen gekomen om bij Knepflé's rede aanwezig te zijn. Enkele van hen hebben later samen met hem vragen uit het pu bliek beantwoord. Knepflé vertelde, dat buitenland se correspondenten geen diploma ten zijn en ook niet in hun hemds mouwen rondlopen, maar toch heb ben zij iets met elkaar gemeen. Zij zijn naar de keuken van vreemde volkeren gestuurd om af en toe de deksels van de potten op te tillen GENEESMIDDEL TEGEN HUIDAANDOENINGEN VLOEISTOF Ontsmet uw huid met de helder vloeibare D.D.D. De jeuk be daart. de ziektekie men worden gedood en de huid geneest. BALSEM ZEEP en te kijken wat er gekookt wordt. In dat opzicht hebben diplomaten en buitenlandse correspondenten min of meer dezelfde opdracht. De diplomaten schrijven hun berichten voor een kleine kring, voor zover ze niet in een bureaucratische prul- Iemand verdwijnen, omdat de mi nisters intussen ook al de krant ge lezen hebben. SOMS ONVRIENDELIJK. De journalisten brengen een meer directe verbinding tussen de volke ren tot stand dan de diplomaten, die van regering tot regering spre ken. Dat geeft hun bij de toenemen de internationale ineenvlechting misschien een nog belangrijker taak. Terwijl de diplomaten het eens moeten worden over de teksten van verdragen wat betrekkelijk een voudig is, ook als men over 't doel zelf niet tot overeenstemming is ge komen staan de journalisten voor de taak onder de volkeren be grip voor elkaar aan te kweken. Zonder dat zouden de verdragen van de diplomaten een vodje papier blijven, dat te allen tijde verscheurd kan worden. Dat begrip kan slechts opgebouwd worden op een realistische schat- besloten Ghambricks met een be zoek te vereren. Hij liep naar de dienstingangen ging de tuin in. Binnen nam het rumoer af; de party was afgelopen en de gasten gingen weg. ,,'t Was geslaagd, Ghambricks, uiterst geslaagd" mompelde John grimmig. Hij maakte gebruik van de tuin deur-ingang en slaagde er weer in ongemerkt naar binnen te komen. En terwijl de heer Ghambricks af scheid nam van zijn genode gasten, verdween de enige ongenode gast ongezien naar de bovenverdieping. Lord Charles Bernhard Cham-, bricks was die avond 'n ontstemde lord Charles Bernhard Ghambricks. Mvlord had noodmaatregelen moe ten nemen inzake het meisje Ron ton en Mylord hield niet van nood maatregelen. Bovendien zat Mylord min of meer in dat wat men piep zak pleegt te noemen, omdat My lord de reputatie van De Weger hijzonder goed kende en omdat hij zo'n vaag vermoeden had dat Dc Weger met Mieke's ontvoering niet accoord zou gaan. Chambricks had er op gerekend dat Mieke met een klein, uiterst giftig pijltje in haar borst adem loos in de villa van De Weger zou liggen, en zie: diezelfde Mieke kwam daar volop ademend, zonder een spoor van een pijltje, in zijn eigen salons. En datzelfde meisje van Benton danste met niemand meer of minder dan met de man, die volgens de berekeningen van Mylord ongeveer op datzelfde mo ment in handen van één van zijn i ondergeschikten had moeten zijn. Want Chambricks had er op ge rekend dat De Weger op jacht naar Mieke's moordenaar zou zUn gegaan, een jacht, waarbij hij dan hoogstwaarschijnlijk van de auto gebruik zou maken. Daarom had Chambricks een van zijn mensen opdracht gegeven plaats te nemen in John's wagen, teneinde de ja gende John op te brengen naar een oord, waar enige mensen niets lie ver zouden willen dan John aan 't praten te krijgen over wal hij zoal wist van deze hele historie. En kijk; de berekeningen van de ze grootmeester in het rekenen ble ken nu plotseling niet te kloppen. Want waar hij ook rekening mee had gehouden, niet met de moge lijkheid dat Diston, de nog nooit gepakte, nu gesnapt zou, worden. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1955 | | pagina 2