FILMJOURNAAL
DITVOORST-SCHRIJVERS
EEN RUSTIG GEVOEL
'A
EUROMARKT ALS ONDERWERP INTERNATIO
NAAL CONGRES VAN SCHOEN- en LEDERBRANCH
Raadsel in Nijmegen
DE ECHO VAN HET ZUIDEN YAN VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1957
2
FILMJOURNAAL
MUSIS SACRUM.
„STRIJD VOOR DE VRIJHEID".
Niet de verschrikkingen van het
gevechtsfront, maar de vredelievende
strijd voor het behoud van een aan
tal weeskinderen staat in deze oor
logsfilm op het eerste plan. Deze
film geeft ons het bijna legendari
sche verhaal van de Amerikaanse
piloot, predikant en kinderredder
Dean Hess. Na de capitulatie van
Duitsland keert luchtmacht-kolonel
Dean Hess weer terug naar zijn ge
boortestadje Westhampton in Ohio,
waar hij zijn oude beroep van do
minee weer opneemt. Na verloop van
tijd echter bemerkt hij, dat hij niet
in staat is zijn gemeenteleden te pak
ken en zijn preek met overtuiging uit
te spreken. Steeds vervolgt hem de
verschrikkelijke gebeurtenis uit de
oorlogsjaren, toen hij bij een lucht
aanval op een Duits stadje een bom
heeft geworpen op een weeshuis,
waarbij 37 kinderen de dood vonden.
Na een lange zelfstrijd geeft hij zich
weer op voor dienst in Korea, waar
hij wordt belast met de leiding van
een kamp voor Zuid-Koreaanse pi
loten. Al spoedig echter gaat hij zich
samen met de lerares Miss Yang
aan een geheel andere taak wijden,
n.l. de verzorging en bescherming
van Koreaanse vluchtelingetjes,
meestal weesjes. Van deze verzorging
en bescherming geeft deze film een
boeiend beeld, ook al zijn de makers
van deze film hier en daar niet
kunnen ontkomen aan een wat thea
trale toon en niet terzake doende,
wat onoprechte sentimenten. Be
langrijker echter is hier de moed en
toewijding van de man, die in Euro
pa kinderen doodde, doch in Korea
duizenden anderen het leven redde.
Het ware levensverhaal van de „vlie
gende dominee" is toch wel dermate
boeiend en belangwekkend, dat men
er met aandacht kennis van neemt.
Van vrijdag tot en met zondag.
Toegang 14 jaar.
„DESTRY".
Een stadje in het Wilde Westen
zou vreselijk uit de toon vallen, in
dien het leven er net zo rustig en
vredelievend heehvlood als in welke
Langstraatse gemeente dan ook. Het
stadje Restful doet dat tegen alle
spreekwoordelijkheid van „nomen
est omen" in echter niet. Op de she
riff na zijn de mensen, die er aan de
touwtjes trekken, allemaal schurken.
Zelfs de burgemeester deugt voor
geen cent, hetgeen de hoogste ver
wachtingen voor een zeer warmbloe
dige film met veel stof en kruitdamp
wekt. En ja hoor, de film is nog
maar amper begonnen of de sheriff
wordt van de rol afgevoerd door een
schot in zijn rug. De boeven benoe
men dan de stadsdronkaard tot she
riff, in de verwachting dat hij dag en
nacht naar hun pijpen zal dansen. De
roerselen in het binnenste van de
mens zijn echter vreemd en velerlei.
De man zweert het glas af en ont
popt zich als een zeer strenge figuur,
die de zoon van de befaamde Tom
Destry te hulp roept om orde op za
ken te stellen. De zoon komt, maar
wekt de lachlust op door het feit, dat
hij meent zonder revolver het spul te
kunnen klaren.
De boeven, die menen dat ze
een makkie aan dit groentje hebben,
gaan te keer dat het een lieve lust is,
en de doodkistenmaker wordt alras
een vermogend man. Totdat de zoon
van Destry er genoeg van krijgt en
zich met schiettuig omgordt. Dan be
gint het gedonder in de glazen pas
goed en de kruitdamp wordt zo dik,
dat er van de film bijna niets meer te
zien is. Als de rookbanken opgetrok
ken zijn, is de film afgelopen en zien
we de zoon van Destry, terwijl hij
de eerste overmoedige schreden zet
naar de huwelijkse staat.
Audie Murphie („Terug uit de
hel") zien we als de zoon van Destry,
omgeven door een aantal min of meer
bekende filmschurken. Verder och
nog twee vrouwspersonen, waarvan
de ene een danseres en zange.es is,
d.e we hier in Waalwijk al de eerste
de beste avond over de grens zouden
zetten. Toch blijft het jammer dat zij
tegen een verdwaalde kogel aanloopt.
Het andere meisje is netjes en mag
als beloning met Destry huwen.
Met kan voor de Wild-West-film
z'n neus ophalen, ons vervullen zij al
tijd weer met een onverdeeld plezier
en tevredenheid. Het goede erin is
pertinent goed en het kwade voor
honderd percent kwaad. Geen gezeur
met complexen, maar recht door zee,
waarbij de goeden altijd aan het
langste eind trekken. En dat willen
wij ook altijd, reden waarom wij al
tijd met een opgeruimd hart huis
waarts keren, ons zelf vleiend met de
hoop en de verwachting, dat het ook
buiten de film nog wel eens zo zal
worden. Heus, Wild-West-films zijn
een verschrikkelijk simpel, oprecht en
goed vermaak, waarbij men op span
nende en boeiende wijze met het voor
naamste christelijke beginsel wordt
geconfronteerd Niet lelijk doen!
LUXOR.
„IN DE GREEP VAN DE
ZONDE".
De misdaad mag dan nooit en te
nimmer lonen, de verfilming ervan
brengt de filmproducenten miljoenen
in het laatje, zodat men zou kunnen
concluderen, dat de misdaad toch ook
wel zijn zonzijde heeft. In dat licht
moeten we dan ook de voorkeur der
filmmakers zien om steeds maar men
sen op het celluloid te brengen, die
in de greep van een of andere zonde
leven. De zonden, waarbij voor de
vrouwelijke dramatis personae de
textielschaarste een overwegende rol
speelt, staan daarbij op het eerste
plan. Maar goed, in deze Ita
liaanse productie zitten weer
eens een paar mensen in de
greep van de zonde, hetgeen uiter
aard bijzonder nare en droevige ge
volgen heeft. Het simpele, goed ver
filmde verhaal wil laten zien, dat de
terugkeer naar het rechte levenspad
niet zo heel eenvoudig is en dat het
verleden toch altijd weer ergens op
duikt.
Alberto Valli keert na enige jaren
gangsterdom in Amerika tesamen met
zijn vriendin Germaine naar Italië
terug om daar een normaal en eerlijk
leven te gaan leiden. Zij worden door
Alberto's moeder hartelijk ontvangen
en de goede vrouw laat niets onge
daan om het tweetal te helpen.
Alberto vindt een behoorlijke be
trekking, maar het op deze wijze ver
diende honorarium blijkt op de duur
toch niet voldoende voor Germaine,
die een leven van luxe gewend is. Op
zekere dag ontmoet Alberto enkele
van zijn Amerikaanse „vrienden"
die hem geld willen geven, dat hij
nog van hen te goed heeft. Alberto
weigert, maar Germaine weigert niet
en ze verlaat zelfs de woning van
Alberto. Een van deze oude vrienden
doet net alsof hij het goed met Al
berto voor heeft en bezorgt hem een
goede baan en een mooie flat, zodat
Germaine ook al weer spoedig terug
keert. Die baan ns echter helemaal
niet zo onschuldig als Alberto denkt
Het boeiende slot van dit goed ge
speelde en verfilmde verhaal laten
we liever achterwege om niet op
voorhand uw spanning in de bioscoop
te verminderen.
Een hard en realistisch verhaal.
Van vrijdag tot en met zondag.
Toegang 18 jaar.
„TOSCA".
Omdat de opera op de eerste plaats
een muzikaal drama is, blijft de ver
filming ervan altijd een min of meer
hachelijke onderneming. De camera
mag dan, omdat zij niet aan een be
paalde plaats gebonden is, in staat
zijn de continuïteit en de dynamiek
van het verhaal beter tot hun recht te
laten komen, de indirecte weergave
van de muziek in de film-opera komt
toch altijd heel wat tekort bij de mu
ziek in schouwburg of concertzaal.
Dé „ingeblikte" filmmuziek mist, de
geperfectioneerde moderne opname-
i techniek ten spijt, de frisheid en
de bruisende vitaliteit van de directe
weergave. Op de film doet de mu
ziek aan als een begeleidend element,
hoewel ze in feite toch hoofdzaak is.
Dit neemt niet weg, dat vele ope
ra's als filmverhaal boeiend en aan
trekkelijk zijn, waarbij men het te
kort en het onbevredigde in het mu
zikale element maar voor lief moet
nemen. Deze Tosca-verfilming kan
men overigens wel aanmerken als de
beste welke tot nu toe op het witte
doek is verschenen. Ook de geluid
techniek is uitstekend, zodat men
hier mag spreken van een film, die in
alle opzichten is geslaagd. Opera
liefhebbers kunnen we dan ook aan
raden van deze uitstekende Tosca-
vertolking en verfilming kennis te
gaan nemen.
Maandag en woensdag.
Toegang 14 jaar.
OLLEKE BOLLEKE'S WONDERLAND
0Ueke beklimt een berg
De zekerheid dat de inrichting naar genoegen zal
geeft bovendien een rustig gevoel
WONINGINRICHTING
TILBURG
Maandag is in het gebouw Mar-
canti te Amsterdam het congres ge-
opend van het Bureau International
de La Chaussure et du Cuir, B.I.C., I
de internationale organisatie van de
vakgroepen schoen- en lederhandel.
Men zal gedurende vier dagen o.a.
besprekingen wijden aan de proble
men rond de gemeenschappelijke
markt en de Europese vrijhandels
zone, speciaal met betrekking tot de
schoenhandel. Er nemen buiten Ne
derland tien landen aan het congres
deel. De grootste belangstelling be
staat van de zijde van Frankrijk, dat
vertegenwoordigd is door 60 afge
vaardigden, Duitsland, dat 55 gedele
geerden heeft gezonden éh Zwitser
land waar vandaan 25 deelnemers
zijn gekomen.
Nadat de president van het B.I.C.,
dr. M. P. Maissen uit Zürich, het
congres had geopend, werd het woord
nog gevoerd door de staatssecretaris
van Economische Zaken, dr. G. M.
J. Veldkamp en de Amsterdamse wet
houder M. B. Ram. Dr Veldkamp
sprak er zijn vreugde over uit dat de
middenstandsondememers uit de
schoen- en lederbranche elkaar in een
internationale organisatie hebben ge
vonden. „Internationale organisatie
en samenwerking was tot voor kort
niet het sterkste punt in het organi-
satieleven van de Westeuropese mid-
densetand. De middenstander die in
de meeste landen toch al zo moeilijk
tot nationale organisatie is te bren
gen, was over het algemeen maar
moeilijk te overtuigen van het nut,
laat staan van de noodzaak van in
ternationale samenwerking", aldus
dr. Veldkamp.
Schoenen en vuilnis.
Wethouder Ram vertelde zijn ge
hoor iets over de geschiedenis van de
schoenmakerij in de hoofdstad. In
1688 waren er, zo blijkt uit het ge
meentearchief, 343 schoenlappers,
tegen 94 klompenmakers. Zelfs toen
liepen de mensen dus al minder op
klompen, dan volgens de moderne
buitenlandse reclameaffiches in déze
tijd het geval zou zijn. De heer Ram
beschreef verder de bekende pothui
zen in Amsterdam, vanwaar uit, vol
gens de 17de eeuwse geschiedschrij
ver Melchior Fockens, de schoen
lappers een oogje in het zeil hielden
op degenen, die afval langs straten
en grachten deponeerden. „Zij waren
te beschouwen als geautoriseerde ver
klikkers ten dienste van de stadsrei
niging".
De stijlvolle openingszitting, die
was begonnen met een plechtig hij
sen der vlaggen van de deelnemende
landen, werd omlijst door muziek,
uitgevoerd door de Amsterdamse po-
litiekapel. De voertalen op het con
gres zijn Nederlands, Duits en Frans.
Het zakelijke gedeelte wordt afge
wisseld door een aantrekkelijk ont
spanningsprogramma en 's middags
zijn de deelnemers door het Amster
damse gemeentebestuur in het Stede
lijk Museum ontvangen en 's avonds
hebben zij een bezoek gebracht aan de
expositie in 't museum „Willet Holt-
huijsen, genaamd „Trekt de schoen
u aan?"
In het kader van het congres zijn
tevens nationale wedstrijden verbon
den, t.w. „De gecroonde Leersse" en
„Het gulden voetspoor". De heer J.
Op een zonnige morgen stond
Olleke, de kleine jongen, die met
zijn ouders in een klein huisje
aan de rand van het bos woon- i
de, vroeg op. Hij had grote plan
nen. Aan de andere kant van het
bos, vlak achter het huisje van
de kabouters, lag een grote berg j
en die berg wilde hij gaan be
klimmen.
Na een stevig ontbijt vertrok
de jongen, de boterhammen voor
de middag in zijn zak en 'n lang
stevig klimtouw opgerold in z'n
hand. Vrolijk fluitend ging hij
op stap en het duurde niet lang
of hij stond aan de voet van de
bergwand. Het eerste deel viel
mee. Hij liep over een smal pad,
dat zigzag tegen de berg opliep.
Maar na een poosje hield 't pad
op en nu begon de moeilijke en
gevaarlijke beklimming van de
rotsige, steile wand. Voorzichtig
zocht de kleine jongen steun
voor handen en voeten en merk
te zich decimeter voor decimeter
omhoog. Wanneer hij 'n geschikt
plekje had gevonden, rustte hij
even uit en at een stukje brood.
De gevaarlijke steen-
Na een poosje bereikte hij een
V-vormige kloof. In het midden
een smalle doorgang en aan bei
de zijden steile, schuine hellin
gen. Hier bleef de jongen even
staan om uit te puffen. Wanneer
hij naar beneden keek, zag hij
heel in de diepte het huisje van
de kabouters liggen. Het leek
net speelgoed.
Terwijl de jongen verheugd
rond keek, hoorde hij plotseling
een luid geraas. Verschrikt keek
hij om zich heen en zag een
enorm rotsblok, dat van de link
se helft naar beneden kwam da
veren. Het leek Olleke of hij van
schrik verlamd was. Vol ontzet
ting keek hij omhoog en kon
geen vin verroeren. Dat rotsblok
zou hem onherroepelijk verplet
teren. Met donderend geraas
kwam het nader.
De jongen rukte zich met de
moed der wanhoop los uit de
ban, die hem gevangen hield en
rende verder de kloof in. Nau
welijks was hij weg gesprongen
of met 'n geweldige klap kwam
het rotsblok op de plaats terecht
waar hij gestaan had. Het kwam
met zo'n kracht neer, dat het te
gen de tegenover liggende wand
in stukken sloeg. Het hart klop
te Olleke in de keel. Gelukkig
was hij aan dit gevaar ontkomen
maar hij begreep dat hem op de
ze klimt och nog meer gevaren
bedreigden.
De diepe rotsspleet-
Olleke klom steeds, hoger. Hij
voelde zich verschrikkelijk ver
moeid, maar ook erg tevreden,
want nog slechts 'n klein stukje
scheidde hem van de top. Maar
Olleke juichte te vroeg, want
plotseling stond hij voor 'n die
pe rotsspleet. Heel in de diepte
zag de jongen de bodem en de
breedte bleek te groot om er
overheen te springen.
Snel maakte hij zijn touw
klaar eri wierp dit om een uit
stekend rotspunt aan de over
kant. Even voelde hij of het ste
vig vast zat, daarna bevestigde
hij het aan een stevig stuk rots
bij de plaats waar hij stond. Zo,
nu was er een brug over de kloof
geslagen. Voorzichtig ging hij er
met de handen aan hangen en
handje voor handje schoof hij
naar de overkant.
Toen hij in het midden aanl
landde, gebeurde er onverwacht
iets heel onprettigs. Het touw
schoot los op de plaats, waar
Olleke de tocht was begonnen.
Krampachtig hield hij het touw
vast, slingerde naar beneden en
kwam met een klap met z'n voe
ten tegen de rotswand terecht en
bleef hangen. Gelukkig had de
jongen de schok zo goed moge
lijk weten op te vangen. Daar
hing hij nu aan zijn vermoeide
armen en hoopte, dat de beves
tiging boven het zou houden,
want als het ouw ook daar los
schoot, dan zou hij in de diepte
vallen en... Hij wildé er niet aan
denken.
Uitgeput,
Heel voorzichtig begon Olleke
zich op te hijsen. Met zijn voeten
probeerde hij in de steile want
steun te vinden, wat zo nu en
dan lukte. Hij moest nog onge
veer drie meter klimmen, en dat
lijkt niet veel, maar wanneer je
zulke vermoeide handen en ar
men hebt, is het ontzettend. Ol
leke had bijna geen gevoel mieer
in z'n handen en dacht elk ogen
blik in de diepte te zullen stor
ten. De druppeltjes van spanning
stonden op zijn hoofd, maar hij
zette dapper door, trouwens, hij
moest wel en had, geen keus.
Met ontzettend veel moeite
slaagde hij er in boven te komen
en volkomen uitgeput bleef hij
op de rand liggen. Hoe lang hij
daar gelegen had, wist hij niet
meer, maar toen hij bij kwam,
voelde hij zich veel beter. Het
laatste stukje naar de top van
de berg bleek nu zo moeilijk niet
meer en daar aangekomen plof
te hij neer en ging zijn boter
hammen opeten. Tjonge, wat
had je van die top af 'n prachtig
uitzicht. Hij kon over het hele
bos kijken en zag heel in de ver
te het huisje van zijn ouders.
De afdaling was zo moeilijk
niet, want er af gaat altijd beter
dan er op. Natuurlijk was OHeke
wel heel voorzichtig, maar ten
slotte kwam hij heelhuids bene
den. Daar stonden tot zijn grote
verbazing alle dieren van het
bos en de kabouters hem op te
wachten en juichten hem toe.
Deze berg, die geen van allen
hadden durven beklimmen, was
door Olleke overwonnen.
(Nadruk verboden).
P. Rood uit Hoofddorp is winnaar
geworden in de luxe en de orthope
dische klasse. De Delftenaar M. van
der Schans heeft de eerste prijs be
machtigd in de hoofdklasse reperatie
en in de klasse A (machinaal) en B
(handwerk). De heer P. de Witte uit
Amsterdam leverde de beste prestatie
in klasse A van de bedrijfswedstrijd
en de heer C. Bozuwa uit Dordrecht
werd nummer een in klasse B van
deze afdeling. De best geplaatste ju
nior werd de Hagenaar K. de Ruyter.
Schoenmaker van Tito.
De B.I.C., dat 24 jaar geleden is
opgericht, telt thans 250.000 vakge
noten in W.-Europa. Aan het congres
is verbonden een internationale wed
strijd in vakbekwaamheid. Op een
tentoonstelling, ingericht in een tent
op het terrein van de Markthallen,
kan men kennis nemen van de gele
verde prestaties. Er zijn fraai be
werkte laarzen uit Oostenrijk, sier
lijke damesschoentjes uit Italië en
schoeisel, dat met meesterhand is ge
repareerd. Sommige inzenders heb
ben op de zolen van de schoenen
spijkertjes geslagen, die tesamen
grillige figuurtjes vormen, zonde
haast om er op te lopen. Een van de
exposanten is een Joegoslaaf ge
naamd J. Kraincic, die de schoenma
ker is van maarschalk Tito en door
een regeringssubsidie in staat is ge
steld de reis naar Nederland te ma
ken.
(Msbode)
FEUILLETON
van
„DE ECHO YAN HET ZUIDEN"
door
G. PLANTEMA.
35.)
„Monsieur!" riep een vreemde
stem.'
André liep op de auto toe. Hij zag
direkt, dat de man, die het portier
opende en er half uit leunde in zijn
richting, een onbekende was en zeker
niet iemand van het gezelschap, waar
in hij zich die avond had bevonden.
De man wenkte hem. Hij had een
witte zakdoek in de hand.
„Monsieur!" Ditmaal klonk zijn
stem dringend, alsof hij zich in grote
verlegenheid bevond.
André Boomeman kwam bij de
auto staan
Ja, toen hij ontwaakte, lag hij op
een bed in een kleine, niet ongezel
lige kamer. Hij voelde zich akelig
slap. Hoe hij daar was gekomen, wist
hij niet. Lang lag hij er over te pie
keren, maar zijn gedachten konden
hem niet verder brengen dan tot het
ogenblik, waarop hij de mond opende
om de onbekende, Frans-sprekende
man te vragen, wat hij wilde. Hij be
greep, dat de man hem een bedwel
mend middel had toegediend, dat
waarschijnlijk op de zakdoek had ge
zeten. Maar hij had er geen idee van,
waar hij was. In een ziekenhuis?
Maar de kamer had geen raam. En
hij wilde wel opstaan om eens te gaan
kijken, maar dat lukte niet. Hij was
zo slap, dat zijn benen hem de dienst
weigerden. Het was stil rond hem.
Geen klok kon hem vertellen hoe laat
het was. Zijn polshorloge was ver
dwenen. Hij droeg een vreemde pya-
ma en van zijn kleren zag hij niets,
ook niet van de weinige eigendom
men, die hij in jas- en broekzakken
bij zich had gedragen.
André Boomeman moest wachten.
Hij wachtte, en nu hij eenmaal in dit
stille vertrek bij bewustzijn was,
kwam het hem voor, dat er uren voor
bij gingen. Helemaal helder waren
zijn gedachten trouwens niet, want
het bedwelmende middel werkte nog
na, zodat het denken hem moeite
kostte. Eindelijk ging de deur van het
vertrek open. André ontdekte een
stekende hoofdpijn, toen hij probeer
de, zijn gezicht naar de deur te keren.
Hij kreeg sterretjes voor zijn ogen.
Maar toch kreeg hij een indruk van
de persoon, die binnen was gekomen.
Het was een tamelijk lange, mage
re man, die wat voorover liep. Van
zijn gezicht was niets te zien, want de
man droeg een donker masker. Hij
had een donker pak aan, dat waar- j
schijnlijk door een goede kleermaker
was gemaakt, want de coupe was uit
stekend en de stof ook.
André voelde eerst een suffe ver
wondering, dat de dokter van het
vreemde ziekenhuis, waarin hij ver
zeild was geraakt, het nodig vond,
zijn patiënten gemaskerd te bezoeken.
Pas toen drong het tot hem door, dat
hij waarschijnlijk helemaal niet in een
ziekenhuis was en dat deze man mis
schien in verband stond met de ont
voering, die hem was overkomen door
de onbekende Frans sprekende man.
Daarna begonnen zijn hersens zich
moeizaam af te vragen, waarom juist
hem zoiets moest overkomen.
„Waar ben ik eigenlijk?" vroeg j
André toen, een tikje geprikkeld,
omdat de gemaskerde hem aanstaar
de en geen woord zei.
„U bent in veiligheid", was het
lakonieke antwoord, dat hem niet
veel wijzer maakte.
„Daar ben ik blij om," merkte An
dré op. „Maar dat zegt me nog niet
veel. Kunt u zich niet nader verkla
ren? Waarom ben ik hier? Is dit een
ziekenhuis? Bent u een dokter?"
„U vraagt erg veel ineens", zei de
man met het masker? Hij had een
koele, diepe stem en hij sprak niet
als een vreemdeling. Dit was een vol
bloed Nederlander, dat was duidelijk
té merken.
„Maar een enkele verklaring ben
ik u wel schuldig", ging hij door.
„Dit is geen ziekenhuis. Ik ben geen
dokter. Waar u bent, ja, daarover
kan ik u geen inlichtingen verstrek
ken. Ik zou me graag aan u voor
stellen, maar er zijn zekere bezwaren,
die dat niet mogelijk maken. U bent
meneer Boorneman en u komt uit
Rotterdam, nietwaar? U bent in „De
Vereniging" in een merkwaardig ge
zelschap terechtgekomen en daarom
was het beter u in veiligheid te bren
gen. Op het ogenblik kan ik u nog
niets zeggen, maar u kunt er zeker
van zijn dat u in de toekomst tekst
en uitleg zult ontvangen. U bent op
het ogenblik ziek. Ja, u bent zelfs vrij
ernstig ziek, zodat u het beste doet,
kalm in bed te blijven. Het zal u aan
niets ontbreken. Ik weet niet, hoe
lang u hier moet blijven, maar wij
zullen proberen, u het verblijf zo
aangenaam mogelijk te maken.
Dat was een hele redevoering en
André Boorneman kon de woorden
stroom maar met moeite verwerken-
„Wat voor gevaar dreigt mij dan
wel?" informeerde hij tenslotte.
De gemaskerde man haalde even
zijn schouders op. „Het is beter dat
u dit nog niet weet", zei hij. „Ik geef
toe, dat dit voor u geen prettige si
tuatie moet zijn, maar ik verzeker u,
dat uw toestand veel onaangenamer
kon zijn. Natuurlijk spreek ik in ora
keltaal voor u. Ik kan u alleen vra
gen, dit van mij aan te nemen als de
volstrekte waarheid. Ik ben even hier
gekomen om te zien, hoe u het
maakt. U bent wakker en volkomen
helder van geest, merk ik. U hebt een
angstig avontuur achter de rug, maar
het doet me genoegen, dat u 't blijk
baar geen blijvende schade heeft ge
daan. Als u zich volkomen rustig
houdt, zult u spoedig genoeg sterker
worden."
Toen was de man ineens verdwe
nen. André zakte terug in de kus
sens. Zijn hersens bleken nog niet in
staat, de stroom van gedachten te
verwerken, die in hem opkwam. Hij
lag te piekeren, tot hij in een diepe
slaap was gevallen. Dan werd hij
weer wakker, maar helderder was
zijn hoofd nog niet geworden en op
nieuw sliep hij in. Dat herhaalde zich
een paar maal, maar het aantal kon
hij niet bepalen. Maar tijdens een van
deze perioden van slaap was iemand
het vertrek binnengekomen. Tenmin
ste, dat veronderstelde André Boor
neman, want toen hij op een gegeven
ogenblik z'n ogen opsloeg, ontdek
te hij, dat er iemand naast zijn bed
zat.
André Boorneman zag eerst een
donker masker- Hij geloofde daar
om, dat de man, die al met hem had
gesproken, was teruggekomen. Maar
even later drong het tot hem door,
dat dit niet het geval kon zijn. Bij
zijn bed zat een vrouw. Het masker
bedekte haar gezicht voor het groot
ste deel, maar zij had de haren niet
verborgen en daaraan zag hij het
eerst, dat hier geen man zat. Don
ker was dat haar en de tint herinner
de hem onmiddellijk aan de Roe
meense mej. Ilescu. De verlichting in
(iet vertrek was vaag.
André staarde naar zijn be
zoekster en zij zag, dat hij wak
ker was, maar eerst bleef zij stil
zitten, zonder te spreken. Toen
stond zij ineens op. Hij ontdek
te dat zij de kleding van 'n ver
pleegster droeg, een donker
blauwe jurk miet 'n helderwitte
schort.
De verpleegster verdween een
ogenblik, maar al gauw kwam
zij terug. Zij droeg een serveer
blad en daarop stond 'n bord.
En voordat André zich er eigen
lijk goed van bewust was wat er
gebeurde, was zij al bezig hem
lepels soep te voeren. Aan eten
of drinken had hij nog niet ge
dacht, maar nu de smakelijke
krachtige soep in zijn mond
kwam, merkte hij dat hij trek
had. (Wordt vervolgd)
9
én
Tv tl
Nieuwlandstraat 14
SINDS 1878