FILMJOURNAAL DITVOORST-SCHRIJVERS EEN RUSTIG GEVOEL 'A EUROMARKT ALS ONDERWERP INTERNATIO NAAL CONGRES VAN SCHOEN- en LEDERBRANCH Raadsel in Nijmegen DE ECHO VAN HET ZUIDEN YAN VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1957 2 FILMJOURNAAL MUSIS SACRUM. „STRIJD VOOR DE VRIJHEID". Niet de verschrikkingen van het gevechtsfront, maar de vredelievende strijd voor het behoud van een aan tal weeskinderen staat in deze oor logsfilm op het eerste plan. Deze film geeft ons het bijna legendari sche verhaal van de Amerikaanse piloot, predikant en kinderredder Dean Hess. Na de capitulatie van Duitsland keert luchtmacht-kolonel Dean Hess weer terug naar zijn ge boortestadje Westhampton in Ohio, waar hij zijn oude beroep van do minee weer opneemt. Na verloop van tijd echter bemerkt hij, dat hij niet in staat is zijn gemeenteleden te pak ken en zijn preek met overtuiging uit te spreken. Steeds vervolgt hem de verschrikkelijke gebeurtenis uit de oorlogsjaren, toen hij bij een lucht aanval op een Duits stadje een bom heeft geworpen op een weeshuis, waarbij 37 kinderen de dood vonden. Na een lange zelfstrijd geeft hij zich weer op voor dienst in Korea, waar hij wordt belast met de leiding van een kamp voor Zuid-Koreaanse pi loten. Al spoedig echter gaat hij zich samen met de lerares Miss Yang aan een geheel andere taak wijden, n.l. de verzorging en bescherming van Koreaanse vluchtelingetjes, meestal weesjes. Van deze verzorging en bescherming geeft deze film een boeiend beeld, ook al zijn de makers van deze film hier en daar niet kunnen ontkomen aan een wat thea trale toon en niet terzake doende, wat onoprechte sentimenten. Be langrijker echter is hier de moed en toewijding van de man, die in Euro pa kinderen doodde, doch in Korea duizenden anderen het leven redde. Het ware levensverhaal van de „vlie gende dominee" is toch wel dermate boeiend en belangwekkend, dat men er met aandacht kennis van neemt. Van vrijdag tot en met zondag. Toegang 14 jaar. „DESTRY". Een stadje in het Wilde Westen zou vreselijk uit de toon vallen, in dien het leven er net zo rustig en vredelievend heehvlood als in welke Langstraatse gemeente dan ook. Het stadje Restful doet dat tegen alle spreekwoordelijkheid van „nomen est omen" in echter niet. Op de she riff na zijn de mensen, die er aan de touwtjes trekken, allemaal schurken. Zelfs de burgemeester deugt voor geen cent, hetgeen de hoogste ver wachtingen voor een zeer warmbloe dige film met veel stof en kruitdamp wekt. En ja hoor, de film is nog maar amper begonnen of de sheriff wordt van de rol afgevoerd door een schot in zijn rug. De boeven benoe men dan de stadsdronkaard tot she riff, in de verwachting dat hij dag en nacht naar hun pijpen zal dansen. De roerselen in het binnenste van de mens zijn echter vreemd en velerlei. De man zweert het glas af en ont popt zich als een zeer strenge figuur, die de zoon van de befaamde Tom Destry te hulp roept om orde op za ken te stellen. De zoon komt, maar wekt de lachlust op door het feit, dat hij meent zonder revolver het spul te kunnen klaren. De boeven, die menen dat ze een makkie aan dit groentje hebben, gaan te keer dat het een lieve lust is, en de doodkistenmaker wordt alras een vermogend man. Totdat de zoon van Destry er genoeg van krijgt en zich met schiettuig omgordt. Dan be gint het gedonder in de glazen pas goed en de kruitdamp wordt zo dik, dat er van de film bijna niets meer te zien is. Als de rookbanken opgetrok ken zijn, is de film afgelopen en zien we de zoon van Destry, terwijl hij de eerste overmoedige schreden zet naar de huwelijkse staat. Audie Murphie („Terug uit de hel") zien we als de zoon van Destry, omgeven door een aantal min of meer bekende filmschurken. Verder och nog twee vrouwspersonen, waarvan de ene een danseres en zange.es is, d.e we hier in Waalwijk al de eerste de beste avond over de grens zouden zetten. Toch blijft het jammer dat zij tegen een verdwaalde kogel aanloopt. Het andere meisje is netjes en mag als beloning met Destry huwen. Met kan voor de Wild-West-film z'n neus ophalen, ons vervullen zij al tijd weer met een onverdeeld plezier en tevredenheid. Het goede erin is pertinent goed en het kwade voor honderd percent kwaad. Geen gezeur met complexen, maar recht door zee, waarbij de goeden altijd aan het langste eind trekken. En dat willen wij ook altijd, reden waarom wij al tijd met een opgeruimd hart huis waarts keren, ons zelf vleiend met de hoop en de verwachting, dat het ook buiten de film nog wel eens zo zal worden. Heus, Wild-West-films zijn een verschrikkelijk simpel, oprecht en goed vermaak, waarbij men op span nende en boeiende wijze met het voor naamste christelijke beginsel wordt geconfronteerd Niet lelijk doen! LUXOR. „IN DE GREEP VAN DE ZONDE". De misdaad mag dan nooit en te nimmer lonen, de verfilming ervan brengt de filmproducenten miljoenen in het laatje, zodat men zou kunnen concluderen, dat de misdaad toch ook wel zijn zonzijde heeft. In dat licht moeten we dan ook de voorkeur der filmmakers zien om steeds maar men sen op het celluloid te brengen, die in de greep van een of andere zonde leven. De zonden, waarbij voor de vrouwelijke dramatis personae de textielschaarste een overwegende rol speelt, staan daarbij op het eerste plan. Maar goed, in deze Ita liaanse productie zitten weer eens een paar mensen in de greep van de zonde, hetgeen uiter aard bijzonder nare en droevige ge volgen heeft. Het simpele, goed ver filmde verhaal wil laten zien, dat de terugkeer naar het rechte levenspad niet zo heel eenvoudig is en dat het verleden toch altijd weer ergens op duikt. Alberto Valli keert na enige jaren gangsterdom in Amerika tesamen met zijn vriendin Germaine naar Italië terug om daar een normaal en eerlijk leven te gaan leiden. Zij worden door Alberto's moeder hartelijk ontvangen en de goede vrouw laat niets onge daan om het tweetal te helpen. Alberto vindt een behoorlijke be trekking, maar het op deze wijze ver diende honorarium blijkt op de duur toch niet voldoende voor Germaine, die een leven van luxe gewend is. Op zekere dag ontmoet Alberto enkele van zijn Amerikaanse „vrienden" die hem geld willen geven, dat hij nog van hen te goed heeft. Alberto weigert, maar Germaine weigert niet en ze verlaat zelfs de woning van Alberto. Een van deze oude vrienden doet net alsof hij het goed met Al berto voor heeft en bezorgt hem een goede baan en een mooie flat, zodat Germaine ook al weer spoedig terug keert. Die baan ns echter helemaal niet zo onschuldig als Alberto denkt Het boeiende slot van dit goed ge speelde en verfilmde verhaal laten we liever achterwege om niet op voorhand uw spanning in de bioscoop te verminderen. Een hard en realistisch verhaal. Van vrijdag tot en met zondag. Toegang 18 jaar. „TOSCA". Omdat de opera op de eerste plaats een muzikaal drama is, blijft de ver filming ervan altijd een min of meer hachelijke onderneming. De camera mag dan, omdat zij niet aan een be paalde plaats gebonden is, in staat zijn de continuïteit en de dynamiek van het verhaal beter tot hun recht te laten komen, de indirecte weergave van de muziek in de film-opera komt toch altijd heel wat tekort bij de mu ziek in schouwburg of concertzaal. Dé „ingeblikte" filmmuziek mist, de geperfectioneerde moderne opname- i techniek ten spijt, de frisheid en de bruisende vitaliteit van de directe weergave. Op de film doet de mu ziek aan als een begeleidend element, hoewel ze in feite toch hoofdzaak is. Dit neemt niet weg, dat vele ope ra's als filmverhaal boeiend en aan trekkelijk zijn, waarbij men het te kort en het onbevredigde in het mu zikale element maar voor lief moet nemen. Deze Tosca-verfilming kan men overigens wel aanmerken als de beste welke tot nu toe op het witte doek is verschenen. Ook de geluid techniek is uitstekend, zodat men hier mag spreken van een film, die in alle opzichten is geslaagd. Opera liefhebbers kunnen we dan ook aan raden van deze uitstekende Tosca- vertolking en verfilming kennis te gaan nemen. Maandag en woensdag. Toegang 14 jaar. OLLEKE BOLLEKE'S WONDERLAND 0Ueke beklimt een berg De zekerheid dat de inrichting naar genoegen zal geeft bovendien een rustig gevoel WONINGINRICHTING TILBURG Maandag is in het gebouw Mar- canti te Amsterdam het congres ge- opend van het Bureau International de La Chaussure et du Cuir, B.I.C., I de internationale organisatie van de vakgroepen schoen- en lederhandel. Men zal gedurende vier dagen o.a. besprekingen wijden aan de proble men rond de gemeenschappelijke markt en de Europese vrijhandels zone, speciaal met betrekking tot de schoenhandel. Er nemen buiten Ne derland tien landen aan het congres deel. De grootste belangstelling be staat van de zijde van Frankrijk, dat vertegenwoordigd is door 60 afge vaardigden, Duitsland, dat 55 gedele geerden heeft gezonden éh Zwitser land waar vandaan 25 deelnemers zijn gekomen. Nadat de president van het B.I.C., dr. M. P. Maissen uit Zürich, het congres had geopend, werd het woord nog gevoerd door de staatssecretaris van Economische Zaken, dr. G. M. J. Veldkamp en de Amsterdamse wet houder M. B. Ram. Dr Veldkamp sprak er zijn vreugde over uit dat de middenstandsondememers uit de schoen- en lederbranche elkaar in een internationale organisatie hebben ge vonden. „Internationale organisatie en samenwerking was tot voor kort niet het sterkste punt in het organi- satieleven van de Westeuropese mid- densetand. De middenstander die in de meeste landen toch al zo moeilijk tot nationale organisatie is te bren gen, was over het algemeen maar moeilijk te overtuigen van het nut, laat staan van de noodzaak van in ternationale samenwerking", aldus dr. Veldkamp. Schoenen en vuilnis. Wethouder Ram vertelde zijn ge hoor iets over de geschiedenis van de schoenmakerij in de hoofdstad. In 1688 waren er, zo blijkt uit het ge meentearchief, 343 schoenlappers, tegen 94 klompenmakers. Zelfs toen liepen de mensen dus al minder op klompen, dan volgens de moderne buitenlandse reclameaffiches in déze tijd het geval zou zijn. De heer Ram beschreef verder de bekende pothui zen in Amsterdam, vanwaar uit, vol gens de 17de eeuwse geschiedschrij ver Melchior Fockens, de schoen lappers een oogje in het zeil hielden op degenen, die afval langs straten en grachten deponeerden. „Zij waren te beschouwen als geautoriseerde ver klikkers ten dienste van de stadsrei niging". De stijlvolle openingszitting, die was begonnen met een plechtig hij sen der vlaggen van de deelnemende landen, werd omlijst door muziek, uitgevoerd door de Amsterdamse po- litiekapel. De voertalen op het con gres zijn Nederlands, Duits en Frans. Het zakelijke gedeelte wordt afge wisseld door een aantrekkelijk ont spanningsprogramma en 's middags zijn de deelnemers door het Amster damse gemeentebestuur in het Stede lijk Museum ontvangen en 's avonds hebben zij een bezoek gebracht aan de expositie in 't museum „Willet Holt- huijsen, genaamd „Trekt de schoen u aan?" In het kader van het congres zijn tevens nationale wedstrijden verbon den, t.w. „De gecroonde Leersse" en „Het gulden voetspoor". De heer J. Op een zonnige morgen stond Olleke, de kleine jongen, die met zijn ouders in een klein huisje aan de rand van het bos woon- i de, vroeg op. Hij had grote plan nen. Aan de andere kant van het bos, vlak achter het huisje van de kabouters, lag een grote berg j en die berg wilde hij gaan be klimmen. Na een stevig ontbijt vertrok de jongen, de boterhammen voor de middag in zijn zak en 'n lang stevig klimtouw opgerold in z'n hand. Vrolijk fluitend ging hij op stap en het duurde niet lang of hij stond aan de voet van de bergwand. Het eerste deel viel mee. Hij liep over een smal pad, dat zigzag tegen de berg opliep. Maar na een poosje hield 't pad op en nu begon de moeilijke en gevaarlijke beklimming van de rotsige, steile wand. Voorzichtig zocht de kleine jongen steun voor handen en voeten en merk te zich decimeter voor decimeter omhoog. Wanneer hij 'n geschikt plekje had gevonden, rustte hij even uit en at een stukje brood. De gevaarlijke steen- Na een poosje bereikte hij een V-vormige kloof. In het midden een smalle doorgang en aan bei de zijden steile, schuine hellin gen. Hier bleef de jongen even staan om uit te puffen. Wanneer hij naar beneden keek, zag hij heel in de diepte het huisje van de kabouters liggen. Het leek net speelgoed. Terwijl de jongen verheugd rond keek, hoorde hij plotseling een luid geraas. Verschrikt keek hij om zich heen en zag een enorm rotsblok, dat van de link se helft naar beneden kwam da veren. Het leek Olleke of hij van schrik verlamd was. Vol ontzet ting keek hij omhoog en kon geen vin verroeren. Dat rotsblok zou hem onherroepelijk verplet teren. Met donderend geraas kwam het nader. De jongen rukte zich met de moed der wanhoop los uit de ban, die hem gevangen hield en rende verder de kloof in. Nau welijks was hij weg gesprongen of met 'n geweldige klap kwam het rotsblok op de plaats terecht waar hij gestaan had. Het kwam met zo'n kracht neer, dat het te gen de tegenover liggende wand in stukken sloeg. Het hart klop te Olleke in de keel. Gelukkig was hij aan dit gevaar ontkomen maar hij begreep dat hem op de ze klimt och nog meer gevaren bedreigden. De diepe rotsspleet- Olleke klom steeds, hoger. Hij voelde zich verschrikkelijk ver moeid, maar ook erg tevreden, want nog slechts 'n klein stukje scheidde hem van de top. Maar Olleke juichte te vroeg, want plotseling stond hij voor 'n die pe rotsspleet. Heel in de diepte zag de jongen de bodem en de breedte bleek te groot om er overheen te springen. Snel maakte hij zijn touw klaar eri wierp dit om een uit stekend rotspunt aan de over kant. Even voelde hij of het ste vig vast zat, daarna bevestigde hij het aan een stevig stuk rots bij de plaats waar hij stond. Zo, nu was er een brug over de kloof geslagen. Voorzichtig ging hij er met de handen aan hangen en handje voor handje schoof hij naar de overkant. Toen hij in het midden aanl landde, gebeurde er onverwacht iets heel onprettigs. Het touw schoot los op de plaats, waar Olleke de tocht was begonnen. Krampachtig hield hij het touw vast, slingerde naar beneden en kwam met een klap met z'n voe ten tegen de rotswand terecht en bleef hangen. Gelukkig had de jongen de schok zo goed moge lijk weten op te vangen. Daar hing hij nu aan zijn vermoeide armen en hoopte, dat de beves tiging boven het zou houden, want als het ouw ook daar los schoot, dan zou hij in de diepte vallen en... Hij wildé er niet aan denken. Uitgeput, Heel voorzichtig begon Olleke zich op te hijsen. Met zijn voeten probeerde hij in de steile want steun te vinden, wat zo nu en dan lukte. Hij moest nog onge veer drie meter klimmen, en dat lijkt niet veel, maar wanneer je zulke vermoeide handen en ar men hebt, is het ontzettend. Ol leke had bijna geen gevoel mieer in z'n handen en dacht elk ogen blik in de diepte te zullen stor ten. De druppeltjes van spanning stonden op zijn hoofd, maar hij zette dapper door, trouwens, hij moest wel en had, geen keus. Met ontzettend veel moeite slaagde hij er in boven te komen en volkomen uitgeput bleef hij op de rand liggen. Hoe lang hij daar gelegen had, wist hij niet meer, maar toen hij bij kwam, voelde hij zich veel beter. Het laatste stukje naar de top van de berg bleek nu zo moeilijk niet meer en daar aangekomen plof te hij neer en ging zijn boter hammen opeten. Tjonge, wat had je van die top af 'n prachtig uitzicht. Hij kon over het hele bos kijken en zag heel in de ver te het huisje van zijn ouders. De afdaling was zo moeilijk niet, want er af gaat altijd beter dan er op. Natuurlijk was OHeke wel heel voorzichtig, maar ten slotte kwam hij heelhuids bene den. Daar stonden tot zijn grote verbazing alle dieren van het bos en de kabouters hem op te wachten en juichten hem toe. Deze berg, die geen van allen hadden durven beklimmen, was door Olleke overwonnen. (Nadruk verboden). P. Rood uit Hoofddorp is winnaar geworden in de luxe en de orthope dische klasse. De Delftenaar M. van der Schans heeft de eerste prijs be machtigd in de hoofdklasse reperatie en in de klasse A (machinaal) en B (handwerk). De heer P. de Witte uit Amsterdam leverde de beste prestatie in klasse A van de bedrijfswedstrijd en de heer C. Bozuwa uit Dordrecht werd nummer een in klasse B van deze afdeling. De best geplaatste ju nior werd de Hagenaar K. de Ruyter. Schoenmaker van Tito. De B.I.C., dat 24 jaar geleden is opgericht, telt thans 250.000 vakge noten in W.-Europa. Aan het congres is verbonden een internationale wed strijd in vakbekwaamheid. Op een tentoonstelling, ingericht in een tent op het terrein van de Markthallen, kan men kennis nemen van de gele verde prestaties. Er zijn fraai be werkte laarzen uit Oostenrijk, sier lijke damesschoentjes uit Italië en schoeisel, dat met meesterhand is ge repareerd. Sommige inzenders heb ben op de zolen van de schoenen spijkertjes geslagen, die tesamen grillige figuurtjes vormen, zonde haast om er op te lopen. Een van de exposanten is een Joegoslaaf ge naamd J. Kraincic, die de schoenma ker is van maarschalk Tito en door een regeringssubsidie in staat is ge steld de reis naar Nederland te ma ken. (Msbode) FEUILLETON van „DE ECHO YAN HET ZUIDEN" door G. PLANTEMA. 35.) „Monsieur!" riep een vreemde stem.' André liep op de auto toe. Hij zag direkt, dat de man, die het portier opende en er half uit leunde in zijn richting, een onbekende was en zeker niet iemand van het gezelschap, waar in hij zich die avond had bevonden. De man wenkte hem. Hij had een witte zakdoek in de hand. „Monsieur!" Ditmaal klonk zijn stem dringend, alsof hij zich in grote verlegenheid bevond. André Boomeman kwam bij de auto staan Ja, toen hij ontwaakte, lag hij op een bed in een kleine, niet ongezel lige kamer. Hij voelde zich akelig slap. Hoe hij daar was gekomen, wist hij niet. Lang lag hij er over te pie keren, maar zijn gedachten konden hem niet verder brengen dan tot het ogenblik, waarop hij de mond opende om de onbekende, Frans-sprekende man te vragen, wat hij wilde. Hij be greep, dat de man hem een bedwel mend middel had toegediend, dat waarschijnlijk op de zakdoek had ge zeten. Maar hij had er geen idee van, waar hij was. In een ziekenhuis? Maar de kamer had geen raam. En hij wilde wel opstaan om eens te gaan kijken, maar dat lukte niet. Hij was zo slap, dat zijn benen hem de dienst weigerden. Het was stil rond hem. Geen klok kon hem vertellen hoe laat het was. Zijn polshorloge was ver dwenen. Hij droeg een vreemde pya- ma en van zijn kleren zag hij niets, ook niet van de weinige eigendom men, die hij in jas- en broekzakken bij zich had gedragen. André Boomeman moest wachten. Hij wachtte, en nu hij eenmaal in dit stille vertrek bij bewustzijn was, kwam het hem voor, dat er uren voor bij gingen. Helemaal helder waren zijn gedachten trouwens niet, want het bedwelmende middel werkte nog na, zodat het denken hem moeite kostte. Eindelijk ging de deur van het vertrek open. André ontdekte een stekende hoofdpijn, toen hij probeer de, zijn gezicht naar de deur te keren. Hij kreeg sterretjes voor zijn ogen. Maar toch kreeg hij een indruk van de persoon, die binnen was gekomen. Het was een tamelijk lange, mage re man, die wat voorover liep. Van zijn gezicht was niets te zien, want de man droeg een donker masker. Hij had een donker pak aan, dat waar- j schijnlijk door een goede kleermaker was gemaakt, want de coupe was uit stekend en de stof ook. André voelde eerst een suffe ver wondering, dat de dokter van het vreemde ziekenhuis, waarin hij ver zeild was geraakt, het nodig vond, zijn patiënten gemaskerd te bezoeken. Pas toen drong het tot hem door, dat hij waarschijnlijk helemaal niet in een ziekenhuis was en dat deze man mis schien in verband stond met de ont voering, die hem was overkomen door de onbekende Frans sprekende man. Daarna begonnen zijn hersens zich moeizaam af te vragen, waarom juist hem zoiets moest overkomen. „Waar ben ik eigenlijk?" vroeg j André toen, een tikje geprikkeld, omdat de gemaskerde hem aanstaar de en geen woord zei. „U bent in veiligheid", was het lakonieke antwoord, dat hem niet veel wijzer maakte. „Daar ben ik blij om," merkte An dré op. „Maar dat zegt me nog niet veel. Kunt u zich niet nader verkla ren? Waarom ben ik hier? Is dit een ziekenhuis? Bent u een dokter?" „U vraagt erg veel ineens", zei de man met het masker? Hij had een koele, diepe stem en hij sprak niet als een vreemdeling. Dit was een vol bloed Nederlander, dat was duidelijk té merken. „Maar een enkele verklaring ben ik u wel schuldig", ging hij door. „Dit is geen ziekenhuis. Ik ben geen dokter. Waar u bent, ja, daarover kan ik u geen inlichtingen verstrek ken. Ik zou me graag aan u voor stellen, maar er zijn zekere bezwaren, die dat niet mogelijk maken. U bent meneer Boorneman en u komt uit Rotterdam, nietwaar? U bent in „De Vereniging" in een merkwaardig ge zelschap terechtgekomen en daarom was het beter u in veiligheid te bren gen. Op het ogenblik kan ik u nog niets zeggen, maar u kunt er zeker van zijn dat u in de toekomst tekst en uitleg zult ontvangen. U bent op het ogenblik ziek. Ja, u bent zelfs vrij ernstig ziek, zodat u het beste doet, kalm in bed te blijven. Het zal u aan niets ontbreken. Ik weet niet, hoe lang u hier moet blijven, maar wij zullen proberen, u het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Dat was een hele redevoering en André Boorneman kon de woorden stroom maar met moeite verwerken- „Wat voor gevaar dreigt mij dan wel?" informeerde hij tenslotte. De gemaskerde man haalde even zijn schouders op. „Het is beter dat u dit nog niet weet", zei hij. „Ik geef toe, dat dit voor u geen prettige si tuatie moet zijn, maar ik verzeker u, dat uw toestand veel onaangenamer kon zijn. Natuurlijk spreek ik in ora keltaal voor u. Ik kan u alleen vra gen, dit van mij aan te nemen als de volstrekte waarheid. Ik ben even hier gekomen om te zien, hoe u het maakt. U bent wakker en volkomen helder van geest, merk ik. U hebt een angstig avontuur achter de rug, maar het doet me genoegen, dat u 't blijk baar geen blijvende schade heeft ge daan. Als u zich volkomen rustig houdt, zult u spoedig genoeg sterker worden." Toen was de man ineens verdwe nen. André zakte terug in de kus sens. Zijn hersens bleken nog niet in staat, de stroom van gedachten te verwerken, die in hem opkwam. Hij lag te piekeren, tot hij in een diepe slaap was gevallen. Dan werd hij weer wakker, maar helderder was zijn hoofd nog niet geworden en op nieuw sliep hij in. Dat herhaalde zich een paar maal, maar het aantal kon hij niet bepalen. Maar tijdens een van deze perioden van slaap was iemand het vertrek binnengekomen. Tenmin ste, dat veronderstelde André Boor neman, want toen hij op een gegeven ogenblik z'n ogen opsloeg, ontdek te hij, dat er iemand naast zijn bed zat. André Boorneman zag eerst een donker masker- Hij geloofde daar om, dat de man, die al met hem had gesproken, was teruggekomen. Maar even later drong het tot hem door, dat dit niet het geval kon zijn. Bij zijn bed zat een vrouw. Het masker bedekte haar gezicht voor het groot ste deel, maar zij had de haren niet verborgen en daaraan zag hij het eerst, dat hier geen man zat. Don ker was dat haar en de tint herinner de hem onmiddellijk aan de Roe meense mej. Ilescu. De verlichting in (iet vertrek was vaag. André staarde naar zijn be zoekster en zij zag, dat hij wak ker was, maar eerst bleef zij stil zitten, zonder te spreken. Toen stond zij ineens op. Hij ontdek te dat zij de kleding van 'n ver pleegster droeg, een donker blauwe jurk miet 'n helderwitte schort. De verpleegster verdween een ogenblik, maar al gauw kwam zij terug. Zij droeg een serveer blad en daarop stond 'n bord. En voordat André zich er eigen lijk goed van bewust was wat er gebeurde, was zij al bezig hem lepels soep te voeren. Aan eten of drinken had hij nog niet ge dacht, maar nu de smakelijke krachtige soep in zijn mond kwam, merkte hij dat hij trek had. (Wordt vervolgd) 9 én Tv tl Nieuwlandstraat 14 SINDS 1878

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 2