Waalwijkse en Langstraaise Courant St. Nicolaas verricht 'n wonder Duimzuigers en huilebalken, opgepast! DECEMBERPERIKELEN VRIJDAG 29 NOVEMBER 1957 Uitgever YVaalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur JAN TIELEN Dit blad verschijnt 2 x per week 80e JAARGANG No. 90 Abonnement 22 cent per week per kwartaal 2.85 3.10 franco p. p. Advertentieprijs 10 cent per mm. Contract-advertenties speciaal tarief Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 KAATSHEUVEL - TEL. 2002 Dr. van BEURDENSTRAAT 8 OPGERICHT 1878 TELEGR.-ADRES„ECHO' KINDERVERHAAL De wind gierde door de bomen van het grote woud en zwiepte vlagen natte sneeuw voor zich uit. Het begon donker te worden. Tussen de bomen liepen drie kinderen. Het waren drie jon getjes, de oudste hield zijn broer tjes bij de hand. De jongste huil de en dat was niet te verwonde ren, want ze waren koud en doornat. Hun gescheurde en be smeurde kleren boden weinig bescherming tegen de gure wind en de kille natte sneeuw. De ge zichtjes van de jongens waren smal en wit van honger en door- Zij waren Verdwaald, maai de oudste gaf de moed niet op. Mis schien vonden ze wel een huis in de buurt, waar vriendelijke men sen woonden, waar een haard vuur brandde en waar men hun iets te eten zou willen geven. De twee anderen hadden geen moed meer. Zij waren moe en zouden liefst op' de grond gaan liggen en slapen. Maar de grootste zette door. Vriendelijk, maar beslist trok hij de anderen met zich mee. Een licht Lang kon de verschrikkelijke tocht door het woud niet duren, want het werd steeds donkerder en het duurde niet lang of ze konden de bomen bijna niet meer zien. Op dat moment gaf de oud ste jongen een luide schreeuw. „Een lichtje!", riep hij. „Daar moet een huisje zijn!" Dadelijk ging hij verder en nu konden de anderen wel lopen. Tussen hun tranen door lachten ze. Bij het huisje gekomen, zagen ze dat het eigenlijk niet meer was dan een hutje met één ven ster, maar daarachter was licht en toen ze door het venster ke ken, zagen ze een grote, forse man met een donkere baard bij het haardvuur zitten. D oudste jongen klopte op de deur. „Wie is daar?" vroeg een zware stem. „Drie kinderen, die verdwaald zijn!" riepen de jon gens terug. Ze hoorden de man naar de deur komen. In angstige spanning wachtten ze af. Haar ging de deur open. De man hiet een lantaarn op om beter te kun nen zien. „Zo, drie kleine jon gens", bromde hij. Komen jul lie maar binnen." Verlegen stap ten de knapen over de drempel. De man grendelde de deur. „Ga maar bij' het vuur zitten, dan drogen jullie kleren wel", sprak hij. Zonder eeni woord te zeggen schoven de jongens onder de schouw, dicht bij de lekkende vlammen. De gloed van 't vuur deed hun goed en langzamerhand voelden ze zich opknappen. De man met de baard gaf hun ieder een homp brood en een beker warme geitenmelk. Toen ging hij ook bij'het vuur zitten. Hun verhaal. Terwijl de jongens aten werd er geen woord gesproken. Met zijn' scherpe, donkere ogen on der zware wenkbrauwen nam de man de kinderen op. Toen het laatste brood verdwenen was en de bekers leeg waren, vroeg hij „Ziin jullie verdwaald?" De oud ste jongen antwoordde: „Ja heer, wij zwierven door 't woud en raakten de weg kwijt. „Maar hoe kwamen jullie in het woud? Er komen hier nooit kinderen wilde de man weten. Toen ver telde de oudste hun droeve ge schiedenis. Ze waren de drie kinderen van een vrije boer en leefden heel gelukkig. Maar op een verschrik kelijke dag kwamen er ridders met hun lansknechten en die trokken over vaders akker. Het rijpe koren vertrappend onder de hoeven van de paarden en de laarzen van de soldaten. Vol van machteloze woede had hun va der dit alles moeten aanzien. Van de andere zijde van het land naderde een ander leger en dicht bij de hoeve werd een ge weldige slag geleverd. Zij hoor den duidelijk het schreeuwen en razen van de strijdenden en het gekerm van de gewonden. Toen de slag ten einde was, trokken tierende benden naar de hoeve. Moeder verborg hen achter de oven en angstig bevend wachtte zij op de dingen die komen zou den. De woeste krijgers sloegen de deur in en stormden naar binnen. Hun vader en moeder zagen zij niet weer en de hoeve wérd in brand gestoken. Geluk kig wisten de jongens de vlam men te ontkomen. Verborgen in de rook vluchtten zij weg en sindsdien zwierven zij nu reeds enige weken door het land, le vend van dat, wat goede lieden hun gaven. In de val Zwijgend had de man geluis terd. „Jullie kunnen vannaclht hier slapen op de zolder", brom de hij. „Ga nu maar vlug naar Een legende voor de jeugd boven, want de slaap zal jullie goed doen." De jongens waren blij. Zij bedankten de man voor zijn gastvrijheid en klommen langs het laddertje naar boven. Daar in wat hooi maakten ze het zich gemakkelijk en dadelijk vie len ze in een diepe slaap. De man was weer bij het vuur gaan zitten en dacht na. Een lachje speelde om zijn lippen. Dit was wel een prachtig buiten kansje. Drie van die jonge knaap jes in zijn huis. Dat zouden mal se boutjes zijn. Nu en dan liep hij naar het laddertje en luis terde. Toen hij bemerkte dat ze rus tig sliepen, greep hij een groot jachtmes en sloop het trapje op. Zachtjes zonder het hooi te doen ritselen, kroop hij naar de sla pende jongens en... toen de eer ste stralen van ,de morgenzon door het venster van de hut speeldenj stonden op het zolder tje drie tonnen. In elke ton zat liet vlees van een van de jon gens, keurig gezouten, een har tig hapje voor de komende win ter. Onverwacht bezoek. Het werd winter en op 5 de cember lag het woud bedekt on der een dikke laag sneeuw. De man met de baard zat weer bij het vuur. Plotseling werd er geklopt. Verwonderd keek hij op. „\v ie is daar?" vroeg hij. „Een vreem deling, die verdwaald is", luidde het antwoord. De man stond op en met zijn lantaarn in de hand opende hij de deur. Stomver baasd bleef hij staan, want daar stond niemand minder dan een oude bisschop. „Komt u binnen noodde hij. De bisschop stapte over de drempel. „Gaat u zitten en warm u bij het vuur", ver zocht de man. „Dat doet goed bromde de bisschop, terwijl hij zijn handen uitstrekte naar de vlammen. „Wilt u misschien iets eten?" vroeg de man nu. „Wat kunt u mij bieden?" wilde de bisschop weten. „Ik heb heerlijk vlees in het zout", prees de man aan. „Neen, laat ik u met van uw vlees beroven. U zult het in de ze strenge winter zelf wel nodig hebben", wees de bisschop at. Och, neemt u het gerust heer, ik heb meer dan genoeg. Drie volle kuipen staan op mijn zolder drong de man aan. De bisschop begrijpt... De bisschop keek hem ernstig aan. „Hebt gij deze zomer zon goede jacht gehad, jager?' vroeg hij. De jager schrok. Zijn wan gen kleurden. Wat keek de bis^ schop hem ernstig aan. Zou hij het weten? Neen, dat kon niet. „Nu jager", sprak de oude lieer streng. „Krijg ik nog ant woord? Of is er soms iets niet in de haak met uw vlees Het laatste bracht de jager geheel in verwarring. De bisschop had argwaan. „Neen, neen... heer, hakkelde hij, „d... de jacht was erg g... goed." „Zo'n grote buit in één zomer, het is wonderlijk mompelde de bisschop. „Goed, ik wil graag uw vlees, maar ik wens mijn bout zelf te kiezen. De jager durfde niet weigeren. En hij begeleidde de kerkvorst naar de zolder, waar de drie ton nen netjes op 'n rij stonden. De bisschop lichtte de deksel van het eerste vat, zag het vlees en keek de van angst trillende jager strak aan. „U had wel een goede vangst, vriend", sprak hij ern- stie. De man wist niet wat te doen en hij bleef het antwoord schul dig. Bijl de tweede ton lichtte de bisschop weder het deksel en weer zei hij„U had wel n Soede vangst, vriend". De jager dacht dat hij sterven zou van angst. Wat wilde de bisschop en wat dacht hij? Bij de derde ton ging het evenzo. Het wonder. terwijl hij hen bij de handen vatte en midden in de winter nacht vertrok de goede Sint met de drie knapen uit het hutje van de jager. Hij zette ze voor zich op zijn schimmel en voort ging het in gestrekte draf naar veili ger oorden. Natuurlijk wil je weten hoe het verder ging. De jager had veel spijt van zijn slechte daad. Hij kon nergens rust vinden en nu, na zoveel honderden jaren, zwerft hij nog steeds door de wouden en vooral als het slecht weer is en de wind door de bo men raast, kun je hem horen jammeren. De mensen noemen hem de wilde jager. St. Nicolaas heeft verder voor de drie jongens gezorgd. De oud ste werd later boer en heeft de hoeve van zijn ouders weer op gebouwd. De tweede werd een machtig heer en stichtte een slot en de derde schonk zijn leven aan de kerk en werd net als hun redder een geliefd bisschop. (Nadruk verboden). Nu keek de grijsaard hem recht in de ogen en sprak: „Gij ziit een zeer slecht mens. Ik weet wat gij misdeed." „Maar wie bent u dan, dat u dit alles weet? stamelde de man. „Ik ben Sint Nicolaas, bisschop van Myra, vriend en beschermer van alle kinderen. Mij is niets onbekend zei de oude heilige streng. Jammerend viel de jager voor hem op de knieën, Doch de bis schop wendde zich om naar de tonnen. Hij legde drie vingers van zijn rechterhand op de eer ste kuip en ziet, daar rees de oudste jongen springlevend en gezond op uit het pekelwater. Toen legde hij de vingers op het tweede vat en daar verrees de middelste knaap. Nadat hij ook de derde ton beroerde, dook de jongste uit het zoute water op. „Kom met mij, kinderen. Ik zal verder voor u zorgen", zei hij, Voor alle Waalwijkse kinderen Beste kinderen, Sjonge, wat was dat zondag een prachtig feest! Ik ivas er bijna van ondersteboven, zó mooi vond ik het. Het heeft mij werkelijk goed gedaan aan mijn oude bisschopshart. Al die mensen langs de weg en al die wuivende en zingende kinderen. En wat heeft de burgemeester prachtig gesproken, hè! En dan de muziek van de harmonie en van de grote en kleine drumband, zo iets moois heb ik nog niet gehoord! Het was in Waalwijk bijna zo mooi als in Spanje, en ik heb er dan ook geen spijt van dat ik naar Waal wijk gekomen ben. Maar denk nu niet, dat in Waalwijk alles even mooi is als die optocht van zondag. O jee nee, daar mankeert nog wel wat aan! Ik heb deze week alle avonden en ook overdag aan bijna alle schoorstenen geluisterd en door alle vensters gegluurd. Veel mooie en goede dingen heb ik daarbij gezien en gehoord. Kinderen, die uit volle borst St. Nicolaasliedjes zongen; kinderen, die goed en netjes aten; kinderen, die gehoorzaam waren; kinderen, die lief speelden met broertje of zusje, en kinderen, die zonder gezeur op tijd naar bed gingen. Ik heb natuurlijk de namen van al die kin deren opgeschreven en ik zal er voor zorgen, dat ze iets extra's in hun schoen krijgen. Maar er waren ook kinderen, waarvan mijn baard rechtop ging staan. Ik heb de vorige week al tegen mijnheer Hannibal gezegd, dat er in Waalwijk steeds meer kinderen komen, die maar raak doen. Zo zag ik deze week nog een jongetje, dat zich stond te ivassen met z'n jas aan, z'n das om en z'-n pet op. Nou vraag ik je heb je ooit zo'n rare koekekeer gezien? Ik denk dat ik hem maar eens door Piet laat wassen. Verder waren er natuurlijk de slechte eters, de knoeiers en soppers met eten, de kwebbelaars in school, de ruziemakers en de ongehoorzame kinderen. Maar ook de duimzuigers en huilebalken. Ik heb twee kleine meisjes gezien, die de hele dag niets anders doen dan op hun duim zuigen. Ik begrijp niet dat die duim er nog aan zit of dat hij niet tot een heel klein stompje is afgesleten. Zelfs in bed zuigen ze nog rustig door! Trouwens, ik zag die Uvc meisjes zondag ook bij de op tocht en toen waren ze ook op z'n best aan het duimzuigen. Ik zal de vader van die meisjes wel eens zeggen, dat hij mosterd op die duimen moet doen. In ieder geval, als ik het nog één keer zie, kan het wel eens gebeuren dat die schoen leeg blijft. En dan zag of liever hoorde ik tientallen huilebalken. Die zetten het bij het minste of geringste op een huilen. Als ze hun zin niet krijgen, als ze vallen of zich stoten, als ze naar bed moe ten, als vader of moeder bromt, kortom, ze huilen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ze huilen net zo lang tot ze geen tranen meer over hebben. En zonder tranen kan een mens niet leven, dat weet je wel. Opgepast dus, duimenzuigers en huilebalken! Piet heeft 133 zakken bij zich, zoals je hebt kunnen lezen. Ja, en dan nog iets. Tot'mijn grote verbazing heb ik nog van lang niet alle kinderen een verlanglijstje gekregen. Waar blijven ze? Ik moet ze beslist vandaag nog hebben, want anders kan ik de verschillende cadeautjes niet meer uitzoeken. Doe het dus van avond in je schoen, dan haalt Piet het vannacht wel op. Er zijn ook nog altijd kinderen, die hun naam en de straat waar ze wonen niet op het verlanglijstje zetten. Dat moet je toch wel doen, hoor, want anders raken de Pietermannen in de war. En duidelijk schrijven, hè! Wat ik niet kan lezen, streep ik door. Vergeet ook de wortel en het hooi voor mijn paard niet! Mijn paard kan niet werken als het niets te eten krijgt. Vanavond en alle andere avonden wordt natuurlijk flink gezon gen, hè. Laat vader en moeder en opa en oma ook maar mee doen, want hoe meer er gezongen wordt, hoe meer er in de schoen komt. Het nare met grote mensen is, dat ze denken, dat ze niet hoe ven te zingen; dat ze toch wel wat krijgen. Tot nu toe heb ik dat ook altijd gedaan, maar dit jaar krijgen alleen die mensen iets in de schoen, die flink hebben gezongen. Ten slotte wil ik nog even herhalen wat ik zondag al gezegd heb. Het moet afgelopen zijn met die baldadigheden, zoals het ingooien van ruiten van leegstaande nieuwe huizen. Het is niet alleen vreselijk onfatsoenlijk zoiets te doen, maar ook heel erg laf. Verbeeld je, dat mijn Pietermannen bij jou eens alle ruiten gingen ingooien, zodat je in de kamer zat te bibberen van de kou. O zo! En ook met spelen in parken en plantsoenen en daar de boel kapot maken. Daarvoor is het niet aangelegd en daarvoor is ook niet al dat geld uitgegeven. Ik heb de politie gevraagd om iedereen in het cachot te sluiten, die dergelijke nare streken uithaalt. En het zal gebeuren ook, heeft de inspecteur gezegd! Beste kinderen, nog zes nachtjes slapen voor het grote feest. Hou je taai en braaf! De beste groeten van alle Pieten en van SINT NICOLAAS. GUNGE DOOREMBOS klapt uit de school: Steeds rust'loos verder, stap voor stap, gaat, dag en nacht, de wetenschap Men spuit het héle huisgezin met alle soorten „anties" in. virus heeft geen léven meer, en legt het bijltje er bij neer. twéé gevallen zijn dubieus ten éérste een verkouden neus virus houdt, met hand en tand, nog stééds in onze neuzen stand. Ik heb nóg een bacil op 't oog (hij is de held van dit betoog), Die ik hier memoreren wil 't is d'eindnovem berrijmbacil. Een Nog Die Hij of zij nestelt zich prompt elk jaar tegen het eind van no vember in ontelbare hersenkas sen, zelfs in die van de even wichtigste, nuchterste, weldèn- kendste mensen hij of zij ver stoort er de normale gang van zaken, veroorzaakt ongedurig- humeurigheid en overheerst het héle individu. Één ding is gelukkig: strenge meesters regeren niet lang zijn visum is op 6 december verlo pen. Maar in die korte termijn heerst alom grote ellende. Hoe het niet moet. Een voorbeeld uit honderd duizenden hij kocht, hoewel 't zéér prijzig was, voor „haar" zo'n soort gereedschapstas (dat doet gewoonlijk iedere man als hij niets beters vinden kan). Zo'n tas, waar alles in verdwijnt, waarmjee de loodgieter ver schijnt, waarin zij eind'loos zoekt en danzucht, dat ze „het" niet vinden kan. Daar moet, zo transpireerde hij, een Sinterklaasgedichtje bij; dus: 'n blanco vel, dat blanco blééf, daar hij er alsmaar niets op schreefhij staarde met een diepe zucht diep in de november- lucht, die extra grauw en tries tig leek: de muze liet hem in de steek. Het was, of hij de droeve lach van zijn zo teer beminde zag; waarop hij, als bij tover slag, de muze toch verschijnen zag! En met een blozend aan gezicht schreef hij zijn schone tasgedicht Helaas, helaas, helaas, helaas Helaas, helaas, helaas Helaas, helaas, helaas, helaas Het wordt Sinterklaas. Hoe krijg ik een gedicht bij tas Mijn hersens zijn zo daas. Daarom zendt Sint je deze tas, Die hii in een winkel zag staan, Gebruik hem in gezondheid, Hopelijk staat hij je goed aan. Ik hoop, dat je heel dikwijls denkt Aan hem, die je hem schenkt. SINT NICOLAAS, U ziet, waarde lezeressen en lezers, deze goed bedoelende tas- senschenker heeft niet gedacht aan de oud-hollandse wijsheid: het is een wijs man, die maat houden kan maat en klemtoon zijn even belangrijk als rijm. Dat kan beter Een ander voorbeeld. Een be deesde minnaar zendt het lijdend voorwerp zijner liefde een bos bloemen en schrijft er bij O allerschoonste aller bloemen! Gij zijt een door mij hoog vereerde vrouw Waarom het te verbloemen Mijn hart klopt alleen voor jou. Maar ik durf het je niet te zeggen, Ik laat het je dus maar weten per brief, Met een paar bloemen, die uitleggen, Dat ik jou heb lief Het „loopt" niet erg lekker, vindt u wel 't Is net of je met een lekke achterband en een kind achterop over een kinder- kopjeskeienstraat rijdt; maar met een paar kleine maatverbe- teringen wordt het ineens héél anders. Vergelijkt u maar O allerschoonste aller bloemen! Door' mij zo hoog vereerde vrouw Waarom mijn liefde te verbloemen Mijn hart klopt er alléén voor jou. Helaas, ik durf het niet te zéggen Dus schrijf ik het je in een brief Met bloemen om je uit te leggen Ik heb je onuitspreek'lijk lief... Nu is het natuurlijk nog wel een pietsie nonsens, maar daar voor zijn we op het terrein van Amor in elk geval is de lekke achterband nu opgepompt. Druk in del rijmfabriek. Men vraagt mij dikwijls, of mijn rijmfabriek het in de Sin terklaastijd extra druk heeft, net als de banketletter- en de sui ker-industrie. Ja, inderdaad, er komen nogal wat orders op dat gebied binnen, maarik ac cepteer ze maar zelden en zeg tegen mijn cliënten: ook hier geldt doe het zélf Iedereen kan Sinterklaasvers jes maken, zelfs als hij het hele maal niet kan. Doe het zo goed mogelijk, denk om de maat, ca dans en rijm en, als u daar geen gevoel voor hebt, doe het dan maar zó, op zijn boerenfluitjes. Hoofdz%ak is, dat het van u zélf komt. Economisch schiet ik er óók niet veel mee op wat moet ik voor die prutsdingen „rekenen"? Ik beschouw die patiënten als uss-praktijk en als ze beslist iets terug willen doen, sturen ze mij, al naar hun bestedingsbe perkingssituatie, een doosje of kistje sigaren, gewoonlijk een merk of een model, dat mij niet ligt maar dit laatste is zo erg niet, want negen van de tien keer vergeten ze het Laat eigen hart spreken. Veel van mijn patiënten zijn jongelui, die een gedichtje voor „hem" of „haar" moeten heb ben lieden met vaste verkering of geheime plannen daarvoor. En die help ik onder géén con ditie. Niet, dat ik niets voor hun sport voel, intégendeel, maar ik blijf principieel er buiten en ik overtuig hen er van, dat het ge dicht uit eigen koker, respectie velijk hart moet komen, al is het nóg zo primitief of ongerijmd. Gewoonlijk zeg ik, als het een mannetjespatiënt is ik wil u wél helpen, en u mag zelfs zeg gen, dat het gedicht van u zélf is, maar dan moet ik óók de zoen hebben, die u er voor krijgt. Dan verdwijnt hij en ik zie hem nooit terug en op Sinterklaasavond denk ik nu krijgt zij een ge dicht van hem en hij een zoen van haar. Alle partijen tevreden. Sinterklaas - een zo bij uitstek huiselijk, Oudhollands feest Vier 't met gekheid, gulheid, goedheid en zo mogelijk met geest. Niet de kinders in gaan lichten omtrent Sints identiteit Kind'ren raken tóch al gauw zo véél van hun illusies kwijt. Hér-beleef uw kindervreugden uit de tijden van weleer Vier het feest! Hou het in ere! éénmaal is 't de laatste keer... DE ECHO WHEÏ ZUIDE elonp pllpnrlp

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 11