De Echo van het Zuiden BELANG VAN DE NED. SCHOENINDUSTRIE EIST INVOERBEPERKING BRIL BINNEN- EN BUITENLAND Recreatie en toerisme een oi\ib van Kamer van Koophandel in jaarverslag 1956: IN BRABANTS CENTRUM Personeelsprobleem remde productiviteitsverhoging ULAiLÈiLuAki.iAiMLht a A. Ai L AA L Mi, ML M L aAf, JtLLèLLikkÊkLÉki ALLÉÉN OM DE „SERVICE" AL Brillenspecialist VAN MAAREN NIET DUURDER MaaR WèL SECUURDER! MAANDAG 9 DECEMBER 1957 80e JAARGANG No. 93 In januari van dit jaar hebben wij uit voerig aandacht gewijd aan de jaarrede, welke de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Brabant te Waalwijk, de heer J. W. van Heesbeen, op 15 jan. 1957 in de Ka mer heeft gehouden. In deze jaarrede ging de voorzitter nader in op de economische situatie van ons land, zoals deze zich einde 1956 voordeed. Verder belichtte hij de wa terstaatkundige toestand in het district van de Kamer en de gang van zaken in handel en nijverheid in het district. In het dezer dagen verschenen jaarver slag over 1956 wordt aan de activiteiten in handel en nijverheid in het district van de Kamer aandacht gewijd. Aan dit verslag ontlenen wij o.m. het volgende Schoenindustrie. Voor de schoenindustrie was ook 1956 weer een gunstig jaar. Het gehele jaar was er een vrij grote bedrijvigheid. De produc tie van lederen schoeisel en lederen pan toffels bedroeg in 1956 16.383.000 paar, tegen 14.422.000 paar in 1955. De totale productie van de bedrijfstak dus inclu- sief niet-lederen schoeisel en pantoffels - bedroeg in 1956 24.628.000 paar; een ver meerdering ten opzichte van 1955 met 2.176.000 paar of ruim 9 Van de voor- heen zo gewone seizoenfluctuaties is dan ook in het afgelopen jaar - nu reeds voor de derde achtereenvolgende maal - vrij wel niets merkbaar geweest. Ondanks de verhoogde- productie m 195b bleek het echter toch niet mogelijk geheel aan de gestegen vraag te voldoen; ook hier moest het aanbod achter blijven bij de vraag. Hoewel mogelijk door de binnen landse consumptiebeperking de thans evi dente moeilijkheden enigszins verschoven zuilen kunnen worden naar een later tijd stip, dient men zich toch nu reeds ernstig te bezinnen op de bestaande problemen en zal men met grote voortvarendheid moeten streven naar een afdoende oplossing van deze problemen. De in 1956 door de Nederlandse schoen industrie niet-bevredigde behoefte leidde in dat jaar tot een aanzienlijke verhoging van de invoer. Zo steeg de invoer van lederen schoeisel van 544.443 paar in 1955 tot 712.400 paar in 1956, de invoer van ander schoeisel steeg van 2.109.835 paar tot 2.498.957 paar, zodat de totale invoer steeg met ca. 21 Weliswaar kon ook de uit voer iets worden verhoogd, doch niet in dezelfde mate. De stijging van de uitvoer van alle soorten schoeisel beliep slechts en kele honderden paren. Het uitvoersaldo dat in totaal in 1955 1.784.460 paar met een waarde van f 14.049.000. beliep, daalde hierdoor in 1956 tot 1.237.893 paar met een waarde van f 11.312.000.-. Dit ver schijnsel baart bij de in het algemeen al ongunstige ontwikkeling van de handelsba lans ernstige zorgen. Het algemeen belang en het belang van de Nederlandse schoen industrie eisen, dat deze invoer zonder kunstmatige hulpmiddelen binnen rede lijke perken wordt teruggedrongen. Dit zal moeten geschieden door een meer rationele productie en door nog verdergaande ver hoging van de kwaliteit. Bij het vraagstuk van de productiviteits verhoging stuit men in de schoenindustrie - doch niet slechts daar alleen - op een tweetal moeilijkheden van zodanige grootte, dat oplossing daarvan een noodzakelijke voorwaarde is voor de oplossing van het gehele vraagstpk. Vooreerst de moeilijkheden die voort spruiten uit het personeelsprobleem. Dit probleem heeft twee aspecten, n.l. het cro- nisch tekort aan arbeidskrachten en de geestelijke instelling van vele in de bedrijfs tak werkzame arbeiders en arheidsters. Het in de eerste plaats geconstateerde tekort zal men slechts kunnen opheffen door het zo aantrekkelijk mogelijk maken van de ar beidsvoorwaarden, zowel van de primaire als van de secundaire, zonder dat dit even wel tot prijsverhoging zal kunnen en mogen leiden. Van groot belang hierbij is het scheppen van woongelegenheid voor van elders aangetrokken gezinnen. Voorts noem den wij als een aspect van het personeels probleem de mentale instelling van vele ar beidskrachten. Deze laatste vrezen veelal - de goeden niet te na gesproken - dat gro tere productiviteit tevens betekent langere werktijden. Vooral voor de organisaties van werknemers ligt hier de belangrijke taak hun leden er van te doordringen, dat deze ópvatting onjuist is en dat productiviteits verhoging tevens betekent in dezelfde tijd meer en bétere resultaten. De tweede moeilijkheid, welke bij de productiviteitsverhoging in de schoenindu strie een rol speelt, ligt in de grote ver scheidenheid van typen van het product. Het is niet gemakkélijk voor deze arbeids intensieve bedrijfstak meer arbeidsbespa rende machines te bedenken en zelfs bij het bestaan van mogelijkheden hiertoe, zou door de ingevoerde investeringsbeperking uitbreiding in deze richting aanzienlijk wor den afgeremd zodat derhalve producti viteitsverhoging, tenzij men de arbeidspres tatie verhoogt, slechts verwezenlijkt kan worden door typebeperking, dus door de productie van in belangrijke mate genorma liseerde modellen. Van betekenis is in dit opzicht, dat de mode, welke in de schoen industrie gedurende de laatste jaren een grote rol is gaan spelen, in het afgelopen jaar geen wijzigingen van betekenis onder ging, doch men meer overging tot perfecti- onnering van bestaande lijnen en modellen. Lederindustrie. Door de goede gang van zaken in de schoenindustrie konden ook in de lederin dustrie in 1956 gunstige resultaten worden bereikt, met uitzondering wellicht van enige zoollederfabrieken, waar de resultaten ma tig waren. De grondstoffenvoorziening gaf in het al gemeen geen aanleiding tot ernstige moei lijkheden, wel waren java-buffelhuiden schaars en duur en werden slechts zelden aanbiedingen in de betere kwaliteiten ge daan. De prijzen voor europese huiden ble ven aanvankelijk vrij constant zonder enige schommeling van betekenis met uitzon dering van de zoollederhuiden, die medio 1956 een behoorlijke daling ondergingen, doch liepen in de laatste twee maanden, behoudens enkele uitzonderingen, enigszins op, gemiddeld met circa 10 De looistof - fenprijzen vertoonden ook gedurende de laatste maanden enige stijging. Het is te betreuren dat de Amsterdamse Huidenclub nog niet is overgegaan tot de wederinvoering van de maandelijkse veilin gen, zoals vóór de oorlog. Overal elders in Europa is dit wel geschied. Door de weder invoering van deze veilingen zouden de be trokkenen een beter inzicht verkrijgen in de toestand op de binnenlandse huidenmarkt en tevens zowel een grotere keus bij de aan koop van huiden als grotere zekerheid, dat de prijs is aangepast aan de internationale waarde van de aangeboden producten. Een spoedig herstel van deze veilingen is derhal ve zeer gewenst. Ook in deze bedrijfstak kampt men met een voortdurend tekort aan personeel, waar door de - toch al reeds afnemende - mogelijkheden veelal nog gedeeltelijk on gebruikt moeten worden gelaten. Door de grote concurrentie en de invoer beperkingen in verscheidene landen, worden ook de exportmogelijkheden beperkt. De voortdurende stijging van lonen, vrachten en andere kosten, alsmede de reeds gesignaleerde concurrentie op de na tionale en internationale ledermarkt, leid den in 1956 tot steeds kleiner wordende winstmarges. Hoewel de overlederindustrie in het al gemeen grotere omzetten kon behalen dan in 1955, kon - mede ten gevolge van ver schillende eerder genoemde omstandighe den - geen sprake zijn van een volledig mede-profiteren in de hoogconjunctuur el ders. De resultaten in de zoollederindustrie waren, zoals reeds gezegd, matig, bij een overigens goede vraag naar reparatieleder, doch door het afnemen van de vraag naar surrogaten, zijn de vooruitzichten voor deze bedrijfstak, welke de laatste jaren zeer som ber waren, thans weer enigszins meer hoop gevend. De afzet van technisch leder was in 1956 niet onbevredigend, mede wellicht doordat proeven met vervangingsartikelen niet de verwachte resultaten schijnen te hebben op geleverd. Aan de afwerking van de pro ducten worden steeds hogere eisen gesteld. Lederwarenindustrie. Bij de fabricage van lederen damestassen, schrijfmappen en kleine lederwaren, kon den omzetstijgingen tot 30 worden be reikt en in het algemeen toonde men zich over de resultaten in 1956 zeer tevreden. Ook de productie van handschoenen steeg door de zeer vlotte verkoop, naar men mee deelde met ongeveer 25 De grondstof fenvoorziening leverde in deze sector geen moeilijkheden op, met uitzondering even wel van zendingen uit Engeland, die onre gelmatig en veelal laat binnen kwamen. De-fabrikanten van lederen kleding wa ren goed van orders voorzien, zelfs in de anders niet drukke zomermaanden. Aan vankelijk bestond de grootste vraag naar betere kwaliteiten; het duurder worden van de grondstoffen echter veroorzaakte enige prijsstijging, waardoor gedurende de laatste maanden van 1956 meer en meer vraag naar mindere kwaliteiten ontstond. Chemische industrie. Door de bedrijvigheid in de schoenindu strie lagen de omzetten i.^qte bedrijfstak in 1956 hoger dan in 19ï> waarbij vooral de tweede helft van het jaar belangrijk tot dit betere resultaat heeft bijgedragen. De personeelsvoorziening leverde in de ze veelal niet arbeidsintensieve bedrijven bij het vertrek van slechts enkele arbeids krachten in enige gevallen uiteraard directe en grote moeilijkheden op. De concurrentie in deze bedrijfstak is nog steeds zeer zwaar. Fournituren-industrie. De in deze bedrijfstak werkzame bedrij ven in het district van de Kamer, meldden voor 1956 een bevredigende gang van za ken. Er bleek werk te over en ten opzichte van 1955 vertoonden de omzetten dan ook een niet onbelangrijke stijging. De uitbrei ding werd echter - zoals vrijwel overal - afgeremd door het tekort aan arbeids krachten en tevens door de menigmaal on voorziene latere levering van de aange kochte grond- en hulpstoffen, waardoor de regelmaat van het productieproces werd aangetast. Hoewel de uitvoer zowel per artikel als per land steeg, viel toch in de totale ex port enige teruggang waar te nemen, naar werd. medegedeeld door het geheel weg vallen van de Finse markt als afzetgebied. Ondanks de steeds scherper wordende concurrentie, neemt naar men meedeelde, de omgang van de orderportefeuille nog al tijd toe. Metaalverwerkende industrie. bouw bij het personeelsprobleem eveneens een rol van betekenis. In het algemeen ziet men echter in scheepsbouwkringen de toekomst gunstig in. Ook de machinefabrieken, welke in het district der Kamer in hoofdzaak machines voor de schoen- en lederindustrie en voor de scheepsbouw leveren, waren in 1956 re gelmatig goed bezet. Door de fabrieken van electrotechnische apparaten kon, ondanks de toegenomen pro ductie, niet geheel en al aan de vraag wor den voldaan, vooral door de beperkte mo gelijkheden geschikt personeel aan te trek ken. De metaalwarenfabrieken meldden een gunstige stijging van de omzetten en een bevredigende gang van zaken in 1956. Confectie-industrie. De aanvoer van grond- en hulpstoffen verliep in 1956 vrij goed; slechts inciden teel ontstond enige vertraging in de aan voer, welke door de leveranciers geweten werd aan interne moeilijkheden ten gevolge van het personeels-tekort. De productie-mogelijkheden werden - evenals in 1955 - beperkt door onderbe zetting aan personeel. Zowel aan geschool de als aan ongeschoolde arbeiders bestaat nog gebrek; aan de aantrekking en aan de scholing van jonge arbeidskrachten worden veel kosten en moeiten besteed. De afzetmogelijkheden in het binnenland waren, evenals in het voorgaande jaar, vrij goed. Omtrent het buitenland konden geen mededelingen worden verstrekt. Zuivel-industrie. Ondanks de buitengewoon natte zomer en herfst was 1956 toch een goed melkjaar. De aanvoer was veelal zeker niet lager dan in 1955; soms bleek de aanvoer in het be gin van 1956 zelfs belangrijk hoger dan in het begin van 1955. Door de natte zomer en de grote opslag van boter, waardoor de prijzen niet tot de gebruikelijke hoogte konden stijgen, wareii de resultaten in 1956, ondanks de verhoogr de productie, niet steeds bevredigend. Ook voor de veehouders in het gemengde bedrijf was de opbrengst soms minder goed, omdat hun arbeidsprestatie niet in dezelfde mate wordt beloond als in de industriële bedrijfstakken. getreden. Dit wil echter geenszins zeggen, dat er geen problemen meer zijn. Nog steeds blijkt, dat vele neringdoende midden standers met liquidijiteitsmoeilijkheden te kampen hebben. De algemene welvaart heeft er toe ge leid, dat de omzetten vrij sterk zijn opgelo pen en daardoor heeft men in deze sector van het bedrijfsleven ruimer armslag ge kregen. Toch blijken in vele gevallen bij de han deldrijvende middenstand nog de nodige middelen te ontbreken om vlot te kunnen inkopen en dit heeft tot gevolg, dat men moeilijk kan concurreren met groot- en fi liaalbedrijven. Ook andere spanningen worden merk baar. Zo vinden afleveringen bijna steeds te laat plaats, soms maanden na de over eengekomen levertijden. Daarnaast traden aan het eind van 1956 prijsstijgingen op, die het bedrijfskapitaal van de midden standsondernemingen nog hogere eisen stel den. De rust in de prijzen is voor de mid denstand van zeer grote betekenis. Ook voor de ambachtelijke middenstand was 1956 zeker niet onbevredigend. Wel doen zich moeilijkheden voor op het terrein van de materiaalvoorziening en is het voor de kleinere bedrijven dikwijls moeilijk, ten gevolge van de materiaalschaarste het werk vlot te doen verlopen. Verder dreigt er voor de aannemersbe drijven ernstig gevaar, indien de plannen voor de woningbouw zouden worden af gestemd op de bouwcapaciteit ter plaatse. Het is niet denkbeeldig, dat hierdoor de kleinere en middelgrote aannemersbedrijven worden uitgeschakeld, hetgeen tot gevolg kan hebben dat er een personeelsverloop naar de grotere plaatsen ontstaat. Dit zou er toe leiden, dat niet alleen tijdelijk de kleine bedrijven worden uitgeschakeld, doch ook dat het zeer moeilijk zal zijn t.z.t. we derom op gang te komen. Dit systeem zou dan ook voor deze groep van ambachtelij ke middenstandsbedrijven wel eens funest kunnen blijken. Behoudens de hiervoor genoemde moei lijkheden kan echter wel gesteld worden dat in het algemeen 1956, zowel voor de han deldrijvende als voor de ambachtelijke mid denstand, een niet ongunstig jaar was. Alle kortingen worden direct afgetrokken DEN BOSCH Vughteratr. 25 TILBURG BREDA Markt 32 Nw. Ginnekenstr. 23 De scheepswerven in het district van de Kamer waren gedurende 1956 ruim van or ders voorzien, zowel wat nieuwbouw als wat reparatie betreft, zodat in deze sector grote activiteit heerste. De grondstoffenvoorzie ning leverde aanvankelijk geen moeilijkhe den op, doch de laatste maanden verslech terde de toestand ten gevolge van de inter nationale situatie; voor plaat- en profielijzer werden lange levertijden gevraagd, terwijl ook de grondstoffenprijzen opliepen. Ook in deze bedrijfstak bestaat bepaalde lijk een ernstig personeelsprobleem. Op een drietal belangrijke factoren werd de speci ale aandacht gevestigd. In de eerste plaats werd meegedeeld, dat niet slechts het aan trekken van nieuw personeel zeer moeilijk, zo niet vrijwel onmogelijk was, doch ook personeel wordt weggezogen, vooral door zwarte lonen en het toekennen van reisver- goedingen, waardoor ook met-productieve uren beloond worden. Van belang achtte men in dit verband ook de gemeente-clas sificatie, welke voor de grotere plaatsen gunstigere loonsvoorwaarden schept. Ten tweede wordt er op gewezen, dat van Overheidswege aan de opleidingsmo gelijkheden, b.v. door de stichting van dag ambachtscholen alle aandacht dient te wor den geschonken. Tenslotte speelt de woning- Aannemersbedrijven. Over het algemeen was de bouwnijver heid in het district van de Kamer in 1956 goed bezet. De prijzen van zand en grint zijn in 1956 onrustbarend gestegen. In het gehele jaar deed zich het tekort aan personeel, zowel geschool als onge schoold, nog danig gevoelen, zodat de mees te bedrijven voorzichtiger moesten zijn dan in 1955 met het aannemen van objecten. Gezien de toenemende verkapping van de middelen en de aan het bedrijfsleven opge legde beperkingen zijn de vooruitzichten voor de bouwbedrijven voor 1957 niet zeer gunstig. Lederhandel. Het optimisme ten aanzien van de ver wachtingen voor 1956, waarvan in het vo rig jaaroverzicht werd gewaagd, is in het algemeen niet ongegrond gebleken. De schoenfabrieken, op enkele uitzon' deringen na, waren steeds goed van orders voorzien en veelal konden zelfs de typische seizoenartikelen zoals laarsjes, niet in de daarvoor gestelde levertijd worden afgekr verd. De vraag naar split-suède is practisch het gehele jaar door groot geweest. Dit geldt ook voor de vraag naar zwaarder rundleder voor „bromfiets"-laarzen. Voor het mode-schoeisel, zowel voor da mes als voor heren, was er veel vraag naar gekrompen en geprente ledersoorten. Voor de import was Italië in 1956, ook wat de kleuren betreft, toonaangevend. De verschillende soorten suède-leder, speciaal het zogenaamde „schrijf-hunting", veroveren steeds meer de markt en vinden hoofdzakelijk toepassing bij het meer spor tieve schoeisel. Chroomgeitenleder behoort thans tot de ledersoorten, waarnaar langzamerhand meer vraag komt en ook geitensuède komt meer in de belangstelling te staan. De moeilijkheden in het Midden-Oosten hebben de ledermarkt niet onberoerd ge laten en trokken de prijzen voor geiten leder en persians aan, zodat - vooral in de voeringledersector - de reactie hierop merkbaar was. Over het geheel genomen was 1956 een goed jaar. Looistoffenhandel. Binnenlandse handel. De prijs van de meest gebruikte extracten onderging in '56 aan de oorsprong geen wijziging. Het verbruik van het zogenaamde ,,adouci"-kastanje-cxtrdU, dat het duurdere quebracho-extract vervangt, neemt steeds meer toe. Buitenlandse handel. Gedurende 1956 bewoog de export van looistoffen zich in stijgende lijn. De prijzen zijn echter, in ver band met de concurrentie in het buitenland zelf, uiterst scherp gesteld. Er mag dus worden geconstateerd dat 't verloop in 1956 voor de looistoffenhandel bevredigend is geweest. Fourniturenhandel. Vervolg) De economische betekenis van het recrea tief en het zakelijk vreemdelingenverkeer in Brabants Centrum. Het „Centraal Economisch Aan 1957", samengesteld door het Centraal Plan Bu reau geeft als totaalcijfer voor het Neder lands inkomen uit het toerisme in 1956 f 500.000.000.-. Het Jaarverslag 1956 n de Algemene Nederlands Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (A.N.V.V.) noemt als totaal der bestedingen door bui tenlanders, volgens opgave van de Neder landse Bank ,in 1956 f 232.000.000.-. Door Nederlanders werd dus in eigen land in genoemd jaar f 268.000.00Ö, in het kader van toerisme omgezet. Volgens ge noemd plan ging van dit bedrag 25 naar de verkeerssector, 25 naar vermaak, 15 naar aankopen, reparaties e.d. en 35 naar logiesverschaffende bedrijven. Welk deel van bovengenoemd half mil jard gulden is in Brabants Centrum terecht gekomen? Gegevens voor de becijfering kunnen wij putten uit verschillende bron nen. Het Centraal Bureau Statistiek heeft in zijn „Statistiek Vreemdelingenverkeer '56" de volgende cijfers voor overnachtingen van buitenlanders in de periode mei - septem ber in een zestal plaatsen: Boxtel 150, Oir- schot 130, Oisterwijk 1.754, Tilburg 7.326, IVught 805 en Waalwijk 800, totaal 10.965. Deze cijfers hebben betrekking op de over nachtingen in hotels. Er zijn dus voor ge noemde plaatsen nog de overnachtingen in de pensions en voor de overige zeven maan den tevens voor de hotels. De kleinere ge meenten in Brabants Centrum (17 in aan tal hebben uiteraard minder overnachtin gen van buitenlanders geboekt, doch geza menlijk produceren zij evenwel een relatief groot cijfer. Volgens de jaarlijkse enquête der Streek-V.V.V. Brabants Centrum wer den in 1956 in het gehele gebied 17.000 overnachtingen van buitenlanders geteld, dit getal komt overeen met het C.B.S.-cij fer van bijna 11.000 voor genoemde be perkte kring en tijdsduur. Met name in Til burg valt in de overige zeven maanden van het jaar een belangrijk zakelijk buiten lands bezoek waar te nemen. Wat is nodig om de recreatiemogelijkheden en het toerisme in Brabants Centrum te vergroten? De bedrijvigheid op de binnenlandse markt was niet onbevredigend, waardoor een hogere omzet bereikt kon worden; de winstmarges zijn echter lager dan in het verleden ten gevolge van de hogere on kosten. Wat de export betreft heeft men het tot nu toe veroverde gebied kunnen stabilise ren; de werkzaamheden werden echter be moeilijkt door elders geldende invoerbeper kingen, voornamelijk in Finland. DE MIDDENSTAND. Had de middenstand in de voorgaande jaren met vrij grote moeilijkheden te kam pen, vooral op fiscaal en financieel gebied, gedurende het laatste jaar is hierin, zij het ook in beperkte mate, enige verbetering in- Genoemde V.V.V.-enquête noemt voor het binnenlands bezoek in 1956 153.000 overnachtingen in hotel en pensions. Voor bungalows, bivak- en kampeercentra werd tussen buitenlanders en Nederlanders geen onderscheid gemaakt, aangezien de econo mische consequenties op dit punt te ver waarlozen zijn, zulks in tegenstelling tot de hotellerie. Het totaal der overnachtingen deze sector beliep in 1956 volgens de betreffende enquête 120.000. Voor. de bestedingen der gasten baseren wij ons op de resultaten van een recent on derzoek van het Zeeuws Economisch Tech nologisch Instituut, neergelegd in „Het Toerisme in de Provincie Zeeland en zijn Economische betekenis" (augustus 1957 verschenen). Daarin wordt becijferd, dat de buitenlandse hotelgast tenminste f 15. per etmaal besteed en dat de Nederlander (hotel-, pensiongast of kampeerder) gemid deld teminste f 7.50 per persoon per et maal uitgeeft. Dit voert tot inkomsten uit het meerdaags bezoek aan Brabants Cen trum tot een totaalbedrag van f 2.302.500. Het dagbezoek is moeilijker in geld om te zetten. Veilig kan echter worden aange nomen, dat het dagbezoek aan Brabants Centrum tenminste 1.000.000 vreemdelin gen heeft omvat in 1956. Per hoofd hebben deze aan entrees, consumpties, versnaperin gen, vervoer e.d. tenminste f 2.50 hier achtergelaten, zodat de inkomsten uit het dagbezoek in 1956 op minimaal f 2.500.000 mogen gesteld worden. Indien wij nog rekening houden met het massale bezoek dat in de zomermaanden aan familie en kennissen wordt gebracht, mag worden aangenomen, dat de totale in komsten uit het recreatief en zakelijk vreem delingenverkeer voor Brabants Centrum een bedrag van f 5.000.000, in 1956 ver hebben overschreden, ongeacht het veelvul dig z.g. koopbezoek, dat o.a. door Belgen wordt gebracht. Bij een capaciteit van ca. 3000 bedden in hotels en pensions en aen totaal aan over nachtingen van 170.000 blijkt het bezet tingspercentage in 1956 16. Volgens mede deling van de voorzitter van de Bond Ho- recaf tijdens de congresvergadering 1957 bedraagt dit in toeristencentra voor de ho tels 22, landelijk zelfs 29 (Amsterdam 62). Voor genoemd percentage zijn ook de pen sions meegerekend, die wellicht met laag percentage exploitabel zijn (zeker waar 't bijverdienste geldt). Toch is de conclusie gewettigd, dat in Brabants Centrum eerder toename van bezoek dan van bedden ge wenst is. Wel zullen verbetering van de kwaliteit der accomodatie en spreiding van vakantiebezoek over langere periode mede tot betere resultaten leiden. De te verwachten ontwikkeling van het toerisme in Brabants Centrum stelt haar eisen. Allereerst vraagt de landschappelijke verzorging de nodige aandacht. Niet alleen zullen de boscomplexen gaaf en de laatste resten heide bewaard dienen te worden, doch ook het agrarische landschap behoeft verzorging.. Het is een gelukkige omstandigheid, dat grote delen van het natuurschoon van Bra bants Centrum in goede handen zijn. Hier bij wordt gedacht aan enkele bezittingen van financiële instellingen en zeer bijzon der aan de eigendommen van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Deze organisatie heeft in dit gebied de toekomst van o.a. het Oisterwijkse bosvennengebied, van de Campinase Heide en van de Loon- se en Drunense Duinen veilig gesteld. Voor de dagrecreatie en de vakantiere creatie rond Tilburg is grote voorzichtigheid inzake het beleid ten aanzien van de daar nog aanwezige heid- en boscomplexen ge boden. De grote landgoederen zijn er zeer aan trekkelijk, doc:h jammer genoeg zijn deze oases van rust vaak niet voor het pu bliek opengesteld. Een goed gestoffeerd landschap zal daar enboven goed toegankelijk dienen tezijn. Vooral de aanleg van fietspaden is van be lang. Het Rijwielpadenplan Brabants Cen trum zal door een gemeenschappelijke rege ling van alle betrokken gemeenten worden uitgevoerd, zodra de tijdsomstandigheden zulks toelaten. De betreffende gemeentera den hebben reeds grote bedragen voor dit doel gevoteerd. Het toerisme concentreert zich in de toeristische gebieden aan de ran den van de wegen, zodat de achter geble ven gebieden bewaard blijven voor degenen, die echte rust zoeken. Spreiding van concentratiegebieden is ge wenst en kan bewerkt worden door het scheppen van verspreide parkeergelegen- heden. Steeds meer gaan de parkeerstroken langs de grote wegen fungeren als picnick- plaatsen hoewel ze er juist ongeschikt voor zijn. Een oplossing in deze is het scheppen van aantrekkelijke picknickgelegenheden. Deze dienen een beperkte omvang te heb ben en buiten de grote wegen gelegen te zijn. Voor doorgaand- en dagtoerisme is dit van belang. In het algemeen dient gesteld te worden, dat het landschap (ook stad en dorp) steeds meer wordt ontsierd en zelfs geschonden door het vuil van „bosvarkens". Dit euvel dient met kracht bestreden te worden. Voor het'onderwijs ligt hier een belangrijke taak. Een ander kwaad, dat de recreatie van Brabants Centrum, en wel speciaal in het gebied in en rond de Loonse en Drunense Duinen en Vught ernstig aangetast, wordt gevormd door militaire oefeningen. Deze moge dan noodzakelijk zijn, de vraag rijst toch, of bepaalde druk bezochte stroken en zomermaanden niet meer ontzien kunnen worden. De Brabantse dorpen hebben veelal hun streekeigen karakter, dat hen aantrekkelijk maakt. Vandaar dat dorpsuitbreidingen zeer gevoelig zijn. De snelle ontwikkeling brengt veel uniforme, kleurloze straatjes van wo ningwetwoningen. De lokale overheden die nen er daarom bij het opstellen en vooral ook bij het realiseren van hun uitbreidings plannen zoveel mogelijk op toe te zien, dat het eigen karakter van de dorpen bewaard blijft. Overigens wordt nog te veel gepoogd dorpen een stedelijke allure te geven, èn door architectuur èn door beplanting. Hier door gaat veel schoons verloren. Ook met landelijke doch eigentijdse uitbreiding kun nen de dorpen hun karakter behouden. De toeristische accomodatie van Bra bants Centrum behoeft uitbreiding in ver band met de te verwachten groei van het bezoekerscontingent. De behoefte aan logies- mogelijkheden zal groeien. Ten aanzien van de hotellerie dient opgemerkt te wor den, dat de huidige accomodatie voor een goed deel is gebaseerd op het oude reizi gers-dorpshotel. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat het karakter en het niveau der nieuwe ho tels en pensions (vaak uitbreiding van be staande café's) veelal niet aan moderne toeristische eisen voldoen. Nieuwe eigentijd se bedrijven, zonder luxe doch met een toe ristisch karakter zijn nodig. De combinatie dorpscafé met yukebox annex hotel is on gewenst. Waar zullen de nieuwe hotels dienen te komen? Het particulier initiatief zal in deze voor een deel bepalend zijn. Zeker is het niet gewenst, dat ieder dorp verblijfsoord voor vakantiebezoek zoekt te worden. De vraag naar bungalows, kampeerter reinen en caravankampen neemt nog steeds toe; uitbreiding is noodzakelijk. In verband met het doorgaand toerisme dienen enkele campings te worden ingericht langs de gro te verkeerswegen. Hierbij wordt gedacht aan de omgeving van Tilburg en Oirschot. Nu reeds wordt in Brabants Centrum een groot tekort gevoeld aan zwembaden, speciaal in Tilburg én Oirschot. Grote be dragen zijn met de aanleg van deze inrich tingen gemoeid. De rijks- en provinciale overheid heeft zeker oog voor dit probleem, dat zozeer de recreatie der eigen bevolking en het toerisme raakt. Het toerisme vraagt in dit verband niet zozeer om groter water- I oppervlak als wel om doorlopende mogelijk - 1 heid tot gemengd zwemmen en oeverver- keer. Vooral ook voor de bevolking der Brabantse steden zijn attractieve natuur baden gewenst. Het is de vraag, of het openbaar vervoer in Brabant aan eisen van modern toerisme voldoet. De toeristische functie is welis waar een aanvullende, maar niet een onbe langrijke. Klachten worden gehoord over ontbrekende schakels tussen bevolkings centra en recreatiegebieden, over het niet afroepen van halteplaatsen, over te weinig rondritten. Naast de traditionele, reeds voor een groot deel geëquipeerde vakantiegebie- den in het gebied der Streek-V.V.V. Bra bants Centrum is in opkomst het watertoe risme.. De zeilsport zal zich zeker verder ontwikkelen, gelijk met de groei van de recreatie in een gebied als bijv. de Bies- bósch. Taak voor overheid en particulier. Uit het voorgaande volgen verschillende praktische conclusies, die zowel voor de overheden als voor de organisaties voor vreemdelingenverkeer van belang zijn. De snelgroeiende bevolking en de daar mee gelijke tred houdende industrialisatie brengt steeds meer Nederlanders in een milieu dat gekenschetst wordt door dyna mische technische vooruitgang, rationali satie, mecwhanisatie en massaficatie. Heel sterk geldt dit voor Noord-Brabant. Voor grote groepen van de bevolking is recrea tie in de vorm van contact met de natuur een levensbehoefte van de eerste orde. So ciale maatregelen, verkeerstechniek en le vensstandaard komen aan deze behoefte te gemoet. Overheidsorganen en particuliere instan ties dienen aanmerkelijk meer aandacht te besteden aan verbetering van de recreatieve waarde van cultuurland, behoud en verster king van het streekeigene dorps- en stads- schoon. Lagere overheidsorganen en het particuliere bedrijfsleven dienen met een positieve instelling te denken aan de con sequenties van het feit, dat de verstedelij king van Noord-Brabant een groeiende be hoefte aan recreatie buitenshuis zal oproe pen. Daarenboven kan men verwachten dat binnen enkele tientallen jaren het centrum van Brabant met zijn rijke natuurschoon een veelvoud van recreatief bezoek uit de omringende gebieden zal aantrekken, met name uit het zuidelijke deel van de Rand stad Holland, Centraal Nederland, het Ruhrgebied en het Noord-Belgische indus triegebied. Naast de aandacht voor het bezit aan na tuurschoon, dient men ook aan het overige deel van de toeristische inventaris van Bra bants Centrum te werken. De hotellerie dient daarvan doordrongen te zijn. ENORME FRAUDE OP ECONOMISCHE ZAKEN. Op het departement van Economische Zaken in Den Haag is een enorme corrup tie ontdekt, waarvan de omvang nu nog niet is te overzien. Aangenomen wordt dat er zeker honderdduizenden, mogelijk zelfs meer dan een miljoen gulden mee gemoeid zijn. De recherche heeft vrijdagmiddag een referendaris van het departement, die wel licht de centrale figuur is in deze nog duis tere zaak, ingesloten en aan de officier van Justitie, mr dr J. C. Maris, voorgeleid. De ambtenaar heeft alle manipulaties bekend. Er zijn binnenkort meer arrestaties te ver wachten. Het onderzoek is nog in volle gang. MISLUKKING IN FLORIDA. In een hel van vuur en rook is de Ame rikaanse hoop nog dit jaar een eigen kunst maan de lucht in te krijgen vernietigd. En kele seconden nadat vrijdag een technicus de startknop had ingedrukt explodeerde de 22 meter lange, tien ton zware Vanguard- raket waaraan sinds 1952 is gewerkt en die in totaal 390 miljoen gulden heeft gekost. ENGELSE TREINRAMP. Bijna 100 doden. Bij de treinramp in de Londense voor stad Lewisham, waarvan wij in ons vorig nummer melding maakten, zijn volgens de laatste officiële cijfers, 92 mensen om het leven gekomen. Hupploegen bevrijdden donderdag weef een aantal lijken uit de resten van de twee treinen, die woensdagavond in dichte mist in botsing kwamen. Ten minste 116 mensen zijn ernstig en 77 licht gewond. Het definitieve dodencijfer was nog niet bekend. De ramp speelde zich als volgt af een sneltrein reed in dichte mist op het ach terste gedeelte van een stilstaande diesel- elektrische trein. Een ijzeren viaduct over een spoorweg stortte tengevolge hiervan in. Honderden tonnen staal en beton kwamen neer op wagens, die zich onder het viaduct bevonden. Het werd een enorm bloedbad. De gehele nacht door hebben honderden brandweerlieden, politiemannen, spoorweg arbeiders, dokters en verpleegsters bij het licht van fakkels en schijnwerpers getracht de in het ijzer en staal beklemd zittende slachtoffers te bereiken. MISSIE VAN PRINS WAN IN HONGARIJE MISLUKT. Prins Wan Walthayakon van Thailand, speciaal vertegenwoordiger der V.N. voor het Hongaarse vraagstuk, heeft woensdag avond gemeld, dat zijn missie om Hon gaarse en Russische instemming met de V.N.-resoluties over Hongarije te verkrij- gen volledig mislukt is. Hij zal de volgen de week een officieel decument over zijn pogingen aan de Algemene Vergadering voorleggen. Prins Wan zei, dat hij de Hongaarse minister van buitenlandse zaken, Imre Hor- vath, een aantal schriftelijke vragen had ge steld, maar op geen daarvan antwoord had gekregen. De Russische minister van buitenlandse zaken, Andrej Gromyko, wilde het Hon gaarse vraagstuk niet bespreken, omdat de Algemene Vergadering zijns inziens onwet tig had gehandeld door een speciale ver tegenwoordiger te benoemen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 5