De Echo van het Zuiden
BELANG VAN DE NED. SCHOENINDUSTRIE
EIST INVOERBEPERKING
BRIL
BINNEN- EN BUITENLAND
Recreatie en toerisme
een oi\ib van
Kamer van Koophandel in jaarverslag 1956:
IN BRABANTS CENTRUM
Personeelsprobleem remde productiviteitsverhoging
ULAiLÈiLuAki.iAiMLht a A. Ai L AA L Mi, ML M L aAf, JtLLèLLikkÊkLÉki
ALLÉÉN OM DE „SERVICE" AL
Brillenspecialist VAN MAAREN
NIET DUURDER MaaR WèL SECUURDER!
MAANDAG 9 DECEMBER 1957
80e JAARGANG No. 93
In januari van dit jaar hebben wij uit
voerig aandacht gewijd aan de jaarrede,
welke de voorzitter van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk
Noord-Brabant te Waalwijk, de heer J. W.
van Heesbeen, op 15 jan. 1957 in de Ka
mer heeft gehouden. In deze jaarrede ging
de voorzitter nader in op de economische
situatie van ons land, zoals deze zich einde
1956 voordeed. Verder belichtte hij de wa
terstaatkundige toestand in het district van
de Kamer en de gang van zaken in handel
en nijverheid in het district.
In het dezer dagen verschenen jaarver
slag over 1956 wordt aan de activiteiten
in handel en nijverheid in het district van
de Kamer aandacht gewijd.
Aan dit verslag ontlenen wij o.m. het
volgende
Schoenindustrie.
Voor de schoenindustrie was ook 1956
weer een gunstig jaar. Het gehele jaar was
er een vrij grote bedrijvigheid. De produc
tie van lederen schoeisel en lederen pan
toffels bedroeg in 1956 16.383.000 paar,
tegen 14.422.000 paar in 1955. De totale
productie van de bedrijfstak dus inclu-
sief niet-lederen schoeisel en pantoffels -
bedroeg in 1956 24.628.000 paar; een ver
meerdering ten opzichte van 1955 met
2.176.000 paar of ruim 9 Van de voor-
heen zo gewone seizoenfluctuaties is dan
ook in het afgelopen jaar - nu reeds voor
de derde achtereenvolgende maal - vrij
wel niets merkbaar geweest.
Ondanks de verhoogde- productie m 195b
bleek het echter toch niet mogelijk geheel
aan de gestegen vraag te voldoen; ook hier
moest het aanbod achter blijven bij de
vraag. Hoewel mogelijk door de binnen
landse consumptiebeperking de thans evi
dente moeilijkheden enigszins verschoven
zuilen kunnen worden naar een later tijd
stip, dient men zich toch nu reeds ernstig
te bezinnen op de bestaande problemen en
zal men met grote voortvarendheid moeten
streven naar een afdoende oplossing van
deze problemen.
De in 1956 door de Nederlandse schoen
industrie niet-bevredigde behoefte leidde in
dat jaar tot een aanzienlijke verhoging van
de invoer. Zo steeg de invoer van lederen
schoeisel van 544.443 paar in 1955 tot
712.400 paar in 1956, de invoer van ander
schoeisel steeg van 2.109.835 paar tot
2.498.957 paar, zodat de totale invoer steeg
met ca. 21 Weliswaar kon ook de uit
voer iets worden verhoogd, doch niet in
dezelfde mate. De stijging van de uitvoer
van alle soorten schoeisel beliep slechts en
kele honderden paren. Het uitvoersaldo dat
in totaal in 1955 1.784.460 paar met een
waarde van f 14.049.000. beliep, daalde
hierdoor in 1956 tot 1.237.893 paar met
een waarde van f 11.312.000.-. Dit ver
schijnsel baart bij de in het algemeen al
ongunstige ontwikkeling van de handelsba
lans ernstige zorgen. Het algemeen belang
en het belang van de Nederlandse schoen
industrie eisen, dat deze invoer zonder
kunstmatige hulpmiddelen binnen rede
lijke perken wordt teruggedrongen. Dit zal
moeten geschieden door een meer rationele
productie en door nog verdergaande ver
hoging van de kwaliteit.
Bij het vraagstuk van de productiviteits
verhoging stuit men in de schoenindustrie
- doch niet slechts daar alleen - op een
tweetal moeilijkheden van zodanige grootte,
dat oplossing daarvan een noodzakelijke
voorwaarde is voor de oplossing van het
gehele vraagstpk.
Vooreerst de moeilijkheden die voort
spruiten uit het personeelsprobleem. Dit
probleem heeft twee aspecten, n.l. het cro-
nisch tekort aan arbeidskrachten en de
geestelijke instelling van vele in de bedrijfs
tak werkzame arbeiders en arheidsters. Het
in de eerste plaats geconstateerde tekort zal
men slechts kunnen opheffen door het zo
aantrekkelijk mogelijk maken van de ar
beidsvoorwaarden, zowel van de primaire
als van de secundaire, zonder dat dit even
wel tot prijsverhoging zal kunnen en mogen
leiden. Van groot belang hierbij is het
scheppen van woongelegenheid voor van
elders aangetrokken gezinnen. Voorts noem
den wij als een aspect van het personeels
probleem de mentale instelling van vele ar
beidskrachten. Deze laatste vrezen veelal -
de goeden niet te na gesproken - dat gro
tere productiviteit tevens betekent langere
werktijden. Vooral voor de organisaties van
werknemers ligt hier de belangrijke taak
hun leden er van te doordringen, dat deze
ópvatting onjuist is en dat productiviteits
verhoging tevens betekent in dezelfde tijd
meer en bétere resultaten.
De tweede moeilijkheid, welke bij de
productiviteitsverhoging in de schoenindu
strie een rol speelt, ligt in de grote ver
scheidenheid van typen van het product.
Het is niet gemakkélijk voor deze arbeids
intensieve bedrijfstak meer arbeidsbespa
rende machines te bedenken en zelfs bij
het bestaan van mogelijkheden hiertoe, zou
door de ingevoerde investeringsbeperking
uitbreiding in deze richting aanzienlijk wor
den afgeremd zodat derhalve producti
viteitsverhoging, tenzij men de arbeidspres
tatie verhoogt, slechts verwezenlijkt kan
worden door typebeperking, dus door de
productie van in belangrijke mate genorma
liseerde modellen. Van betekenis is in dit
opzicht, dat de mode, welke in de schoen
industrie gedurende de laatste jaren een
grote rol is gaan spelen, in het afgelopen
jaar geen wijzigingen van betekenis onder
ging, doch men meer overging tot perfecti-
onnering van bestaande lijnen en modellen.
Lederindustrie.
Door de goede gang van zaken in de
schoenindustrie konden ook in de lederin
dustrie in 1956 gunstige resultaten worden
bereikt, met uitzondering wellicht van enige
zoollederfabrieken, waar de resultaten ma
tig waren.
De grondstoffenvoorziening gaf in het al
gemeen geen aanleiding tot ernstige moei
lijkheden, wel waren java-buffelhuiden
schaars en duur en werden slechts zelden
aanbiedingen in de betere kwaliteiten ge
daan. De prijzen voor europese huiden ble
ven aanvankelijk vrij constant zonder enige
schommeling van betekenis met uitzon
dering van de zoollederhuiden, die medio
1956 een behoorlijke daling ondergingen,
doch liepen in de laatste twee maanden,
behoudens enkele uitzonderingen, enigszins
op, gemiddeld met circa 10 De looistof -
fenprijzen vertoonden ook gedurende de
laatste maanden enige stijging.
Het is te betreuren dat de Amsterdamse
Huidenclub nog niet is overgegaan tot de
wederinvoering van de maandelijkse veilin
gen, zoals vóór de oorlog. Overal elders in
Europa is dit wel geschied. Door de weder
invoering van deze veilingen zouden de be
trokkenen een beter inzicht verkrijgen in de
toestand op de binnenlandse huidenmarkt
en tevens zowel een grotere keus bij de aan
koop van huiden als grotere zekerheid, dat
de prijs is aangepast aan de internationale
waarde van de aangeboden producten. Een
spoedig herstel van deze veilingen is derhal
ve zeer gewenst.
Ook in deze bedrijfstak kampt men met
een voortdurend tekort aan personeel, waar
door de - toch al reeds afnemende -
mogelijkheden veelal nog gedeeltelijk on
gebruikt moeten worden gelaten.
Door de grote concurrentie en de invoer
beperkingen in verscheidene landen, worden
ook de exportmogelijkheden beperkt.
De voortdurende stijging van lonen,
vrachten en andere kosten, alsmede de
reeds gesignaleerde concurrentie op de na
tionale en internationale ledermarkt, leid
den in 1956 tot steeds kleiner wordende
winstmarges.
Hoewel de overlederindustrie in het al
gemeen grotere omzetten kon behalen dan
in 1955, kon - mede ten gevolge van ver
schillende eerder genoemde omstandighe
den - geen sprake zijn van een volledig
mede-profiteren in de hoogconjunctuur el
ders.
De resultaten in de zoollederindustrie
waren, zoals reeds gezegd, matig, bij een
overigens goede vraag naar reparatieleder,
doch door het afnemen van de vraag naar
surrogaten, zijn de vooruitzichten voor deze
bedrijfstak, welke de laatste jaren zeer som
ber waren, thans weer enigszins meer hoop
gevend.
De afzet van technisch leder was in 1956
niet onbevredigend, mede wellicht doordat
proeven met vervangingsartikelen niet de
verwachte resultaten schijnen te hebben op
geleverd. Aan de afwerking van de pro
ducten worden steeds hogere eisen gesteld.
Lederwarenindustrie.
Bij de fabricage van lederen damestassen,
schrijfmappen en kleine lederwaren, kon
den omzetstijgingen tot 30 worden be
reikt en in het algemeen toonde men zich
over de resultaten in 1956 zeer tevreden.
Ook de productie van handschoenen steeg
door de zeer vlotte verkoop, naar men mee
deelde met ongeveer 25 De grondstof
fenvoorziening leverde in deze sector geen
moeilijkheden op, met uitzondering even
wel van zendingen uit Engeland, die onre
gelmatig en veelal laat binnen kwamen.
De-fabrikanten van lederen kleding wa
ren goed van orders voorzien, zelfs in de
anders niet drukke zomermaanden. Aan
vankelijk bestond de grootste vraag naar
betere kwaliteiten; het duurder worden van
de grondstoffen echter veroorzaakte enige
prijsstijging, waardoor gedurende de laatste
maanden van 1956 meer en meer vraag
naar mindere kwaliteiten ontstond.
Chemische industrie.
Door de bedrijvigheid in de schoenindu
strie lagen de omzetten i.^qte bedrijfstak
in 1956 hoger dan in 19ï> waarbij vooral
de tweede helft van het jaar belangrijk tot
dit betere resultaat heeft bijgedragen.
De personeelsvoorziening leverde in de
ze veelal niet arbeidsintensieve bedrijven
bij het vertrek van slechts enkele arbeids
krachten in enige gevallen uiteraard directe
en grote moeilijkheden op.
De concurrentie in deze bedrijfstak is
nog steeds zeer zwaar.
Fournituren-industrie.
De in deze bedrijfstak werkzame bedrij
ven in het district van de Kamer, meldden
voor 1956 een bevredigende gang van za
ken. Er bleek werk te over en ten opzichte
van 1955 vertoonden de omzetten dan ook
een niet onbelangrijke stijging. De uitbrei
ding werd echter - zoals vrijwel overal -
afgeremd door het tekort aan arbeids
krachten en tevens door de menigmaal on
voorziene latere levering van de aange
kochte grond- en hulpstoffen, waardoor de
regelmaat van het productieproces werd
aangetast.
Hoewel de uitvoer zowel per artikel als
per land steeg, viel toch in de totale ex
port enige teruggang waar te nemen, naar
werd. medegedeeld door het geheel weg
vallen van de Finse markt als afzetgebied.
Ondanks de steeds scherper wordende
concurrentie, neemt naar men meedeelde,
de omgang van de orderportefeuille nog al
tijd toe.
Metaalverwerkende industrie.
bouw bij het personeelsprobleem eveneens
een rol van betekenis.
In het algemeen ziet men echter in
scheepsbouwkringen de toekomst gunstig in.
Ook de machinefabrieken, welke in het
district der Kamer in hoofdzaak machines
voor de schoen- en lederindustrie en voor
de scheepsbouw leveren, waren in 1956 re
gelmatig goed bezet.
Door de fabrieken van electrotechnische
apparaten kon, ondanks de toegenomen pro
ductie, niet geheel en al aan de vraag wor
den voldaan, vooral door de beperkte mo
gelijkheden geschikt personeel aan te trek
ken.
De metaalwarenfabrieken meldden een
gunstige stijging van de omzetten en een
bevredigende gang van zaken in 1956.
Confectie-industrie.
De aanvoer van grond- en hulpstoffen
verliep in 1956 vrij goed; slechts inciden
teel ontstond enige vertraging in de aan
voer, welke door de leveranciers geweten
werd aan interne moeilijkheden ten gevolge
van het personeels-tekort.
De productie-mogelijkheden werden -
evenals in 1955 - beperkt door onderbe
zetting aan personeel. Zowel aan geschool
de als aan ongeschoolde arbeiders bestaat
nog gebrek; aan de aantrekking en aan de
scholing van jonge arbeidskrachten worden
veel kosten en moeiten besteed.
De afzetmogelijkheden in het binnenland
waren, evenals in het voorgaande jaar, vrij
goed. Omtrent het buitenland konden geen
mededelingen worden verstrekt.
Zuivel-industrie.
Ondanks de buitengewoon natte zomer
en herfst was 1956 toch een goed melkjaar.
De aanvoer was veelal zeker niet lager dan
in 1955; soms bleek de aanvoer in het be
gin van 1956 zelfs belangrijk hoger dan in
het begin van 1955.
Door de natte zomer en de grote opslag
van boter, waardoor de prijzen niet tot de
gebruikelijke hoogte konden stijgen, wareii
de resultaten in 1956, ondanks de verhoogr
de productie, niet steeds bevredigend.
Ook voor de veehouders in het gemengde
bedrijf was de opbrengst soms minder goed,
omdat hun arbeidsprestatie niet in dezelfde
mate wordt beloond als in de industriële
bedrijfstakken.
getreden. Dit wil echter geenszins zeggen,
dat er geen problemen meer zijn. Nog
steeds blijkt, dat vele neringdoende midden
standers met liquidijiteitsmoeilijkheden te
kampen hebben.
De algemene welvaart heeft er toe ge
leid, dat de omzetten vrij sterk zijn opgelo
pen en daardoor heeft men in deze sector
van het bedrijfsleven ruimer armslag ge
kregen.
Toch blijken in vele gevallen bij de han
deldrijvende middenstand nog de nodige
middelen te ontbreken om vlot te kunnen
inkopen en dit heeft tot gevolg, dat men
moeilijk kan concurreren met groot- en fi
liaalbedrijven.
Ook andere spanningen worden merk
baar. Zo vinden afleveringen bijna steeds
te laat plaats, soms maanden na de over
eengekomen levertijden. Daarnaast traden
aan het eind van 1956 prijsstijgingen op, die
het bedrijfskapitaal van de midden
standsondernemingen nog hogere eisen stel
den. De rust in de prijzen is voor de mid
denstand van zeer grote betekenis.
Ook voor de ambachtelijke middenstand
was 1956 zeker niet onbevredigend. Wel
doen zich moeilijkheden voor op het terrein
van de materiaalvoorziening en is het voor
de kleinere bedrijven dikwijls moeilijk, ten
gevolge van de materiaalschaarste het werk
vlot te doen verlopen.
Verder dreigt er voor de aannemersbe
drijven ernstig gevaar, indien de plannen
voor de woningbouw zouden worden af
gestemd op de bouwcapaciteit ter plaatse.
Het is niet denkbeeldig, dat hierdoor de
kleinere en middelgrote aannemersbedrijven
worden uitgeschakeld, hetgeen tot gevolg
kan hebben dat er een personeelsverloop
naar de grotere plaatsen ontstaat. Dit zou
er toe leiden, dat niet alleen tijdelijk de
kleine bedrijven worden uitgeschakeld, doch
ook dat het zeer moeilijk zal zijn t.z.t. we
derom op gang te komen. Dit systeem zou
dan ook voor deze groep van ambachtelij
ke middenstandsbedrijven wel eens funest
kunnen blijken.
Behoudens de hiervoor genoemde moei
lijkheden kan echter wel gesteld worden dat
in het algemeen 1956, zowel voor de han
deldrijvende als voor de ambachtelijke mid
denstand, een niet ongunstig jaar was.
Alle kortingen worden direct afgetrokken
DEN BOSCH
Vughteratr. 25
TILBURG BREDA
Markt 32
Nw. Ginnekenstr. 23
De scheepswerven in het district van de
Kamer waren gedurende 1956 ruim van or
ders voorzien, zowel wat nieuwbouw als wat
reparatie betreft, zodat in deze sector grote
activiteit heerste. De grondstoffenvoorzie
ning leverde aanvankelijk geen moeilijkhe
den op, doch de laatste maanden verslech
terde de toestand ten gevolge van de inter
nationale situatie; voor plaat- en profielijzer
werden lange levertijden gevraagd, terwijl
ook de grondstoffenprijzen opliepen.
Ook in deze bedrijfstak bestaat bepaalde
lijk een ernstig personeelsprobleem. Op een
drietal belangrijke factoren werd de speci
ale aandacht gevestigd. In de eerste plaats
werd meegedeeld, dat niet slechts het aan
trekken van nieuw personeel zeer moeilijk,
zo niet vrijwel onmogelijk was, doch ook
personeel wordt weggezogen, vooral door
zwarte lonen en het toekennen van reisver-
goedingen, waardoor ook met-productieve
uren beloond worden. Van belang achtte
men in dit verband ook de gemeente-clas
sificatie, welke voor de grotere plaatsen
gunstigere loonsvoorwaarden schept.
Ten tweede wordt er op gewezen, dat
van Overheidswege aan de opleidingsmo
gelijkheden, b.v. door de stichting van dag
ambachtscholen alle aandacht dient te wor
den geschonken. Tenslotte speelt de woning-
Aannemersbedrijven.
Over het algemeen was de bouwnijver
heid in het district van de Kamer in 1956
goed bezet.
De prijzen van zand en grint zijn in 1956
onrustbarend gestegen.
In het gehele jaar deed zich het tekort
aan personeel, zowel geschool als onge
schoold, nog danig gevoelen, zodat de mees
te bedrijven voorzichtiger moesten zijn dan
in 1955 met het aannemen van objecten.
Gezien de toenemende verkapping van de
middelen en de aan het bedrijfsleven opge
legde beperkingen zijn de vooruitzichten
voor de bouwbedrijven voor 1957 niet zeer
gunstig.
Lederhandel.
Het optimisme ten aanzien van de ver
wachtingen voor 1956, waarvan in het vo
rig jaaroverzicht werd gewaagd, is in het
algemeen niet ongegrond gebleken.
De schoenfabrieken, op enkele uitzon'
deringen na, waren steeds goed van orders
voorzien en veelal konden zelfs de typische
seizoenartikelen zoals laarsjes, niet in de
daarvoor gestelde levertijd worden afgekr
verd.
De vraag naar split-suède is practisch het
gehele jaar door groot geweest. Dit geldt
ook voor de vraag naar zwaarder rundleder
voor „bromfiets"-laarzen.
Voor het mode-schoeisel, zowel voor da
mes als voor heren, was er veel vraag naar
gekrompen en geprente ledersoorten. Voor
de import was Italië in 1956, ook wat de
kleuren betreft, toonaangevend.
De verschillende soorten suède-leder,
speciaal het zogenaamde „schrijf-hunting",
veroveren steeds meer de markt en vinden
hoofdzakelijk toepassing bij het meer spor
tieve schoeisel.
Chroomgeitenleder behoort thans tot de
ledersoorten, waarnaar langzamerhand meer
vraag komt en ook geitensuède komt meer
in de belangstelling te staan.
De moeilijkheden in het Midden-Oosten
hebben de ledermarkt niet onberoerd ge
laten en trokken de prijzen voor geiten
leder en persians aan, zodat - vooral in
de voeringledersector - de reactie hierop
merkbaar was.
Over het geheel genomen was 1956 een
goed jaar.
Looistoffenhandel.
Binnenlandse handel. De prijs van de
meest gebruikte extracten onderging in '56
aan de oorsprong geen wijziging.
Het verbruik van het zogenaamde
,,adouci"-kastanje-cxtrdU, dat het duurdere
quebracho-extract vervangt, neemt steeds
meer toe.
Buitenlandse handel. Gedurende 1956
bewoog de export van looistoffen zich in
stijgende lijn. De prijzen zijn echter, in ver
band met de concurrentie in het buitenland
zelf, uiterst scherp gesteld.
Er mag dus worden geconstateerd dat 't
verloop in 1956 voor de looistoffenhandel
bevredigend is geweest.
Fourniturenhandel.
Vervolg)
De economische betekenis van het recrea
tief en het zakelijk vreemdelingenverkeer in
Brabants Centrum.
Het „Centraal Economisch Aan 1957",
samengesteld door het Centraal Plan Bu
reau geeft als totaalcijfer voor het Neder
lands inkomen uit het toerisme in 1956
f 500.000.000.-. Het Jaarverslag 1956
n de Algemene Nederlands Vereniging
voor Vreemdelingenverkeer (A.N.V.V.)
noemt als totaal der bestedingen door bui
tenlanders, volgens opgave van de Neder
landse Bank ,in 1956 f 232.000.000.-.
Door Nederlanders werd dus in eigen land
in genoemd jaar f 268.000.00Ö, in het
kader van toerisme omgezet. Volgens ge
noemd plan ging van dit bedrag 25 naar
de verkeerssector, 25 naar vermaak, 15
naar aankopen, reparaties e.d. en 35
naar logiesverschaffende bedrijven.
Welk deel van bovengenoemd half mil
jard gulden is in Brabants Centrum terecht
gekomen? Gegevens voor de becijfering
kunnen wij putten uit verschillende bron
nen. Het Centraal Bureau Statistiek heeft in
zijn „Statistiek Vreemdelingenverkeer '56"
de volgende cijfers voor overnachtingen van
buitenlanders in de periode mei - septem
ber in een zestal plaatsen: Boxtel 150, Oir-
schot 130, Oisterwijk 1.754, Tilburg 7.326,
IVught 805 en Waalwijk 800, totaal 10.965.
Deze cijfers hebben betrekking op de over
nachtingen in hotels. Er zijn dus voor ge
noemde plaatsen nog de overnachtingen in
de pensions en voor de overige zeven maan
den tevens voor de hotels. De kleinere ge
meenten in Brabants Centrum (17 in aan
tal hebben uiteraard minder overnachtin
gen van buitenlanders geboekt, doch geza
menlijk produceren zij evenwel een relatief
groot cijfer. Volgens de jaarlijkse enquête
der Streek-V.V.V. Brabants Centrum wer
den in 1956 in het gehele gebied 17.000
overnachtingen van buitenlanders geteld,
dit getal komt overeen met het C.B.S.-cij
fer van bijna 11.000 voor genoemde be
perkte kring en tijdsduur. Met name in Til
burg valt in de overige zeven maanden
van het jaar een belangrijk zakelijk buiten
lands bezoek waar te nemen.
Wat is nodig om de recreatiemogelijkheden
en het toerisme in Brabants Centrum te
vergroten?
De bedrijvigheid op de binnenlandse
markt was niet onbevredigend, waardoor
een hogere omzet bereikt kon worden; de
winstmarges zijn echter lager dan in het
verleden ten gevolge van de hogere on
kosten.
Wat de export betreft heeft men het tot
nu toe veroverde gebied kunnen stabilise
ren; de werkzaamheden werden echter be
moeilijkt door elders geldende invoerbeper
kingen, voornamelijk in Finland.
DE MIDDENSTAND.
Had de middenstand in de voorgaande
jaren met vrij grote moeilijkheden te kam
pen, vooral op fiscaal en financieel gebied,
gedurende het laatste jaar is hierin, zij het
ook in beperkte mate, enige verbetering in-
Genoemde V.V.V.-enquête noemt voor
het binnenlands bezoek in 1956 153.000
overnachtingen in hotel en pensions. Voor
bungalows, bivak- en kampeercentra werd
tussen buitenlanders en Nederlanders geen
onderscheid gemaakt, aangezien de econo
mische consequenties op dit punt te ver
waarlozen zijn, zulks in tegenstelling tot de
hotellerie. Het totaal der overnachtingen
deze sector beliep in 1956 volgens de
betreffende enquête 120.000.
Voor. de bestedingen der gasten baseren
wij ons op de resultaten van een recent on
derzoek van het Zeeuws Economisch Tech
nologisch Instituut, neergelegd in „Het
Toerisme in de Provincie Zeeland en zijn
Economische betekenis" (augustus 1957
verschenen). Daarin wordt becijferd, dat de
buitenlandse hotelgast tenminste f 15.
per etmaal besteed en dat de Nederlander
(hotel-, pensiongast of kampeerder) gemid
deld teminste f 7.50 per persoon per et
maal uitgeeft. Dit voert tot inkomsten uit
het meerdaags bezoek aan Brabants Cen
trum tot een totaalbedrag van f 2.302.500.
Het dagbezoek is moeilijker in geld om
te zetten. Veilig kan echter worden aange
nomen, dat het dagbezoek aan Brabants
Centrum tenminste 1.000.000 vreemdelin
gen heeft omvat in 1956. Per hoofd hebben
deze aan entrees, consumpties, versnaperin
gen, vervoer e.d. tenminste f 2.50 hier
achtergelaten, zodat de inkomsten uit het
dagbezoek in 1956 op minimaal f 2.500.000
mogen gesteld worden.
Indien wij nog rekening houden met het
massale bezoek dat in de zomermaanden
aan familie en kennissen wordt gebracht,
mag worden aangenomen, dat de totale in
komsten uit het recreatief en zakelijk vreem
delingenverkeer voor Brabants Centrum een
bedrag van f 5.000.000, in 1956 ver
hebben overschreden, ongeacht het veelvul
dig z.g. koopbezoek, dat o.a. door Belgen
wordt gebracht.
Bij een capaciteit van ca. 3000 bedden in
hotels en pensions en aen totaal aan over
nachtingen van 170.000 blijkt het bezet
tingspercentage in 1956 16. Volgens mede
deling van de voorzitter van de Bond Ho-
recaf tijdens de congresvergadering 1957
bedraagt dit in toeristencentra voor de ho
tels 22, landelijk zelfs 29 (Amsterdam 62).
Voor genoemd percentage zijn ook de pen
sions meegerekend, die wellicht met laag
percentage exploitabel zijn (zeker waar 't
bijverdienste geldt). Toch is de conclusie
gewettigd, dat in Brabants Centrum eerder
toename van bezoek dan van bedden ge
wenst is. Wel zullen verbetering van de
kwaliteit der accomodatie en spreiding van
vakantiebezoek over langere periode mede
tot betere resultaten leiden.
De te verwachten ontwikkeling van het
toerisme in Brabants Centrum stelt haar
eisen. Allereerst vraagt de landschappelijke
verzorging de nodige aandacht. Niet alleen
zullen de boscomplexen gaaf en de laatste
resten heide bewaard dienen te worden,
doch ook het agrarische landschap behoeft
verzorging..
Het is een gelukkige omstandigheid, dat
grote delen van het natuurschoon van Bra
bants Centrum in goede handen zijn. Hier
bij wordt gedacht aan enkele bezittingen
van financiële instellingen en zeer bijzon
der aan de eigendommen van de Vereniging
tot Behoud van Natuurmonumenten. Deze
organisatie heeft in dit gebied de toekomst
van o.a. het Oisterwijkse bosvennengebied,
van de Campinase Heide en van de Loon-
se en Drunense Duinen veilig gesteld.
Voor de dagrecreatie en de vakantiere
creatie rond Tilburg is grote voorzichtigheid
inzake het beleid ten aanzien van de daar
nog aanwezige heid- en boscomplexen ge
boden. De grote landgoederen zijn er zeer
aan trekkelijk, doc:h jammer genoeg zijn
deze oases van rust vaak niet voor het pu
bliek opengesteld.
Een goed gestoffeerd landschap zal daar
enboven goed toegankelijk dienen tezijn.
Vooral de aanleg van fietspaden is van be
lang. Het Rijwielpadenplan Brabants Cen
trum zal door een gemeenschappelijke rege
ling van alle betrokken gemeenten worden
uitgevoerd, zodra de tijdsomstandigheden
zulks toelaten. De betreffende gemeentera
den hebben reeds grote bedragen voor dit
doel gevoteerd. Het toerisme concentreert
zich in de toeristische gebieden aan de ran
den van de wegen, zodat de achter geble
ven gebieden bewaard blijven voor degenen,
die echte rust zoeken.
Spreiding van concentratiegebieden is ge
wenst en kan bewerkt worden door het
scheppen van verspreide parkeergelegen-
heden. Steeds meer gaan de parkeerstroken
langs de grote wegen fungeren als picnick-
plaatsen hoewel ze er juist ongeschikt voor
zijn. Een oplossing in deze is het scheppen
van aantrekkelijke picknickgelegenheden.
Deze dienen een beperkte omvang te heb
ben en buiten de grote wegen gelegen te
zijn. Voor doorgaand- en dagtoerisme is dit
van belang.
In het algemeen dient gesteld te worden,
dat het landschap (ook stad en dorp) steeds
meer wordt ontsierd en zelfs geschonden
door het vuil van „bosvarkens". Dit euvel
dient met kracht bestreden te worden. Voor
het'onderwijs ligt hier een belangrijke taak.
Een ander kwaad, dat de recreatie van
Brabants Centrum, en wel speciaal in het
gebied in en rond de Loonse en Drunense
Duinen en Vught ernstig aangetast, wordt
gevormd door militaire oefeningen. Deze
moge dan noodzakelijk zijn, de vraag rijst
toch, of bepaalde druk bezochte stroken en
zomermaanden niet meer ontzien kunnen
worden.
De Brabantse dorpen hebben veelal hun
streekeigen karakter, dat hen aantrekkelijk
maakt. Vandaar dat dorpsuitbreidingen zeer
gevoelig zijn. De snelle ontwikkeling brengt
veel uniforme, kleurloze straatjes van wo
ningwetwoningen. De lokale overheden die
nen er daarom bij het opstellen en vooral
ook bij het realiseren van hun uitbreidings
plannen zoveel mogelijk op toe te zien, dat
het eigen karakter van de dorpen bewaard
blijft. Overigens wordt nog te veel gepoogd
dorpen een stedelijke allure te geven, èn
door architectuur èn door beplanting. Hier
door gaat veel schoons verloren. Ook met
landelijke doch eigentijdse uitbreiding kun
nen de dorpen hun karakter behouden.
De toeristische accomodatie van Bra
bants Centrum behoeft uitbreiding in ver
band met de te verwachten groei van het
bezoekerscontingent. De behoefte aan logies-
mogelijkheden zal groeien. Ten aanzien
van de hotellerie dient opgemerkt te wor
den, dat de huidige accomodatie voor een
goed deel is gebaseerd op het oude reizi
gers-dorpshotel.
Hierbij dient opgemerkt te worden, dat
het karakter en het niveau der nieuwe ho
tels en pensions (vaak uitbreiding van be
staande café's) veelal niet aan moderne
toeristische eisen voldoen. Nieuwe eigentijd
se bedrijven, zonder luxe doch met een toe
ristisch karakter zijn nodig. De combinatie
dorpscafé met yukebox annex hotel is on
gewenst.
Waar zullen de nieuwe hotels dienen te
komen?
Het particulier initiatief zal in deze voor
een deel bepalend zijn. Zeker is het niet
gewenst, dat ieder dorp verblijfsoord voor
vakantiebezoek zoekt te worden.
De vraag naar bungalows, kampeerter
reinen en caravankampen neemt nog steeds
toe; uitbreiding is noodzakelijk. In verband
met het doorgaand toerisme dienen enkele
campings te worden ingericht langs de gro
te verkeerswegen. Hierbij wordt gedacht
aan de omgeving van Tilburg en Oirschot.
Nu reeds wordt in Brabants Centrum
een groot tekort gevoeld aan zwembaden,
speciaal in Tilburg én Oirschot. Grote be
dragen zijn met de aanleg van deze inrich
tingen gemoeid. De rijks- en provinciale
overheid heeft zeker oog voor dit probleem,
dat zozeer de recreatie der eigen bevolking
en het toerisme raakt. Het toerisme vraagt
in dit verband niet zozeer om groter water-
I oppervlak als wel om doorlopende mogelijk -
1 heid tot gemengd zwemmen en oeverver-
keer. Vooral ook voor de bevolking der
Brabantse steden zijn attractieve natuur
baden gewenst.
Het is de vraag, of het openbaar vervoer
in Brabant aan eisen van modern toerisme
voldoet. De toeristische functie is welis
waar een aanvullende, maar niet een onbe
langrijke. Klachten worden gehoord over
ontbrekende schakels tussen bevolkings
centra en recreatiegebieden, over het niet
afroepen van halteplaatsen, over te weinig
rondritten. Naast de traditionele, reeds voor
een groot deel geëquipeerde vakantiegebie-
den in het gebied der Streek-V.V.V. Bra
bants Centrum is in opkomst het watertoe
risme.. De zeilsport zal zich zeker verder
ontwikkelen, gelijk met de groei van de
recreatie in een gebied als bijv. de Bies-
bósch.
Taak voor overheid en particulier.
Uit het voorgaande volgen verschillende
praktische conclusies, die zowel voor de
overheden als voor de organisaties voor
vreemdelingenverkeer van belang zijn.
De snelgroeiende bevolking en de daar
mee gelijke tred houdende industrialisatie
brengt steeds meer Nederlanders in een
milieu dat gekenschetst wordt door dyna
mische technische vooruitgang, rationali
satie, mecwhanisatie en massaficatie. Heel
sterk geldt dit voor Noord-Brabant. Voor
grote groepen van de bevolking is recrea
tie in de vorm van contact met de natuur
een levensbehoefte van de eerste orde. So
ciale maatregelen, verkeerstechniek en le
vensstandaard komen aan deze behoefte te
gemoet.
Overheidsorganen en particuliere instan
ties dienen aanmerkelijk meer aandacht te
besteden aan verbetering van de recreatieve
waarde van cultuurland, behoud en verster
king van het streekeigene dorps- en stads-
schoon. Lagere overheidsorganen en het
particuliere bedrijfsleven dienen met een
positieve instelling te denken aan de con
sequenties van het feit, dat de verstedelij
king van Noord-Brabant een groeiende be
hoefte aan recreatie buitenshuis zal oproe
pen. Daarenboven kan men verwachten dat
binnen enkele tientallen jaren het centrum
van Brabant met zijn rijke natuurschoon
een veelvoud van recreatief bezoek uit de
omringende gebieden zal aantrekken, met
name uit het zuidelijke deel van de Rand
stad Holland, Centraal Nederland, het
Ruhrgebied en het Noord-Belgische indus
triegebied.
Naast de aandacht voor het bezit aan na
tuurschoon, dient men ook aan het overige
deel van de toeristische inventaris van Bra
bants Centrum te werken. De hotellerie
dient daarvan doordrongen te zijn.
ENORME FRAUDE OP
ECONOMISCHE ZAKEN.
Op het departement van Economische
Zaken in Den Haag is een enorme corrup
tie ontdekt, waarvan de omvang nu nog
niet is te overzien. Aangenomen wordt dat
er zeker honderdduizenden, mogelijk zelfs
meer dan een miljoen gulden mee gemoeid
zijn. De recherche heeft vrijdagmiddag een
referendaris van het departement, die wel
licht de centrale figuur is in deze nog duis
tere zaak, ingesloten en aan de officier van
Justitie, mr dr J. C. Maris, voorgeleid. De
ambtenaar heeft alle manipulaties bekend.
Er zijn binnenkort meer arrestaties te ver
wachten. Het onderzoek is nog in volle
gang.
MISLUKKING IN FLORIDA.
In een hel van vuur en rook is de Ame
rikaanse hoop nog dit jaar een eigen kunst
maan de lucht in te krijgen vernietigd. En
kele seconden nadat vrijdag een technicus
de startknop had ingedrukt explodeerde de
22 meter lange, tien ton zware Vanguard-
raket waaraan sinds 1952 is gewerkt en die
in totaal 390 miljoen gulden heeft gekost.
ENGELSE TREINRAMP.
Bijna 100 doden.
Bij de treinramp in de Londense voor
stad Lewisham, waarvan wij in ons vorig
nummer melding maakten, zijn volgens de
laatste officiële cijfers, 92 mensen om het
leven gekomen.
Hupploegen bevrijdden donderdag weef
een aantal lijken uit de resten van de twee
treinen, die woensdagavond in dichte mist
in botsing kwamen.
Ten minste 116 mensen zijn ernstig en
77 licht gewond. Het definitieve dodencijfer
was nog niet bekend.
De ramp speelde zich als volgt af een
sneltrein reed in dichte mist op het ach
terste gedeelte van een stilstaande diesel-
elektrische trein. Een ijzeren viaduct over
een spoorweg stortte tengevolge hiervan in.
Honderden tonnen staal en beton kwamen
neer op wagens, die zich onder het viaduct
bevonden. Het werd een enorm bloedbad.
De gehele nacht door hebben honderden
brandweerlieden, politiemannen, spoorweg
arbeiders, dokters en verpleegsters bij het
licht van fakkels en schijnwerpers getracht
de in het ijzer en staal beklemd zittende
slachtoffers te bereiken.
MISSIE VAN PRINS WAN
IN HONGARIJE MISLUKT.
Prins Wan Walthayakon van Thailand,
speciaal vertegenwoordiger der V.N. voor
het Hongaarse vraagstuk, heeft woensdag
avond gemeld, dat zijn missie om Hon
gaarse en Russische instemming met de
V.N.-resoluties over Hongarije te verkrij-
gen volledig mislukt is. Hij zal de volgen
de week een officieel decument over zijn
pogingen aan de Algemene Vergadering
voorleggen.
Prins Wan zei, dat hij de Hongaarse
minister van buitenlandse zaken, Imre Hor-
vath, een aantal schriftelijke vragen had ge
steld, maar op geen daarvan antwoord had
gekregen.
De Russische minister van buitenlandse
zaken, Andrej Gromyko, wilde het Hon
gaarse vraagstuk niet bespreken, omdat de
Algemene Vergadering zijns inziens onwet
tig had gehandeld door een speciale ver
tegenwoordiger te benoemen.