WAALWIJK
V
LOON OP ZAND'S VERLEDEN
CHAOS IN HET ONDERWIJS
Doolhof van plannen voor
middelbaar onderwijs
Nieuwe confectiezaak
J0S v. d. VEN
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 10 MAART 1958
Feui l leton
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
SCHADUW
OVER LEVEN
door
GARRY VAN DER RYKEN.
43)
Die raad had 't hoofd haar gege
ven, nog vóór ze die eerste maandag
morgen haar entrée maakte in d'r
„eigen" klas. Vreemd-duidelijk
schoot dat enkele zinnetje haar die
eerste morgen telkens weer te bin
nen. Ze had niet geweten hoe buiten
gewoon moeilijk 't was, die raad op
te volgen. Toen ze er een haar pen
houder liet neerleggen en de heldere
waterlanders meteen 't kindergezicht
je overstroomden, had ze zó wel wil
len zeggen - nou, vooruit dan
maar; droog maar gauw je oogjes af.
Maar ze keek expres een andere kant
uit; deed of ze 't gesnik niet hoorde.
't Was haar eerste succes. Geen
enkel kind probeerde 't nog, om on
der die schrijfles te gaan babbelen.
't Personeel had ze vóór negenen
pas heel vluchtig gezien. Drie leken j
waren er, behalve zij zelf. 't Hoofd, i
- een religieuse, - had haar ver
zocht, né school even te willen wach-
ten. Ze wilde haar dan wat officiëler
kennis laten maken met haar colle
ga's.
Een bel luidde. Vijf voor twaalf
stond haar horloge. Klokke twaalf
stond klas twee od straat en wachtte
de nieuwbakken juffrouw op de din
gen, die komen gingen.
Een donker krullig hoofd om de
deur.
- Zeg, ik ben Agnes van Raay.
Ga je mee, dan breng ik je bij de rest.
- Aardig type! was meteen Ries-
jes oordeel, - en gelukkig nog jong,
net als ik.
Boven aan de trap wachtte het
schoolhoofd beide meisjes op; nam
ficiële voorstelling volgde. Twee
oudere dames knikten haar vriende-
haar mee naar haar kamer. De of-
lijk, wat beschermend, toe. Deden een
beetje meewarig over zo'n jong ding
in 'n vreemde stad. Vroegen haar,
hoe ze genoemd wilde worden.
- Mariesje, zei ze. - Iedereen
hier zegt juffrouw van Es. M'n hos
pita en de kinderen... Zo ongezellig
- Stel je voor, dat de kinderen je
bij je naaom gingen noemen! opperde
Agnes.
- Nou ja, zó bedoel ik 't niet,
zei Mariesje.
- We begrijpen het wei, zei een
der oudere dames.Dus het is Ma- j
riesje. Zuster, wendde ze zich tot
't Hoofd, U neemt me niet kwalijk,
dat ik gauw naar huis ga? U weet,
m'n moeder telt de minuten tot ik er
weer ben. Ga je mee Marie?.
De deur sloot zich achter beiden.
- Haar moeder ligt al jaren ziek,
vertelde het Hoofd. - Zij verpleegt
haar helemaal buiten de schooluren.
Vrij is ze nooit. De zieke kan geen
ander bij zich velen. Ze verdient de
hemel hier beneden. En altijd even
opgewekt!
Het eenvoudige verhaal trof Ries
je dieper dan ze zich wel wilde be
kennen. Hoe dikwijls had ze zich zelf
beklaagd, had ze haar omstandighe
den vergeleken met die van anderen,
had ze haar verdriet, haar gemis, 't
ergst gevonden. Dit heel simpele ver
haal, dit leven, zó vreugdeloos als zij
met haar blijheid en vreugde zoeken
de natuur zich nauwelijks kon inden
ken, ontroerde haar intens.
Buiten, een eind met Agnes mee
lopend, kwam ze er niet over uitge
praat.
- Je moet eens 'n avond bij ons
komen, zo saai voor je, alleen op 'n
kamer, nodigde de ander haar uit.
- Nou, alléén?... Vergeet dat
stel mannen niet!
En ze vertelde van de situatie in
den huize van Welsum.
- Daar kun je niet blijven zeg.
GEMEENTERAAD WAALWIJK
Gemeente gaat geld lenen aan
zusterg'Tmeente.
Zaterdagmorgen kwam de raad
der gemeente Waalwijk in open
bare vergadering bijeen om te
beslissen over een voorstel tot
het uitlengjn van kasgeld.
Dit in deze tijd van gemeente
lijke geldzorgen misschien wat
vreemde voorstel verdient een
nadere toelichting.
Onlangs besloot de raad tot
het aangaan van vaste - leningen
mét de N.V. Bank voor Neder
landse Gemeenten, n.l. resp. van
466.000.—, 281.000.— (ulo
school), 140.000.- en 900.000.-
(haven). Deze leningen zijn of
worden alle opgenomen per 1
maart of per 15 maart.
Daarenboven werden per 1
maart een 2-tal termijnen uitge
keerd van de woningbouwlening
1957 en van de voorkeur-woning
bouwlening 1957, terwijl tenslot
te per 1 en per 5 maart gedeel
ten beschikbaar worden gesteld
van de voorkeur-spaarbriefle-
ning 1057. Hierdoor wordt de
gemeente tot en met 15 maart in
totaal 2.467.000.aan vaste
leningen uitgekeerd.
Hiertegenover staat, dat zij tot
die datum aan kasgeldleningen
kan of moet aflossen 860.000.-,
terwijl het debet-saldo op de re
kening der gemeente bij de N.V.
Bank voor Nederlandse Gemeen
ten ruim 450.000.bedraagt.
Met inachtneming van de gel
den, welke naar raming in de
maanden maart en april nodig
zijn voor buitengewone uitgaven,
kan veilig 200.000.worden
uitgezet als kasgeldlening tot 8
mei a.s., op welke datum de ge
meente waarschijnlijk een kas
geldlening zal moeten aflossen.
Óp deze wijze brengt het tijdelijk
overtollige kasgeld aanmerkelijk
meer rente op dan bij storting
in rekening-courant.
Mogelijk kan vóór of na 8 mei
nog een bedrag worden uitge
leend.
Voor het bedrag van 200.000
is momenteel een gegadigde on
der de zustergemeenten.
Besloten werd evenals in
1956 en 1952 is geschied een
algemeen besluit te nemen inza-
Ke het uitlenen, van kasgelden in
1958. Krachtens dit besluit kun
nen B. en W. kasgeldleningen
verstrekken aan andere publiek
rechtelijke lichamen en wel tot
'n maximumbedrag van 900000.
Dit bedrag is genomen gelijk aan
het bedrag van de vaste lening
voor de haven. Voor dit werk is
het kapitaal voor het grootste
deel namelijk nog niet aanstonds
nodig.
GEMEENTE-AVOND.
De Hervormde Gemeente van
Waalwijk-Centrum houdt op
donderdag 13 maart a.s. om 8
uur n.m. een Gemeente-avond in
het Willem van Oranje-College
aan de Floris V-laan.
Vic. A. Sjollema hoopt het on
derwerp „De vrouw en het ambt"
in te leiden. Er is ruime gelegen
heid tot discussie.
Na de pauze wordt een belang
wekkende filmstrook vertoond:
„Indische Nederlanders keren te
rug naar Nederland".
Aan het eind van de avond is
er nog een kleine verrassing.
Alle gemeenteleden en verdere
belangstellenden worden uitge
nodigd deze avond bij te wonen.
KATH. VROUWENGILDE.
Het Kath. Vrouwengilde heeft
voor hedenavond een bijeen
komst belegd in de achterzaal
van Hotel Verwiel, waarin door
mevr. Severijnen-Cals zal wor
den gesproken over „De veran
dering van het gezin in de ver
anderde maatschappij".
HET BAARDWIJKS TONEEL.
s In ons vorig nummer vermeld
den wij reeds de opvoering door
Het Baardwijks Toneel van het
toneelspel in drie bedrijven „Een
nacht in de rimboe" van Pierre
Dumaine en Louis Brunet in de
vertaling van Kees Spierings.
Dit spel is van aanmerkelijk gro-
i ter allure van de stukken welke
gemeentijk door het amateur-
toneel op de planken wordt ge-
i bracht. Het is een zeer sterk dra-
matisch spel van spanning en
j angst van vijf mensen, die een
nacht moeten doorbrengen in 'n
oude blokhut in de rimboe, er
gens in, Afrika. Van alle kanten
worden zij belaagd, waardoor zij
tenslotte belagers van elkaar
worden.
Het stuk zal worden gespeeld
door de heren H. Kolster, J. Re-
my, J. v. d. Hoven en L. Bur-
manje en de dames H. Toorians
en R. IJpelaar.
Donderdagmiddag opende de fa. Jos v. d. Ven in het pand Gro
testraat 178 haar geheel nieuwe, moderne confectiezaak, die het
fraaie resultaat 'mag worden genoemd van het samenspel tus
sen gemeentelijke en particuliere activiteit. Bij de officiële ope
ning van deze riante aanwinst voor de stedelijke winkelvoor
raad gaven burgemeester Teijssen en gemeentesecretaris Vlaar
blijk 'van hun belangstelling. Het ogenblik waarop de burge
meester de heer v. d. Ven geluk wenst met dit fraaie winkelbe
drijf, werd door onze fotograaf vastgelegd. Ook uit het zaken-
en bedrijfsleven mocht de heer v. d. Ven talrijke gelukwensen
in ontvangst nemen.
Burgemeester Teijssen en secretaris Vlaar bieden hun gelukwensen aan.
V.l.n.r.Burgemeester Teijssen en de heer Jos van de Ven; daarachter mei. Jacqueline van
de Ven en de heer Braun verder mevr. v. d. Ven-Sars, secretaris Vlaar en de heer Kees v. d. Ven
Die hospita van jou heeft altijd alleen
maar kostheren. Hoe komen de zus
ters er in hemelsnaam toe, je daar
heen te sturen?
- 't Moest wel allemaal erg gauw,
zei Riesje.
- Tot straks.
- Saluut.
Diezelfde middag nog kreeg Ma
riesje een boodschap van de Overste,
om even naar 't klooster te komen.
- Ja, de zusters hadden helemaal
niet geweten, dat 't geen damespen
sion was. Juffrouw van Welsum was
enige tijd geleden bij hen geweest,
om te vragen, of de Eerwaarde Zus
ters niemand wisten voor haar kamer,
die leeg stond. Ze wilde maar niet
iedereen hebben, enzovoorts...
- Maar weet U, wat we doen zul
len, stelde de Overste voor, - we
hebben hier nog 'n kamertje leeg
staan. Daar kunt U gebruik van ma
ken tot U wat anders gevonden hebt.
De finantiële kwestie maak ik wel
met Juffrouw van Welsum in orde.
- 't Kamertje is eigenlijk voor zie
ken bestemd, voegde de Overste er
nog aan toe. - 't Kan dus maar tij
delijk in gebruik genomen worden,
anders hadden we 't U wel meteen
aangeboden.
- Good gracious, bedacht Riesje,
al weer bij zusters! Ben ik net
goed en wel van de Kweek af. Ze
zag echter meteen, dat er geen betere
oplossing voor 't moment was. Ze
bedankte de Overste hartelijk en er
werd afgesproken, dat ze de volgen-
de middag kon komen.
In haar pension terug, vertelde ze
Juffrouw van Welsum maar meteen
dat ze wegging. Deze werd paarsrood
van schrik, woede of teleurstelling.
Met beide handen in 'r zij ging ze
vlak voor 't meisje staan en in 't rein
ste Bosch vertelde ze eens eventjes,
wat ze allemaal van haar dacht. „Ka
le kakmadam" was ongeveer nog 't
vriendelijkste, wat Mariesje te horen
kreeg. Ze wachtte 't eind van 't relaas
maar niet af, knikte kort en ging naar
haar kamer. Toen ze de deur achter
zich gesloten had zag ze op de grond
een klein gevouwen papiertje liggen.
Wat verwonderd raapte ze 't op.
't Was dichtgeplakt, zag ze, en aan
haar geadresseerd. Nieuwsgierig
maakte ze 't open.
„Meisje met je sterre-ogen, ga
vanavond met me naar Royal. Je
hoeft onder 't koffiedrinken maar
even te knikken en ik wacht je om
acht uur bij de ingang. Stel me niet
te leur. J.B."
Natuurlijk trok Mariesje verachte
lijk haar schouders op; natuurlijk
lachte ze ook even met die spottende
trek om haar mond, die haar zo eigen
was. En toch was 't achttienjarige
meiske, dat zo weinig wereldwijs van
de kweekschool was gekomen, diep-
in gestreeld door de „liefde op 't
eerste gezicht" van zo'n vreemde
jongen. En stond ze twee minuten
later voor de spiegel. - Pff, heel
gewone grijze katte-ogen, een beetje
blauwig. Loopt half Nederland mee
rond... Wat denkt die knul wel! Ik
kijk 'm onder 't eten helemaal niet
aan.
Ook makkelijker gezegd dan ge
daan.
't Leek aan tafel wel, of haar ogen
telkens weer de kant van Jan Bonner
uitgetrokken werden. Ze voélde hem
kijken. En één keer, - 't was on
vermijdelijk, - keken ze elkaar pal
aan. Een hoogrood kleurde Mariesjes
smalle gezichtje. - Neen, schudde
ze meteen energiek.
- U nog koffie? hielp juffrouw
van Welsum haar onbewust over het
penibele moment heen.
- Alstublieft, hield ze haar kop
je bij. Uit louter dankbaarheid ac
cepteerde ze het drabbige vocht. Zo
gauw 't kon, maakte ze, dat ze weg
kwam van tafel. Ze huiverde bij 't
binnengaan van haar kamer. Als de
herfst gaat komen, kan het stil zijn,
bedacht ze.
(Wordt vervolgd)
CHAOS IN HET ONDERWIJS.
DOOLHOF VAN PLANNEN VOOR MIDDELBAAR ONDERWIJS.
(van onze soc.-econ. medewerker)
In het najaar van 1957 heeft de minister van onderwijs aan de Tweede Ka
mer een wetsontwerp aangeboden dat ten doel heeft een inleiding te vor
men tot reorganisatie van ons middelbaar onderwijs, dat niet meer zou pas
sen bij de voortgeschreden ontwikkeling van de maatschappij. Het onder
wijs op de hogere burgerscholen en lycea is nu teveel gericht op een toe
komstige wetenschappelijke vorming, zo wordt een der grondgedachten van
de vernieuwingsdrang wel geformuleerd. Bovendien acht men in bepaalde
kringen het programma overladen. Het systeem van het uniforme eindexa
men deugt ook al niet meer, zo heeft een rijkscommissie geconcludeerd,
terwijl toelatingsexamens ook al de nodige schade kunnen toebrengen.
Tenslotte behelst het ontwerp van de
overgangsplannen mogelijkheden tot ope
ning van een school voor hoger algemeen
vormend onderwijs (HAVO). Leerlingen
van deze nieuwe school wensen geen weten
schappelijk onderwijs te volgen. Het is een
trapje lager dan de h.b.s. en een beetje
meer dan u.l.o. of handelsavondonderwijs.
Zoiets tusen tafellaken en servet in. Inzake
de verwerkelijking van deze school is geen
regeling bekend. Aan welke normen moet
men zich houden voor het eindexamen? De
rechtspositie en de bezoldiging van het per
soneel hangen, voor zover ons bekend, op
dit moment nog in de lucht. Mocht iemand
een stout plan indienen voor de stichting
van een dergelijke school, dan wordt er mo
gelijk van staatswege alle financiële bijstand
gegeven. Het is echter evengoed mogelijk
dat dit niet gebeurt. Er is praktisch niets
bekend waaraan men zich moet houden en
waaraan niet.
Sinds de bevrijding is men met de toe
komst van onze jeugd aan het experimen
teren. De achtereenvolgende ministers van
onderwijs, de heren Gielen, prof. Rutten en
Cals hebben aan de vernieuwingsplannen
gedokterd. Niet in die zin dat de een heeft
trachten af te bouwen wat de ander had
opgezet, doch integendeel doordat de op
volger de plannen van de voorganger steeds
weer vernietigde en deze dpor zijn eigen
inzichten verving.
Minister Cals is nu zover dat hij een
zg. mammoetwet op het voortgezet onder
wijs in de maak heeft, waarvan de vol
tooiing wel even op zich zal laten wachten.
Komt die wet eenmaal voor de dag, dan
meent minister Cals dat het onderwijsei van
Columbus gelegd is.
Om er echter zorg voor te dragen dat
dit Cals-ei in een voorverwarmd nestje zal
vallen heeft de bewindsman een voorlopige
wet ter tafel doen leggen, waarmede bij
wijze van experiment de invoering van de
definitieve wet zal kunnen worden verge
makkelijkt. Maar ook die voorlopige wet is
nog niet aangenomen. Het is de vraag of
die wet vóór de verkiezingen van 1960
nog wordt aangenomen. Laten we aannemen
dat dit gebeurt, wie geeft de garantie dat
minister Cals na 1960 nog gelegenheid zal
krijgen zijn mammoetwet te introduceren?
Komt er een andere minister dan kan deze
wel geheel andere inzichten koesteren om
trent de toekomst van het middelbaar on
derwijs, waarmee ook de voorbereidende
experimentele wet weer krachteloos wordt
gemaakt. Vervolgens betekent aanneming
van de „noodwet" dat de Tweede Kamer
straks wel genoodzaakt is ook de mammoet
wet te accepteren, zij het dan mischien ge
amendeerd.
Wat hangt ons boven het hoofd?
De gang van zaken is niet bepaald ver
heffend. We weten immers nu nog niets
over de inhoud van die mammoetwet, waar
het gehele departement van onderwijs druk
mee schijnt te zijn, want er komt op dit
ogenblik weinig uit 's rijks opvoedingskeu
ken.
Intussen belooft de voorlopige wet al
weinig goeds inzake de definitieve. Men
schept b.v. mogelijkheden om voor het
eindexamen van gymnasium A de wiskun
de te laten vallen, bij het eindexamen
h.b.s. B kan een moderne taal worden ge
offerd, evenals bij gymnasium B. In de
plaats daarvan komt een onderzoek in dit
vak bij overgang naar de hoogste klasse.
In hoeverre hier sprake is van een ver
lichting van het onderwijsprogramma zal
wel niemand duidelijk zijn. In de voorlaat
ste klas zijn de leerlingen zeker niet min
der belast dan in de hoogste klas. Moeten
zij nu ook nog een onderzoek in een be
paald vak voorbereiden, dan wordt of die
leerling nog meer belast of men geeft een
deel van de stof prijs, waarmee die leerling
evenmin gebaat is. Of men devalueert het
programma of men bewerkt een verschui
ving van de gesignaleerde overbelasting.
Tot overmaat van de verwarring kunnen
wij er nog aan toevoegen dat men het er
in onderwijskringen nog beslist niet over
eens is of er wel sprake is van een over
belasting van het programma der middel
bare school. Het lijkt er op alsof men de
democratisering van het onderwijs wil ef
fectueren door de eisen lager te stellen.
Men zegt zo licht dat ieder kind recht heeft
op voorbereidend hoger middelbaar onder
wijs. Dat is ook zo. Men kan financiële
belemmeringen wegnemen, maar men kan
een kind niet met kunst- en vliegwerk voor
dit onderwijs geschikt maken.
Proefkonijnen
Wat wil minister Cals nu met die over
gangswet? Hij wil experimenteren. Dit be
tekent dat elke school de vakken en lesuren
naar eigen inzicht kan indelen..
Leve de vrijheid zal men zeggen. Maar
hoe moet het dan als de kinderen van de
ene school naar de andere gaan, omdat de
ouders verhuizen of om een andere oor
zaak? Het ene kind weet wel iets van Duits
maar komt op een school waar men met
het Frans al gevorderd is. Nu komt er ook
nog een kind bij dat al ingeleid is in de
Engelse, maar niet in andere talen. Hoe
moeten de docenten hier handelen? De kin
deren worden de dupe van deze verwaring.
Laten wij nu aannemen dat er scholen
zijn, die naar een hervorming streven en
een van de wet afwijkende regeling willen
invoeren. Dan wordt aan de Kroon ver
gunning gevraagd nadat de Onderwijsraad
is gehoord. Het advies van de Onderwijs
raad is niet bindend. In de praktijk zijn het
de ambtenaren ten departemente die be
slissen of een bepaalde van de wet afwij
kende regeling kan worden toegestaan. Zij
maken uit wat didactisch en pedagogisch
verantwoord is. Alsof die ambtenaren voor
de klas staan en er kijk op hebben of een
onderwijs-experiment kan slagen.
Naar de chaos..
In het algemeen bestaan er bij het on
derwijzend personeel al veel grieven, onder
meer over onvoldoende salariëring van de
leraren.
Men weet dat er hier een groot tekort
bestaat en dat het bestaande te kleine le
rarencorps gereed moet staan om in de
cursus 1958 - 1959 een grote vloed van
leerlingen te verwerken, die een gevolg is
van de na-oorlogse geboorte-toppen. Dit zal
de nodige problemen en spanningen oproe
pen. Bij dit alles komt men nu ook nog
met een plan tot experimenteren aandra
gen. De chaos dreigt.
De toekomst op het spel.
Het lijkt erop alsof de minister wel wat
wil experimenteren met zijn nieuwe onder -
wijs-yinding, maar het is een volkomen open
vraag of de H.A.V.O. een blijvertje zal
zijn en of zij misschien na veel „gemodder"
weer gedoemd is te verdwijnen. Waarvoor
wordt eigenlijk de u.l.o. nog gehandhaafd?
Het is één en al verwarring en het ver
bijsterende is dat er eigenlijk zo weinig
aandacht aan deze kwestie wordt besteed.
Want hier staat toch de toekomst van al
thans een deel onzer jeugd op het spel.
Er wordt met leerplannen gesold en met
het onderwijzend personeel. Dit laatste komt
er in zoverre niet zonder kleerscheuren af,
dat er stemmen opgaan, die zeggen dat de
leraren eigenlijk niet voor hun taak zijn be-
rèkend. De commissie inzake overlading
van het onderwijs sprak er over dat een
toekomstig leraar eerst zo'n 12 jaar als
adspirant werkzaam zou moeten zijn. Een
psychologisch vreemd geplaatste opmerking
in een tijd van een groot lerarentekort. Men
kan zich zo voorstellen dat velen bij de keu
ze van hun levenswerk daarvoor het ambt
van leraar zullen kiezen! Het is bepaald
niet aanmoedigend.
Er is een chaos in de plannen tot her
vorming van het onderwijs. Er is een drei
gend lerarentekort en allen die bij het mid
delbaar onderwijs zijn betrokken heffen de
handen ten hemel in onwetendheid en toe
nemende wanhoop. En daarvan wordt het
opgroeiend geslacht de dupe hetgeen be
slist ontoelaatbaar is.
drs. HERMES.
(Nadruk verboden)
EEN ZEER OUDE VORM VAN
BELASTING.
Behalve de belasting in klinkende munt,
zoals daar waren de „Koningsbede", het
Hoorngeld (belasting op runderen en paar
den), bezaaide morgen (een belasting op
alle in cultuur zijnde gronden), kende men
oudtijds ook een belasting die betaald
moest worden in natura, en wel onder de
verzamelnaam „de tiend". Er bestonden
drie soorten van „tienden" en wel de „Ko
rentienden", die geheven werden van rogge,
tarwe, haver, boekweit, gerst enz. De
„Smaltienden" werden geheven van moes,
hout, gras, rapen, radijs, knol, ajuin, ap
pelen, peren en noten. De derde soort tien
den noemde men de „krijtende tienden" en
moesten gegeven worden van veulens, kal
veren, lammeren, jonge varkens, ganzen,
hoenders enz.
In het algemeen was het zo, dat de tien
den werden geincasseerd indien de plaats
„een leen" was, door de heer van dit
„leen", b.v. de kasteelheer. Was de plaats
een Statendorp, dan door de burgerlijke
overheid van de betreffende plaats. Venloon
was een „hele heerlijkheid", dus werd hier
ter plaatse de tiend geind door de kasteel
heer.
Opdat nu de tiendheer in zijn belangen
niet zou worden tekort gedaan, mocht de
bewerker van het land (de landbouwer dus)
zijn rijpe vruchten niet van het land halen,
voor dat de tiendheer verwittigd was.
Kwam de „tiendheer" niet op de gezette
tijd om met zijn z.g.n„tiendkar" zijn deel
op te halen, dan was de landbouwer ge
rechtigd zijn oogst binnen te halen, met
dien verstande echter dat hij iedere elfde
schoof op de akker moest laten staan.
Reeds onder Keizer Karei V was dit al
les aldus bij de wet geregeld en vastgesteld.
Zoals reeds gezegd was in de heerlijk
heid Venloon de kasteelheer de tiendheffer.
Als zodanig droeg hij ook de zorg voor het
onderhoud der parochiekerk die door zijn
voorzaten was gesticht. Zo gaf Pauwels v.
Haestrecht de Oude reeds in 1392, toen er
plannen waren tot het bouwen onzer tegen
woordige parochiekerk, aan dit gebouw de
volgende heerlijke tiendende „bloktien-
den", die men noemt neven die vaert op
de noortzeyde. Deze lagen dus tussen de
tegenwoordige St. Jozefkerk op Kaatsheuvel
en de Sprangse kerk. Vervolgens „bloktien-
den die men noemt neven die vaert op de
suydseide", dit is dus tussen de Bernsehoef
en Kaatsheuvel. Dan kreeg de nieuwe kerk
nog de „blaktienden" gelegen op de Mo
lenstraat, 't Craenven, Westerloon en de
Straat, benevens op alle de genoemde
plaatsen de „smaltienden".
Uit de rentmeesterboeken van Loon
(Cijnsboeken) kunnen we nog nagaan hoe
veel de gezamenlijke tienden die de kerk
ontving, de z.g. „pastoorstienden", aan geld
waard waren. Pastoor Benedictus van Kes-
sel, die van 1627 tot 1653 pastoor van Loon
was trok voor zijn kerk uit de tienden ieder
jaar 296 Vi Rijnsgulden. Bij de vrede van
Munster echter vervielen de kerkelijke tien
den aan de rentmeester der geestelijke
goederen in het Kwartier van Oisterwijk en
niet meer aan de pastoor, doordat de gere
formeerde godsdienst door de Staten tot
Staatsgodsdienst was geproclameerd en de
Kath. godsdienst bij placaat werd verboden.
Behalve de inkomsten uit de tienden van
Loon ontvingen de pastoors voor 1610 ook
nog een inkomste uit de tienden van
Sprang, doordat de pastoor van Loon te
vens in Sprang deze functie uitoeffende. De
Graaf van Holland (Sprang was immers een
Hollands leen) schonk aan de priester die
de kerk van Sprang bediende (althans bij
provisie) de helft van de opbrengst der
tienden die hij te Sprang inde. Deze tien
den waren in het begin (1460 en volgende
jaren) slechts zeer gering, omdat de wei
nig talrijke inwoners nog grote moeite had
den met de landbouw, die hier nog in een
beginstadium verkeerde, doch langzamer
hand namen ze dermate toe in waarde, dat
de pastoor rond 1570 reeds 275 Rijnsgul
den per jaar uit Sprang ontving. Dit was
dus slechts weinig minder dan de Loonse
tienden voor hem opbrachten.
De pastoors van Loon, Jan van Berin
gen, o.a., hebben echter menigmaal moei
lijkheden ondervonden met de domeinen
Holland over deze tienden, wijl de Holl.
domeinen bij iedere voorkomende gelegen
heid beweerden dat de onder Sprang gehe
ven tienden in hun geheel de Graaf toekwa
men. Officiële stukken hieromtrent zijn in
ons bezit.
Behalve de reeds genoemde tienden vin
den we nog genoemd „de novale tienden"
en de „schildtienden".
Hoe men aan de naam schildtiend komt
is vooralsnog een raadsel. Mogelijk vindt de
naam zijn oorzaak in het feit dat Pauwels
van Haestrecht den Oude enigen tijd
„schildknaap" was van Albrecht van Beie
ren en zelfs enigen tijd diens „thessaurier".
De schildtiend werd geheven in het Land
van Kleef, rond „die aide kercke".
De „Novale" tienden werden geheven
tussen Kaatsheuvel en Dongen, dus in het
ressort der moeren (St. Joachimmoer). Met
de novale tiend wordt bedoeld de nieuwe
tiend.
De tiend is in Loon en waarschijnlijk ook
elders dikwijls oorzaak geweest Tin einde
loos getwist en vaak moesten de Leenhoven
van Brabant of Holland uitspraak doen.
In 1795 was het in Loon zo erg dat de
boeren eenvoudig weigerden de tiend te vol
doen. De nuncipaliteit (schout en schepe
nen) vreesden onlusten en vroegen aan de
commandant van het garnizoen te Tilburg
een compagnie soldaten om de orde te
kunnen bewaren. De tiendboer (die de tiend
van de heer pachte) durfde met zijn kar
niet op de akkers te komen en de soldaten
.verden met dit werk belast.
Hoelang de soldaten in het dorp gebleven
zijn wordt niet vermeld. Zeker is echter,
dat niet alle inwoners het met de handel
wijze van de opstandige boeren eens waren,
wat wel blijkt uit het versje dat in die da
gen in het dorp gezongen werd:
Boeren die geen tiend betalen,
En al 't graan van d' akkers halen,
Zulke boeren, licht van zin
Komen nooit de hemel in.
Loonopzand.
P. A. v. B.
F*