„Zwart" AFRIKA en VIETNAM Pas in 1964 hecht verenigd Waalwijkse en Langstraatse Courant ALGEMENE PRIJSVERLAGING ZOU TOT CRISIS KUNNEN LEIDEN CAMPING- en TENTEN-SHOW K0ESEN VRIJDAG 13 JUNI 1958 Uitgever: Waal wij kse Stoomdrukkerij Antocm Tielen b.uof dredacteur JAN TIELEN uit blad verschijnt 2 x per week 81e JAARGANG No. 47 22 cent per week per kwartaal 2.89 3.10 franco p.p. Advertentieprlj s 10 cent per mm. Abonnement: speciaal tarief Contract-adverten ties Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 KAATSHEUVEL - TEL. 2002 - Dr. VAN BEURDENSTR. 8 OPGERICHT 1878 TEL.-ADRES: „ECHO" Een van de belangrijkste graad meters bij het opnemen van de polsslag der wereldconjunctuur is te vinden in dei grondstofprij- zen. Men zal bij de bestudering van crisisverschijnselen menig maal tot de conclusie komen, dat de gezondheid van de wereldeco nomie meer dan eens op en neer gaat met de mate waarin de grondstoffenprijzen stabiel blij ken te zijn, Een stijging op deze markt stimuleert de wereldhan del, een daling doet de economie op haar grondvesten schudden. In de dertiger jaren was de crisis voor een niet gering deel te wijten aan het vallen van de bodem uit de grondstoffenmarkt. In bepaalde sectoren van die grondstoffenmarkt is men daar om na de oorlog steun gaan ver lenen, met name aan de markt voor granen en andere landbouw- produkten. Wanneer een land als de V.S. er niet toe was overgegaan grote voorraden agrarische produkten tegen vaste prijzen uit de markt te nemen, dan hadden wij de re cessie van thans reeds in 1953- 1954 kunnen voelen op dezelfde wijze als in 1929-1930. De wereld wist dit en het merendeel van de belanghebbende landen bleek daarom bereid behoorlijke prij zen voor de Amerikaanse land- bouwprodukten te blijven beta len, alhoewel dit gezien de we reldvoorraden, niet nodig was geweest. In het tegenovergestelde geval had men de konsekwenties moeten nemen en die durfde men niet aan. Duur gedoe. Voor een land als Nederland is het volgen van een dergelijke politiek eigenlijk een dure aan gelegenheid, omdat wij voortdu rend in ons béstaan van de im port van grondstoffen afhanke lijk zijn. Wij gaven dus eigenlijk meer deviezen weg dan noodza kelijk zou zijn geweest. Juist vóór de inzinking van 1953-1954, die zich overigens in ons land niet voordeed, hadden wij de Ko rea-crisis beleefd en in/ dit tijds gewricht stegen de grondstoffen- prijzen enorm. Er is toen geen hand uitgestoken op internatio naal gebied om deze prijzen enigszins te stabiliseren. Dit betekende voor ons land ook al een offer, want hoge im- portprijzen verzwakten onze be talingsbalans zodanig, dat wij over moesten gaan tot een con sumptiebeperking. Onze afhan kelijkheid van de import zou re latief verbeterd zijn, wanneer wij in 1953, toen wij in Europa het bekende goedkoopte-eiland vormden, overgegaan waren tot een reflatie, waarbij onze gulden sterker was komen te staan te genover andere valuta. Wanneer dit geschiedt, kunnen wij goed koper importeren. In de bestedingsbeperking van thans spelen de grondstoffenprij zen een ditmaal gunstige rol. Men weet dat het probleem waar mee wij voortdurend worstelen, zich concentreert rond de beta lingsbalans. Sinds het dieptepunt van midden tot eind 1957 is er een aanzienlijke verbetering in getreden in onze deviezenpositie en dit is mede te danken aan de daling van vele grondstoffen- prijzen op de wereldmarkt. Het is hiermee tevens duidelijk, dat er slechts sprake is van een tij delijke verbetering uit dezen hoofde. Zodra de prijzen op de wereldmarkt weer gaan aantrek ken, valt dit voordeel weg, waar mee is aangetoond, dat wij de oorzaken van de bestedingsbe perking nog1 niet voldoende' heb ben weggenomen. Hoe werkt welvaart Nu zal het menigeen niet dui delijk zijn waarom die prijzen van de basisprodukten zozeer in vloed kunnen uitoefenen op het wereld-welvaartsbeeld'. De foor zaak moet gezocht worden in de consumptieve kracht, die van de grondstofproducenten uitgaat. Wanneer de graan- en katoen- boeren in de V.S. geen of een ge ringe opbrengst voor hun pro dukten krijgen, verdienen zij niets en krimpen ze hun con sumptie sterk in. De fabrikanten van een groot aantal verbruiks- artikelen krijgen dan veel min der orders. Deze ontslaan dan personeel, waardoor de con sumptie verder inkrimpt, enz. Hetzelfde geldt voor de min der ontwikkelde landen, waar altijd een hele reeks grondstoffen vandaan komt, zoals wol, ijzer erts, katoen, sopra e.d. In ruil voor de afname van hun produk ten kopen deze landen dan con sumptiegoederen en mlachines hij hun afnemers, waardoor de ac tiviteit in beiderlei soort landen stijgt. Geven de grondstoffen geen opbrengst meer, dan wor den er in de meer ontwikkelde landen ook geen eindprodukten afgenomen, waarmee de crisis cyclus volkomen rond is. Europa, laatste strohalm. De hoop van de optimisten; in de depressie van thans is gericht op West-Europa. Immers de Westcuropese landen gaan (nog) minder gebukt onder de gevol gen van de teruggang dan de V.S. Zij vormen de landen, die de grondstofprijzen nog enige steun bieden eni deze steun kan tenge volge hebben, dat het dode punt overwonnen wordt. Deze steun valt echter onmid dellijk weg bij twee gemakkelijk te verwekken omstandigheden. De eerste is deze, dat de vermin derde afname van de belangrijke V.S. de economie in de minder ontwikkelde landen zo drukt, dat deze hun bestellingen in West- Europa gaan verminderen. Dan neemt West-Europa vanzelfspre kend ook minder grondstoffen af en daarmee is dus de wereld crisis een feit. De andere mogelijkheid ligt in de activiteit van de Westeurope- se industrie. Als deze van de ver minderde afname der V.S. in de overige wereld gebruik maakt door middel van een verdere druk op de grondstoffenleveran- ciers, wordt hetzelfde effect be reikt. Het gevaar voor een bewe ging als de laatste is stellig niet illusoir. Overal ter wereld is zichtbaar, dat er geen koop krachtig tekort meer bestaat in de behoefte aan welke grondstof ook. De moeilijke toestand in In donesië is uit conjunctureel oog punt nog niet eens zo onwelkom. De overvloed van aanbod zou bij een rusttoestand in de archipel stellig nog toenemen. Als 't hek van de dam raakt. Er is dus maar weinig voor nodig om het prijzenregiem te doen instorten. Dit zou gebeuren als de fabrikanten onder druk der concurrentie over een breed front overgaan tot prijsverla ging. Het geluk van deze depres sie tot heden is, dat de prijsvor ming, bij de consument zich vrij eoed op een rendabel niveau handhaaft. Valt dit geluk weg, dan is het hek van de dam, al schept een flinke prijsdaling aanvankelijk voordelen voor hen die van een vast inkomen in gul dens moeten leven. Andere profiteurs van een prijsdaling vinden we in het cen trale bankwezen der onderschei den landen, die van jaar tot jaar na de oorlog hebben geworsteld tegen de inflatie. Een prijsdaling zou een tegenwicht in hét leven roepen. Prijsdaling verwekt im mers een deflatie, maar dit soort deflatie gaat via de weg van la gere winsten, van faillissemen ten en ontslagen en deze weg moeten we beslist niet op. In dit verband moet het advies van de directie der Nederlandse Bank, die wenst, dat elke prijs verlaging der grondstoffen di rect doorwerkt in de eindproduk ten, uiterst kritisch worden be zien. Dit moge uit monetair oog punt bepaalde voordelen bieden, in het kader van de algemene economische wereldtoestand zou dit een zeer gevaarlijke operatie kunnen worden. Eind nog niet in zicht. Uit, het voorgaande moge dui delijk worden, dat de prijzen van grondstoffen van zeer grote in vloed zijn op de gezondheid van de wereldeconomie. Die gezond heid te handhaven of te herstel len moet het primlaire doel blij ven van de economische politiek van de westerse wereld. Dit houdt tevens in, dat elke werknemer zowel in Nederland als in andere landen er belang hij heeft, dat de grondstoffenprijzen gestabiliseerd worden en dat men een reeks van maatregelen dient te nemen, teneinde dit doel te bereiken. Het lijkt er echter op, dat men in de leer der conjunc- tuurbeheersing op dit terrein nog onvoldoende tot een gezamenlijk en algemeen aanvaard standpunt is gekomen, met alle gevaren daaraan verbonden. Te veel hangt nog af van toevallige fac toren. Onze hoop blijft er daarom op gevestigd, dat die toevallige fac toren in een gunstige richting zullen werken. Blijven vele grondstoffen in prijs dalen, dan kan dit op korte termijn tot prijsdalingen leiden bij eindprodukten, maar dan wordt het economisch herstel 'n lange weg, waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Drs. M. Leerschool voor De Gaulle WAAR HET KOLONIALE JUK WEGVALT, WINT FRANKRIJK In het Algerijnse abces heeft heeft zich nu de gehele crisis van Frankrijk gefixeerd. Gelukt het generaal De Gaulle dit gezwel uit te snijden, dan mag m,en hopen, dat hij ook een oplossing zal vin den voor de andere grote vraag stukken, waartegenover 't Fran se volk zich nu al sinds het einde van de oorlog ziet gesteld. Waren er geen bijzondere com plicaties, dan zou de operatie niet zo moeilijk zijn. Het gaat tenslotte in dit bloedige conflict om niets anders dan dit de Algerijnen de mogelijkheid te schenken om met waardigheid Algerijn te zijn, in plaats van hen te behandelen als een min dere soort Fransen en ook nog te geloven, dat< men de Algerijnen daarmede een grote eer bewijst. Daarvoor is echter een grote omzwaai nodig in de geestesge steldheid van ontelbare Fransen, die menen, dat men hen onvoor waardelijk moet liefhebben en halstarrig vasthouden aan nota rieel bevestigde eigendomsrech ten. Deze lieden en Frankrijk telt hen bij miljoenen zouden moeten gaan inzien, dat met een erkenning van de Algerijnse na tionaliteit Algerië niet werkelijk- verloren zou zijn. Het is juist de mentaliteit van de kleine grond bezitter, die de Franse invloed afmeet aan de omvang van de rose vlek op de wereldkaart, die het verlies zou kunnen bezegelen door elke middenweg tussen een volledige breuk en volledige on derwerping af te snijden. Opgelost probleem. Het opmerkelijke en misschien ook hoopgevende is, dat het Frankrijk in het „zwarte" Afrika, tussen de Sahara en de Congo, is gelukt de kwadratuur van de cirkel op te lossen. Daar zijn in het eenheidsbestuur van de re publiek voldoende elementen in gebouwd om gewaarschuwd door Indo-China en Noord-Afri ka, gedwongen door de emanci patie van de naburige Britse do minions en ongehinderd door 'n Franse groep van kolonisten met de allures van een „Herren volk" - het proces der bevrij ding van koloniale banden tijdig en vrijwillig op gang te brengen. Het is een experiment van po litieke en culturele synthese van zo adembenemende grootheid en gedragen door zo veel goede wil aan beide zijden, dat men mag hopen, dat het door zijn eigen dynamiek de ingewikkelde juri dische bepalingen, waarmede de grondwetsdeskundigen het moes ten beladen om het sprookje van de ene en ondeelbare soevereini teit te kunnen handhaven, zal wegsnoeien. verdwijnt door Dit bewijst, dat er niets te laat en niets verloren is. Waar de centrale ambtenarenstaat 't veld ruimt, krijgt voor de volken, die er tegen revolteerden een „Fran se bezitting" te zijn, Frankrijk het gezicht terug, dat steeds ook het gezicht van Frankrijk was dat van een civilisatie der vrij heid, die niemand meer missen wil, die er eenmaal van heeft geproefd. Fransen blijven welkom. Ondanks de verbittering, die de moordende oorlogstoestand in Algerije in de overige delen van Noord-Afrika heeft gewekt, klampen de jonge naties Tune sië en Marokko zich bijna ver twijfeld vast aan de idee van een Frans-Noordafrikaanse federatie, die voor hen de brug naar Euro pa moet slaan. Zelfs de rompstaat Vietnam, die op het laatste ogenblik on danks Frankrijk aan de inlijving door het comrrtunisme ontsnap te, is - nu de corrupte erfenis van het protectoraatsstatuut ter zijde is geschoven een land geworden, waar de Franse tech nici, leraren en kooplieden van harte welkom zijn. Geen enkele Franse onderneming heeft het land verlaten, sinds de terug trekking van het expeditieleger. Indo-China is op het ogenblik een der beste aktieve posten op de Franse deviezenbalans - en het koninkrijk Laos is zelfs het eerste en, met Togo, tot nog toe enige lid van de „Franse Unie". Niet het inheemse, maar het Franse nationalisme, niet de op stand der koloniale volken, maar de starheid van het Franse soe- vereiniteitsbegrip, dat geen deel genootschap toelaat, heeft de „Franse Unie" onmogelijk ge maakt. Want alle volken van het eens zo grote Franse wereldrijk heb ben in werkelijkheid de samen werking met Frankrijk gezocht en zoeken die nog steeds, even hardnekkig als West-Europa naar het deelgenootschap met Frankrijk! zoekt. Levenskracht. Waar ook het koloniale juk is weggevallen, dat Frankrijk niet slechts zijn rijk, maar in eeuwen van centralisme ook zichzelf op legde, wordt bewezen, dat zijn beschaving, die de tirannie niet behoeft om zich uit te breiden, een levenskracht bezit, die bijna niet is te vernietigen. Algerije zelf zou moeten ster ven, voordat het werk en de in vloed van Frankrijk op Algerijn se bodem zouden zijn verdwenen. Slechts Frankrijk zelf kan ver nietigen wat het hier heeft op gebouwd. Sinds 1954 is in Algerije met stijgende verbittering gestreden, gemoord en gefolterd om de fic tie te handhaven, dat er geen Al gerijnen zijn, maar slechts rebel lerende burgers van een Franse provincie, die de liefde voor het vaderland Frankrijk te vuur en p r? te zwaard weer moet worden bij gebracht. D<ï militaire „pacifica tie' is de laatste en enige moge lijkheid om deze fictie nog een tijd lang in stand te houden. Maar zelfs wanneer het militaire optreden tenslotte met een vol ledig succes zou eindigen, zou blijken, dat alles tevergeefs was geweest, want ook daarna zal er een land Algerije en een Algerijns volk zijn, niet te assimileren, zelfbewuster, in de terreur ge hard en minder dan ooit bereid zich met zinledige frasen te la ten afschepen. Het had alles zo gemakkelijk kunnen zijn... Het was voldoen de geweest om een enkele maal het gegeven woord te houden, 'n enkele maal ook slechts de zelf gemaakte wetten na te leven het assimilatieprogramma van 1936, het pariteitsstatuut van 1947 een enkele maal op de onverbrekelijke banden te ver trouwen, die Noord-Afrika ook zonder adrtijnistratieve annexa tie aan Frankrijk binden, een enkele maal het eigen bescha vingswerk niet slechts te prijzen maar er ook in te geloven. Zal 't dan De Gaulle moeten zijn, die eindelijk waar maakt, dat Frank rijk alles moet „verliezen" om te ontdekken, dat de gevende niets genomen kan worden? De hon derden miljoenen vrienden, die Frankrijk nog altijd in de wereld heeft, hopen hartgrondig op een bevestigend antwoord op deze vraag... HEBT U ONZE al bezocht t.m. zondag 22 juni a.s. midden op de Bossche Markt, in het gebouw „DE ZWARTE AREND" (enkele huizen vanaf het stadhuis). Geopend alle dagen van 2 uur 's middags tot 9 uur 's avonds HINTHAMERSTRAAT 55, DEN BOSCH Tel. 04100 - 8309 BELGIE, NEDERLAND, LUXEMBURG Stalin wist niet wat de Benelux was. Er zijn weinig Nederlanders, die de naam Benelux niet ken nen. Er zijn er echter wel velen, die de grondgedachte van de Be nelux niet verstaan. En er zijn er ook velen die slechts ten dele we ten, wat de Benelux doet en tot welke resultaten zij reeds is ge komen. Niemand behoeft zich voor deze onkunde te schamen, sedert uit de memoires van vooraan staande Joegoslavische staatslie den is gebleken, dat zelfs 'n man als Stalin, die toch wel op de hoogte was van de Europese ver houdingen, niet wist welke lan den Benelux omvatte. Toen in februari 1948 Tito op het Mos- kouse matje werd geroepen om zich te verantwoorden over zijn verdrag met Bulgarije, dat 'in Moskou's ogen te veel op een nieuwe Balkan-federatie geleek, zond hij voorzichtigheidshalve zijn minister van Buitenlandse Zaken Kardelj er heen. Toen de ze, evenals de Bulgaarse minis ter Dimitrof, op de Benelux wees als een voorbeeld van economi sche voordelen, die een federatie kon opleveren, uitte Stalin zich minachtend: Benelux, dat is Bel gië met Luxemburg. Neen, zei Kardelj: bij de Benelux is ook Nederland. Geen sprake van, dat Nederland er bij is, snauwde Stalin. En toen Kardelj vol hield, voegde hij er nog aan toe: „Ik heb gezegd dat Nederland er niet bij is en dan is het er dus niet bij!" Een staaltje ook van de stijl, waarin Stalin met zijn sa tellietkameraden sprak Stap voor stap naar de grote stap. De Benelux is, nadat reeds ja renlang pogingen voor een Ne derlands-Belgische Unie waren gedaan, het gevolg van het finan cieel akkoord, dat op 21 oktober 1943 de drie in Londen in bal lingschap verblijvende regerin gen van België, Nederland en Luxemburg tekenden, als voor- gangm' van de op 5 september 1944 gesloten douane-overeen komst, welke op zichzelf de aan loop was tot een voorgenomen economische unie. Deze douane overeenkomst werd in de loop van 1947 in de drie parlementen aanhangig gemaakt en trad op 1 januari 1948 in werking, ten gevolge waarvan langs de'gehele Belgisch-Nederlandse grens de reizigers uit het buitenland kon den volstaan met een minimum aan formaliteiten, terwijl de douaneposten werden verenigd. Reeds op 15 oktober 1949 kon in de oprichting van de uitein delijke economisch unie een stap voorwaarts worden gedaan, dank zij het iMarshall-plan, omdat door de opgerichte Bank voor Europese betalingen soepel wer kende maatregelen werden geno men. Een jaar later kwam een protocol tot stand, waarbij de in 1947 gesloten voorlopige over eenkomst ter zake van agrarische producten in werking trad. Weer een jaar later, op 19 november 1951, kon het verdrag dat de uni ficatie van de rechten op accijn zen regelde, worden getekend. Niet het geheel der accijnzen werd daarin eenvormig gemaakt, maar wel werd voor een aantal van de belangrijkste vooraf gaande overeenstemming voor geschreven, voordat zij 'in wer king konden treden. Tenslotte kon op 24 juli 1953 een Benelux protokol wórden ge tekend, dat economische, sociale en industriële politiek aan coör dinatie onderwierp. Reeds toen bleek, ook uit hoofde van de in beide landen geuite kritieken, dat het met de volledige unie niet zo snel zou gaan als men in 1944 gehoopt en bij de bevrijding in 1945 zelfs verwacht had. Voetje voor voetje. Integendeel, het ging voetje voor voetje. Op 8 juli '54 een pro tokol, waarbij de vrijheid van kaprtaaltransfer tussen Neder land en de Economische Unie, die reeds lang vóór de oorlog België en Luxemburg verbond, werd overeengekomen. Op 1 juni '54 was na langdurige voorberei ding een gemeenschappelijke handelspolitiek van de drie lan den, ook ten| opzichte van de li beralisatie, tot stand gekomen. In mei 1955 overeenstemming over een stelsel van scheids rechtspraak voor moeilijkheden, gerezen bij de vaststelling van minimum-prijzen voor de agra rische produkten. Op 5 novem ber '55 ondertekening van de Benelux-conventie, die een inter parlementaire consultatieve raad instelde, samengesteld uit 21 Belgen, 21 Nederlanders en 7 Luxemburgers. Op 7 juni '56 on dertekening van het Benelux- verdrag over een gezamenlijke arbeidsmarkt. Op 6 juli een pro tocol over nationale behandeling voor bewerking en aankopen van goederen. Op 1 december werd door de Benelux met Denemarken voor het eerst een traktaat getekend, dat alle drie landen omvatte. En op 3 februari 1958 kwamen de delegaties der Benelux-landen in de Ridderzaal te 's-Gravenhage samen, om het uitgewerkte ver drag voor een ecenomische Be- nelux-unie te ondertekenen, in welk unieverdrag zijn opgeno men de instelling die de' evtl. voltooide economische unie zal tellen een comité van minis ters, de raadgevende interparle mentaire Benelux-raad, de Raad van de economische unie, de commissies en bijzondere com missies, het secretariaat-gene raal, de gemeenschappelijke dien sten, het college van scheids rechters en de economische en sociale raad van advies. Het wordt 1964. Het valt niet te ontkennen: het uiteindelijk; verdrag, dat van deze drie landen, de lage landen aan de Noordzee, die eens de 17 provinciën vormden onder de heerschappij van Keizer Karei V en koning Philips II, is er nog niet. Zij, die op 5 september '54 het 10-jarig akkoord van Londen herdachten, ontveinsden zich niet, dat het wel 5 sept. 1964 zal worden, voordat de grote stap is gezet. Velen, die telkenmale in de dagbladen en tijdschriften lezen van de moeilijkheden die rijzen, niet slechts tussen de ministers of hun gedelegerden op de Bene- lux-conferenties onderling, maar vooral tussen de betrokken in dustriële- en handelsgroeperin gen in de drie landen, schudden telkenmale het hoofd en spreken onomwonden uit, dat ze in de Benelux niet geloven. Maar ande ren, en onder hen waarlijk niet de eerste de beste, blijven trouw aan de Benelux-gedachte. Zij zet ten telkenmale duidelijk uiteen, dat deze drie landen, hoezeer zij ook de wenselijkheid erkennen van nauwe economische en daar door vanzelf politieke samen werking, niet uit het oog kunnen verliezen hoe tegenstrijdig de be- laneen op economisch en daar mede verwant financieel en com mercieel gebied van deze landen zijn. België was voor. Wereldoorlog II overheersend industrieel land, maar de landbouw was er in op komst. Nederland werd vooral als overheersend agrarisch ge bied gerekend, hetgeen ook in vergelijking met andere landen van Europa niet geheel juist is, maar zag na Wereldoorlog II zijn industrie en daardoor handel én bankwezen krachtig omhoog gaan. Het is niet zo gemakkelijk. Het lijkt zo gemakkelijk voor de buitenstaander om te menen, dat met enkele regerings- of par lementsbesluiten zulke tegen strijdigheden kunnen worden op gelost. Maar in wezen is dit ui terst moeiliik, omdat al deze din gen gegrond zijn in de bevolking zelf. Daarom is er in de sedert Spanning mag niet leiden tot overspan ning! Blijf dat opgejaagde ge voel de baas met de altijd ver frissende King-pepermunt! Geef de King-rol een plaatsje in uw handtas, in uw bureau, in uw jaszak. King beschermt uw adem, is goed voor de keel en heeft de zeldzaam verkwikkende eigen schappen van het natuurpro- dukt! 1943 verlopen jaren heel wat ge duld en overleg en beleid nodig geweest om, het Benelux-schip een verdere vaart mogelijk te maken. En er zal nog heel wat geschikt moeten worden, gelijk b.v. ook blijkt uit de toespraak, die de jonge prins Albert van België bij zijn intrede in de Bel gische Staatsraad over de kana len van beide landen hield, voor dat wij werkelijk van eenzelfde economische gedachte, die ons beheerst, kunnen spreken. Benelux blijft onmisbaar, heeft prof. Brouwers te Amsterdam als econoom ter gelegenheid van de ondertekening in de Ridder zaal op 3 februari j.l. uitgeroe pen. En bij diezelfde gelegenheid heeft de Belgische eerste minis ter Van Acker met nadruk ge zegd, „Wij hebben de delicate en dikwijls moeilijke vraagstukken, die op de Benelux betrekking hadden, samen in vol vertrouwen opgelost, en de banden van ach ting en vriendschap, die onze volken verenigen, zijn er door versterkt geworden. VAN DER MANDERE. DEECHD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1958 | | pagina 1