Te groot aantal modellen en snitten in de
schoenindustrie
BINNEN- EN BUITENLAND
Waalwijkse en Langsiraaise Courant
Mr. Dr. VAN SPAEND0NCK
SPRAK OVER VRIJHANDELSZONE
BRILLEN
BRSLLENSPEGIAUST VAN M AAR EN
Specialisatie en concentratie noodzakelijk
MAANDAG 22 SEPTEMBER 1958
Uitgever:
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur:
JAN TIELEN
Dit blad verschijnt 2 x per week
81e JAARGANG No. 74
22 cent per week
per kwartaal 2.85
3.10 franco p.p.
Gironummer 50798
Ad ver tentieprij s
10 cent per m.m.
Abonnement:
Contract-advertenties1:
speciaal tarief
Bureaux GROTESTRAAT 205,
WAALWIJK
TEL. 2621
KAATSHEUVEL
TEL. 2002
Dr. VAN BEURDENSTR. 8
OPGERICHT 1878
TEL.-ADRES „ECHO"
Nederlandse belangen niet ondergeschikt maken aan
internationale inzichten.
Op uitnodiging van het Provinci-
aaal Bureau van de Kamers van
Koophandel en Fabrieken in Noord -
Brabant hield mr. dr. B. J. M. van
Spaendonck in het restaurant van
het Natuurpark „De Efteling" een
inleiding over het onderwerp „Vrij
handelszone". Deze bijeenkomst
welke werd bijgewoond door een
groot aantal vertegenwoordigers van
de belangrijkste Brabantse bedrijven,
werd geopend door de voorzitter
van het Provinciaal Bureau, de heer
J. van Heesbeen, die, na uiting te
hebben gegeven aan zijn voldoening
over de grote belangstelling, in het
kort de evoluties op velerlei gebied
schetste, welke de wereld van van
daag doormaakt en die een enorme
verandering in de maatschappij te
weeg zullen brengen. Onder meer
hebben deze evoluties reeds geleid
tot een samengaan van de west-euro-
pese landen op economisch gebied in
de Europese Economische Gemeen
schap, waaraan de problematiek van
de vrijhandelszone inhaerent is.
Mr. van Spaendonck wees er in
het begin van zijn inleiding op, dat
hij de benaming vrijhandelszone lie
ver zag vervangen door de veel rui
mere terminologie europese econo
mische associatie, omdat hierin een
bepaalde gedachte tot uitdrukking
komt en men gekant is tegen een be
paalde vormgeving van de vrijhan
delszone. Het streven is er op gericht
om zoveel mogelijk landen te doen
participeren in het verdrag van Ro
me, om dus het aantal van 6 landen
(Frankrijk, West-Duitsland, Italië,
België, Nederland en Luxemburg)
zoveel mogelijk uit te breiden.
Uitvoerig stond de heer van Spaen
donck stil bij het verschil in opvat
ting over de europese economische
associatie (vrijhandelszone) tussen
de E.E.G.-landen en Engeland.
De E.E.G. beoogt o.m. 1) de
volledige afschaffing van de binnen-
tariefmuren tussen de deelnemende
landen, te realiseren in 12 tot 15
jaar. De eerste stap in deze richting
is de verlaging van de invoerrechten
met 10 m.i.v. 1 jan. 1959. De
aanvankelijke vrees, dat een aantal
landen zich niet aan deze verplich
ting zou houden, mag als opgeheven
beschouwd worden door de zeer po
sitieve houding van de regering de
Gaulle, waardoor ook Italië en West-
Duitsland zich met deze maatregel
akkoord zullen verklaren; 2) een
gemeenschappelijk buitentarief in de
partnerlanden tegenover de niet
deelnemende landen, eveneens te re
aliseren in 12 tot 15 jaar; 3) de
afschaffing van quantitatieve invoer
beperkingen (contingenteringen)4)
het treffen van een aantal belang-
j rijke voorzieningen ten aanzien van
de concurrentieverhoudingen (o.a.
j het al dan niet toelaten van kartels);
5) de sociale harmonisatie, welke
niet gemakkelijk zal zijn te verwe
zenlijken in verband met de uiteen
lopende fiscale verhoudingen.
Het Engelse standpunt ten op
zichte van de vrijhandelszone is
j neergelegd in een memorandum van
de Board of Trade van januari 1957,
1 waaruit blijkt, dat Engeland alleen
medewerking wil verlenen aan het
1 eerste van de hierboven genoemde
punten. Verder wil Engeland de vrije
hand hebben, hetgeen betekent dat dit
land op belangrijke punten niet zal
meespelen.
Sprekend over de problematiek
welke hieruit volgt, zei mr. dr. van
Spaendonck „Men moet zich wel
de gevolgen realiseren van het aan
vaarden van een vrijhandelszone zo
als Engeland die wenst. „De o.a.
hieruit voortvloeiende invoermoge-
lijkheden zullen zeer scheve handels
verhoudingen scheppen."
Hoewel men momenteel druk doen
de is naar een oplossing in deze pro
blematiek te zoeken, kan een over
eenstemming op korte termijn niet
worden verwacht.
Over het algemeen bestaat er ook
in de niet aan de E.E.G. deelnemen
de landen sympathie voor de ge
dachte van een europese economische
associatie. Oostenrijk ijvert krachtig
voor de realisering van de vrijhan
delszone, evenzo Duitsland. Dene
marken verkeert in een wat moeilijke
situatie op grond van zijn economi
sche samenhang met de overige
Scandinavische landen Noorwegen en
Zweden, waar men overigens, be
houdens enkele afwijkingen, wel
sympathiseert met de gedachte van
de vrijhandelszone. Wat men zich bij
een frustratie van de besprekingen
wel zal moeten afvragen is, of het
handelsverkeer tussen de E.E.G.-lan
den en de O.E.E.S.-landen onverlet
zal blijven en of er dan geen sterke
toenadering zal ontstaan tussen En
geland en de Scandinavische landen
en een vermindering van het handels
verkeer tussen de 6 landen en de
Scandinavische landen.
WAARSCHUWING.
Aan het slot van zijn inleiding
meende mr. dr. van Spaendonck te
mogen zeggen, dat men in het Neder
landse bedrijfsleven over het alge
meen van mening is, dat een groot
aantal bezwaren tegen de E.E.G. zou
worden opgeheven bij realisering van
de vrijhandelszone.
De heer van Spaendonck liet ver
der een waarschuwing horen aan het
adres van die Nederlandse organisa
ties, die menen de problematiek van
de europese integratie zelf tot een
oplossing te moeten brengen. Hier
door worden de krachten alleen maar
versnipperd, zo meende hij. Ook
waarschuwde hij tegen het zoeken
naar een oplossing in internationaal
verband. „Nederland heeft een ge
heel eigen positie in de europese een
wording en wij moeten onze belan
gen dan ook niet ondergeschikt ma
ken aan de inzichten van anderen."
BELANGRIJKE VOORRAADVORMING
P.T.T. VERWACHT WINST VAN
18 MILJOEN GULDEN.
Draadomroep tekort.
Het Staatsbedrijf der P.T.T. zal j
over 1959 naar raming een bedrijfs-
overschot opleveren van f 18.283.000 j
Bij de posterijen wordt ondanks de j
tariefsverhogingen een exploitatiete- j
kort verwacht van f 5.392.000. Ook
de Telegrafie, in het binnenlandse zo
wel als in het buitenlandse verkeer
blijft verliesgevend en met verdere
teruggang van inkomsten moet reke
ning gehouden worden. Het exploita
tietekort op deze tak van dienst wordt
geraamd op f 2.553.000.
De draadomroep blijft een zorgen
kindje van het PTT-bedrijf. Het ge
raamde exploitatietekort voor 1959
bedraagt f 3.597.000.
Tegenover deze verliesgevende be
drijfstakken staan de Telefonie met
een voordelig saldo van f 7.981.000
en de Postcheque- en Girodienst met
een van f 2.194.000.
HERZIENING VAN BEWIND OP
NIEUW-GUINEA.
De minister van zaken overzee
verwacht, dat in het komende zit
tingsjaar bij de Staten-Generaal een
ontwerp voor een herziene Staatsre
geling voor Nederlands Nieuw-Gui-
nea zal kunnen worden ingediend.
Hij deelt dit mee in de memorie van
toelichting op de begroting voor '59
van zijn departement. Het ontwerp
is vrijwel gereed en er wordt nu over
leg gepleegd met de gouverneur van
Nieuw-Guinea.
Het ontwerp geeft een perspectief
voor de staatkundige ontwikeling
van Nieuw-Guinea door de instel
ling van een representatief vertegen
woordigend lichaam dat door zijn taak
en samenstelling in geleidelijk toene
mende mate de inwoners medezeg
genschap zal kunnen geven in het
bestuur van het land. Het zal kun
nen uitgroeien tot een volwaardige
volksvertegenwoordiging
RUST IN DE LONEN
NOODZAKELIJK.
Rust in de lonen is beslist noodza
kelijk. Dit schrijft minister Suurhoff
(Sociale Zaken) aan de Tweede Ka
mer in de toelichting op zijn begro
ting. Voorlopig is ook voorzichtig
heid geboden met het invoeren van
nieuwe of het uitbreiden van bestaan
de maatregelen op sociaal terrein en
op het gebied van de gezondheids
zorg. Dit beleid is volgens de minis
ter alleen uit te voeren en te verdedi
gen, wanneer ook op andere terrei
nen eenzelfde beperking in acht
wordt genomen.
STAATSMIJNEN REKENEN OP
7V2 miljoen ton kolen.
te i
De geschatte stijging van de kolen-
productie in de staatsmijnen voor het
dienstjaar 1959 met honderdduizend
IEDEREEN WEET WEL DAT
TILBURG
Markt 32
BREDA
Nwe Ginneksnstr. 23
DEN BOSCH
Vughterstraat 25
In
de toon aangeeft! Wij hebben immers Brillen speciaalzaken
in Den Bosch, Tilburg, Breda, Eindhoven, Helmond, Venlo.
DIT ZEGT U TOCH WEL IETSI
Leverancier aan alle Ziekenfondsen.
Het bijna onbeperkte aantal modellen en snitten vormt voor de schoen
industrie een zeer grote moeilijkheid. Naast grote financiële lasten en
hoge kosten brengt het grote aantal modellen, vooral voor de kleinere
fabriek, het bezwaar met zich mee, dat niet economisch kan worden ge
produceerd. Vooral met het óog op de komende Euromarkt is het drin
gend gewenst, zich te bezinnen op mogelijkheden tot specialisatie en con
centratie.
Tot deze conclusie komt het jaarverslag over 1957 van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Brabant te Waalwijk,
dat dezer dagen verscheen. Niet alleen echter ten aanzien van de
schoenindustrie, ook in de beschouwing over andere industrieën en de
handelssector laat dit verslag minder gunstige geluiden horen, alhoewel
niet van een onbevredigend jaar kan worden gesproken.
De schoenindustrie.
Op enige uitzonderingen na melden de
ondernemingen in deze bedrijfstak in het
algemeen voor 1957 een bevredigende gang
van zaken. Men was vooral in het begin j
van het jaar - ruim voorzien van orders.
Slechts de laatste maanden viel een terug
gang in de afzet ten opzichte van 1956 waar
te nemen. Deze teruggang werd veroor
zaakt door verschillende omstandigheden,
zoals de hoog opgelopen voorraden bij de
handel, de ongunstige weersomstandigheden
en het - enerzijds gelukkig - ontbreken
van soortgelijke gebeurtenissen als die, wel
ke in november en december 1956 een ab
normaal grote verkoop bij de detailhandel
veroorzaakten, de Suez- en Hongarijecrisis.
Het oplopen van de voorraden bij de han
del moet worden toegeschreven aan de ge
lijktijdige productie- en importstijging en
een niet.evenredige afzet- en exportstijging.
De totale schoenproductie in 1957 im
mers bedroeg, naar gegevens van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek, 25.379.000
paren; in 1956 24.627.000 paren. Een pro
ductiestijging derhalve met 752.000 paren
of ca. 3 De productie van lederen schoe
nen en pantoffels steeg aanzienlijker, n.l.
van 15.365.000 paren in '56 tot 16.599.000
paren in 1957. Een stijging dus met 1.234
duizend paren of ruim 8
De invoer van lederen schoeisel en pan
toffels in 1956 bedroeg 712.400 paren met
een totale waarde van f 10.349.000. in
1957 bedroeg deze invoer 997.202 paren
met een waarde van f 17.157.000. -De
stijging bedroeg dus: in paren 284.802 of
ca. 40 en in waarde f 6.808.000. - of
ruim 65
De totale schoeiselinvoer (exclusief ru-
berschoeisel) steeg van 2.821.716 paren in
1956 tot 3.209.800 paren in 1957, een stij
ging derhalve van ongeveer 14
De uitvoer van lederen schoenen bedroeg
in 1956 1.770.001 paren en de totale schoe-
nenuitvoer 3.426.552 paren. In 1957 beliep
de uitvoer van lederen schoeisel 1.777.340
paren en de totale schoenenuitvoer 3.906.719
paren. Ten aanzien van lederen schoenen
een stijging derhalve met slechts 7.339 pa
ren of ca. 0.4
Daar de winkelomzetten ten opzichte van
1956 zeker niet zijn gestegen, kan men uit
deze cijfers afleiden, dat op belangrijke
schaal voorraadvorming heeft plaatsgevon
den.
Daar bovendien thans in hoofdzaak zwar
te herenschoenen worden gekocht, dit in
verband met de tegenwoordige herenmode,
valt te begrijpen, dat bij de fabrikanten
van herenschoenen in oktober en november
van 1957 slechts kleine nabestellingen heb
ben plaatsgevonden.
Ook naar andere schoenen was in deze
periode weinig vraag.
De schoenwinkeliers trachtten hun voor
raden tot een zo laag mogelijk niveau terug
te brengen. Men wist, dat de fabrikanten
noodgedwongen enige voorraad hebben aan
gelegd, waarbij men rekende op een vlotte
aflevering. Ook de voorjaarsorders voor
1958 werden eind 1957 nog maar in zeer
beperkte mate opgegeven.
Men verwacht dan ook in het eerste half
jaar van 1958 nog moeilijkheden bij de af
zet, maar in het algemeen heeft men in de
ze bedrijfstak toch de hoop en de verwach
ting, dat deze moeilijkheden slechts van tij
delijke aard zullen zijn en in de eerste helft
van het thans begonnen jaar zullen worden
overwonnen.
Bij de opening van de lederwarenbeurs in
1957 in Utrecht klaagde de voorzitter, de
heer v. d. Pluijm, over het overdadige aan
tal kleuren dat de laatste tijd moet worden
verwerkt.
Ditzelfde bezwaar geldt in niet mindere
mate voor de schoen- en lederindustrie.
De lederindustrie.
Zooileder. - Het jaar 1957 zette voor
de zoollederindustre gunstig in. De schoen
fabrieken waren goed van orders voorzien
en in het gebruik van surrogaten voor zooi-
Ieder viel enige teruggang te bespeuren.
In het begin van het jaar stegen de prij
zen - vooral van overzeese huiden - met
ongeveer 10 welke stijging het gehele
jaar door gehandhaafd bleef.
Verwacht wordt, dat in 1958 de prijzen
door de regelmatig grote aankopen door
landen van het Oostelijk bloc mogelijk nog
verder zullen stijgen.
De geringe activiteit in de schoenindu
strie sedert ongeveer het midden van 1957
en de scherpe concurrentie tussen de be
drijven in de zooilederindustrie zelf vooral,
waren oorzaak, dat de lederprijzen niet
reageerden op de gestegen grondstoffen-
prijzen.
Er konden enkele belangrijke partijen
zoolleder geëxporteerd worden ter ontlas
ting van de binnenlandse markt.
De reeds gemelde terughoudendheid bij
het geven van voorjaarsorders door de
schoenwinkeliers remmen de productiviteit
in de schoenindustrie, hetgeen uiteraard
zijn weerslag doet voelen in de zooileder
industrie.
Alles bijeen acht men de toestand in de
zoollederindustrie niet rooskleurig, en ge
vreesd wordt dat er weinig uitzicht op ver
betering is op korte termijn.
Overleder. - In het eerste halfjaar 1957
viel weinig verandering ten aanzien van de
gang van zaken in 1956 waar te nemen.
Men was behoorlijk van orders voorzien en
in het algemeen werd nog steeds op volle
capaciteit gewerkt.
In het tweede halfjaar trad echter een
teruggang op, waarvoor als oorzaken o.m.
worden gegeven
1. een sterke toename van de import
van overleder, vooral uit Frankrijk, tegen
prijzen, welke aan „dumping" doen denken;
2. een afname van de export van lich
te overledersoorten als gevolg van de vraag
naar zwaardere soorten. Ook in het binnen
land liep de vraag naar de lichte overle
dersoorten belangrijk terug;
3. de oplopende prijzen van de inland
se kalfsvellen (met ca. 20 procent) ten ge
volge van de geringere aanvoer van nuch
tere kalfsvellen;
4. de algemene teruggang van de be
drijvigheid bij de schoenindustrie.
Als blijvend ongunstige factor voor de
overlederindustrie wordt nog genoemd de
snel wisselende mode, die de productie
planning, wat kleuren en soorten betreft,
uiterst moeilijk en riskant maakt.
Voor 1958 zijn de verwachtingen dan ook
niet hoog gespannen.
De lederwarenindustrie.
Handschoenen. - Was de voorjaarsverkoop
in het algemeen wel gunstig, mede tenge
volge van het weer en de late feestdagen,
de verkoop van winkelartikelen bleef ech
ter belangrijk onder de verwachting. Als
oorzaken hiervan worden aangegeven
de grote vooraden, die waren overge
bleven ten gevolge van de slechte winkel
verkoop van eind 1956;
de nog steeds aanhoudende scherpe bui
tenlandse concurrentie;
de algemene economische toestand met
een teruggaande conjunctuur;
marktverzadiging eij geldgebrek.
Het jaar 1957 wordt dan ook in het al
gemeen wat de handschoenenindustrie be
treft niet als een gunstig jaar aangemerkt.
Motorhandschoenen en -wanten werden
in 1957 aanmerkelijk minder omgezet dan
in 1956. Deze teruggang wordt o.m. gewe
ten aan de aanzienlijke vermindering van
de activiteit in de bouwbedrijven. Juist in
deze laatste bedrijfstak verplaatsen veel
arbeiders zich per motor of bromfiets. Van
invloed was tevens de verhoging van de
weeldebelasting op met vacht gevoerde
handschoenen en -wanten, waardoor deze
niet-luxe gebruiksartikelen duurder werden
dan nodig was.
Lederen kleding. - Ook naar deze arti
kelen was minder vraag dan in voorgaande
jaren, eveneens een gevolg van de grote
voorraden, die van 1956 waren overgehou
den. Voor lederen kleding bestaat een grote
vraag naar consignatiegoederen, een bewijs,
dat men in de detailhandel niet meer over
voldoende liquide middelen beschikt om
een normale collectie te kopen. Het risico
wordt hierdoor afgewenteld op de fabrikant.
Overige lederwaren. - In de overige
lederwaren werden in het algemeen wel re
delijke omzetten behaald. Hoewel - mede
door de grote buitenlandse concurrentie
vooral van West-Duitsland bij luxe leder
waren en reisartikelen - het jaar wel min
der gunstig zal zijn geweest dan 1956, blijkt
men in het algemeen wel tevreden over de
bereikte resultaten.
De fourniturenindustrie.
De gang van zaken in deze bedrijfstak
wordt in het algemeen wel gunstig genoemd.
De omzetten zijn enigszins gestegen, doch
niet in dezelfde mate als de kosten.
Bij de export van de producten van deze
bedrijfstak worden nog steeds moeilijk
heden ondervonden in enige landen. In Fin
land b.v. bestaat wel interesse voor deze
producten, doch daar ontbreken deviezen.
Door de verhoging van de omzetbelasting
op enige artikelen van deze bedrijfstak met
6 in België, liep de omzet in dit laatste
land belangrijk terug.
Gedurende de laatste maanden van 1957
was in deze toeleveringsindustrie van de
schoenindustrie de algemene teruggang
duidelijk waarneembaar en verwacht wordt
dat deze zich ook in het jaar 1958 nog zal
voortzetten.
Men acht het met het oog op de tot
standkoming van de Euromarkt van het
grootste belang, dat niets onbeproefd wordt
gelaten om door efficiency en retionalisatie
tot een zo economisch mogelijke productie
te komen, om op deze wijze het hoofd te
kunnen blijven bieden aan de toenemende
buitenlandse concurrentie.
De metaalindustrie.
De mogelijkheid tot voorziening in de
behoefte aan personeel was in het begin
van het jaar 1957 in deze bedrijfstak-nog
gering; later in het jaar trad een aanzien
lijke verbetering in de mogelijkheden tot
aanwerving van personeel op. Het werd
toen wel noodzakelijk een strenge selectie
toe te pasen, daar de in de aanvang vrij
komende arbeidskrachten niet steeds de
meest geschikte waren.
Aan het einde van 1957 was nog wel
selectie noodzakelijk, doch niet meer in die
mate als daarvoor.
De grondstoffenvoorziening leverde in
1957 in het algemeen geen onoverkomelijke
moeilijkheden op.
De scheepsschroevenindustrie ondervond
aan het einde van het jaar enige invloed
van de bestedingsbeperking ten aanzien van
de vraag naar kleinere schroeven voor de
binnenvaart.
De afzetmogelijkheden van grotere schroe
ven voor de zeevaart namen nog toe. Opge
merkt wordt, dat het gewicht en de door
snede van deze schroeven groter worden,
hetgeen verband houdt met de tendentie tot
het bouwen van grotere schepen, vooral
tankers.
Ook de binnenlandse omzet van de me
taalbedrijven liep aan het einde van het
jaar enigszins terug ten gevolge van de be
stedingsbeperking. Doch deze teruggang
kon worden opgevangen door uitbreiding
van de export. Het verschil in de prijzen
van grondstoffen en gereed product laat
voor deze bedrijven slechts een zeer nau
we winstmarge toe.
De machinefabrieken, welke in het di
strict van de Kamer voor een belangrijk
deel werkzaam zijn voor de schoenindu
strie, waren, naar gemeld wordt in 1957
behoorlijk voorzien van orders. Wel is het
opgevallen, dat minder nieuwe machines
zijn gekocht. De revisie-afdelingen waren
daarentegen drukker bezet dan voorheen.
De uitvoer - vooral naar België - nam
bij enige bedrijven niet onbelangrijk toe.
Hoewel in de laatste maand van het jaar
het aantal binnenlandse orders in het alge
meen is teruggelopen en voortzettng van
deze teruggang niet denkbeeldig wordt ge
acht, zijn de toekomstverwachtingen voor
deze bedrijfstak - vooral ten aanzien van
de export - toch redelijk.
De ventilatoren- en luchtverhittersfabrie-
ken waren in het eerste halfjaar 1957 en
ook nog in de maand juli veelal overbelast
met orders.
De materiaalvoorziening - vroeger wel
eens de bottle-neck in deze bedrijfstak -
heeft in 1957 geen moeilijkheden opge
leverd. De materiaalprijzen bleven in het
algemeen stabiel.
De omzetten van metaalwarenfabrieken
liepen naar gemeld wordt in 1957 terug.
Hierdoor moest in sommige gevallen tot
inkrimping van het personeel worden over
gegaan. De personeelskosten stegen met ca.
8 Een en ander heeft tot gevolg gehad
dat de goede verwachtingen voor 1957 niet
zijn verwezenlijkt en de verwachtingen voor
1958 niet hoog gespannen zijn.
De aannemersbedrijven.
Vooral de weg- en waterbouwbedrijven
hebben in 1957 de gevolgen van de beste
dingsbeperking gevoeld. Aanbestedingen
ter uitvoering van uitbreidingsplannen vin
den vrijwel niet meer plaats. Een en ander
heeft er toe geleid, dat de concurrentie zeer
scherp is geworden en dat tegen zeer lage
prijs wordt aangenomen, soms zelfs bene
den kostprijs.
Personeelsinkrimpingen waren hierdoor
eveeneens onvermijdelijk.
De bedrijven in de utiliteitsbouw waren,
zowel in nieuwbouw als in onderhoudswer
ken, in de eerste helft van 1957 over het al
gemeen goed bezet.
In het tweede halfjaar 1957 kwam hierin
echter spoedig een wijziging, De meeste be
drijven hadden nog wel werk onderhanden,
doch konden geen nieuwe objecten meer
vinden, daar de opdrachten in nieuwbouw
en ook in onderhoudswerk uitbleven. De
meeste ondernemers waren dan ook aan
het eind van 1957 door hun werk heen.
De in voorafgaande jaren gedane inves
teringen (machines en andere in de bouw
sector veelvuldig voorkomende hulpwerk
tuigen) zullen in 1957 veelal reeds niet
meer rendabel zijn geweest. Deze dure
hulpmiddelen zijn immers eerst dan effi
ciënt, indien zij continu in de productie zijn
ingeschakeld. De bouwbedrijven zijn in het
algemeen zeer zeker bij 1956 ten achter
gebleven, doch alles bijeen waren de be
drijfsresultaten voor de meeste bedrijven
nog wel redelijk. Omtrent de toekomst is
men echter weinig hoopvol.
De lederhandel.
Hoewel de eerste maanden van 1957 een
voortzetting waren van de vlotte gang van
zaken in 1956, trad later in het jaar in het
algemeen een kentering in.
De teruggang van de bedrijvigheid in
de schoenindustrie - vooral bij de fabrie
ken van heren- en jongensschoenen - deed
zich gevoelen.
Door de afnemers werden de leverings
termijnen zoveel mogelijk verkort, waardoor
meermalen moeilijkheden werden onder
vonden.
Door de prijsverhogingen in het buiten
land, vooral in Frankrijk, werden de im
portzaken bemoeilijkt.
Voor het modeschoeisel, voornamelijk
voor damesschoenen, bleef vraag bestaan
naar gladde ledersoorten, welke in verschil
lende, meestal lichtere kleuren werden op
genomen. Voor de lederhandel brengt deze
afhankelijkheid van de schoenindustrie van
de mode risico's met zich, daar veel varië
teiten en voorraden vereist worden.
De looistoffenhandel.
Gedurende de afgelopen jaren vertoonde
de looistoffenmarkt practisch steeds een vrij
stabiel prijsniveau. In het eerste kwartaal
van 1957 echter werden mimosa- en que-
bracho-extract niet onbelangrijk in prijs ver
laagd. Na enige tijd werden ook voor di
verse andere extractsoorten kleinere prijs
dalingen van kracht.
Met de aanvoer werden geen moeilijkhe
den ondervonden, terwijl ook de afzet bij
de binnenlandse looierijen als normaal be
schouwd kan worden. Niettemin toonden de
looiers gedurende het laatste kwartaal min
der kooplust als gevolg van minder goede
verwachtingen t.a.v. htm lederverkopen.
Tengevolge van de algemene conjunctuur
toestand breidde de functie van de looi-
stofhandel zich successievelijk uit, vooral
voor wat betreft de opslag en de crediet-
verlening.
Hoewel de export- en de transitohandel
zich in 1957 op een bevredigend peil hand
haafde, Iaat het zich aanzien dat de steeds
toenemende buitenlandse concurrentie hier
op een ongunstige invloed kan gaan uit
oefenen.
Ook de totstandkoming van de Euro
markt wordt met gemengde gevoelens te
gemoet gezien, daar deze kan leiden tot
hogere verkoopprijzen in het binnenland.
DE MIDDENSTAND.
Hoewel het te verwachten was, dat door
de grote kooplust van het publiek ten ge
volge van de Suez- Hongarijecrisis vooral
in het begin van 1957 nog enige daling
van de omzetten zou plaatsvinden, trad een
teruggang van betekenis eerst in het tweede
halfjaar 1957 in. Vergeleken met 1956 is
men in middenstandskringen dan ook over
1957 in het geheel niet bijster enthousiast.
De koopkracht van het publiek nam
enigszins af en de verwachtingen voor 1958
zijn in het algemeen niet groot.
Vele middenstandsbedrijven kampen met
financiële moeilijkheden en nu de krediet
verlening ernstig is beperkt, dreigen zij
steeds verder in de put te geraken.
Ook de speciaal ten behoeve van de mid
denstand geschapen kredietregelingen, zo
als het bijzonder- en het bedrijfsuitrustings-
krediet, bieden niet steeds de zo nodige op
lossingen, daar deze kredieten door de dis
contoverhogingen van de Nederlandsche
Bank zeer duur zijn geworden en vanwege
de algemene geldschaarste een zeer strenge
toepassing van de voor deze regelingen ge
geven richtlijnen is voorgeschreven.