0
OERJANSEN's
BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF
Goede kerstprogramma s in zicht
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1959
2
ogen te vangen, maar ze houdt ze
nu verborgen achter de dichte
gordijntjes van haar wimpers.
Nog iets, wat hem op slag het
hoofd doet verliezen: die wim
pers zijn zo lang, dat ze een zach
te schaduw werpen op de kinder
lijke ronding van haar wangen.
Als in een droom loopt hij ver
der. Wat hééft hij? Of liever, wat
heeft dat meisje met hem ge
daan? No" drie keer die morgen
komt hij terug bij haar toonbank.
Soms moet hij wachten, omdat ze
andere klanten aan het helpen is.
Maar daar geniet hij ulleen maar
van. Het geeft hem de gelegen
heid haar stilletjes en met volle
overgave gade te slaan. En dan
kan liet geiieuren, dat ze opeens
opkijkt en hun ogen elkaar ont
moeten. Daar is weer die hl ik. de
blik van het hunkerende kind...
Een beetje bang, een beetje droe
vig, maar tegelijk zo boordevol
verwachting.
„Ik móét dat meisje leren ken
nen", dat is de gedachte, die Eric
van Meervelde vervult, wanneer
hij 's avonds in bed ligt en de
slaap niet kan vatten. Hoe moet
hij het aanleggen? Hij kan niet
bij haar blijven kopen. Hij kan
niet zijn heïe familie in de par
fum, de lotion en de lippenstift
zetten. Met recht zou moeder hem
dan gebrek aan fantasie of pure
gemakzucht kunnen verwijten.
Als het eenmaal zover is, gaat
het echter veel gemakkelijker dan
hij had durven hopen, want het
meisje schijnt ook aan hem ge
dacht te hebben. Ze herkent hem
dadelijk en ze begint op een aan
biddelijke manier te blozen.
„Bent u er weer?" zegt ze zacht
jes. Dat klinkt zo vertrouwelijk.
Ze stopt haar ogen nu ook niet
weg achter de wimpergordijntjes.
Vol kijkt ze hem aan, alsof ze
niet anders kan. Maar er is iets
hulpeloos in die blik, dat hem 't
gevoel geeft, of ze aan hem over
geleverd is. Hoe zou je anders
dan goed en lief en heel erg voor
zichtig met zo'n kindje kunnen
zijn? Hij zegt: „Ja ik ben er weer.
Maar niet om iets te kopen. Al
leen om te vragen... om te vra
gen... Zeg, ik zou je zo graag be
ter leren kennen. Kunnen we niet
ergens gaan zitten vanavond,
waar we rustig kunnen praten, of
wachten ze thuis op je?"
„Ik heb geen thuis", antwoordt
ze eenvoudig. „Er wacht nooit ie
mand op me." Merkwaardig, hoe
gauw twee mensen vertrouwelijk
met elkaar kunnen worden. Zó
volkomen eigen met elkaar, dat
ze het sevocl hebben, of ze elkaar
altijd gekend hebben en van nu
af nooit meer missen kunnen.
o
Bij het schijnsel van een sche
merlampje in een rustig, klein
restaurant hoort Eric het simpele
levensverhaal van de kleine, on
betekenende Marleentje Smit. Ze
is een wees. Ze is opgevoed door
een tante, die nooit liefde voor 't
eenzame kind heeft kunnen op
brengen. En juist naar die liefde,
naar wacht zachtheid en warmte
verlangde ze zo. Op haar acht
tiende jaar moest ze liet zelf maar
uitzoeken, zei tante. Maar ze was
ijverig en eerlijk. Ze deed goed
haar best. En nu heeft ze een be
hoorlijke baan. Ze heeft niets te
klagen. Ze woont op -een kamer
tje, heel netjes en heel niet duur.
Ze kookt haar eigen potje of
slaat het over, zoals 't uitkomt.
Een echt kerstfeest heeft ze nog
nooit gevierd. Tante deed daar
niet aan. Maar in de zaak hebben
ze een grote boom elk jaar. Daar
kan ze naar kijken. Dat is ook
prettig, want je kunt er zo fijn
bij dromen... En Eric denkt aan
de rijk voorziene tafel, de stapels
mooi ingepakte cadeautjes onder
de schitterende boom in het gro
te huis van zijn ouders. Warmte,
koesterend licht, geur van ge
braad. Heldere, opgetogen stem
metjes van zorgeloze, in weelde
opgroeiende kinderen...
Ineens ligt zijn hand op die van
Marleentje. Warm sluiten zijn
vingers zich om de hare. „Dit jaar
Feuilleton
van
„De Echo van het Zuiden"
GEHEIM
De allereerste Nederlandse
deKctive-roman uit de ijstijd
door
J. ERSEBEEK
1).
lste steen
AVONDVREDE
Uit de stamkroeg van Holen-
dam kwamen achter elkaar drie
mannen te voorschijn gekropen.
De eerste van hen was een forse
kerel van een jaar of zestig in
een fraaie berenhuid. Hij streek
bedachtzaam de linkerhandpalm
langs zijn gladgeschoren kinne
bak, tastte daarna met de vinger
toppen behoedzaam langs de li-
niaalrechte vore in zijn kortge
knipte rossige haar en zei innig
voldaan: „We kunnen tevreden
wezen met onze gezellige hik-her-
berg, w-wat! Alleen moest ie van
zul jij je kerstfeest hebben. Het
mooiste kerstfeest dat er bestaat,
samen met mij. Ergens, doet er
niet toe waar."
Een ogenblik vliegt de krank
zinnige gedachte door hem heen,
naar mee naar huis te nemen.
Maar op hetzelfde moment weet
hij, dat het onmogelijk is. Daar
noeft hij bij moeder niet mee aan
te komen. Een meisje zonder mi
lieu... een eenvoudig winkelmeis
je... Was het vroeger al niet zo,
toen de kinderen klein waren?
Kregen ze toen al niet telkens te
horen: „Nee, die of die kun je
hier niet brengen. Dat is geen
omgang voor jullie." Maar dan
gaat hij ook niet naar huis dit
jaar! Marleentje zal haar kerst
feest hebben. In de zachte gloed
van de kaarsjes zal de onbestem
de angst uit haar mooie ogen ver
dwijnen. Alleen de verwachting
zal blijven en overgaan in geluk,
in vreugde ,in onvertroebeld ver
trouwen. Eindelijk en voor het
eerst in haar leven zal Marleentje
voluit gelukkig mogen zijn, zon
der een spoortje bangheid. Niet
in een droom, maar in werkelijk
heid. Ze heeft zich als het ware
aan zijn handen toevertrouwd,
door haar hart voor hem bloot te
leggen: hij zal haar niet teleur
stellen. Marleentje is zijn kerst
geschenk, zijn kleine kerstengel.
Ze is hem zo maar in de schoot
geworpen. Hij zal zorgen, dat ze
iets van waarde er voor terug
krijgt. Op ziin kamer zullen ze
kerstmis vieren. Zijn hospita kan
daar geen bezwaar tegen hebben.
Het kerstmaal kan hij bij een res
taurant bestellen. En zelf zal hij
de boom versieren en de ge
schenkjes er onder leggen. De
boom en de geschenkjes voor
Marleentje...
In het grote huis van de Van
Mecrvelde's valt Eric's brief,
waarin hij zonder omhaal van
woorden en zonder nadere ver
klaring vertelt, dat hij dit jaar
met Kerstmis niet thuis komt,
maar in Amsterdam zal blijven,
als een bom binnen. De oude me
vrouw van Maarvelde is sprake
loos. Hoe durft hij? Hij, Eric, de
jongste, die het langst in het nest
overgebleven is. Zal hij de eerste
zijn, die de traditie verbreekt?
Meent hij zo maar de heilige wet
ten te kunnen schenden9 Maar
dat zal ze niet toestaan! Ze zal
hem dwingen, zich te schikken
naar de regels van het ouderlijk
huis.
Dwingen? Een ogenblik over
valt haar een bange twijfel. Laat
een jongeman van bijna 2(5 jaar
zich door zijn moeder dwingen?
Of is voor haar de dag gekomen,
dat ze tot de erkenning moet ge
raken, dat ze de macht over haar
kinderen verloren heeft? Heftig
duwt ze de gedachte weg. Hij mag
haar dit niet aandoen. Ze kan
niet dulden, dat in haar huis met
Kerstmis een van de kinderen
ontbreekt, dat er aan tafel een
stoel leeg zal blijven. Als ze hem
alleen niet overreden kan, moet
een van de anderen haar helpen.
Lydia... Lydia was altijd zijn lie-
velings-zusje. Zij heeft altijd in
vloed op het jongere broertje ge
had. Door Lydia zal hij zich wel
laten gezeggen.
Nog dezelfde middag gaat er
een nrief naar Zuid-Limburg,
waarin mevrouw Van Meervelde
haar bittere grief aan haar doch
ter bloot legt. „Je begrijpt toch,
Lydia, dit is ongehóórdZo maar
even laten weten dat hij niet
komt, zonder zelfs de moeite te
nemen er een uitleg voor te ge
ven. Waar zijn zijn goede manie
ren? Stel je alsjeblieft onmiddel
lijk met hem in verbinding. Ik
kan me daartoe niet vernederen.
Maar ik reken op jou. Denk er
om, dat ik er absoluut op gesteld
ben dat hij komt. Zeg hem dat."
Het ongeduld, de spanning, ja
ook de ongerustheid, waarmee zij
Lvdia's antwoord tegemoet ziet,
zijn dingen, die mevrouw Van
Meervelde zichzelf niet bekennen
wil. Evenmin spreekt ze er met
steen zijn!" Z'n stem klonk grof
en schor, alsof zij nog brekende
was.
De tweede persoon die uit de
graszodenheuvel naar buiten was
gekropen, had het de eerste ogen
blikken druk met pogingen om
op twee benen overeind te gera
ken. De eerste man beschouwde
met plezierig leedvermaak die
moeizame gymnastiek van de an
der. Hij wees naar het scheefge
trokken tijgerhuidcostuum van
de gymnast en dreinde misprij
zend: „Netjes is anders! Nog wel
voor een politieagent!"
„Inspecteur bedoel je", snauw
de de zwartgele tijgerhuid. Hij
was er inmiddels in geslaagd zijn
verticale stand te hervinden en
herstelde snel zijn uiterlijk fat
soen.
„Kom, jongelui, geen gekibbel"
schoolmeesterde de derde, die
vlot naar buiten was gekomen en
niet het minste teken van on
evenwichtigheid vertoonde. Zijn
frisse stem was enigszins in te
genspraak met de grijsheid van
z'n piekerige hoofdhaar en drui
pende snorrebaard. Zijn minne
gestalte werd gedeeltelijk verhuld
door een grauw apenhuidconfec-
tie'tje vol kale plekken.
haar man over. Uiterlijk rustig,
volkomen beheerst en zelfbewust
gaat ze haar gang in huis en be
gint ze de omvangrijke voorbe
reidingen tot het jaarlijkse feest
te treffen. Maar hoe langer de
brief van Lydia uitblijft, hoe he
viger haar innerlijke kwelling
wordt. Eerst is het haar trots, die
haar dwars zit. Het onduldbare
besef, dat één van haar kinderen
zich aan haar gezag heeft durven
onttrekken. Maar met het ver
strijken van de tijd wordt er iets
murw binnen in haar. Het onge
looflijke voltrekt zich aan deze
ongenaakbare sterke vrouw, dat
ze zelfs bereid zou zijn, persoon
lijk naar Eric toe te gaan om hem
te smeken haar dit niet aan te
doen; de heilige traditie van liet
gezamenlijk in het ouderlijk huis
gevierde kerstfeest niet te breken.
En dan op een dag staat heel
onverwacht Eric zelf voor haar.
Haar ontroering is onuitspreke
lijk. „Jongen", zegt ze met bewo
gen stem en ze voelt opeens haar
ogen vol brandende tranen. „Dat
is goed van je. Kom je me vertel
len, dat het allemaal maar een
misverstand was? Hoe kwam je
bij zo'n opwelling, Eric? Je hebt
me er zo'n verdriet mee gedaan.
Maar nu praten we er niet meer
over."
„Jawel, moeder, we moeten er
wel over praten. Daarvoor ben ik
hier gekomen. Door de brief die
Lydia me schreef, ben ik tot de
ontdekking gekomen, dat ik één
ding verkeerd heb gedaan. Niet
dat ik in Amsterdam wil blijven
met Kerstmis, maar dat ik u niet
vertelde waarom."
„En waarom dan?" fluistert de
moeder.
Wordt weer fit
van lijf en leden, bevrijd van
tw rtcmatiefe.
Door een bloedzuiverende kun?
met Kruscben Salts.
Dan vertelt hij van Marleentje.
In heel simpele woorden vertelt
hij haar dat er een meisje is, aan
wie hij zelf een kerstfeest wil be
reiden. „Maar je kunt haar toch
meebrengen hierheen. Ze kan het
feest toch met ons allen meevie
ren. Als jij van haar houdt, weet
je toch, dat ze hier welkom is."
„Nee moeder, ze zal hier niet
welkom zijn", zegt hij rustig. „Ze
hoort hier niet, volgens uw be
grippen. Ziet u, ze is niet uit ons
milieu. Ze is maar een heel een
voudig meisje. Ze werkt in een
warenhuis als verkoopster. Ze
heeft niet de achtergrond, waar
tegen u de mensen wilt zien, die
u hier als gast ontvangt." En heel
zacht laat hij er op volgen:
„Daarom juist wil ik haar dat
feest geven. Ze heeft er nog nooit
een gehad, maar onbewust heeft
ze er altijd op gewacht."
Beangstigend lang blijft 't stil.
De moeder heeft deze tijd nodig,
om haar strijd uit te vechten.
Trots, hoogmoed en standsbesef
worstelen wanhopig tegen de lief
de voor haar jongen en de angst
hem te verliezen. En tegen nog
iets anders... tegen de deemoed
en de deernis, die in elke mensen
ziel leven, maar soms zo diep be
graven liggen, dat ze nauwelijks
meer herkend worden.
Binnen enkele dagen zal het
Kerstmis zijn. Dan zullen de kin
deren en kleinkinderen zich weer
in het huis verzameld hebben. Al
le kamers zullen geuren naar den-
negroen. In de keuken zal het rij
ke aroma van gebak en gebraad
zich verspreiden. De kaarsen zul
len stralen; de kerkklokken het
lied van vrede en verdraagzaam
heid door een witte wereld zin
gen... Maar zal er in haar hart
vreue kunnen wonen, als Eric
ontbreekt? Zal zij waarlijk Kerst-
ïnis kunnen vieren, als hoogmoed
de verdraagzaamheid verdringt
Stil buigt ze haar hoofd. Ze
grijpt de hand van haar jongen.
\Varni voelt hij een traan daarop
neervallen. Een traan van zijn
trotse, onbuigzame moeder, die
hij zich niet herinnert, ooit te
hebben zien huilen. „Breng haar
mee, Eric", fluistert ze. „Breng
haar mee, die kleine Marleentje
van je. We zullen haar het mooi
ste en gelukkigste kerstfeest ge
ven, waarvan ze ooit heeft kun
nen dromen. En als jij het wilt,
zullen we haar voor goed een
thuis geven..."
De omroepen hebben ons al
een beetje op de hoogte gesteld
van de programma's, die voor
Kerstmis op stapel staan. Er is
nog enige strijd om de traditione
le Duitse opera, waarvan de kij
kers in het westen des lands mis
schien slechts de helft te zien
krijgen. Maar verder ziet het ge
heel er wel aantrekkelijk uit.
Eén opmerking moet ons van
net hart: zoals het overzicht zich
nu laat aanzien, blijft de zendtijd
ongev eer even beperkt als op zon
dag. Toch bestaat er op de drie
kerstdagen veel meer behoefte
aan gezelligheid in huis. Anders
dan met Pasen, en Pinksteren,
wanneer velen juist op stap gaan
en de natuur in trekken, handelt
de Nederlander tijdens de mid-
winterse feestdagen naar het eeu
wenoude spreekwoord „Eigen
haard is goud waard". Vrijwel al
le kijkkastjes zullen ingeschakeld
zijn. Is het dan. op zulke hoogtij
dagen niet mogelijk ook een com
pleet middagprogramma te geven
vooral voor de kinderen? Het
zouden filmpjes kunnen zijn,
maar juist 's middags is een extra
Nederlands uitzendinkje van on
schatbare waarde.
De eerste dag
Greetje Kauffeld, Pia Beek, de
Blue Diamonds, de Chinese illusi
onist Sitta, een Amerikaanse „ba-
lonnenbecldhouwer", de Oosten
rijkse imitator Maxim Raft en
vele anderen. We deden maar een
greep. Vooraf Televizier. Om 5
uur „Meneer King maakt een
kerstverhaal uit" voor de jeugdi
ge kijkers.
Waver geeft een kerstfilm naar
een Tsjechische novelle en de
Süd-West Funk een bonte kerst
avond.
De derde dag
De K.R.O. komt eerste kerstdag
Dj) de buis met een stemmige,
maar zeer gevarieerde productie,
waarin o.m. het Amsterdams Bal
let met „Het Zwanenmeer" van
Tschaikowsky en het Utrechts
Byzantijns Koor met Oekraïni-
sche kerstliederen de omlijsting
vormen van de bekende kerst
preek uit Eliot's toneelspel „De
moord in de kathedraal", voorge
dragen door de nu 50 jaar op de
planken staande Albert van Dal-
sum, en een filmreportage van de
kerstviering in twee Duitse vluch
telingenkampen. Duitsland biedt
de komische opera „De barbier
van Sevilla".
De tweede dag
Op tweede kerstdag presenteert
de A.V.R.O. een weekend-show in
kersttooi, compleet met kaars
licht en mistletoe. Erg donker zal
uw beeld overigens niet zijn,
want behalve de kaarsen blijven
nog tienlallen duizend-watt lam
pen ingeschakeld. Gasten in dit
programma Mieke Tel kamp,
Zondagavond, de derde kerst
dag dit jaar, wenst de N.C.R.V.
ons een serie telerecordings toe
te dienen, waaronder de cantate
no. 51 van J. S. Bach, uitgevoerd
in de Geertekerk te Utrecht. Ellen
Vogel draagt het verhaal „Happy
Christmas" van Daphne du Mau-
rier voor Voorts een filmverslag
over 20 jaar van een Joodse huis
vader onder de titel „Balans van
een gezin".
Daarna geeft de N.C.R.V. pas
aan de N.T.S. gelegenheid tot
overname van de Duitse kerst
operette „Die Fledermaus", die
de kijkers in het Oosten des lands
en velen elders in Europa in zijn
geheel kunnen zien. Daar is na
tuurlijk in ons land veel over te
doen geweest, maar c> N.C.R.V.
wenste haar telerecording niet op
een andere avond te brengen en
de Duitse televisie stelt de ope
rette alleen gratis ter beschikking
als zij rechtstreeks wordt gere-
layeerd. Bij heruitzending op een
andere datum is het volle pond
aan rechten verschuldigd en dat
kan de N.T.S. bii zo'n kostbare
productie niet opbrengen.
Er zou nog wel een tussenweg
te vinden zijn, n.l. het N.C.R.V.-
programma voor en na de opera
te laten aansluiten. In Duitsland
heerst ook wrevel en de regisseur
Kurt Wilhelm moet al hebben
uitgeroepen, dat Bussum dan he
lemaal niets te zien krijgt van
zijn werk, want een gedeeltelijke
vertoning vindt hij zinloos. Het
Nederlandse publiek zou er niets
van begrijpen, omdat hij met een
gewijzigde tekst werkt. Hij heeft
zijn produktieleidcr dus getele
grafeerd Bussum dat halve relais
te weigeren. Producer Von Plato
is evenwel ziek geworden, zodat
we in spanning wachten op het
geen er nog staat te gebeuren.
97).
Toen brigadier Piet met zijn
hoofd voor 't gevangenisraampje
stond, werd zijn aandacht liet
eerste getrokken door een volko
men wanhopige Fritzl von Ivöpe-
nick. „Pssst, Fritzl!" fluisterde
Piet. „Goeie help! Hoe kom jij
hier?" riep Fritzl verbaasd uit,
want brigadier Piet was nu juist
de man aan wie hij de hele avond
had zitten denken. „Ja, ik hen
het", antwoordde Piet zachtjes.
„Ik ben gekomen om jullie te
helpen. Maar daarvoor zul je me
toch eerst nauwkeurig moeten
vertellen wat er eigenlijk met
jullie gebeurd is". „Ik snap er
eigenlijk geen biet van", moest
Fritzl toegeven. „Toen wij door
de tunnel hier aankwamen, trof
fen we het hele station in de prak
aan. De gezochte koelwagen lag
er in stukjes tussen, dus er moet
een ongelukje mee gebeurd zijn,
neem ik aan. Van Karei Kleunt-
ïes was evenwel geen spoor te be
kennen. Nou... en toen joegen we
nog eventjes een afdeling Itali
aanse soldaten op de vlucht om
zo in het voorbijgaan ook Cam-
panel la even te bezetten. Doch
toen kwamen de Italianen met
man en macht terug en tegen die
overmacht konden wij het na
tuurlijk niet bolwerken. Nou...
en daar zitten we dan met ons
goeie gedrag". „Je hebt jezelf
lelijk in de nesten gewerkt,
vriend", zei Piet zuinig. „Wat
nou?" „Ik weet maar één op
lossing", vervolgde Fritzl. „Je
moet naar mijn neef Buberl von
Köpenirk gaan. Die heeft hier een
goed berghotel in de buurt. Die
an je wel helpen, want hij heeft
geld zat. Hij verdient dik aan de
toeristen. Zeg maar, dat ik je ge
stuurd heb.En zie, daar zijn
Piet en Pepi al op weg naar het
beroemde berghotel in de bergen
bij Campanella. De maan zet het
landschap in een toverachtig
licht en het hotel is in de verte al
zichtbaar...
De tijgerhuiddrager stond mok
kend zijn volle baard te strelen.
In aansluiting op 't blonde sche-
delloof, dat langs achterhoofd en
slapen omlaag stroelde, golfde
deze baard tot op de lianengordel
neer. Achter de gordel op de lin
kerheup staken twee stokjes,
waaraan een rood elastiekje ben
geld.
„W-wat doe ik eigenlijk met
zulke hik-nummers als jullie aan
de rol te gaan..." klaagde dez!e
persoon. Kennelijk geneerde hij
zich. Want juist passeerde aan de
overkant van de dorpsweg 't ou
de moedertje Thora, die zijn ba
ker was geweest.
Het oudje scheen echter het
afgeladen drietal niet op te mer
ken. Haar kromme gestalte ging
geheel schuil onder 'n lang kleed
van schapenvachten. Na elke
voorzichtige schuifelstap stak zij
haar knoestige eikenstok, trillend
als een insecten-voelspriet, een
halve meter naar voren en plant
te de punt er van vast in 't zand
tot steun voor de volgende voet
verplaatsing. Haar rechterhand
hield het uiteinde van een stevig
lianen touw; dit eindigde aan de
andere kant in een vaste lus rond
de nek van een dinosaurus, die
loom achter haar aangewaggeld
kwam. Het beest had een schaap
achtig lachende kikvorskop, on
nozel klein in verhouding tot het
overige lichaam, en droeg deze op
een kaarsrecht gestrekte, drie
meter lange struisvogelhals, wel
ke hoog boven de hol woningen
aan de wegkant uitstak. Die kale
hals ging beneden over in een
schubbige nijlpaardromp met
heel korte splithoevige voorpo
ten. De tweeledige achterbenen,
geknikt als van een konijn, ein
digden in vierklauwige voeten.
Naar achter toe liep de logge nijl
paardromp smal uit in een groe
nig glanzende krokodillenstaart
van zeker tien meter lengte. Met
deze monsterlijke sleep trok het
lieve beest een brede vore achter
zich aan in 't zand van de dorps
straat.
„Ouwe taaie, jippie-jippie-jee-
hik-hee...!" neuriede de beren
huid in de richting van het oude
mensje. Het zag er een ogenblik
naar uit, dat de magere grijshari
ge hem wilde aanvliegen. Want
hij balde zijn vuisten en knauwde
op z'n lippen van ergernis. De tij
gerhuid kwam tussenbeiden.
„Shut up, Oerjansen, jij met je
onzalige moderniteiten!" viel hij
uit tegen de beer. „Man, jij krijgt
nog eens grote last met die voor
uitstrevende neigingen van je. En
met je cleanshaven tronie. Dat
nemen ze hier niet, let op mijn
woorden..."
Midden op de brede zandweg,
naast de enorme faecaliënhoop
van een autohavermotoris, ging
hij armzwaaiend staan betogen:
„Ik vraag je in gemoede, Oerjan
sen, waar moeten wij, mannen,
blijven wanneer we onszelf bero
ven van de kostelijke sieraden,
die moeder natuur ons meegaf:
snor en baard! Waarmee, vraag
ik je..."
„Kom nou, Steenharses", lijm
de de grijze, wiens ergernis in
middels verdrongen scheen te
zijn. Hij greep de orerende poli
tieman bij zijn volle baard. „Over
'n uurtje begint de tamtam weer
te roffelen aan de andere kant
van het oerwoud en dan moet ik
klaar zitten met m'n gereedschap
om de berichten op te nemen."
„Hij heeft gemakkelijk kletsen
met z'n blonde vegetatie", sput
terde de rossige Oerjansen zwak
jes. Waarna hij, evenals de grijze,
de politieman onder een arm
nam. Aldus toog het drietal de
dorpsweg af naar het westen,
waar de zonsondergangbrand
stilaan werd geblust door de
schemering.
„Wat maak ik me ook dik over
cultuur, aan het begin van mijn
vacantie", bromde de inspecteur
zorgeloos. „Stel je voor, jongens,
drie weken van zalig nietsdoen."
„Zeg, Beitelmans", richtte Oer
jansen zich tot de apenhuid, „je
moest mij eigenlijk ook eens die
journalistieke tam-tam-code van
jullie leren!"
„Dank je stichtelijk!" knetter
de de magere los, als ontlaadde
zich een lang opgekropte span
ning. Zijn grijze puntbaard krul
de offensief naar voren en in z'n
lichtblauwe ogen vonkte voor de
tweede maal binnen vijf minuten
een intense verontwaardiging.
„Wat denk je wel, zeg, ik heb
toch al moeite genoeg om me te
handhaven als persman, sinds jij
begonnen bent vanaf je eiland
draadloos mijn nieuwsberichten
uit te kramen! Plagiaatpleger...!
Ik moest je eigenlijk..."
(Wordt vervolgd)
m-
Kruschen's aansporende werking op Uw
bloedzuiverende organen geeft deze weer
jeugdige kracht. Uw bloed gaat weer snel
ler stromen; pijnverwekkende onzuiverhe
den kunnen zich niet meer vastzetten en
zo verdwijnt de oorzaak van die slopende
pijn. U moet niet wachten - U moet van
daag met Kruschen beginnen en zo Uw
Rheumatische pijnen uitbannen - radicaall
irfUkü
-a.L!
COPYRIGHT SIC