0 OERJANSEN's BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF Goede kerstprogramma s in zicht 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1959 2 ogen te vangen, maar ze houdt ze nu verborgen achter de dichte gordijntjes van haar wimpers. Nog iets, wat hem op slag het hoofd doet verliezen: die wim pers zijn zo lang, dat ze een zach te schaduw werpen op de kinder lijke ronding van haar wangen. Als in een droom loopt hij ver der. Wat hééft hij? Of liever, wat heeft dat meisje met hem ge daan? No" drie keer die morgen komt hij terug bij haar toonbank. Soms moet hij wachten, omdat ze andere klanten aan het helpen is. Maar daar geniet hij ulleen maar van. Het geeft hem de gelegen heid haar stilletjes en met volle overgave gade te slaan. En dan kan liet geiieuren, dat ze opeens opkijkt en hun ogen elkaar ont moeten. Daar is weer die hl ik. de blik van het hunkerende kind... Een beetje bang, een beetje droe vig, maar tegelijk zo boordevol verwachting. „Ik móét dat meisje leren ken nen", dat is de gedachte, die Eric van Meervelde vervult, wanneer hij 's avonds in bed ligt en de slaap niet kan vatten. Hoe moet hij het aanleggen? Hij kan niet bij haar blijven kopen. Hij kan niet zijn heïe familie in de par fum, de lotion en de lippenstift zetten. Met recht zou moeder hem dan gebrek aan fantasie of pure gemakzucht kunnen verwijten. Als het eenmaal zover is, gaat het echter veel gemakkelijker dan hij had durven hopen, want het meisje schijnt ook aan hem ge dacht te hebben. Ze herkent hem dadelijk en ze begint op een aan biddelijke manier te blozen. „Bent u er weer?" zegt ze zacht jes. Dat klinkt zo vertrouwelijk. Ze stopt haar ogen nu ook niet weg achter de wimpergordijntjes. Vol kijkt ze hem aan, alsof ze niet anders kan. Maar er is iets hulpeloos in die blik, dat hem 't gevoel geeft, of ze aan hem over geleverd is. Hoe zou je anders dan goed en lief en heel erg voor zichtig met zo'n kindje kunnen zijn? Hij zegt: „Ja ik ben er weer. Maar niet om iets te kopen. Al leen om te vragen... om te vra gen... Zeg, ik zou je zo graag be ter leren kennen. Kunnen we niet ergens gaan zitten vanavond, waar we rustig kunnen praten, of wachten ze thuis op je?" „Ik heb geen thuis", antwoordt ze eenvoudig. „Er wacht nooit ie mand op me." Merkwaardig, hoe gauw twee mensen vertrouwelijk met elkaar kunnen worden. Zó volkomen eigen met elkaar, dat ze het sevocl hebben, of ze elkaar altijd gekend hebben en van nu af nooit meer missen kunnen. o Bij het schijnsel van een sche merlampje in een rustig, klein restaurant hoort Eric het simpele levensverhaal van de kleine, on betekenende Marleentje Smit. Ze is een wees. Ze is opgevoed door een tante, die nooit liefde voor 't eenzame kind heeft kunnen op brengen. En juist naar die liefde, naar wacht zachtheid en warmte verlangde ze zo. Op haar acht tiende jaar moest ze liet zelf maar uitzoeken, zei tante. Maar ze was ijverig en eerlijk. Ze deed goed haar best. En nu heeft ze een be hoorlijke baan. Ze heeft niets te klagen. Ze woont op -een kamer tje, heel netjes en heel niet duur. Ze kookt haar eigen potje of slaat het over, zoals 't uitkomt. Een echt kerstfeest heeft ze nog nooit gevierd. Tante deed daar niet aan. Maar in de zaak hebben ze een grote boom elk jaar. Daar kan ze naar kijken. Dat is ook prettig, want je kunt er zo fijn bij dromen... En Eric denkt aan de rijk voorziene tafel, de stapels mooi ingepakte cadeautjes onder de schitterende boom in het gro te huis van zijn ouders. Warmte, koesterend licht, geur van ge braad. Heldere, opgetogen stem metjes van zorgeloze, in weelde opgroeiende kinderen... Ineens ligt zijn hand op die van Marleentje. Warm sluiten zijn vingers zich om de hare. „Dit jaar Feuilleton van „De Echo van het Zuiden" GEHEIM De allereerste Nederlandse deKctive-roman uit de ijstijd door J. ERSEBEEK 1). lste steen AVONDVREDE Uit de stamkroeg van Holen- dam kwamen achter elkaar drie mannen te voorschijn gekropen. De eerste van hen was een forse kerel van een jaar of zestig in een fraaie berenhuid. Hij streek bedachtzaam de linkerhandpalm langs zijn gladgeschoren kinne bak, tastte daarna met de vinger toppen behoedzaam langs de li- niaalrechte vore in zijn kortge knipte rossige haar en zei innig voldaan: „We kunnen tevreden wezen met onze gezellige hik-her- berg, w-wat! Alleen moest ie van zul jij je kerstfeest hebben. Het mooiste kerstfeest dat er bestaat, samen met mij. Ergens, doet er niet toe waar." Een ogenblik vliegt de krank zinnige gedachte door hem heen, naar mee naar huis te nemen. Maar op hetzelfde moment weet hij, dat het onmogelijk is. Daar noeft hij bij moeder niet mee aan te komen. Een meisje zonder mi lieu... een eenvoudig winkelmeis je... Was het vroeger al niet zo, toen de kinderen klein waren? Kregen ze toen al niet telkens te horen: „Nee, die of die kun je hier niet brengen. Dat is geen omgang voor jullie." Maar dan gaat hij ook niet naar huis dit jaar! Marleentje zal haar kerst feest hebben. In de zachte gloed van de kaarsjes zal de onbestem de angst uit haar mooie ogen ver dwijnen. Alleen de verwachting zal blijven en overgaan in geluk, in vreugde ,in onvertroebeld ver trouwen. Eindelijk en voor het eerst in haar leven zal Marleentje voluit gelukkig mogen zijn, zon der een spoortje bangheid. Niet in een droom, maar in werkelijk heid. Ze heeft zich als het ware aan zijn handen toevertrouwd, door haar hart voor hem bloot te leggen: hij zal haar niet teleur stellen. Marleentje is zijn kerst geschenk, zijn kleine kerstengel. Ze is hem zo maar in de schoot geworpen. Hij zal zorgen, dat ze iets van waarde er voor terug krijgt. Op ziin kamer zullen ze kerstmis vieren. Zijn hospita kan daar geen bezwaar tegen hebben. Het kerstmaal kan hij bij een res taurant bestellen. En zelf zal hij de boom versieren en de ge schenkjes er onder leggen. De boom en de geschenkjes voor Marleentje... In het grote huis van de Van Mecrvelde's valt Eric's brief, waarin hij zonder omhaal van woorden en zonder nadere ver klaring vertelt, dat hij dit jaar met Kerstmis niet thuis komt, maar in Amsterdam zal blijven, als een bom binnen. De oude me vrouw van Maarvelde is sprake loos. Hoe durft hij? Hij, Eric, de jongste, die het langst in het nest overgebleven is. Zal hij de eerste zijn, die de traditie verbreekt? Meent hij zo maar de heilige wet ten te kunnen schenden9 Maar dat zal ze niet toestaan! Ze zal hem dwingen, zich te schikken naar de regels van het ouderlijk huis. Dwingen? Een ogenblik over valt haar een bange twijfel. Laat een jongeman van bijna 2(5 jaar zich door zijn moeder dwingen? Of is voor haar de dag gekomen, dat ze tot de erkenning moet ge raken, dat ze de macht over haar kinderen verloren heeft? Heftig duwt ze de gedachte weg. Hij mag haar dit niet aandoen. Ze kan niet dulden, dat in haar huis met Kerstmis een van de kinderen ontbreekt, dat er aan tafel een stoel leeg zal blijven. Als ze hem alleen niet overreden kan, moet een van de anderen haar helpen. Lydia... Lydia was altijd zijn lie- velings-zusje. Zij heeft altijd in vloed op het jongere broertje ge had. Door Lydia zal hij zich wel laten gezeggen. Nog dezelfde middag gaat er een nrief naar Zuid-Limburg, waarin mevrouw Van Meervelde haar bittere grief aan haar doch ter bloot legt. „Je begrijpt toch, Lydia, dit is ongehóórdZo maar even laten weten dat hij niet komt, zonder zelfs de moeite te nemen er een uitleg voor te ge ven. Waar zijn zijn goede manie ren? Stel je alsjeblieft onmiddel lijk met hem in verbinding. Ik kan me daartoe niet vernederen. Maar ik reken op jou. Denk er om, dat ik er absoluut op gesteld ben dat hij komt. Zeg hem dat." Het ongeduld, de spanning, ja ook de ongerustheid, waarmee zij Lvdia's antwoord tegemoet ziet, zijn dingen, die mevrouw Van Meervelde zichzelf niet bekennen wil. Evenmin spreekt ze er met steen zijn!" Z'n stem klonk grof en schor, alsof zij nog brekende was. De tweede persoon die uit de graszodenheuvel naar buiten was gekropen, had het de eerste ogen blikken druk met pogingen om op twee benen overeind te gera ken. De eerste man beschouwde met plezierig leedvermaak die moeizame gymnastiek van de an der. Hij wees naar het scheefge trokken tijgerhuidcostuum van de gymnast en dreinde misprij zend: „Netjes is anders! Nog wel voor een politieagent!" „Inspecteur bedoel je", snauw de de zwartgele tijgerhuid. Hij was er inmiddels in geslaagd zijn verticale stand te hervinden en herstelde snel zijn uiterlijk fat soen. „Kom, jongelui, geen gekibbel" schoolmeesterde de derde, die vlot naar buiten was gekomen en niet het minste teken van on evenwichtigheid vertoonde. Zijn frisse stem was enigszins in te genspraak met de grijsheid van z'n piekerige hoofdhaar en drui pende snorrebaard. Zijn minne gestalte werd gedeeltelijk verhuld door een grauw apenhuidconfec- tie'tje vol kale plekken. haar man over. Uiterlijk rustig, volkomen beheerst en zelfbewust gaat ze haar gang in huis en be gint ze de omvangrijke voorbe reidingen tot het jaarlijkse feest te treffen. Maar hoe langer de brief van Lydia uitblijft, hoe he viger haar innerlijke kwelling wordt. Eerst is het haar trots, die haar dwars zit. Het onduldbare besef, dat één van haar kinderen zich aan haar gezag heeft durven onttrekken. Maar met het ver strijken van de tijd wordt er iets murw binnen in haar. Het onge looflijke voltrekt zich aan deze ongenaakbare sterke vrouw, dat ze zelfs bereid zou zijn, persoon lijk naar Eric toe te gaan om hem te smeken haar dit niet aan te doen; de heilige traditie van liet gezamenlijk in het ouderlijk huis gevierde kerstfeest niet te breken. En dan op een dag staat heel onverwacht Eric zelf voor haar. Haar ontroering is onuitspreke lijk. „Jongen", zegt ze met bewo gen stem en ze voelt opeens haar ogen vol brandende tranen. „Dat is goed van je. Kom je me vertel len, dat het allemaal maar een misverstand was? Hoe kwam je bij zo'n opwelling, Eric? Je hebt me er zo'n verdriet mee gedaan. Maar nu praten we er niet meer over." „Jawel, moeder, we moeten er wel over praten. Daarvoor ben ik hier gekomen. Door de brief die Lydia me schreef, ben ik tot de ontdekking gekomen, dat ik één ding verkeerd heb gedaan. Niet dat ik in Amsterdam wil blijven met Kerstmis, maar dat ik u niet vertelde waarom." „En waarom dan?" fluistert de moeder. Wordt weer fit van lijf en leden, bevrijd van tw rtcmatiefe. Door een bloedzuiverende kun? met Kruscben Salts. Dan vertelt hij van Marleentje. In heel simpele woorden vertelt hij haar dat er een meisje is, aan wie hij zelf een kerstfeest wil be reiden. „Maar je kunt haar toch meebrengen hierheen. Ze kan het feest toch met ons allen meevie ren. Als jij van haar houdt, weet je toch, dat ze hier welkom is." „Nee moeder, ze zal hier niet welkom zijn", zegt hij rustig. „Ze hoort hier niet, volgens uw be grippen. Ziet u, ze is niet uit ons milieu. Ze is maar een heel een voudig meisje. Ze werkt in een warenhuis als verkoopster. Ze heeft niet de achtergrond, waar tegen u de mensen wilt zien, die u hier als gast ontvangt." En heel zacht laat hij er op volgen: „Daarom juist wil ik haar dat feest geven. Ze heeft er nog nooit een gehad, maar onbewust heeft ze er altijd op gewacht." Beangstigend lang blijft 't stil. De moeder heeft deze tijd nodig, om haar strijd uit te vechten. Trots, hoogmoed en standsbesef worstelen wanhopig tegen de lief de voor haar jongen en de angst hem te verliezen. En tegen nog iets anders... tegen de deemoed en de deernis, die in elke mensen ziel leven, maar soms zo diep be graven liggen, dat ze nauwelijks meer herkend worden. Binnen enkele dagen zal het Kerstmis zijn. Dan zullen de kin deren en kleinkinderen zich weer in het huis verzameld hebben. Al le kamers zullen geuren naar den- negroen. In de keuken zal het rij ke aroma van gebak en gebraad zich verspreiden. De kaarsen zul len stralen; de kerkklokken het lied van vrede en verdraagzaam heid door een witte wereld zin gen... Maar zal er in haar hart vreue kunnen wonen, als Eric ontbreekt? Zal zij waarlijk Kerst- ïnis kunnen vieren, als hoogmoed de verdraagzaamheid verdringt Stil buigt ze haar hoofd. Ze grijpt de hand van haar jongen. \Varni voelt hij een traan daarop neervallen. Een traan van zijn trotse, onbuigzame moeder, die hij zich niet herinnert, ooit te hebben zien huilen. „Breng haar mee, Eric", fluistert ze. „Breng haar mee, die kleine Marleentje van je. We zullen haar het mooi ste en gelukkigste kerstfeest ge ven, waarvan ze ooit heeft kun nen dromen. En als jij het wilt, zullen we haar voor goed een thuis geven..." De omroepen hebben ons al een beetje op de hoogte gesteld van de programma's, die voor Kerstmis op stapel staan. Er is nog enige strijd om de traditione le Duitse opera, waarvan de kij kers in het westen des lands mis schien slechts de helft te zien krijgen. Maar verder ziet het ge heel er wel aantrekkelijk uit. Eén opmerking moet ons van net hart: zoals het overzicht zich nu laat aanzien, blijft de zendtijd ongev eer even beperkt als op zon dag. Toch bestaat er op de drie kerstdagen veel meer behoefte aan gezelligheid in huis. Anders dan met Pasen, en Pinksteren, wanneer velen juist op stap gaan en de natuur in trekken, handelt de Nederlander tijdens de mid- winterse feestdagen naar het eeu wenoude spreekwoord „Eigen haard is goud waard". Vrijwel al le kijkkastjes zullen ingeschakeld zijn. Is het dan. op zulke hoogtij dagen niet mogelijk ook een com pleet middagprogramma te geven vooral voor de kinderen? Het zouden filmpjes kunnen zijn, maar juist 's middags is een extra Nederlands uitzendinkje van on schatbare waarde. De eerste dag Greetje Kauffeld, Pia Beek, de Blue Diamonds, de Chinese illusi onist Sitta, een Amerikaanse „ba- lonnenbecldhouwer", de Oosten rijkse imitator Maxim Raft en vele anderen. We deden maar een greep. Vooraf Televizier. Om 5 uur „Meneer King maakt een kerstverhaal uit" voor de jeugdi ge kijkers. Waver geeft een kerstfilm naar een Tsjechische novelle en de Süd-West Funk een bonte kerst avond. De derde dag De K.R.O. komt eerste kerstdag Dj) de buis met een stemmige, maar zeer gevarieerde productie, waarin o.m. het Amsterdams Bal let met „Het Zwanenmeer" van Tschaikowsky en het Utrechts Byzantijns Koor met Oekraïni- sche kerstliederen de omlijsting vormen van de bekende kerst preek uit Eliot's toneelspel „De moord in de kathedraal", voorge dragen door de nu 50 jaar op de planken staande Albert van Dal- sum, en een filmreportage van de kerstviering in twee Duitse vluch telingenkampen. Duitsland biedt de komische opera „De barbier van Sevilla". De tweede dag Op tweede kerstdag presenteert de A.V.R.O. een weekend-show in kersttooi, compleet met kaars licht en mistletoe. Erg donker zal uw beeld overigens niet zijn, want behalve de kaarsen blijven nog tienlallen duizend-watt lam pen ingeschakeld. Gasten in dit programma Mieke Tel kamp, Zondagavond, de derde kerst dag dit jaar, wenst de N.C.R.V. ons een serie telerecordings toe te dienen, waaronder de cantate no. 51 van J. S. Bach, uitgevoerd in de Geertekerk te Utrecht. Ellen Vogel draagt het verhaal „Happy Christmas" van Daphne du Mau- rier voor Voorts een filmverslag over 20 jaar van een Joodse huis vader onder de titel „Balans van een gezin". Daarna geeft de N.C.R.V. pas aan de N.T.S. gelegenheid tot overname van de Duitse kerst operette „Die Fledermaus", die de kijkers in het Oosten des lands en velen elders in Europa in zijn geheel kunnen zien. Daar is na tuurlijk in ons land veel over te doen geweest, maar c> N.C.R.V. wenste haar telerecording niet op een andere avond te brengen en de Duitse televisie stelt de ope rette alleen gratis ter beschikking als zij rechtstreeks wordt gere- layeerd. Bij heruitzending op een andere datum is het volle pond aan rechten verschuldigd en dat kan de N.T.S. bii zo'n kostbare productie niet opbrengen. Er zou nog wel een tussenweg te vinden zijn, n.l. het N.C.R.V.- programma voor en na de opera te laten aansluiten. In Duitsland heerst ook wrevel en de regisseur Kurt Wilhelm moet al hebben uitgeroepen, dat Bussum dan he lemaal niets te zien krijgt van zijn werk, want een gedeeltelijke vertoning vindt hij zinloos. Het Nederlandse publiek zou er niets van begrijpen, omdat hij met een gewijzigde tekst werkt. Hij heeft zijn produktieleidcr dus getele grafeerd Bussum dat halve relais te weigeren. Producer Von Plato is evenwel ziek geworden, zodat we in spanning wachten op het geen er nog staat te gebeuren. 97). Toen brigadier Piet met zijn hoofd voor 't gevangenisraampje stond, werd zijn aandacht liet eerste getrokken door een volko men wanhopige Fritzl von Ivöpe- nick. „Pssst, Fritzl!" fluisterde Piet. „Goeie help! Hoe kom jij hier?" riep Fritzl verbaasd uit, want brigadier Piet was nu juist de man aan wie hij de hele avond had zitten denken. „Ja, ik hen het", antwoordde Piet zachtjes. „Ik ben gekomen om jullie te helpen. Maar daarvoor zul je me toch eerst nauwkeurig moeten vertellen wat er eigenlijk met jullie gebeurd is". „Ik snap er eigenlijk geen biet van", moest Fritzl toegeven. „Toen wij door de tunnel hier aankwamen, trof fen we het hele station in de prak aan. De gezochte koelwagen lag er in stukjes tussen, dus er moet een ongelukje mee gebeurd zijn, neem ik aan. Van Karei Kleunt- ïes was evenwel geen spoor te be kennen. Nou... en toen joegen we nog eventjes een afdeling Itali aanse soldaten op de vlucht om zo in het voorbijgaan ook Cam- panel la even te bezetten. Doch toen kwamen de Italianen met man en macht terug en tegen die overmacht konden wij het na tuurlijk niet bolwerken. Nou... en daar zitten we dan met ons goeie gedrag". „Je hebt jezelf lelijk in de nesten gewerkt, vriend", zei Piet zuinig. „Wat nou?" „Ik weet maar één op lossing", vervolgde Fritzl. „Je moet naar mijn neef Buberl von Köpenirk gaan. Die heeft hier een goed berghotel in de buurt. Die an je wel helpen, want hij heeft geld zat. Hij verdient dik aan de toeristen. Zeg maar, dat ik je ge stuurd heb.En zie, daar zijn Piet en Pepi al op weg naar het beroemde berghotel in de bergen bij Campanella. De maan zet het landschap in een toverachtig licht en het hotel is in de verte al zichtbaar... De tijgerhuiddrager stond mok kend zijn volle baard te strelen. In aansluiting op 't blonde sche- delloof, dat langs achterhoofd en slapen omlaag stroelde, golfde deze baard tot op de lianengordel neer. Achter de gordel op de lin kerheup staken twee stokjes, waaraan een rood elastiekje ben geld. „W-wat doe ik eigenlijk met zulke hik-nummers als jullie aan de rol te gaan..." klaagde dez!e persoon. Kennelijk geneerde hij zich. Want juist passeerde aan de overkant van de dorpsweg 't ou de moedertje Thora, die zijn ba ker was geweest. Het oudje scheen echter het afgeladen drietal niet op te mer ken. Haar kromme gestalte ging geheel schuil onder 'n lang kleed van schapenvachten. Na elke voorzichtige schuifelstap stak zij haar knoestige eikenstok, trillend als een insecten-voelspriet, een halve meter naar voren en plant te de punt er van vast in 't zand tot steun voor de volgende voet verplaatsing. Haar rechterhand hield het uiteinde van een stevig lianen touw; dit eindigde aan de andere kant in een vaste lus rond de nek van een dinosaurus, die loom achter haar aangewaggeld kwam. Het beest had een schaap achtig lachende kikvorskop, on nozel klein in verhouding tot het overige lichaam, en droeg deze op een kaarsrecht gestrekte, drie meter lange struisvogelhals, wel ke hoog boven de hol woningen aan de wegkant uitstak. Die kale hals ging beneden over in een schubbige nijlpaardromp met heel korte splithoevige voorpo ten. De tweeledige achterbenen, geknikt als van een konijn, ein digden in vierklauwige voeten. Naar achter toe liep de logge nijl paardromp smal uit in een groe nig glanzende krokodillenstaart van zeker tien meter lengte. Met deze monsterlijke sleep trok het lieve beest een brede vore achter zich aan in 't zand van de dorps straat. „Ouwe taaie, jippie-jippie-jee- hik-hee...!" neuriede de beren huid in de richting van het oude mensje. Het zag er een ogenblik naar uit, dat de magere grijshari ge hem wilde aanvliegen. Want hij balde zijn vuisten en knauwde op z'n lippen van ergernis. De tij gerhuid kwam tussenbeiden. „Shut up, Oerjansen, jij met je onzalige moderniteiten!" viel hij uit tegen de beer. „Man, jij krijgt nog eens grote last met die voor uitstrevende neigingen van je. En met je cleanshaven tronie. Dat nemen ze hier niet, let op mijn woorden..." Midden op de brede zandweg, naast de enorme faecaliënhoop van een autohavermotoris, ging hij armzwaaiend staan betogen: „Ik vraag je in gemoede, Oerjan sen, waar moeten wij, mannen, blijven wanneer we onszelf bero ven van de kostelijke sieraden, die moeder natuur ons meegaf: snor en baard! Waarmee, vraag ik je..." „Kom nou, Steenharses", lijm de de grijze, wiens ergernis in middels verdrongen scheen te zijn. Hij greep de orerende poli tieman bij zijn volle baard. „Over 'n uurtje begint de tamtam weer te roffelen aan de andere kant van het oerwoud en dan moet ik klaar zitten met m'n gereedschap om de berichten op te nemen." „Hij heeft gemakkelijk kletsen met z'n blonde vegetatie", sput terde de rossige Oerjansen zwak jes. Waarna hij, evenals de grijze, de politieman onder een arm nam. Aldus toog het drietal de dorpsweg af naar het westen, waar de zonsondergangbrand stilaan werd geblust door de schemering. „Wat maak ik me ook dik over cultuur, aan het begin van mijn vacantie", bromde de inspecteur zorgeloos. „Stel je voor, jongens, drie weken van zalig nietsdoen." „Zeg, Beitelmans", richtte Oer jansen zich tot de apenhuid, „je moest mij eigenlijk ook eens die journalistieke tam-tam-code van jullie leren!" „Dank je stichtelijk!" knetter de de magere los, als ontlaadde zich een lang opgekropte span ning. Zijn grijze puntbaard krul de offensief naar voren en in z'n lichtblauwe ogen vonkte voor de tweede maal binnen vijf minuten een intense verontwaardiging. „Wat denk je wel, zeg, ik heb toch al moeite genoeg om me te handhaven als persman, sinds jij begonnen bent vanaf je eiland draadloos mijn nieuwsberichten uit te kramen! Plagiaatpleger...! Ik moest je eigenlijk..." (Wordt vervolgd) m- Kruschen's aansporende werking op Uw bloedzuiverende organen geeft deze weer jeugdige kracht. Uw bloed gaat weer snel ler stromen; pijnverwekkende onzuiverhe den kunnen zich niet meer vastzetten en zo verdwijnt de oorzaak van die slopende pijn. U moet niet wachten - U moet van daag met Kruschen beginnen en zo Uw Rheumatische pijnen uitbannen - radicaall irfUkü -a.L! COPYRIGHT SIC

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1959 | | pagina 2