Paasfestijn bij van Haren modieus, modern, sportief Pure lijnen, één en al schoonheid OERJANSEN's ten lente pumpje met mo dern halfhoog hakje. In ge broken wit 10 75 Italiaans flatje. Heel modern In gebroken wit 13 75 AREN DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 11 APRIL 1960 Een gracieuze pump. Een paasvtrrassing in vele mode kleuren 2"| 75 Voortreffelijke spijkerloze heren derby molière. In zwart en prachtig sahara- £ei?e. 24." (Jok in jongensmaten 31-35 17.75 36-39 19.75 Ultra moderne derby mo lière in de nieuwste kleur „misty-green" 23.75 Verrassend soepele heren- loafer. Aparte snit. In river- green leder ^975 FILIALEN IN HET GEHELE LAND, waarender Feuilleton van „Da Echa van het Zuiden" GEHEIM De allereerste Nederlandse detective-roman uit de ijstijd door J. ERSEBEEK 35). XVIIde ateen HOE LAAT WAS HET Thora was geen langslaapster. Ze was juist bezig water op de chichoreiwortel te schenken toen haar vroege bezoeker binnen kroop. „Heb je m'n... je vriend Beitelmans niet meegenomen?" vroeg ze. „Die... och, die heeft 't te druk", excuseerde Steenharses luchtig. „En ik heb ook al weer een karweitje achter de rug, dat wil zeggen, het kon wel eens het begin van 'n nieuw raadselzaakje zijn..." Vanwege z'n stijve been nam Steenharses plat op zijn achter werk plaats. Hij zweeg over z'n nachtelijk avontuur, maar gaf wel een beknopt relaas van de op het Marktplein bevonden feiten. Pijnlijke bijzonderheden, zoals de lege melkfles van Beitelmans in Waterings hand, liet hij kies on vermeld. Het oudje toonde wei nig deernis met Waterings dood. „Het was een oude kletskous", kwalificeerde zij weinig hartelijk. En die onverbloemde menings uiting werd haar door de politie man niet kwalijk genomen, ge zien haar levenswijze ouderdom. „fin wat aoek j# er nu allemaal achter, inspecteur?" vroeg Thora een beetje spottend. „Het is toch zeker een doodgewone hartver lamming! Die ouwe baas was versleten „Zal nog moeten blijken", ant woordde Steenharses schouder ophalend, „maar er zijn sterke aanwijzingen van vergiftiging... met rattenkruid." Men kon Steenharses helemaal geen verklapper van ambtsgehei men noemen. Moedertje Thora was voor hem zoiets als een bo ven alle kleine menselijkheid ver heven sphinx, voor wie men zijn diepste hartsgeheimen kon bloot leggen. En onwillekeurig ver wachtte hij van zijn oude baker in moeilijke problemen nu en dan een bruikbare vingerwijzing. „Vergif? Rattenkruid...?" Het oude mensje werd er stil van. Haar hand die naar de chichorei- kast reikte, trilde merkbaar he viger dan anders. „Rattenkruid?" herhaalde ze, „hoe kan ie dat naar binnen gekregen hebben?" Ze schonk haar gast een kom metje vol, niet zonder morsen, en deed er een stukje zoethout in. Steenharses greep er onmiddel lijk gretig naar en slurpte met on verbloemd welbehagen het war me nat naar binnen. „Heerlijk!" waardeerde hij tevreden. „Rat tenkruid, ja, dat heeft zowat ie dereen in Holendam in huis." „Misschien heeft ie het zelf wel per ongeluk in z'n eigen melk laten vallen", opperde Thora. Steenharses zette z'n lege kom metje terug op de grond. Hij glimlachte toegeeflijk tegen zijn gastvrouwe: „Dan zou onder hand hat hale waatainda al op apegapen moeten liggen, moeder tje. U incluis, want u heeft ook al van de melk van deze morgen gebruikt, zie ik. Nee, ik heb een ander idee." Thora keek hem, vorsend aan met bijna toegenepen ogen, als 'n kat die op een muisje loert. „Ander idee...!" zei ze. Steenharses knikte vergenoegd. Hij zag weer de melkboer in de vage morgenschemer bij zijn car rier staan, met een melkfles aan de mond. Natuurlijk geen volle fles van de verse voorraad, had hij opeens begrepen. Want 't was algemeen bekend, dat Watering, in zijn uitgerekende krenterig heid, er nooit toe kon komen van zijn eigen verkoopvoorraad zelf een slokje af te nemen, maar wel zo wist men te vertellen, had hij er een gewoonte van gemaakt om de achtergebleven restjes uit de teruggegeven lege flessen te pu ren... Het leek wel of er een telepa- tisch contact was uitgegaan van Thora's toegenepen ogen. Want na enkele ogenblikken vroeg zij langzaam en nadrukkelijk: „Zeg, inspecteur, denk je dan, dat ie mand van dat goedje in z'n lege fles kan hebben gedaan...!?" „Was maar bij de politie ge gaan, moedertje!" zei Steenhar ses openlijk bewonderend. Het feit dat hij Thora niet om standig alle bijzonderheden had medegedeeld, speciaal wat betreft de fles in Waterings hand, hin derde hem achteraf als een tekort aan sportiviteit. Want als Thora met die voor Beitelmans bezwa rende omstandigheid op de hoog- U was geweest, zou ze zeker niet op deze manier de verdenking hebben aangedikt. Toen de inspecteur verder zwij gend bleef zitten, trok het oudje een ander register uit, door hem belangstellend naar de reden van het verband om zijn knie te vra gen. „Och", maakte Steenharses er zich gemakkelijk van af, „m'n hoofd gestoten. Ik heb er van nacht erg slecht van kunnen sla pen." Een lange geeuw illustreer de deze mededeling. Thora was een en al lieve be zorgdheid: „Beste jongen", ried ze dadelijk aan, „ga dan naar Beitelmans en vraag hem wat lu minal. Hij heeft een heel busje vol van dat slaapmiddel staan." Luminal De feitelijke oorzaak van Bei telmans' langslaperij deze mor gen werd de inspecteur meteen duidelijk. Omtrent de redenge vende oorzaak bleef hij echter in het duister tasten. Thora schonk haar gast een tweede kommetje in. „Het wil maar niet erg vlotten met je va- cantie, inspecteur!" beklaagde ze hem. „Eerst die lelijke streek van Baviaanse en nu weer die Wate ring. Als ik jou was, zou ik me er niet druk over maken. Zoveel hebben we aan die melkboer niet verloren, vind je wel. Zorg maar, dat je niet overwerkt raakt..." „Heb maar geen angst, moe dertje. Maar de gerechtigheid irioet toch zegevieren", preekte Steenharses, „en voordien kan ik geen rust vinden. Dat zaakje van Oerjansen is nog niet aan z'n eind. Het beroerde is, dat ik maar geen volledig lijstje van alibi's bij elkaar kan krijgen. Iedereen, die mij niet precies kan zeggen, waar ie was en wat ie uitvoerde op de avond van de eilandmoord rond twee-en-twintig uur, moet ik eigenlijk als verdachte be schouwen." Steenharses begint vrolijk te lachen: „Warempel, moedertje, kunt u mij wel een alibi opgeven? U woont zo ge makkelijk dicht bij het eiland!" Hij lachte nog eens op z'n ge mak om zijn dwaze inval. Maar het goede oudje wist niet wat ze er opeens aan had. Ze keek haar gast, die zich zo vrolijk maakte te haren koste, een beetje ver schrikt aan, en de chichoreikan stootte onhandig hard tegen het comfoortje bij het terugzetten. „Alibi... nee..." mummelde ze timide. „Nou moedertje, trek 't je niet aan, hoor! Het was maar een grapje!" suste Steenharses. „Och jij, flauwe kerel!" mop perde Thora. „Maar waarom zweer je eigenlijk zo bij twee-en- twintig uur? Omdat de zonnewij zer op dat tijdstip is blijven stil staan, is het niet zo?" „Goed onthouden, moedertje!" Thora kneep weer haar kleine oogjes tot nauw zichtbare spleet jes samen. Bedachtzaam zei ze tegen de benieuwd afwachtende politieman: „Ben je wel zo heel zeker van die zonnewijzer, in specteur? Ik dacht, dat er altijd met die dingen geknoeid werd bij moordgevallen..." Steenharses' ogen gingen een paar maten wijder open. Met een onnodig harde duw zette hij zijn leeggedronken kommetje neer in het zand. „Geknoeid...? Natuurlijk, dat doen ze altijd, om de politie te misleiden omtrent het tijdstip van de moord! Daar gaan de ali bi's!" De speurder krabbelde om hoog. In zijn opwinding had hij ternauwernood een woordje van dank en afscheid voor zijn gast vrouw over. Hij sjorde het ver schoven knieverband weer op z'n plaats en stommelde het hol uit. Tony's giraffenhals stak als een antennemast achter Thora's koepelhol omhoog. De lelijke kik- vorskop stootte de inspecteur 'n idiote krijslach na en snapte ver volgens een argeloze slagsnavel- mus uit de lucht. Het arme vo geltje was binnen enkele secon den tussen het gebit van de dino saurus vermalen en via de lange hals ging het met huid en veer de weg van alle vlees. XVIIIde steen LIJCKMAN HAALT ZIJN NEUS OP. „Daar ga je nou, vriend Beitel mans", prevelde Steenharses erg zwaarmoedig. Hij was na de chi- choreivisite even langsgegaan bij doc Lijckman, die enige koepels verder aan het westeinde woon de, om te informeren of er al iets gebleken was uit experimenten betreffende Watering. De potige doktersvrouw had hem echter verteld, dat haar man nog op de morgenronde was langs zijn par ticuliere patiënten. Die hadden, als vaste bronnen van inkom sten, voorrang boven het karig gehonoreerde werk van gemeen telijk lijkschouwer. (Werdt vervelgd) Leuke vlotte ballerina met grappige strikgarnering. In geel en gebroken wit -| 3 75

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1960 | | pagina 8