wAALwijkse en UnqstRAAtse couRAnt Europees Industrieland BINNEN- EN BUITENLAND STASSAR BRILLEN BETERE BRILLEN 50 JAREN GELEDEN VOLTROK ZICH EEN DRAMA ROND DE ZUID-POOL MAANDAG 22 JANUARI 1962 84e JAARGANG No. 7 Uitgever: Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur: JAN TIELEN Gironummer 50798 Dit blad verschijnt 2 x per week Opgericht 1878 Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8 Tel. 04167 - 2002 Abonnement: 22 cent per week per kwartaal 2.85 3.10 franco p.p. Advertentieprijs: 10 cent per m.m. Contract-advertenties: speciaal tarief Telegram-adres „Echo'1 NEDERLAND wordt Algemeen wordt verwacht, dat de industriële groei in ons land zich tijdens de tweede fase van de Euromarkt, welke zojuist is ingegaan, zal voortzetten, zij het in een verzwakt tempo. Zaken mensen uit verschillende branches spreken reeds van op de plaats rust en van consolidatie van het bereikte. Uit andere hoeken klin ken echter stemmen van een verdere stormachtige groei. Deze laatste verwachting destilleert men dan weer uit de gang van zaken in de eigen bedrijfstak en voorts uit de wetenschap dat ons kos- tenpeil toch nog tot de laagste behoort van de zes verbonden Eu ropese landen in de E.E.G. Hoezeer er ook op aangedrongen wordt dat Nederland zijn open positie zowel naar het vasteland als naar de zeezijde moet behou den, het is aan geen twijfel onderhevig dat de keuze van Neder land om als loot aan de Europese stam te fungeren, een goede is geweest. Onze produktie en uitvoer zijn beide boven verwachting gestegen, ook omdat zij een extra stimulans ontvingen uit de gunstige conjunctuur. "-VjLüïJMHJ in hun tariefpolitiek gaan aanpassen bij het Europese verlagingspeil liggen daar voor ons nieuwe kansen. De snelle verbetering van de economi sche activiteit in Frankrijk en Italië, die zich nu openbaart is hoopvol in dit verband. In die landen bestond er immers een achterstand in de outil lage van de industrie. Nu die achter stand wordt ingehaald, blijkt er ruim afzetgebied te zijn. De vermeerdering van de welvaart in die landen zal ons evenmin windeieren leggen. DE CLIMAX IS REEDS GEPASSEERD. In brede kring is men van mening dat de expansie als gevolg van de gunst der tijden zijn hoogtepunt heeft bereikt en hier en daar de climax reeds is gepasseerd. In dit verband moeten wij de overproduktie zien, die in bepaalde sectoren van de industrie waarneembaar is. Deze overproduktie kan zijn als een waarschuwing dat de betrokken bedrijfstak zich structureel nog niet in de nieuwe Europese verhoudingen heeft ingepast. Het is nl. niet moge lijk dat als gevolg van de Europese integratie alle takken van de indu strie in Nederland zullen profiteren. In tegendeel, het is eerder te ver wachten dat een deel van onze indu strie het zwaarder zal krijgen te ver duren dan voor het tot stand komen van de E.E.G. In die hoek is het zaak om tot fusie en verregaande vormen van samenwerking te komen. Zelfs dat samengaan zal bepaalde be drijfstakken niet van een teruggaan en gedeeltelijke verdwijning redden. Andere takken van industrie, waar voor Nederland als vestigingsplaats uitermate geschikt is, zullen zich ver der uitbreiden. Zij zullen zich door de concurrerende landen niet van de we reldmarkt behoeven te laten dringen. Euromarktonderzoek nodig. Door ons nog bestaande lage loon- en prijspeil kunnen wij nu in die sec toren concurrerend zijn, maar ook na onze huur-, loon- en prijsaanpassing die komt, kan ons kostenpeil zeker tot het gemiddelde in Europa gaan behoren en dat is zeer hoopgevend. Het zal voor 1962 een kwestie van nauwkeurig marktonderzoek zijn of een industrie zijn produktiecapaciteit via nieuwe investeringen nog moet uitbreiden. Het geldt zeker niet in het algemeen, maar voor die bedrij ven waar het sein op groen staat, moet het met voortvarendheid en durf gebeuren. Wij mogen niet achterop raken. Het is niet verontrustend dat de winstcijfers van een aantal bedrijven teruglopen. Dit is in de eerste plaats een kwestie van achterstand in bevre diging van de snel gestegen vraag. De produktiecapaciteit kon niet snel genoeg worden opgevoerd en er heeft zich een gebrek aan arbeidskracht doen gelden. Op iets langere termijn zal die geslonken winstcapaciteit weer kunnen worden ingehaald om drie redenen. Onze kapitaal-, likwi- diteits- en rentepostitie is voldoende en passend om verdere investeringen mogelijk te maken. De achterstand °P de arbeidsmarkt zullen wij of ge deeltelijk of geheel inlopen, wanneer in de eerstkomende jaren de grote na-oorlogse geboortegolf de produk- tieve jaren bereikt. Vervolgens zal de binnenlandse vraag nog stijgen, om dat wij in eigen land nog een wel vaartsachterstand in consumptie heb ben, vergeleken met andere landen. Meer voeten aan de grond. Ziende naar onze exporttoekomst is deze niet ongunstig. In het Euro pa van de zes krijgen wij steeds meer voeten aan de grond. In het verleden nebben wij steeds goede contacten ge had in Engeland, de V.S. en andere overzeese landen. Wanneer deze zich De vertraging van de landbouw- integratie in Brussel moge geen ver heffend beeld zijn geweest, de wijze waarop het sociaal-economisch drie manschap uit onze regering met ener gie de impasse trachtte te doorbre ken, bewijst onze vaste wil om de Europese eenheid verder uit te bou wen. Hoewel onze boeren en tuinders te Brussel ferm zijn verdedigd, zal 't toch niet zijn te voorkomen dat in een verdere toekomst onze agrarische belangen ondergeschikt worden ge maakt aan de industriële. Geplukte kip moet bakens verzetten De voortgaande inkrimping van onze positie in het verre oosten en de aantasting van onze transportbelan- gen door acties die tegen onze scheep- en luchtvaart gericht zijn, be wijzen dat wij op het terrein van de internationale handel en dienstverle ning bezig zijn veren te laten. Wij zullen daarvoor compensatie kunnen vinden in de industrie, mits wij daar tijdig de bakens voor verzetten. Pas in een later stadium zal onze historische positie als marktplaats in de wereld weer toonaangevend wor den, wanneer de explosieve toestand in de oostelijke helft van de wereld meer een evenwicht heeft gevonden. Overigens kan de snelle welvaarts vermeerdering in west-Europa nog merkwaardige gevolgen hebben voor de verhouding van dit deel van de wereld tot Rusland en zijn satellieten. De bestaande gedeeltelijke economi sche afsluiting van dit deel van het continent zal niet altijd op dezelfde wijze voortduren. Eventuele verbete ring in de betrekkingen met landen achter het ijzeren gordijn zal ons ook in de eerste plaats op industrieel ge bied ten goede kunnen komen. Daar om is Nederland aangewezen op ver sterking van zijn positie als Europees industrieland. (Nadruk verboden) drs. HERMES. Wedloop tussen de Engelsman Scott en de Noor Amundsen „De Oostelijke hemel werd in wiegend dageraad-lieht gehuld. Plooi na plooi ontvouwden de hogen en sluiers van trillend licht zich hoog aan de hemel. Het helderste licht scheen te drijven om zich op een bepaalde plaats in grillige plooien te ver zamelen, waaruit stralenbundels omhoog schoten, om zich ver volgens in golven te verspreiden. Het spreekt tot de verbeelding, doordat het iets volmaakt gees telijks suggereert. Iets dat be zield is met zwevend etherisch leven. Men vraagt zich af, waar om de historie geen melding maakt van aurora-aanbidders..." Deze regels uit het dagboek van kapitein Scott doen ons af vragen: Is Scott zelf niet zo'n aurora-aanbidder...? En niet hij alleen, maar al die „waaghal zen": Cook..., Palmer..., Bel- linghausen..., Wilkes..., Ross..., Shackleton... Gerlache... Amund sen... Byrd... Zijn het eigenlijk niet allemael aurora-aanbidders? Want wat dreef hen naar het onherbergzame land rond de Zuidpool? Wat voerde hen er toe om tot een gebied door te dringen, omringd door woelige zeeën, zeer hoge bergketens en waar de temperatuur verre van aangenaam is? Waarom tracht ten deze mensen door te dringen tot het hart van het witte conti nent, tot de Zuidpool? Het be geerde punt op antarctica...? „Het is de taal der mystieke te kens en wonderen", schreef Scott, toen hij poëtisch de aurora-aus- tralis, het Zuiderlicht, uitbeeldde in een overigens zeer prozaïsche omgeving. Het avontuur: Het overschrij den van de grenzen der wereld, zal de mens die van nature al les wil onderzoeken altijd blij ven aantrekken. En daarom al die bovenmenselijke inspanning, al die durf, die moed, dat door zettingsvermogen, maar ook die teleurstelling, dat leed. Als er iemand is geweest, die dit heeft ondervonden, dan is het wel de Britse marine-officier Sir Robert Falcon Scott. Wedloop tussen twee ontdekkingreizigers Voordat Scott zijn Zuidpool expeditie ondernam in de. „zo mer" van 1911-1912, had hij al enige ervaring opgedaan omtrent dat gebied en het daar omheen liggende vasteland antarctica. Als 35-jarige kapitein van de marine had hij in 1901 al een tocht naar dat deel van de we reld ondernomen. Veel succes had hij toen niet. Maar sindsdien had hij maar één wens: Het plan ten van de Engelse vlag op het onderste puntje van de aarde. Deze Engelsman bezat heel wat eigenschappen, juist nèt niet ge schikt voor een ontdekkingsrei ziger. De bekende schrijver Sir James Berrie zei van hem: „Hij was verstrooid, humeurig, slecht mensenkenner, sentimenteel, li chamelijk zwak, een dagdromer en lui..." Of was deze Engelsman juist wèl geschikt voor onder nemen van waagstukken? Want diezelfde Berrie en wie kende Scott heter dan hij schreef ook:„Hij legde zichzelf 'n stren ge discipline op en beschouwde zijn sentimentaliteit en dagdro men als doodzonden. Hij dwong zichzelf zich er van te weerhou den toe te geven aan z'n luiheid". In ieder geval bleef Scott er in zijn vaderland op hameren, dat het een Engelsman moest zijn, die het eerst de Zuidpool zou be reiken. Hij slaagde er in om een fonds te stichten en om zelfs de Engelse regering te bewegen hem subsidies te verlenen. Scott kreeg dus zijn zin en op 12 oktober 1910 lag de walvisvaarder „Terra Nova", bemand met goede zee lieden en ervaren geleerden, in de Australische haven Melbour ne. Deze haven zou het uitgangs punt worden van de expeditie. Daar hoorde Scott voor het eerst dat hij een concurrent had. Nie mand minder dan de Noorse on derzoeker Roald Amundsen was tezelfdertijd van plan de Zuid pool te bezoeken. Amundsen Was een ervaren poolreiziger, een avonturier, een doorzetter. Zijn eigenlijke doel was: het bereiken van de Noordpool. Het plaatsen van de Noorse vlag op de Zuid pool was voor hem slechts een middel tot het bereiken van zijn werkel'ijke levensdoel. Hij was dan ook van plan o;n met het schip van Nansen, de „Fram", de Ross-zee binnen te varen en ver der met sleden tot het gestelde doel te komen. En zo begon de wedloop tussen „Terra Nova" en „Fram", tussen Scott en Amundsen, tussen Enge land en Noorwegen. Scott zette koers naar de Mc Murdo zeeëngte, waar hij het ba siskamp „Evans" inrichtte. Van daar voer de „Terra Nova" naar de Walvisbaai. Amundsen was toen reeds ge arriveerd in de buurt van Klein- Amerika, alwaar hij zijn uit gangspunt „Framheim" opbouw de. De Noren waren ruim 100 ki lometer dichter bij de Pool dan de Britten. De wedloop was nu in volle gang. Amundsen vertrok op 19 oktober 1911. Scott ging elf dagen later op pad. De Engels man volgde ongeveer het pad dat Ernest Shackleton had betreden. Een tocht van maar liefst 1475 kilometer. Om de 100 km. werd een voorraaddepöt aangelegd, voorzien van brandstof en voed sel. Met motorsleden, Mantsjoe- rijse ponny's en hondenspannen werd het materiaal vervoerd. Hulpgroepen begeleidden Scott en zijn vier helpers, die tenslotte als vijfling de laatste etappe zou den afleggen. Het zat Scott van het begin af.al niet mee. Drie ponny's verdronken, een orkaan overviel de poolreizigers, daarna was het buitengewoon „warm" weer, waardoor de mannen da genlang door de gesmolten ijspap moesten waden. Eindelijk werd hard blauw ijs bereikt. Het ging nu wat sneller. De groep bereik te het plateau, 200Ü meter boven de Ross-ijsbank verheven. Op 4 januari 1912 keerden de laatste begeleiders terug. Scott en zijn vier metgezellen maakten zich op voor de laatste tocht. Nog „slechts" 240 km. scheidden hen van de Zuidpool. Het weer was goed, de reizigers verkeerden in prima conditie, de stemming was uitgelaten. Spoedig zou het doel van de onderneming zijn bereikt. Dan zou de marine-officier Ro bert Falcon Scott de Engelse vlag planten op de Zuidelijkste plek van de aarde. En met Scott zouden zijn reisgenoten beroemd worden. De sergeant Edgar Evans, een boom van een kerel, speciaal aangetrokken om het zware werk te doen, kapitein L. E. G. Oates, een officier met veel eergevoel, dr. E. W. Wilson, een bekwaam en moedig arts, en lui tenant H. R. S. Bowers, een ma rinier van het goede soort. Een klein, maar taai groepje. Nadat de mannen de 88ste breedtegraad hadden gepasseerd en nog maar lüü km. van het zo begeerde eind punt verwijderd waren, deden ze een voor hen ontstellende ont dekking. Opeens zagen zij verse sledesporen in de sneeuw. De mannen keken elkaar aan, nie mand zei een woord, maar ze dachten hetzelfde. Ze wisten 't nu met trieste zekerheid: Amundsen was hen voor... Alle moeite, alle ontbering... het was tevergeefs geweest. Toch zetten de Engel sen de tocht voort. Op 17 janu ari kregen ze een tent in 't zicht. Ze behoefden niet te raden op welke plaats die tent stond. Bo ven op de top van de tent woei fier een vlag. Rood met blauw kruis... De Noorse kleuren... De grote overwinning... het droevig einde Op 18 januari 1912 betreedt Scott de tent van zijn voorgan ger. Daar vindt hij het schrifte lijk bewijs van zijn nederlaag. In de tent ligt een brief van zijn ri vaal: „Polheim, 15 december 1911. Waarde kapitein Scott. Daar U vermoedelijk de eerste zult zijn, die deze plek na ons be reikt, wil ik U vriendelijk ver zoeken deze brief aan koning Ha- kon VII te doen toekomen. Wan neer U iets van de artikelen, wel ke wij in deze tent hebben ach tergelaten, kunt gebruiken, aar zel dan niet dit te doen. De slede, die wij buiten hebben achtergela ten, zou U misschien van nut kunnen zijn. Met beste groeten wens ik U 'n behouden terugkeer. Hoogachtend, Roald Amundsen." Hoe was 't de Noren vergaan? Na een mislukte start waren ze, zoals reeds is gezegd, op 19 okto ber 1911 weer vertrokken van basiskamp „Framheim". De Noor ondernam de tocht met vier anderen en vier sleden, licht geladen en getrokken door honden. Ook zij hadden met moeilijkheden te kampen. Mist en ander slecht weer was ook hun deel. Geestdriftig zetten ze echter door. Eenmaal op het ijs- plateau gearriveerd, ging 't stuk ken beter. Het weer wérd goed, de bodemgesteldheid was prima. Op iedere vijf kilometer werd 'n sneeuwbaken gemaakt om terug keer te vergemakkelijken. Per 100 km. werd een voedsel opslag plaats ingericht. Gemiddeld werd 24 km. per dag afgelegd. Voort ging het van de Axel Heiberg- gletscher af landinwaarts. Op 8 december werd het punt bereikt tot waar Shackleton was geko men. Op 14 december kwamen de mannen op het punt waar de zon „stil staat". De Noren bivak keerden vier dagen op de Zuid pool. Zij plantten de vlag op de preciese plaats. De terugtocht verliep letterlijk van een leien dakje. In 1913 nam de Noor Amundsen de hulde van zijn land in ontvangst. Hij was de over winnaar van de Zuidpool... Hoe anders is de terugtocht van Scott en zijn mannen. De sergeant Evans, waarvan Scott zoveel verwachtte, blijkt 't minst bestand tegen de ontberingen, die de ontgoochelde poolreizigers ondergaan. Het weer is zeer slecht. De lange sergeant krijgt te weinig voedsel voor zijn grote lichaam. Op zekere dag valt hij, een hersenschudding is 't gevolg. Hij kan niet verder. De anderen hesluiten bij hem te blijven. Kort daarop sterft Evans. Het volgen de slachtoffer is kapitein Oates. Met zijn bevroren ledematen kan hij moeilijk vooruit komen. Hij is de anderen tot last. Dat wil hij niet. In zijn zak zit een opium tabletje, Hij heeft het witte pil letje maar door te slikken... om in te slapen... voor goed. Op een nacht, wanneer de mannen weer eens in de tent moeten schuilen voor een orkaan, verlaat Oates heimelijk de schuilplaats... Nie mand heeft hem ooit weer terug gezien. De overige drie strompelen nog enige dagen verder in de hoop het eerstvolgende voedseldepót te bereiken. Een nieuwe orkaan steekt op. De mannen kruipen voor het laatst in hun tent en gaan in hun slaapzakken liggen. Het is eind maart 1912. Hoe lang zij hebben geleefd weet niemand. Scott gedraagt zich voorbeeldig. Hij schrijft brieven aan de vrouw van dr. Wilson en aan de moe der van luitenant Bowers. Nie mand denkt aan zelfmoord. Scott schrijft met zijn bevroren vingers nog een laatste verantwoording. Hii tracht het falen van zijn mis sie te verklaren, maar hij weet er zelf geen weg mee. Dan ster ven, 't moet omstreeks 29 maart 1912 zijn geweest, de drie Engel sen. Zij hadden alles tegen. Zij vinden de dood op 240 kin. af stand van de Mc Murdo-zeeëngte op 109° 15' O.L. en 79° 38' Z.B. op 21 km. afstand van één der voedselplaatsen... Acht maanden later vindt een opsporingsploeg de stoffelijke resten... Robert Falcon Scott had zijn leven opgeofferd voor een ideaal, in zijn verantwoor ding schreef hij: „Doch daar wij bereid zijn geweest ons leven in te zetten bij deze onderneming voor de eer van ons land, doe een beroep op onze landgenoten er voor te zorgen, dat er voor hen, die van ons afhankelijk zijn, behoorlijk wordt gezorgd... Wij buigen het hoofd voor de voor zienigheid, vastbesloten ons best te blijven doen tot het einde..." De „Union Jack" ging halfstok want de Engelsman Scott was 'n man, die de vlag van zijn land tot het laatst noog hield. NIEUW-GUINEA De Quay antwoordt Oe Thant De Nederlandse regering heeft Oe Thant, wiaarnemend secreta ris-generaal van de V.N., voorge steld een of meer waarnemers, dan wel een of meer persoonlijke vertegenwoordigers naar Nieuw- Guinea te zenden. Dat gebeurde donderdag in een telegram van minister-president De Quay, die daarmee Oe Thant antwoord gaf op diens telegrafi sche boodschap, waarin namens de V.N. een beroep werd gedaan op Nederland om zich te onthou den van elke overhaaste actie na het incident bij de kust van N.- Guinea. De Nederlandse regering zal volharden in haar houding van uiterste zelfbeheersing, aldus prof. de Quay. Het exposé van een uiteenzet ting, die het departement van De fensie heeft gegeven over het vuurgevecht, kwam vrijdag ter sprake in een bijeenkomst van de kamercommissies van buiten landse zaken en defensie met een aantal bewindslieden. Dan zou ook beslist worden of er alsnog tijdens het reces een debat moet komen. Donderdag heeft ook de Indo nesische marine een verklaring uitgegeven. Daaruit blijkt, dat met de vice-stafchef van de In donesische marine, commodore Soedarso, 35 opvarenden worden vermist. Uit het feit, dat de com modore aan boord was, aldus de Indonesische marine, blijkt dui delijk, „dat onze eenheid geen agressieve bedoelingen had". „Het is n.l. een onmogelijkheid dat de vice-stafchef zulk 'n klei ne eenheid zou aanvoeren", zo wordt aan de verklaring toege voegd. NEDERLAND HANDELDE UIT RECHT VAN ZELFVERDEDIGING Verklaring van minister van defensie. Het ministerie van defensie heeft donderdag een communiqué en een toelichting daarop uitge geven over het Incident tussen Indonesische en Nederlandse ma rineschepen bij Ned. N.-Guinea. In het eerste worden omstan dig en éhronologisch de feiten vermeld. In de toelichting op het rapport wordt gesteld, dat de breedte van de territoriale zee en de z.g. aansluitende zone arrele- vant (niet ter zake dienend) zijn. De M.T.B.'s, aldus wordt in deze toelichting uit de gang van zaken geconcludeerd, hebben het vuur geopend op 't Nederlandse vlieg tuig dat hen waarnam. Het op treden van de Indonesische oor logsschepen had de kennelijke opzet een gewapende actie tegen Nieuw-Guinea te ondernemen. Onder deze omstandigheden hadden de Nederlandse strijd krachten het recht van zelfver dediging, onafhankelijk van de plaats waar de aanval werd ge constateerd. Dit recht van zelf verdediging is in het internatio naal recht verankerd. Uit de mededelingen van de geredden, zo wordt in het rap port gezegd, is gebleken, dat de opdracht was in de omgeving van Kaimana te landen en daar het Nederlandse gezag te liqui deren. Hiertoe moesten de m.t.b.'s de troepen van de Indonesische landmacht met rubberboten aan land zetten. Aan het communiqué ontlenen wij nog: Uit een in heslag genomen do cument blijkt, dat de scheeps bemanning van de „Matjan Tu- tul" (de tot zinken gebrachte M.T.B.) 45 man bedroeg. Daaren boven waren ruim 100 man Indo nesische landmachttroepen over de drie MTB's verdeeld. Een der boten was echter achtergebleven. Aan boord van de Matjan Tu- tul waren 35 man landmachttroe pen ingescheept, bewapend met een inchmortier, 4 machinepis tolen, 3 brens, 28 geweren en 3 radio-ontvangers, terwijl zij wa ren voorzien van voeding voor 20 dagen. De commandant van de Matjan Tutul, kapitein Wiratno, is ge sneuveld. Tevens bevond zich aan boord commodore Sudardo van de Indonesische marine. De ze behoort niet tot de overleven den. Uit de mededelingen is voorts gebleken, dat aan boord van de Hariinan, de voorste motortor- fiedoboot, een zekere kolonel )omo was, die commandant van de actie zou zijn. De achterste MTB heeft het vuur op het Ne derlandse vliegtuig geopend, toen dit parachutefakkels afwierp. Hierna hebben beide andere MTB's het vuur geopend. De Matjan Tutul werd getrof fen in het achterschip, in de mu- niliebergplaats, raakte in brand en zonk na enige tijd. 68 DODEN IN 1961 OP OVERWEGEN In 1961 zijn 68 personen ge dood bij ongelukken op spoor wegovergangen. In 1960 waren dat er 38. In totaal zijn er 173 aanrijdingen geweest, ruim 40 meer dan in 1960. Het grootste aantal doden (21) is te betreuren bij 39 aanrijdin gen tussen treinen en personen auto's op niet beveiligde overwe gen. Bij 26 aanrijdingen tussen treinen en bromfietsers werden 15 personen gedood. Tien fiet sers en drie voetgangers verloren het leven, terwijl 24 botsingen voorkwamen tussen treinen en vrachtauto's, waarbij 6 personen omkwamen. SPOEDIG VOORSTELLEN VOOR HULP AAN KLM De regering zal binnenkort haar houding bepalen en voor stellen doen in verband met de financiële moeilijkheden bij de K.L.M. Hierbij zal zij ook aan dacht schenken aan de toekom stige positie en de omvang van de KLM en aan de oorzaken die tot de moeilijkheden in de lucht vaart hebben geleid. DE AMERIKAANSE BEGROTING President Kennedy heeft don derdag de begroting ingediend voor het op 1 juli ingaande nieu we fiscale jaar. De begroting be loopt niet minder dan 93 miljard dollar (335 miljard gulden), het hoogste bedrag ooit in vredestijd genoteerd. De uitgaven worden geraamd op 92,5 miljard dollar, en de ontvangsten op 93 miljard dollar, zodat een „bescheiden" overschot wordt verwacht van 500 miljoen dollar. Kennedy ver klaart, dat het bedrag van de in komsten met 10,9 miljard dollar is toegenomen, in vergelijking met ciat van het lopende jaar, waarop de recessie van invloed was. Meer dan de helft is voor defensie bestemd. De rcho vAn het Zui6en

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1962 | | pagina 1