Brief uit Nieuw-Zeeland BELEVENISSEN VAN SMIDJE VERHOLEN V H DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 5 FEBRUARI 1962 uitbreidingsplannen Laageinde I en Laageinde II door geen van de belanghebbenden gebruik was ge maakt, werd besloten tot deze onteigening over te gaan. Tot slot werd de gemeente- en bedrijfsbegroting voor 19G2 aan geboden. In de commissie van onderzoek werdengekozen de heren Duijvelaar 15 stemmen, y. d. Hoven 14 stemmen en Meys 12 stemmen. In totaal werden 1/ stemmen uitgebracht. Dunedin, januari 1962. Geachte Redactie van de Echo van het Zuiden. Aan Uw verzoek oin een be schrijving te maken van de reis die wij met ongeveer GUU cmi- grantenouders per s.s. „Water man" op 28 september naar Australië en Nieuw-Zeeland, waar we op 6 november aan kwamen, hebben gemaakt, wil ik bij deze gaarne voldoen. Het vertrek in Waalwijk 's mor gens was voor ons en mevrouw Trimbach, die met ons meereis de, al erg hartelijk, doordat er n grote schare buurtgenoten tegen woordig was, toen wij in de bus stapten, die ons naar Rotterdam zou brengen. Vele handen wer den gegeven en ze wensten ons allemaal'een goede reis en behou den vaart en vele groeten aan on ze kinderen als we in Nieuw-Zee land aankwamen. In Rotterdam waren de forma liteiten gauw afgedaan en con trole op bagage was er niet (dat was een meevaller). Na het ma ken van foto's in de loods en op de loopplank en de boot, eerst even naar de hutten kijken, waar onze bagage al gebracht was. Zelf kwam ik in een hut met nog vijt andere mannen, de oudste \\as 76 jaarf een van 69, niet ons tweeën van 67 en twee van 54 jaar. Wij hebben het heel de reis bijzonder goed met elkaar kunnen vinden. Mijn echtgenote en mevr. Trim bach ook met zes dames in één hut, variërend van 75, 67, 66, 65, 59 en 54 jaar. Daar was nog een oud-Waalwijkse bij, n.l. van za delmaker De Folter van de Markt vroeger. Ook die hebben lief en leed goed met elkaar gedeeld tij dens de reis. Toen zijn we weer naar dek gegaan om het vertrek mee te maken. Om ongeveer 3.15 uur gaf de boot de bekende drie signalen op de stoomfluit en de motorbootjes die het schip uit de haven zouden brengen, zetten zich in beweging en langzaam ging de „Waterman" van de kade zijn grote reis aanvangen. Zelf heb ik dat al reeds enkele malen vanaf de kade meegemaakt en dan is dat indrukwekkend, maar nu we zelf bij de vertrekkenden behoorden, was dat nog weer iets gebcel anders; die roepende en uit alle macht zwaaiende menigte die achterblijft, van alles en nog wat in de handen om maar goed in het gezicht te blijven van hen die weg gaan naar de onbekende wereld, en zelf voel jc ook dat 't voor emigranten niet mee zal vallen om voor een lange tijd of misschien wel voor goed afscheid te nemen van de dierbaren die je in je mooie Holland moet ach terlaten. Zoiets moet men zelf meemaken om dat te kunnen voelen en begrijpen. Aan alles komt een einde, dus ook aan het vertrek en toen dat fianorama aan ons oog was ont rokken, gingen we naar de eet zaal, waar de eerste warme lunch ons reeds wachtte; van alles en nog wat was er op tafel. Daarna weer even naar de hut, waar we werden verrast door twee mooie bloemstukken, ons door onze kinderen aangeboden bij ons vertrek. Vervolgens naar de mooie conversaticzaal met aangrenzende lees- en schrijfsa- lon met een bar voor de nodige hartversterkende drankjes. Om 7 uur het diner, wat ook weer tot in de puntjes was verzorgd, en verder de avond met nog een kaartje leggend en wat praten doorbrengen, waarna de dames hun bed opzochten en de mannen nog even naar dek gingen om de Engelse kust met z'n vele vuur torens en de voorbij varende schepen en ook enkele vliegtui gen te zien met hun mooie lich ten, die telkens van kleur verwis selden. Zo was dan voor ons de eerste dag verstreken en zoch ten ook wij onze hut op, na eerst nog even bij de barkeeper te heb ben aangelegd, hetgeen het sla pen ten gpede kwam. De volgende dag vroeg uit de veren en naar de douchecel en dan naar het dek om wat op te frissen; die zeelucht doet ons goed. Het weer is niet te best en dus niet te lang buiten, omreden wij om 8 uur het ontbijt krijgen. In twee ploegen moeten wij tel kens eten, omdat de eetzaal maar voor de lielft van de passagiers plaats biedt. Ontbijt om 8 en 9 uur, warme lunch om 12 en 1 uur en diner van 67 uur. Wij beho ren bij ploeg 1 en vinden dat wel fijn. Het weer is intussen slecht ge worden, het regent en hagelt van jc welste, dus moeten we ons ver tier binnen zoeken, hetgeen niet zo'n bezwaar is, daar we een kaartje kunnen leggen en we al len met elkaar kennis maken, el kaar vertellen naar welke plaats we gaan, enz. Het begint al aar dig op één familie te lijken hier aan boord, dat komt ook al door dat er geen klasseverschil is op de „Waterman", iedereen kan gaan en staan waar hij wil. Alle maal mensen met hetzelfde doel hun kinderen een bezoek bren gen, met daarnaast een honderd tal emigranten, die terugkeren van een verblijf in Holland en ook die voor 't eerst naar Austra lië of Nieuw-Zeeland emigreren. De zee is erg woelig geworden en als we 's avonds om 6 uur gaan eten zijn er al wel een kwart van de plaatsen onbezet van pas sagiers die zeeziek zijn. Wij zijn alle drie gelukkig nog goed ge zond en zijn dat ook gedurende de gehele reis gebleven, op enke le hagen na voor de beide dames. Het is nu oppassen geblazen als men door de gangen en trappen van het schip naar de conyersa- tiezaal gaat; steeds de leuningen goed vasthouden, anders is het uitschuiven en vallen. In de zaal staan de konuen koffie, biergla zen en borreltjes ook al mee te deinen op de tafels en bij grote golven gaan ze nogal eens met de vloer kennis maken om daar stuk te slaan. Het is af en toe mooi om te zien hoe ze soms met stoel en al omtuimelen. Het schip maakt rare capriolen: dan staat het op z'n kop en dan weer dwars van de ene kant naar de andere. Ook ziet men vele passagiers met dikke papieren zakken lopen om het overtollige in te doen dat men kwijt raakt als men zeeziek wordt ot is. Van de kusten zien we weinig, omdat we te ver op zee varen. Enkele schepen zien we passeren en verder niets. Zondagmorgen heel vroeg uit de veren, om 7 uur naar de H. Mis en daarna kennis gemaakt met Pater Versluis, een echte amicale man, die weer terug gaat naar zijn missie in Australië na een verblijf van een half jaar in Holland. Het weer is nu bijzon der goed, de zon is warm en het is druk op 't dek, waar vele stoe len staan voor de passagiers, om van alles te kunnen genieten. We zien nu vaag de kust van Portu gal en als we die 's middags om 4 uur omdraaien, zien wc boven op de rotsen een klooster staan, waarin zusters wonen; door een verrekijker konden we die zus- terkes in de tuin zien werken. Twee Hollandse boten zien we naast ons heen komen, n.l. de „Lekkerkerk" en een tankboot van de „Esso", die door stoten op de scheepsfluit groeten uitwisse len met onze boot. Om ongeveer 10 uur gaan we weer naar de „lijmkit", dat is een gezegde van een Rotterdammer die bij ons in de hut ligt, en dat betekent gaan slapen. Zo gaat het door zonder veel bezienswaardigheden tot za terdag 7 oktober, als we 's mor gens om 4 uur al wakker worden gemaakt door het vele rumoer dat er op de boot heerst. Wij zijn in Port-Said aangeland, de eerste aanlegplaats. Vlug een douche ncinen, aankleden en naar 't dek, waar we een panorama te zien krijgen, zo sprookjesachtig, om nooit te vergeten. Wel 20 a 30 kleine bootjes met allerlei koop waren er in liggen naast onze boot gemeerd, om hun artikelen aan te bieden. Heel de haven is één zee van gekleurde lichtjes, die ons van de schepen toelachen. Daartussendoor 'n lawaai van je welste van de Arabieren, die staan te schreeuwen met hun koopwaar. Er wordt nogal veel door de passagiers gekocht, na eerst de helft van de gevraagde prijs te hebben afgetroggeld; dat moet wel, want ze vragen veel te veel. We zouden eerst aan wal hebben mogen gaan, maar om 6 uur kwam door de radio op het schip dat we om 7 uur weer af moesten varen, omdat we het Suez-kanaal in moesten. Een te genvaller maar niets aan te doen. Het wordt steeds warmer en als we in bet kanaal varen, is het al 34 tot 36 graden. In het midden van het Suez-kanaal moeten we sitl gaan liggen om de schepen van de tegenovergestelde richting door een zijkanaaltje te laten passeren. Aan de ene oever van het kanaal is het niets dan een dorre zandvlakte, aan de andere kant is het vruchtbaarder en staan er in nederzettingen krot woningen voor de inlanders en mooie gebouwen voor Europea nen. Een schrille tegenstelling! Ook loopt daar een auto- en een spoorbaan langs de oevers. Om 6 uur zetten we de reis voort met heel warm weer. 's Nachts pas seren we Suez en varen dan de Rode Zee in, waar het 36 tot 38 graden is, verder in de richting Aden, waar we woensdagmorgen 11 oktober om half negen de ha ven binnen varen, na eerst de olieraffinaderijen met hun grote zilveren ketels en witte huisjes voor bet personeel daarvan te zijn gepasseerd. Nu kunnen we aan wal en veel passagiers ma ken er gebruik van, hoewel ze bij hun terugkomst spijt daarvan hebben, omdat het veel te warm is, in de 40 graden. Er staan hier prachtige grote gebouwen langs de haven, maar ook weer die armzalige hokken, waarin de in landse bevolking woont. Om half vijf in de middag vertrekken we weer om het langste deel van on ze reis zonder tussenlanding voort te zetten, 14 dagen niets als water, met in het begin nog wat afgewisseld door het zien van en kele voorbij varende schepen en van grote partijen dolfijnen, die boven het water uitspringen en er dan met een plons weer in te recht komen; daar tussendoor die kleine zilveren visjes, die een heel eind over het water vliegen. Het gaat nu op Fremantle in Australië aan, waar wc donder dag 25 oktober hopen te zijn. Aan boord worden voor de pas sagiers 's avonds nogal eens wed strijden georganiseerd in klaver jassen en bingo-spelen; ook zijn er balavonden, doch dat is meer voor de jongeren, evenals het zwembad, waarvan ook een druk gebruik wordt gemaakt. Maan dag 16 oktober bij het passeren van de evenaar was het 'n groot Neptunusfeest, dat was me een gekkenhuis. Degenen die zich op gegeven hadden om gedoopt te worden, hebben er van geprofi teerd. Ze moesten eerst op hun knieën voor Neptunus gaan zit ten, dan werden lange slierten in hun mond gestopt en daarna werden ze met rose en zwart poe der goed nat ingesmeerd, vervol gens met het hoofd en de handen in een schandpaal en dan maar slaan en insmeren met dat vieze mengsel. Tot slot werden ze do9r vier of vijf man opgepakt en in een bad gedompeld. Ook de do- miné was van de partij; een ou we Duitser van 72 kreeg van Nep tunus eerst een glaasje cognac en daar werd nogal schappelijk mee omgegaan. Donderdag 19 oktober s mor gens om half elf is er voor de emigrantenouders een feestelijke bijeenkomst georganiseerd; we werden getracteerd op kollicmet gebak, ieder een consumptie en maar liedjes zingen, allemaal oud-Hollandse, zoals „In naam van Oranje", „De Zilvervloot „,In een blauw geruite ikcl" enz. Rij sluiting allemaal een stuk taart met koffie. Die taart was een kunstwerk, voorstellende de „Waterman", heel groot, met brug, schoorsteen en masten er op. Was_er een jarige aan boord, dan werd hij verrast met een gro te taart, opgesmukt met prachti ge bloemen van spijzen. Dat was een vakman hoor, die dat maak te hier aan boord. Zondag 21 oktober krijgen we een afscheidsdiner ter ere van de eerste landing in Australië, waar ook de eerste passagiers en emi granten van boord gaan. Donder dag 25 oktober zijn wc weer vroeg uit de veren, want Fre mantle is reeds in zicht en om 10.30 mogen we aan wal tot des middags 4 uur. Het was er erg warm in de stad en veel last van vliegen. Wel moderne en grote winkelstraten (zelfbediening) en vele kerkgebouwen van allerlei gezindten. Van hieruit gingen we recht door naar Melbourne, waar \ve maandag 30 oktober al vroeg in de morgen arriveerden. Zoiets moois hadden we nog nooit ge zien, hoge rotsen en heuvels met daartegen en bovenop de huizen gebouwd, afgewisseld met groen en veelkleurige bloemen. Om 10.30 mochten we aan wal. Wij werden afgehaald door W. Da- men met z'n vrouw, dochter en man (oud-Waal wij kers) en heb ben daar een gezellige dag gehad. Wij zijn daar reuzegoed onthaald en hebben daar ook nog eens ge klonken met z'n allen op Hol land. Dinsdag vertrokken we weer naar Sydney met z'n beken de hoge en lange brug, die door Hollanders is ontworpen en ge bouwd. Ook daar was het even mooi als in Melbourne, zo niet mooier, omdat we nu tussen al die heuvels door moesten varen en ze van dichtbij konden be wonderen. Van Fremantle tot Sydney hadden we zeer koud weer gehad en veel wind, zodat de deuren naar het dek en reling gesloten waren. 's Avonds vertrokken we veer uit Sydney voor de laatste etappe van onze reis door de Tasman- zee naar het einddoel Wellinn. ton, doch dat zouden we niet eerJ der bereiken dan eerst nog een paar dagen heel slecht weer en een woeste zee te hebben meeet. maakt. Van vrijdag 3 op zaterdag 4 november was het oppassen om niet uit bed te rollen, zoging de boot te keer en de bemanning vertelde ons dat we nog niet zo'n slecht weer hadden gehad als die nacht. Wij lagen nogal dicht bij de eetzaal en we hoorden daar 's nachts de borden, koppen en schotels van de rekken afschui- ven, om vervolgens stuk te val len op de grond. Maandag 6 november is de grote dag voor ons aangebroken Van slapen is niet veel terecht gekomen en de douchecellen en wasgelegenheden waren om 5 uur in de morgen al uitverkocht. Toch moesten we in de haven van Wellington nog van 6 tot 8 uur stil liggen, omdat de douane pas zo laat aan boord kwam. Enfin, in de verte zagen we de aanlegsteiger al met enorm veel mensen, die hun ouders kwamen begroeten, en toen wij om 10 uur voor anker gingen, was het een gezwaai en geroep van je welste, Hoe het was op de wal, toen wij en de andere ouders hun kinde ren na zo'n lange tijd weer zagen, behoef ik niet te schrijven, zoiets kan je op dat ogenblik moeilijk verwerken. Wij waren met de boot aan ons einddoel: Welling ton. Ll SCHENKING VAN PAUS VOOR NABESTAANDEN TREINRAMP. SLACHTOFFERS Paus Johannes XXIII heeft eec bedrag van een miljoen Lire (f 6000) door zijn internuntius in Den Haag. Mgr. Joseph Beltrami, laten overma. ken aan de Nederlandse Spoorwegen In een begeleidend schrijven ver zoekt de internuntius namens de Paus dit bedrag te bestemmen voor de meest urgente noden van de nabe staanden der slachtoffers van de treinramp in Harmeien. 13).. Smidje Verholen keek de pastoor angstig aan. „Ik w... weet het niet, m... mijnheer p... astoor zei hij schor. „Een v... vent als ik hoort n... niet meer in de k... kerk geloof ik." En na dit gezegd te hebben, rende hij er zo hard hij kon vandoor. De goede pas toor keek hem verbaasd na en begreep er niets van. En hij was zo verdiept in de aanblik van die door de sneeuw rennende Verho len, dat hij helemaal niet merkte, dat achter zijn rug een deftige, oude heer voorzichtig om 't hoek je van 'n donkere portiek gluur de. „Hihihi, een waarlijk amu sant voorval", lachte de oude lieer in zichzelf. „Het gaat goed, liet gaat werkelijk goed!" Doch wat er nu precies goed ging, liet die oude heer in het midden. Hij verdween vervolgens weer en ik weet werkelijk niet waar hij naar toe is gegaan. Zo gingen de da gen voorbij. Kerstmis kwam en Kerstmis ging en smidje Verho len maakte de rest van het geld op, dat hij gebeurd had van Sjaa- kie Yzermeier bij de verkoop van zijn oude materialen. Er was ech ter één ding, dat bleef en dat was de felle kou. Het was namelijk hartje winter, het bleef maar sneeuwen en het vroor, dat het kraakte. Smidje Verholen, die geen geld meer had voor borrel tjes en voor bier, zat in zijn ka mer met een dikke das om. Hij bibberde van de kou en keek scheel van de honger. Hij was he lemaal nuchter, want waarvan zou hij nu nog sterke drank kun nen kopen? Hij wist ook niet wat hij eten moest, want er hing geen stukje spek of rookvlees meer in de kast. Er lag alleen nog maar een oude, uitgedroogde korst brood in de trommel en daar zou hij ook niet lang op kunnen te ren. Zo zat ons smidje daar in zijn koude huis. Het begon al donker te worden en hij dacht er net over om nu maar naar bed te gaan. Daar was het tenminste warm en zou hij de kou en de honger niet zo voelen. Plotseling werd er echter zacht en bedeesd aan zijn bel getrokken. Hé, wie kan dat nu zijn, dacht smidje Verholen verbaasd. Vast en ze ker geen straatjongens, want die waren gewoon meer geweld tegf- bruiken bij het belletje trekken. Evenmin klanten, want die gis ten wel hoe het er in de smidse voor stond. Hij besloot maar eens te gaan kijken en zag toen tot zijn stomme verbazing een al wat ouder, maar breed en fors febouwde man staan met 'n eer- iedwaardig voorkomen. De ma: was gekleed in een ruwe pij en droeg een timmermansbak met gereedschap op de schouder. Ee: eindje verder stond een ezeltj: waarop een jonge vrouw me: haar kindje gezeten was. .FEUILLETON van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN" DE JEUGDVAN TONY ROMAN door A. v. ENGELEN 19). Zij passeert. O, wat is dat schrikken! Daar ligt iemand in het gras, een jon gen! De ogen zijn gesloten en de rustige ademhaling verraadt een diepe slaap!... Nieuwsgierig moet zij toch even kijken wie dat zijn mag! Hemel lief, het is Tony van Ber- kel, haar Tony! Heftig klopt haar hartje en 'n diepe blos kleurt haar wangen. Haastig doet zij enige schreden achterwaarts, dan zal zij doorlo pen, dat is immers het enigst passende! Nog eenmaal kijkt zij om naar dat fijnbesneden gezichtje waar op de glimlach speelt van een groot geluk of van een schone droom. Een wondere ontroering grijpt haar aan, zij keert terug op haar schreden, knielt naast de slapen de jongen neer en legt aan zijn voeten heel de bos purperen bloemen, die zij plukte voor hèm toch aan de Dijk. Als schuldbewust kijkt zij in het rond, neen, niemand zag het. Nog een laatste blik, dan snelt zij heen. Wel schijnen domme koeienogen haar iets te vragen, maar het meisje Iaat zich haar geheim niet ontfutselen, niemand mag er van weten, van de bedre ven stoutigheid, van de bloemen, die zij strooide aan de voeten van haar cavalier... De zon is haast aan 't maken om gedaan te hebben, want zij had een lange dag. Langs de he- melhelling is zij omlaag gegleden en wolken van pluimig dons lig gen daar gespreid om haar een passende ontvangst te bereiden. Hierop zinkt zij nu neer en zij overstuift het vlokkige wol met goudbrokaat. Een draperie van vuur sluit haar rustbed af. De schaduw van de eikebomen is opgeschoven en heeft zich te ruggetrokken voor een laatste lichtuitstorting van de scheiden de zon. Het hoofd van de slapendejon- gen komt onbeschermd te liggen in een juichende stralenbundel en dit wekt hem tot leven; een geeuw, een ruk en Tony zit over eind, steunend op zijn nog sla pende armen. Hèhè, hij heeft gemaft! Hoe lang? O je, de zon is al bijna on der! Maar het geeft niets hoor, hij heeft tijd genoeg. En daarbij hij heeft heerlijk gedroomd! En nóg kan hij niet geloven dat het slechts een droom is geweest. Immers, hij herinnert zich alles: In een groot paleis was hij. De wanden waren van wit albast en de zuilen van groen geaderd mar mer. En zware gouddoorweven tapijten bedekten de vloeren... Hij was op een troon gezeten. Lakeien in goud livrei liepen af en aan en bogen telkens tot bijna op de grond, want hij was ko ningszoon en kroonprins... Daar hoorde hij in de verte 'n zacht geklingel als het klateren van vele watervallen. De purpe ren gordijnen schoven open en in een hemels licht verscheen een menigte van hofdames, in wier midden een beeldschone prinses. Langzaam kwam zij aangeschre- den en de gloed van duizend zon nen omstraalde haar... Ruisend kwam de stoet nader in een zefir van honingzoete parfum. De prinses gaf met wui vend handje een teken aan haar gevolg, dat dit zou achterblijven en gans alleen kwam zij naar vo ren. Schuchter waren haar kleine pasjes, maar haar onvergelijke lijk lief gezichtje straalde als een bloeiende roos. Zij kwam neerknielen voor zijn troon, o zo zacht en zedig, en daar legde zij een bundeltje bloe men neer! Daarna bleef zij wachten op 't antwoord van hem, de prins... Ontroerd door haar liefheid boog hij zich voorover tot een dankbare kus, maar ontsteld week zij terug, al verder en ver der, totdat zij tenslotte geheel verdwenen was! Ontroostbaar was hij en diep ongelukkig. Slechts de bloemen waren gebleven tot een aanden ken... Nu is hij dan wakker en al het heerlijke van zojuist is slechts een droom geweest? Hij ziet in het rond. Hé wat? Bloemen? Ja, er ligt een bundeltje bloemen aan zijn voeten, de bloemen van de scho ne prinses. Maar... dat kan toch niet, want het was toch slechts een droom? Vermoedend dat hij nog slaapt, knijpt hij zich in ar men en benen, maar het is dui delijk: hij is klaar wakker en daar, daar liggen de purperen bloemen van zijn prinses! Wat is droom en wat nog werkelijk heid. Hij kan er niet uit. Maar goed, de bloemen zijn in ieder geval toch van hem! Hij zal ze meenemen naar huis! Hij springt overeind, slaat de grassprietjes van zijn verkreu kelde cheviot broek en bindt dan voorzichtig, ja eerbiedig, de bloemen tot een ruiker bijeen. Au, daar prikt hij zich. Een bloeddruppel welt uit zijn vinger omhoog en vloeit uit op een van de blaadjes, waar al een rood vlekje was van bloed!... Maar kom, nu eens naar het vistuig gekeken. Hei, de dobber is weg! Gejaagd en zenuwachtig haalt hij op, althans zo ver dat lukt, want halverwege spant 't snoer zich strak en wil van geen ver der meekomen weten. Kolossaal, dat moet wel een kanjer wezen, waarschijnlijk een snoek. O, wat zwaar trekken. Tergend traag komt vanuit de diepte de dobber in zicht. Floep! daar knapt de draad en keert een plompenblad naar zijn oude plaats terug. Hé, wat spijtig, zelfs z'n snee is hij nu kwijt! Wrevelig door deze onver wachte tegenslag pakt de jonge: de rest bij elkaar en wil na: huis gaan, maar... daar hoortt het geluid van roeibootrienr- Hij is aangenaam verrast, d-' zal Gerrit de Vlam zijn, een ou schoolkameraad. Ja, varen, dat zou hij ook eens willen! Een krachtig „Hallo, hallo galmt reeds over het water. P roeier wendt het hoofd en schijt' het wenkend wuiven te bega pen de boot draait scherp bij kame dan aangestevend, de pk te plecht zacht plonsend doorl opgestuwde waterval, die W de wanden uiteenglijdt tot wif- zog... Tony wacht. De hengel die maar een p wone boonstaak is heeft reeds als een harpoen naar denkbeeldige walvis geworpe- Na enig manoeuvreren in liet bootje aan de lage overkai „Koomt er mar in!" is de11 nodiging. Een paar sprongetjes over zwierende planken, die wec ken in het weinigje water, da de bodem staat. (Wordt vervol? gedrukte dor me keperflai een kleur- en kwaliteit- KI dessins Jn de kleuren. Voo «i meisjespyi jOcffl. breed, per mete copyriu avarv

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1962 | | pagina 2