Brief uit Nieuw-Zeeland
BELEVENISSEN VAN SMIDJE VERHOLEN
V
H
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 5 FEBRUARI 1962
uitbreidingsplannen Laageinde I
en Laageinde II door geen van de
belanghebbenden gebruik was ge
maakt, werd besloten tot deze
onteigening over te gaan.
Tot slot werd de gemeente- en
bedrijfsbegroting voor 19G2 aan
geboden. In de commissie van
onderzoek werdengekozen de
heren Duijvelaar 15 stemmen, y.
d. Hoven 14 stemmen en Meys 12
stemmen. In totaal werden 1/
stemmen uitgebracht.
Dunedin, januari 1962.
Geachte Redactie van de
Echo van het Zuiden.
Aan Uw verzoek oin een be
schrijving te maken van de reis
die wij met ongeveer GUU cmi-
grantenouders per s.s. „Water
man" op 28 september naar
Australië en Nieuw-Zeeland,
waar we op 6 november aan
kwamen, hebben gemaakt, wil
ik bij deze gaarne voldoen.
Het vertrek in Waalwijk 's mor
gens was voor ons en mevrouw
Trimbach, die met ons meereis
de, al erg hartelijk, doordat er n
grote schare buurtgenoten tegen
woordig was, toen wij in de bus
stapten, die ons naar Rotterdam
zou brengen. Vele handen wer
den gegeven en ze wensten ons
allemaal'een goede reis en behou
den vaart en vele groeten aan on
ze kinderen als we in Nieuw-Zee
land aankwamen.
In Rotterdam waren de forma
liteiten gauw afgedaan en con
trole op bagage was er niet (dat
was een meevaller). Na het ma
ken van foto's in de loods en op
de loopplank en de boot, eerst
even naar de hutten kijken, waar
onze bagage al gebracht was. Zelf
kwam ik in een hut met nog vijt
andere mannen, de oudste \\as 76
jaarf een van 69, niet ons tweeën
van 67 en twee van 54 jaar. Wij
hebben het heel de reis bijzonder
goed met elkaar kunnen vinden.
Mijn echtgenote en mevr. Trim
bach ook met zes dames in één
hut, variërend van 75, 67, 66, 65,
59 en 54 jaar. Daar was nog een
oud-Waalwijkse bij, n.l. van za
delmaker De Folter van de Markt
vroeger. Ook die hebben lief en
leed goed met elkaar gedeeld tij
dens de reis. Toen zijn we weer
naar dek gegaan om het vertrek
mee te maken. Om ongeveer 3.15
uur gaf de boot de bekende drie
signalen op de stoomfluit en de
motorbootjes die het schip uit de
haven zouden brengen, zetten
zich in beweging en langzaam
ging de „Waterman" van de kade
zijn grote reis aanvangen. Zelf
heb ik dat al reeds enkele malen
vanaf de kade meegemaakt en
dan is dat indrukwekkend, maar
nu we zelf bij de vertrekkenden
behoorden, was dat nog weer iets
gebcel anders; die roepende en
uit alle macht zwaaiende menigte
die achterblijft, van alles en nog
wat in de handen om maar goed
in het gezicht te blijven van hen
die weg gaan naar de onbekende
wereld, en zelf voel jc ook dat 't
voor emigranten niet mee zal
vallen om voor een lange tijd of
misschien wel voor goed afscheid
te nemen van de dierbaren die je
in je mooie Holland moet ach
terlaten. Zoiets moet men zelf
meemaken om dat te kunnen
voelen en begrijpen.
Aan alles komt een einde, dus
ook aan het vertrek en toen dat
fianorama aan ons oog was ont
rokken, gingen we naar de eet
zaal, waar de eerste warme lunch
ons reeds wachtte; van alles en
nog wat was er op tafel.
Daarna weer even naar de hut,
waar we werden verrast door
twee mooie bloemstukken, ons
door onze kinderen aangeboden
bij ons vertrek. Vervolgens naar
de mooie conversaticzaal met
aangrenzende lees- en schrijfsa-
lon met een bar voor de nodige
hartversterkende drankjes. Om
7 uur het diner, wat ook weer tot
in de puntjes was verzorgd, en
verder de avond met nog een
kaartje leggend en wat praten
doorbrengen, waarna de dames
hun bed opzochten en de mannen
nog even naar dek gingen om de
Engelse kust met z'n vele vuur
torens en de voorbij varende
schepen en ook enkele vliegtui
gen te zien met hun mooie lich
ten, die telkens van kleur verwis
selden. Zo was dan voor ons de
eerste dag verstreken en zoch
ten ook wij onze hut op, na eerst
nog even bij de barkeeper te heb
ben aangelegd, hetgeen het sla
pen ten gpede kwam.
De volgende dag vroeg uit de
veren en naar de douchecel en
dan naar het dek om wat op te
frissen; die zeelucht doet ons
goed. Het weer is niet te best en
dus niet te lang buiten, omreden
wij om 8 uur het ontbijt krijgen.
In twee ploegen moeten wij tel
kens eten, omdat de eetzaal maar
voor de lielft van de passagiers
plaats biedt. Ontbijt om 8 en 9
uur, warme lunch om 12 en 1 uur
en diner van 67 uur. Wij beho
ren bij ploeg 1 en vinden dat wel
fijn.
Het weer is intussen slecht ge
worden, het regent en hagelt van
jc welste, dus moeten we ons ver
tier binnen zoeken, hetgeen niet
zo'n bezwaar is, daar we een
kaartje kunnen leggen en we al
len met elkaar kennis maken, el
kaar vertellen naar welke plaats
we gaan, enz. Het begint al aar
dig op één familie te lijken hier
aan boord, dat komt ook al door
dat er geen klasseverschil is op
de „Waterman", iedereen kan
gaan en staan waar hij wil. Alle
maal mensen met hetzelfde doel
hun kinderen een bezoek bren
gen, met daarnaast een honderd
tal emigranten, die terugkeren
van een verblijf in Holland en
ook die voor 't eerst naar Austra
lië of Nieuw-Zeeland emigreren.
De zee is erg woelig geworden
en als we 's avonds om 6 uur
gaan eten zijn er al wel een kwart
van de plaatsen onbezet van pas
sagiers die zeeziek zijn. Wij zijn
alle drie gelukkig nog goed ge
zond en zijn dat ook gedurende
de gehele reis gebleven, op enke
le hagen na voor de beide dames.
Het is nu oppassen geblazen als
men door de gangen en trappen
van het schip naar de conyersa-
tiezaal gaat; steeds de leuningen
goed vasthouden, anders is het
uitschuiven en vallen. In de zaal
staan de konuen koffie, biergla
zen en borreltjes ook al mee te
deinen op de tafels en bij grote
golven gaan ze nogal eens met de
vloer kennis maken om daar stuk
te slaan. Het is af en toe mooi
om te zien hoe ze soms met stoel
en al omtuimelen. Het schip
maakt rare capriolen: dan staat
het op z'n kop en dan weer dwars
van de ene kant naar de andere.
Ook ziet men vele passagiers
met dikke papieren zakken lopen
om het overtollige in te doen dat
men kwijt raakt als men zeeziek
wordt ot is. Van de kusten zien
we weinig, omdat we te ver op
zee varen. Enkele schepen zien
we passeren en verder niets.
Zondagmorgen heel vroeg uit
de veren, om 7 uur naar de H.
Mis en daarna kennis gemaakt
met Pater Versluis, een echte
amicale man, die weer terug gaat
naar zijn missie in Australië na
een verblijf van een half jaar in
Holland. Het weer is nu bijzon
der goed, de zon is warm en het
is druk op 't dek, waar vele stoe
len staan voor de passagiers, om
van alles te kunnen genieten. We
zien nu vaag de kust van Portu
gal en als we die 's middags om
4 uur omdraaien, zien wc boven
op de rotsen een klooster staan,
waarin zusters wonen; door een
verrekijker konden we die zus-
terkes in de tuin zien werken.
Twee Hollandse boten zien we
naast ons heen komen, n.l. de
„Lekkerkerk" en een tankboot
van de „Esso", die door stoten op
de scheepsfluit groeten uitwisse
len met onze boot. Om ongeveer
10 uur gaan we weer naar de
„lijmkit", dat is een gezegde van
een Rotterdammer die bij ons in
de hut ligt, en dat betekent gaan
slapen. Zo gaat het door zonder
veel bezienswaardigheden tot za
terdag 7 oktober, als we 's mor
gens om 4 uur al wakker worden
gemaakt door het vele rumoer
dat er op de boot heerst. Wij zijn
in Port-Said aangeland, de eerste
aanlegplaats. Vlug een douche
ncinen, aankleden en naar 't dek,
waar we een panorama te zien
krijgen, zo sprookjesachtig, om
nooit te vergeten. Wel 20 a 30
kleine bootjes met allerlei koop
waren er in liggen naast onze
boot gemeerd, om hun artikelen
aan te bieden. Heel de haven is
één zee van gekleurde lichtjes,
die ons van de schepen toelachen.
Daartussendoor 'n lawaai van je
welste van de Arabieren, die
staan te schreeuwen met hun
koopwaar. Er wordt nogal veel
door de passagiers gekocht, na
eerst de helft van de gevraagde
prijs te hebben afgetroggeld; dat
moet wel, want ze vragen veel te
veel. We zouden eerst aan wal
hebben mogen gaan, maar om 6
uur kwam door de radio op het
schip dat we om 7 uur weer af
moesten varen, omdat we het
Suez-kanaal in moesten. Een te
genvaller maar niets aan te doen.
Het wordt steeds warmer en als
we in bet kanaal varen, is het al
34 tot 36 graden. In het midden
van het Suez-kanaal moeten we
sitl gaan liggen om de schepen
van de tegenovergestelde richting
door een zijkanaaltje te laten
passeren. Aan de ene oever van
het kanaal is het niets dan een
dorre zandvlakte, aan de andere
kant is het vruchtbaarder en
staan er in nederzettingen krot
woningen voor de inlanders en
mooie gebouwen voor Europea
nen. Een schrille tegenstelling!
Ook loopt daar een auto- en een
spoorbaan langs de oevers. Om 6
uur zetten we de reis voort met
heel warm weer. 's Nachts pas
seren we Suez en varen dan de
Rode Zee in, waar het 36 tot 38
graden is, verder in de richting
Aden, waar we woensdagmorgen
11 oktober om half negen de ha
ven binnen varen, na eerst de
olieraffinaderijen met hun grote
zilveren ketels en witte huisjes
voor bet personeel daarvan te
zijn gepasseerd. Nu kunnen we
aan wal en veel passagiers ma
ken er gebruik van, hoewel ze bij
hun terugkomst spijt daarvan
hebben, omdat het veel te warm
is, in de 40 graden. Er staan hier
prachtige grote gebouwen langs
de haven, maar ook weer die
armzalige hokken, waarin de in
landse bevolking woont. Om half
vijf in de middag vertrekken we
weer om het langste deel van on
ze reis zonder tussenlanding
voort te zetten, 14 dagen niets als
water, met in het begin nog wat
afgewisseld door het zien van en
kele voorbij varende schepen en
van grote partijen dolfijnen, die
boven het water uitspringen en
er dan met een plons weer in te
recht komen; daar tussendoor
die kleine zilveren visjes, die een
heel eind over het water vliegen.
Het gaat nu op Fremantle in
Australië aan, waar wc donder
dag 25 oktober hopen te zijn.
Aan boord worden voor de pas
sagiers 's avonds nogal eens wed
strijden georganiseerd in klaver
jassen en bingo-spelen; ook zijn
er balavonden, doch dat is meer
voor de jongeren, evenals het
zwembad, waarvan ook een druk
gebruik wordt gemaakt. Maan
dag 16 oktober bij het passeren
van de evenaar was het 'n groot
Neptunusfeest, dat was me een
gekkenhuis. Degenen die zich op
gegeven hadden om gedoopt te
worden, hebben er van geprofi
teerd. Ze moesten eerst op hun
knieën voor Neptunus gaan zit
ten, dan werden lange slierten in
hun mond gestopt en daarna
werden ze met rose en zwart poe
der goed nat ingesmeerd, vervol
gens met het hoofd en de handen
in een schandpaal en dan maar
slaan en insmeren met dat vieze
mengsel. Tot slot werden ze do9r
vier of vijf man opgepakt en in
een bad gedompeld. Ook de do-
miné was van de partij; een ou
we Duitser van 72 kreeg van Nep
tunus eerst een glaasje cognac en
daar werd nogal schappelijk mee
omgegaan.
Donderdag 19 oktober s mor
gens om half elf is er voor de
emigrantenouders een feestelijke
bijeenkomst georganiseerd; we
werden getracteerd op kollicmet
gebak, ieder een consumptie en
maar liedjes zingen, allemaal
oud-Hollandse, zoals „In naam
van Oranje", „De Zilvervloot
„,In een blauw geruite ikcl" enz.
Rij sluiting allemaal een stuk
taart met koffie. Die taart was
een kunstwerk, voorstellende de
„Waterman", heel groot, met
brug, schoorsteen en masten er
op. Was_er een jarige aan boord,
dan werd hij verrast met een gro
te taart, opgesmukt met prachti
ge bloemen van spijzen. Dat was
een vakman hoor, die dat maak
te hier aan boord.
Zondag 21 oktober krijgen we
een afscheidsdiner ter ere van de
eerste landing in Australië, waar
ook de eerste passagiers en emi
granten van boord gaan. Donder
dag 25 oktober zijn wc weer
vroeg uit de veren, want Fre
mantle is reeds in zicht en om
10.30 mogen we aan wal tot des
middags 4 uur. Het was er erg
warm in de stad en veel last van
vliegen. Wel moderne en grote
winkelstraten (zelfbediening) en
vele kerkgebouwen van allerlei
gezindten. Van hieruit gingen we
recht door naar Melbourne, waar
\ve maandag 30 oktober al vroeg
in de morgen arriveerden. Zoiets
moois hadden we nog nooit ge
zien, hoge rotsen en heuvels met
daartegen en bovenop de huizen
gebouwd, afgewisseld met groen
en veelkleurige bloemen. Om
10.30 mochten we aan wal. Wij
werden afgehaald door W. Da-
men met z'n vrouw, dochter en
man (oud-Waal wij kers) en heb
ben daar een gezellige dag gehad.
Wij zijn daar reuzegoed onthaald
en hebben daar ook nog eens ge
klonken met z'n allen op Hol
land. Dinsdag vertrokken we
weer naar Sydney met z'n beken
de hoge en lange brug, die door
Hollanders is ontworpen en ge
bouwd. Ook daar was het even
mooi als in Melbourne, zo niet
mooier, omdat we nu tussen al
die heuvels door moesten varen
en ze van dichtbij konden be
wonderen. Van Fremantle tot
Sydney hadden we zeer koud
weer gehad en veel wind, zodat
de deuren naar het dek en reling
gesloten waren.
's Avonds vertrokken we veer
uit Sydney voor de laatste etappe
van onze reis door de Tasman-
zee naar het einddoel Wellinn.
ton, doch dat zouden we niet eerJ
der bereiken dan eerst nog een
paar dagen heel slecht weer en
een woeste zee te hebben meeet.
maakt. Van vrijdag 3 op zaterdag
4 november was het oppassen
om niet uit bed te rollen, zoging
de boot te keer en de bemanning
vertelde ons dat we nog niet zo'n
slecht weer hadden gehad als die
nacht. Wij lagen nogal dicht bij
de eetzaal en we hoorden daar
's nachts de borden, koppen en
schotels van de rekken afschui-
ven, om vervolgens stuk te val
len op de grond.
Maandag 6 november is de
grote dag voor ons aangebroken
Van slapen is niet veel terecht
gekomen en de douchecellen en
wasgelegenheden waren om 5 uur
in de morgen al uitverkocht.
Toch moesten we in de haven
van Wellington nog van 6 tot 8
uur stil liggen, omdat de douane
pas zo laat aan boord kwam.
Enfin, in de verte zagen we de
aanlegsteiger al met enorm veel
mensen, die hun ouders kwamen
begroeten, en toen wij om 10 uur
voor anker gingen, was het een
gezwaai en geroep van je welste,
Hoe het was op de wal, toen wij
en de andere ouders hun kinde
ren na zo'n lange tijd weer zagen,
behoef ik niet te schrijven, zoiets
kan je op dat ogenblik moeilijk
verwerken. Wij waren met de
boot aan ons einddoel: Welling
ton. Ll
SCHENKING VAN PAUS VOOR
NABESTAANDEN TREINRAMP.
SLACHTOFFERS
Paus Johannes XXIII heeft eec
bedrag van een miljoen Lire (f 6000)
door zijn internuntius in Den Haag.
Mgr. Joseph Beltrami, laten overma.
ken aan de Nederlandse Spoorwegen
In een begeleidend schrijven ver
zoekt de internuntius namens de Paus
dit bedrag te bestemmen voor de
meest urgente noden van de nabe
staanden der slachtoffers van de
treinramp in Harmeien.
13)..
Smidje Verholen keek de pastoor
angstig aan. „Ik w... weet het
niet, m... mijnheer p... astoor
zei hij schor. „Een v... vent als
ik hoort n... niet meer in de k...
kerk geloof ik." En na dit gezegd
te hebben, rende hij er zo hard
hij kon vandoor. De goede pas
toor keek hem verbaasd na en
begreep er niets van. En hij was
zo verdiept in de aanblik van die
door de sneeuw rennende Verho
len, dat hij helemaal niet merkte,
dat achter zijn rug een deftige,
oude heer voorzichtig om 't hoek
je van 'n donkere portiek gluur
de. „Hihihi, een waarlijk amu
sant voorval", lachte de oude
lieer in zichzelf. „Het gaat goed,
liet gaat werkelijk goed!" Doch
wat er nu precies goed ging, liet
die oude heer in het midden. Hij
verdween vervolgens weer en ik
weet werkelijk niet waar hij naar
toe is gegaan. Zo gingen de da
gen voorbij. Kerstmis kwam en
Kerstmis ging en smidje Verho
len maakte de rest van het geld
op, dat hij gebeurd had van Sjaa-
kie Yzermeier bij de verkoop van
zijn oude materialen. Er was ech
ter één ding, dat bleef en dat was
de felle kou. Het was namelijk
hartje winter, het bleef maar
sneeuwen en het vroor, dat het
kraakte. Smidje Verholen, die
geen geld meer had voor borrel
tjes en voor bier, zat in zijn ka
mer met een dikke das om. Hij
bibberde van de kou en keek
scheel van de honger. Hij was he
lemaal nuchter, want waarvan
zou hij nu nog sterke drank kun
nen kopen? Hij wist ook niet wat
hij eten moest, want er hing geen
stukje spek of rookvlees meer in
de kast. Er lag alleen nog maar
een oude, uitgedroogde korst
brood in de trommel en daar zou
hij ook niet lang op kunnen te
ren. Zo zat ons smidje daar in
zijn koude huis. Het begon al
donker te worden en hij dacht er
net over om nu maar naar bed te
gaan. Daar was het tenminste
warm en zou hij de kou en de
honger niet zo voelen. Plotseling
werd er echter zacht en bedeesd
aan zijn bel getrokken. Hé, wie
kan dat nu zijn, dacht smidje
Verholen verbaasd. Vast en ze
ker geen straatjongens, want die
waren gewoon meer geweld tegf-
bruiken bij het belletje trekken.
Evenmin klanten, want die gis
ten wel hoe het er in de smidse
voor stond. Hij besloot maar
eens te gaan kijken en zag toen
tot zijn stomme verbazing een al
wat ouder, maar breed en fors
febouwde man staan met 'n eer-
iedwaardig voorkomen. De ma:
was gekleed in een ruwe pij en
droeg een timmermansbak met
gereedschap op de schouder. Ee:
eindje verder stond een ezeltj:
waarop een jonge vrouw me:
haar kindje gezeten was.
.FEUILLETON
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
DE JEUGDVAN
TONY
ROMAN
door
A. v. ENGELEN
19).
Zij passeert.
O, wat is dat schrikken! Daar
ligt iemand in het gras, een jon
gen! De ogen zijn gesloten en de
rustige ademhaling verraadt een
diepe slaap!...
Nieuwsgierig moet zij toch
even kijken wie dat zijn mag!
Hemel lief, het is Tony van Ber-
kel, haar Tony!
Heftig klopt haar hartje en 'n
diepe blos kleurt haar wangen.
Haastig doet zij enige schreden
achterwaarts, dan zal zij doorlo
pen, dat is immers het enigst
passende!
Nog eenmaal kijkt zij om naar
dat fijnbesneden gezichtje waar
op de glimlach speelt van een
groot geluk of van een schone
droom.
Een wondere ontroering grijpt
haar aan, zij keert terug op haar
schreden, knielt naast de slapen
de jongen neer en legt aan zijn
voeten heel de bos purperen
bloemen, die zij plukte voor
hèm toch aan de Dijk.
Als schuldbewust kijkt zij in
het rond, neen, niemand zag het.
Nog een laatste blik, dan snelt
zij heen. Wel schijnen domme
koeienogen haar iets te vragen,
maar het meisje Iaat zich haar
geheim niet ontfutselen, niemand
mag er van weten, van de bedre
ven stoutigheid, van de bloemen,
die zij strooide aan de voeten van
haar cavalier...
De zon is haast aan 't maken
om gedaan te hebben, want zij
had een lange dag. Langs de he-
melhelling is zij omlaag gegleden
en wolken van pluimig dons lig
gen daar gespreid om haar een
passende ontvangst te bereiden.
Hierop zinkt zij nu neer en zij
overstuift het vlokkige wol met
goudbrokaat. Een draperie van
vuur sluit haar rustbed af.
De schaduw van de eikebomen
is opgeschoven en heeft zich te
ruggetrokken voor een laatste
lichtuitstorting van de scheiden
de zon.
Het hoofd van de slapendejon-
gen komt onbeschermd te liggen
in een juichende stralenbundel
en dit wekt hem tot leven; een
geeuw, een ruk en Tony zit over
eind, steunend op zijn nog sla
pende armen.
Hèhè, hij heeft gemaft! Hoe
lang? O je, de zon is al bijna on
der! Maar het geeft niets hoor,
hij heeft tijd genoeg. En daarbij
hij heeft heerlijk gedroomd! En
nóg kan hij niet geloven dat het
slechts een droom is geweest.
Immers, hij herinnert zich alles:
In een groot paleis was hij. De
wanden waren van wit albast en
de zuilen van groen geaderd mar
mer. En zware gouddoorweven
tapijten bedekten de vloeren...
Hij was op een troon gezeten.
Lakeien in goud livrei liepen af
en aan en bogen telkens tot bijna
op de grond, want hij was ko
ningszoon en kroonprins...
Daar hoorde hij in de verte 'n
zacht geklingel als het klateren
van vele watervallen. De purpe
ren gordijnen schoven open en in
een hemels licht verscheen een
menigte van hofdames, in wier
midden een beeldschone prinses.
Langzaam kwam zij aangeschre-
den en de gloed van duizend zon
nen omstraalde haar...
Ruisend kwam de stoet nader
in een zefir van honingzoete
parfum. De prinses gaf met wui
vend handje een teken aan haar
gevolg, dat dit zou achterblijven
en gans alleen kwam zij naar vo
ren. Schuchter waren haar kleine
pasjes, maar haar onvergelijke
lijk lief gezichtje straalde als een
bloeiende roos.
Zij kwam neerknielen voor zijn
troon, o zo zacht en zedig, en
daar legde zij een bundeltje bloe
men neer!
Daarna bleef zij wachten op 't
antwoord van hem, de prins...
Ontroerd door haar liefheid
boog hij zich voorover tot een
dankbare kus, maar ontsteld
week zij terug, al verder en ver
der, totdat zij tenslotte geheel
verdwenen was!
Ontroostbaar was hij en diep
ongelukkig. Slechts de bloemen
waren gebleven tot een aanden
ken...
Nu is hij dan wakker en al het
heerlijke van zojuist is slechts
een droom geweest?
Hij ziet in het rond.
Hé wat? Bloemen? Ja, er ligt
een bundeltje bloemen aan zijn
voeten, de bloemen van de scho
ne prinses. Maar... dat kan toch
niet, want het was toch slechts
een droom? Vermoedend dat hij
nog slaapt, knijpt hij zich in ar
men en benen, maar het is dui
delijk: hij is klaar wakker en
daar, daar liggen de purperen
bloemen van zijn prinses! Wat
is droom en wat nog werkelijk
heid. Hij kan er niet uit. Maar
goed, de bloemen zijn in ieder
geval toch van hem! Hij zal ze
meenemen naar huis!
Hij springt overeind, slaat de
grassprietjes van zijn verkreu
kelde cheviot broek en bindt dan
voorzichtig, ja eerbiedig, de
bloemen tot een ruiker bijeen.
Au, daar prikt hij zich. Een
bloeddruppel welt uit zijn vinger
omhoog en vloeit uit op een van
de blaadjes, waar al een rood
vlekje was van bloed!...
Maar kom, nu eens naar het
vistuig gekeken.
Hei, de dobber is weg!
Gejaagd en zenuwachtig haalt
hij op, althans zo ver dat lukt,
want halverwege spant 't snoer
zich strak en wil van geen ver
der meekomen weten. Kolossaal,
dat moet wel een kanjer wezen,
waarschijnlijk een snoek. O, wat
zwaar trekken.
Tergend traag komt vanuit de
diepte de dobber in zicht. Floep!
daar knapt de draad en keert een
plompenblad naar zijn oude
plaats terug.
Hé, wat spijtig, zelfs z'n snee
is hij nu kwijt!
Wrevelig door deze onver
wachte tegenslag pakt de jonge:
de rest bij elkaar en wil na:
huis gaan, maar... daar hoortt
het geluid van roeibootrienr-
Hij is aangenaam verrast, d-'
zal Gerrit de Vlam zijn, een ou
schoolkameraad.
Ja, varen, dat zou hij ook
eens willen!
Een krachtig „Hallo, hallo
galmt reeds over het water. P
roeier wendt het hoofd en schijt'
het wenkend wuiven te bega
pen de boot draait scherp bij
kame dan aangestevend, de pk
te plecht zacht plonsend doorl
opgestuwde waterval, die W
de wanden uiteenglijdt tot wif-
zog...
Tony wacht.
De hengel die maar een p
wone boonstaak is heeft
reeds als een harpoen naar
denkbeeldige walvis geworpe-
Na enig manoeuvreren in
liet bootje aan de lage overkai
„Koomt er mar in!" is de11
nodiging.
Een paar sprongetjes over
zwierende planken, die wec
ken in het weinigje water, da
de bodem staat.
(Wordt vervol?
gedrukte dor
me keperflai
een kleur- en
kwaliteit- KI
dessins Jn de
kleuren. Voo
«i meisjespyi
jOcffl. breed,
per mete
copyriu
avarv