*/i
BELEVENISSEN VAN SMIDJE VERHOLEN
ADVE
Woon- en leefklimaat van de gemeente
Sprang-Capelle kenmerkt zich door een te
gesloten en conservatief karakter
&S~'
Pracht
Berry
pri
th
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 1 OKTOBER 1962
Ontwikkeling van de gemeente is in
de loop der jaren ver achtergebleven
2a«r traag tempo
Te weinig belangstelling
voor premiebouw
Het geheimzinnige
geval Blythe
Stijging pendel geremd
Geen wezenlijke
verandering
Maatregelen dringend
noodzakelijk
NIET NIEUW
Teveel gericht op
woningwetbouw
Afwerking agenda
Sprang
Capelle
me
GEVRaaC
m:
Het Economisch Technologisch Instituut voor Noord-Brabant te Tilburg heeft, op verzoek van het ge
meentebestuur van Sprang-Capelle, een rapport samengesteld betreffende de demografische en sociaal-
economische ontwikkeling van de gemeente. Het rapport bevat de uitkomsten van een onderzoek, naar
verschillende aspecten van het woon- en werkklimaat. Met name komen min of meer uitvoerig aan de
orde de bevolkingsgroei, de beroepsstructuur, de uitgaande pendel en de plaatselijke industriële werk
gelegenheid. In een slotbeschouwing wil het E.T.I. komen tot een totaal beeld van de sociaal-
economische situatie van de gemeente Sprang-Capelle, waarbij tevens getracht wordt enige suggesties
te doen voor het in de toekomst te voeren beleid. Dit beleid kan volgens het E.T.I. alleen zo doeltref
fend mogelijk geschieden, wanneer het stoelt op een juist inzicht in de huidige sociaal-economische con
stellatie van de gemeente. Tot de vorming van laatst genoemd inzicht, bedoelt het rapport een verant
woorde bijdrage te leveren.
In het door het E.T.I. samenge
stelde demografisch overzicht, is ge
bleken dat de bevolkingsontwikke
ling van Sprang-Capelle de laatste
decennia in grote lijnen het, in ver
gelijking met provinciale en lande
lijke cijfers, zeer trage ontwikke-
lingstempo volgt van de westelijke
Langstraat. Deze situatie wordt, al
dus net rapport, door twee factoren
bepaald; n.i. de germge natuurlijke
groei en de continue vertrek-over-
schotten De germge natuurlijke be
volkingsaanwas wordt hoofdzakelijk
veroorzaakt door het plaatselijk ge
boortecijfer, dat lager ligt dan el
ders m de omgeving of de provincie.
Wat de vertrek-overschotten be
treft, heeft Sprang-Capelle met de
overige gemeenten uit de westelijke
Langstraat gemeen, dat het al de
cennia lang het karakter van een
expulsiegemeente bezit. Ook de oos
telijke Langstraat heeft tot de vijf
tiger jaren steeds vertrek-overschot
ten gekend, maar dank zij de indus
triële expansie van Waalwijk en
Drunen zijn deze negatieve saldi ter
plaatse in positieve omgezet.
Zowel het aantal vestigingen als
het vertrek, ligt in Sprang-Capelle
aanzienlijk lager dan in de zojuist
genoemde vergelijkingsgemeenten.
De migratie-beweging te Sprang-
Capelle geeft het E.T.I. dan ook aan
leiding tot het maken van de vol
gende veronderstellingen, n.l. dat
ter plaatse en in de nabije omge
ving waarschijnlijk onvoldoende be
staansmogelijkheden aanwezig zijn,
en vervolgens dat het plaatselijk
woonklimaat blijkbaar de eigen
schap bezit dat het de eigen inwo
ners sterk bindt, maar de mensen
van elders weinig aantrekt.
Het feit, dat Sprang-Capelle een
protestantse enclave is in een ka
tholieke omgeving, draagt er toe bij
dat deze gemeente behalve geogra
fisch, ook sociaal in een isolement
verkeert.
„Het gevaar is groot", aldus con
cludeert het rapport, „dat een der
gelijke gemeente op verschillende
terreinen niet met haar tijd meegaat
en de aansluitingen op moderne so
ciale en economische ontwikkelin
gen in vele opzichten mist". Dit kan
tot gevolg hebben dat de actieve
bewoners een dergelijke gemeente
gaan verlaten om een meer geschik
te woonplaats op te zoeken, terwijl
door dezelfde oorzaak de vestiging
van buitenaf wordt tegengehouden.
Dit laatste draagt er toe bij, dat de
gemeente een gesloten en conserva
tief karakter krijgt, waarin nieuwe
ideeën nagenoeg geen voedingsbo
dem vinden.
I "V* j
-■iyi
Ook de woningbouw geeft een ge
heel eigen beeld te zien. De groei
van de woningbouw is over het al
gemeen langzamer verlopen dan in
de andere Langstraatse gemeenten.
FEUILLETON
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
Een oorspronkelijke speurders
roman door
J. F. VAN NUGTEREN
47)
Dokter Lesser aarzelde met zijn
antwoord en krabde zich achter het
oor.
„Tja opgenomen.het lijk van
Blythe lag in bed hè. En eh wat
stond er allemaal in die kamer: het
bed natuurlijk, een grote spiegel
kast en., ja, drommels, dan moet
ik even mijn geheugen raadplegen."
„Nee," onderbrak Jefferson zijn
verdere explicatie over het meubi
lair, „ik bedoel eigenlijk meer wat
er al zo aanwezig was in verband
met de ziekte van Blythe."
„Wel, die tube van de cyaankali."
„Nee, nog iets anders."
„Ja en dan dat briefje van Blythe."
„Ja, maar die cyaankali en dat
briefje hielden eigenlijk alleen ver
band met de dood van Blythe. Nee,
ik bedoel iets betreffende de mo
gelijke kwaal van hem in ieder
geval iets dat verband hield met
zijn ziek zijn."
Het E.T.I. verklaart deze ontwikke
ling uit 't feit, dat ter plaatse, min
der dan elders, belangstelling aan
de dag gelegd wordt voor de pre
mie- en vrije sectorbouw, met het
gevolgd, dat de groei van het aantal
woningen in grotere mate van de
woningwetbouw afhankelijk is. De
woningbouw in Sprang-Capelle be
staat m de periode 19461955 na
melijk voor 79% uit woningwetwo
ningen, terwijl in de periode 1956
1961 waarin de wonmgbouw meer
wordt geliberaliseerd de woning
wetbouw in de totale woningbouw
61% uitmaakt. Laatstgenoemd cij
fer steekt aanmerkelijk boven het
landelijk percentage van 49% uit.
Ondanks het feit dat Sprang-Ca
pelle met een grote woningnood te
kampen heeft, is men ter plaatse
blijkbaar minder dan elders in
de provincie en in den lande ge
negen eigen woningen te bouwen.
Ook in de productieve sfeer, met
name in de agrarische sector, be
staat het vermoeden dat men ter
plaatse huiverig is om investeringen
te doen.
In de beschouwing betreffende de
demografische ontwikkeling van
Sprang-Capelle, wijst het rapport er
op dat verschijnselen als hoge ver
trek-overschotten, lage geboorte- en
hogere sterftecijfers (waarvan in
deze gemeente sprake is) vaak dui
den op een weinig dynamische eco
nomische ontwikkeling. In Sprang-
Capelle gaat deze redenering, aldus
het rapport, in grote lijnen op. Of
schoon de industriële werkgelegen
heid ter plaatse de laatste jaren voor
deze gemeente aanzienlijk is toege
nomen, is het percentage der man
nelijke beroepsbevolking, dat elders
zijn bestaan vindt, niet gedaald. Wel
heeft de uitbreiding van het aantal
arbeidsplaatsen er toe geleid dat
aan de stijging van het aantal man
nelijke pendelaars een halt is toe
geroepen.
Ofschoon de industriële werkge
legenheid te Sprang-Capelle in het
recente verleden aanmerkelijk is
toegenomen, kan het E.T.I. niet con
cluderen dat haar structuur wezen
lijk is veranderd.
Het merendeel van de plaatselijke
arbeidsplaatsen is in de schoen- en
ledernijverheid geconcentreerd, ter
wijl tevens geldt, dat verreweg het
grootste gedeelte van het industriële
apparaat tot in de kleinere bedrij
ven hoort (14 van de 18 bedrijven
tellen 25 of minder arbeidsplaatsen).
Het E.T.I. noemt de recente indus
triële uitbreiding stellig een stap in
de goede richting. Nadrukkelijk
wordt er op gewezen dat, wil een
gemeente met haar tijd meegaan, er
voor gezorgd dient te worden dat
men over het benodigde kader kan
beschikken. Een actieve groepering
van bedrijfshoofden kan het leiding
gevend element in een gemeente
aanzienlijk versterken. Het draagt
tevens bij tot een meer gedifferen
tieerde bevolkingssamenstelling, het
geen de opvoering van een plaatse
lijk woonklimaat aanmerkelijk ten
goede kan komen.
Tot slot waarschuwt het E.T.I. er
voor dat, wanneer de traditionele
woon- en leefgewoonten in deze ge
meente niet spoedig aan moderne
tijdsomstandigheden worden aange
past, de kans groot is, dat op de
duur het vertrek naar andere plaat
sen steeds groter wordt. Het rapport
meent dat het de taak is van 't ge
meentebestuur thans maatregelen te
treffen, die een dergelijke ontwik
keling zoveel mogelijk kunnen voor
komen. Op 't gebied van Industrie
aantrekking, maar vooral op 't ter
rein van de opvoering van 't woon
klimaat, zal het gemeentelijk beleid
een reële politiek moeten voeren,
welke voor deze gemeente voldoen
de levenskansen schept.
Wat het industriële vestigingsbe
leid betreft, suggereert het E.T.I.
steeds een zekere oppervlakte in
dustrie-terrein in reserve te houden.
Het denkt hier in het bijzonder aan
terreinen voor meer lichte indus
trie en voor kleinere bedrijven.
Aangezien het te verwachten is
dat de industriële ontwikkeling in
het bijzonder voor middelzware en
zware industrie een gunstiger voe
dingsbodem vindt in Waalwijk, is 't
van primair belang dat Sprang-Ca
pelle in het bijzonder aandacht be
steedt aan de verbetering van het
plaatselijk woonklimaat. Hierbij
wordt allereerst gedacht aan de
bouw van voldoende woningen. Ver
der is het van belang dat moderne
voorzieningen tot stand worden ge
bracht in de verzorgde sectoren op
economisch-maatschappelijk en cul
tureel gebied. Het rapport noemt
hier onder meer: stimuleren van een
voor zijn taak berekend winkel- en
scholen-apparaat en de ontwikke
ling van accomodatie-vormen voor
kruisverenigingen, maatschappelijk
werk, gezinszorg, georganiseerde en
niet-georganiseerde vormen van re
creatie.
Het is een belangrijke zaak dat de
gemeente Sprang-Capelle zich o.a.
op dit terrein grote inspanningen
getroost.
De gemeenteraad van Sprang-Ca
pelle, die afgelopen vrijdagavond in
zich geruime tijd met het door het
openbare zitting bijeen kwam, heeft
Economisch Technologisch Instituut
te Tilburg uitgebrachte rapport over
deze gemeente bezig gehouden. De
voorzitter bracht als zijn mening
naar voren dat vele gegevens, die in
het rapport staan omschreven, de
raad reeds bekend waren. „Ofschoon
ze voor ons niet nieuw zijn", aldus
de voorzitter, „onderschrijft het col
lege van b. en w. ze volkomen. Het
beleid van de raad en van b. en w.
is er steeds op gericht geweest en
zal er steeds op gericht blijven meer
vooruitgang te boeken".
De oorzaak van het feit dat het
geboortecijfer in Sprang-Capelle
achter blijft bij andere gemeenten
in de Langstraat en Noord-Brabant,
meende de voorzitter te mogen zoe
ken in de omstandigheid dat katho
lieke gezinnen waaraan Sprang-
Capelle niet rijk is over het alge
meen meer kinderen tellen. Daar
tegenover staat, dat de gemeente
per 1000 inwoners meer ouderen
telt. De geringe bevolkingsontwik
keling en het grotere sterftecijfer
ligt, volgens de voorzitter, niet op
medisch vlak. Sprekend over het
weinig mobiele karakter van de be
volking, meende de voorzitter te
mogen veronderstellen dat de oor
zaak voornamelijk gezocht moet
worden in de geïsoleerde ligging van
Sprang-Capelle, terwijl hier tevens
de godsdienst een belangrijke rol in
speelt. De voorzitter was het met de
heer Genuit eens, dat er in de ge
meente te weinig woningen worden
gebouwd, hetgeen tevens veroor
zaakt wordt doordat de particuliere
woningbouw nagenoeg niet is inge
slagen.
jr-!a7>v- i».
Een der voornaamste oorzaken
hiervan zou zijn, dat er een zekere
vrees bestaat tot het opnemen van
kredieten. Met betrekking hierop,
wees de voorzitter op het feit, dat
in het verleden verschillende pogin
gen zijn ondernomen om de parti
culiere woningbouw op te voeren,
o.a. door het verlenen van bijstand
in de bouw. De woningzoekenden in
de gemeente richten zich, zo meen
de de voorzitter, te veel naar de en
kele woningwetwoningen, die aan de
gemeente worden toegekend.
Deze instelling vindt men ook bij
die inwoners, die financieel méér
kunnen dragen. Naar aanleiding van
de opmerkingen van het rapport, be
treffende het aantrekken van in
dustrie, benadrukte de voorzitter
dat pogingen, die in het verleden
zijn aangewend om meer en anders
geaarde industrie aan te trekken,
niet geheel zonder resultaat zijn ge
weest.
Wat betreft het woon- en leef
klimaat in de gemeente, zei de voor
zitter er inderdaad van overtuigd te
zijn dat er in de loop der jaren een
zekere achterstand is opgelopen, of
schoon er de laatste tijd al veel ten
goede is veranderd. Hij wees de
raad op de belangrijkheid om te ko
men tot meer recreatie- en ontspan
ningsgelegenheid.
Dr. Winkelman noemde de in het
rapport geschetste situatie wel zeer
scherp gesteld. Hij zei er van over
tuigd te zijn dat er in de gemeente
meer aandacht besteed dient te wor
den aan het geestelijk woonklimaat.
De heer Genuit noemde als voor
naamste oorzaak de te weinig aan
wezige woningen.
Door de raad werden vervolgens
tot leden van de commissie van ad
vies, als bedoeld in artikel 8 der
woonruimtewet 1947, gekozen: mevr.
S. G. Quirijns-Janson (11 stemmen),
mevr. E. Winkelman-Muller (12 st.),
de heren C. D. Kooter (12 st.), A. P.
de Raat (12 st.) en J. P. de Vos (10
st.). De voorzitter bracht dank aan
de leden van de commissie die de
afgelopen vier jaar als zodanig zit
ting hebben gehad. Hij zei steeds
veel waarde gehecht te hebben aan
de door de commissie uitgebrachte
adviezen. Bij het goedkeuren van de
subsidiëring Stichting Langstraatse
Muzikanten Opleiding te Waalwijk,
werd de heer Rijkers geacht tegen
gestemd te hebben. Het voorstel tot
subsidiëring van de r.k. Lagere
Landbouwschool te Vlijmen werd
zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd. Bij het voorstel tot mede
werking ex art. 72 der Lager On
derwijswet '29 t.b.v. de aanschaffing
van meubilair en oliestooklu v
voor de bijzondere school a
Heistraat, merkte de heer Du
op, liever gezien te hebben dat1
zich zo lang met de thans aan*^
kolenkachels had beholpen r
dien noemde de heer DekkaVet
toestand, waarin genoemde *5*
zich momenteel bevindt mee
bedroevend. In antwoord hierl
de voorzitter, dat restauratie of k
nieuwing te veel geld zon gaaJ
ten. Aan de „Stichting ProS
Bejaarden-centrum voor Sd-
Capelle en omstreken" werd W'
geldlening, groot 100.000, vemS"
Aan de Stichting Dorpshuis Snr-
'Capelle werd een subsidie
175.000.toegekend. 85
Tot leden van de Commissie La
delijke Eigendommen in de
te Sprang-Capelle werden benoS
de heren: de Bie, Rijkers en 2
naard. Bij de wijziging gemeentel
groting werd een bedrag uiteet»?
ken van ƒ45.118.— ten behoeve V
aanleg trottoirs en plantsoenen t
de nieuwe uitbreidingsplannen
Naar aanleiding van de vraag,-
de heer Rijkers betreffende de sled
te toestand van het wegdek vand
Dreefweg, deelde de voorzitter
dat deze weg niet op het gronde!
bied van de gemeente Sprang-Ca^i
le is gelegen. Overigens zal het 3'
lege zich beraden wat er gedaan k
worden tot verbetering van de thsn
bestaande toestand in deze.
JEUGDAPPÈL.
Woensdagavond werd in de Ned. Hert
Kerk alhier, uitgaande van de Hervond-
Gereformeerde Jeugdbonden een Jeugd,
appèl gehouden, ter opening van het werl-
seizoen. Voor deze avond was veel belan--
stelling, zowel uit plaats als streek.
De opening geschiedde door Ds. J. CaL,.
burg van Genderen, voorzitter van de da.
sikale jeugdcommissie, die uit de H. Schrift
las 1 Samuël 17 42-51 en in zijn ope-
ningswoord sprak over: Gods Woord co.
traal op onze verenigingen.
Ds. P. J. Bos van Sprang had tot titel va
zijn rede gekozen „God is met jou reed
begonnen".
Tot afwisseling van deze avond werd®,
dewerking verleend door de Chr. Gemeel
de Zangvereniging Excelsior alhier, die or,
der leiding van dirigent Groen enkele mai;
nummers ten gehore bracht. Verder wei-
ten mee mej. J. Kooyman, declamatie en ie
cantor-organist J. van Rossum, die de af
wezigen lieten genieten van enige prachtige
gedichten en uitstekende orgelmuziek.
Ds. A. Jorissen, jeugdpredikant, Utrech
sprak een slotwoord.
PLATTELANDSVROUWEN BIJEEN.
Dinsdag jl. vergaderden de plattelands
vrouwen weer voor het eerst in het nieuii
.D De Presl(
%[t alle dames
lm en verom
genoten zou
'1 en du* he
^beginne" en
5 jli eerste te
Ije over haar
•\'Wrts werden
3 om de hmsh
Verslagen v;
focursies were
^gekeurd-
rtjjma was he
rjD voor haa
-',r.aar Canada
L-t iets heerlijks
als je weet,
^denkt terug
,-rd met zovee
'rdoelf- Men 1
Joelen. Voor,
gouden en kan
'-feu meedoen.
i?{[ en lucht ga
j ontdekken, gat
Neming door alle
Demerge
toit men in de
- wordt het in
-a weer voet of
rJ guldens op
j kilometers o
'lilde zij daarn
0t begrippen, al
pir dat in een
'■i kan worden
2 de andere
a is, dat zegt t<
De oppervlakte
igj groter dan c
ijerika. Canada
li hoofdzakelijk
•saan. Vee- en
toijk. Een der.
v-j bedekt. Grote
ja uitgevoerd. C
veel, delfstof
Het ontstaan,
volkeren,
alles wer
na de
B, dit
k de afgelopen
tétrijden voorl
i'uhrjjk van de
ging c
Een Berry van
BSV en de tal
[rcivoirt van No
taoeting tussen
Leo van Cror
-huvertoon (gt
Eg op zijn naam
Is de 16-jarige I
wijze
K'iaag van de
van 40 car.
iicj in zijn voor
er helemaal r
havoirt zijn kat
igd. Ook hij s
"5 waarbij een
77. Smidje Verholen liet zijn gas
ten uit en keek peinzend de grote
glanzende auto na waarmee ze weg
reden. En peinzend laadde hij een
nieuwe voorraad stenen op zijn
handwagen om daarmee naar zijn
landje te gaan. „Jong, jonge, wat
gemeen is dat!" zei hij uit de grond
van zijn hart. „Hoe kan iemand dat
nu doen?" Ach ja, zoiets vragen
zoveel mensen zich af: hoe kan
iemand er nu plezier in hebben wa
pens te maken, waarmee de ene
mens de andere vernietigen kan.
En terwijl onze Verholen zo pein
zend naar zijn landje liep, reed de
auto van Jonathan Kardoes op de
weg naar de stad. En langs die weg
stond een deftig oud heertje met
een hoge hoed en een streepjes
broek Dit ons reeds bekende
oude heertje stak zijn duim op de
bekende wijze omhoog en vroeg of
hij liften mocht. „Stop maar, Ja
mes," zei de achtenswaardige Jo
nathan Kardoes van Kooghelgieter,
„Stop maar en laat die oude stak
ker meerijden. Men moet per slot
van rekening iets voor zijn mede
mensen overhebben." De „oude
stakker" liet zich natuurlijk geen
tweemaal vragen en stapte ver
heugd in. Eenmaal gezeten stak hij
genietend een verse sigaar op en
zei hij: Hèhè! Het valt niet mee
voor een oude man!" „Het valt
voor niemand mee," merkte de heer
Kardoes snedig op. „Zeg dat wel,"
vervolgde het oude baasje. „Ik zit
ook nog zo'n beetje in de handel,
ziet u. Ja, een mens moet toch wat
doen tegenwoordig. Ik handel in
eh, nou ja, dat doet er niet toe. Zo
heb ik onlangs nog wat zaken ge
daan met een zekere smidje Ver
holen. Jonge, jonge, wat heeft het
me een moeite gekost die zaak voor
elkaar te krijgen. Maar ik heb het
versierd, hoor!" „Zozo, zaken ge
daan met een zekere smidje Verho
len?" zei de heer Jonathan belang
stellend. „Die ken ik wel. Ik heb
zelf ook zaken met hem willen
den. Doch ik kon het niet voor el
kaar krijgen. Is het u wel gelukt!'
„Ja hoor, mij wel! Dat zei ik
toch!" zei het ons zo goed bekende
oude heertje tevreden. Jonathan
Kardoes van Kooghelgieter bekeek
het oude baasje aandachtig en zei
bewonderend: „Nou, nou, dan bent
u meer mans dan ik. Gewoonlijk
slaag ik er wel in mijn zin te krij
gen, maar nu is het me toch niet
gelukt. Zoudt u er dan niets voor
voelen met mij samen te werken'
„Ik werk al met u samen,'' ze;
het oude baasje geheimzinnig en hij
deed de hele reis verder geen mond
meer open.
Dokter Lesser dacht scherp na en
zei dan hoofdschuddend: „Nee het
spijt me, maar ik kan me niet her
ineren, dat ik nog iets anders heb
gezien."
„Nu, ja," merkte Jefferson met
'n opzettelijk gewichtig air op, „ik
kan me best begrijpen, dat een
medicus, als hij bij een dode wordt
ontboden, niet de inventaris gaat
opnemen, een arts is per saldo geen
rechercheur van politie."
De pijl trof, zoals Jefferson
had verwacht doel die, ietwat
laatdunkende opmerking was de
blufferige eer van de dorpsarts te
na.
Tamelijk bits zei hij:
„Een ieder in z'n beroep, denkt
u zeker. Maar ik kan u wel zeggen,
waarde heer Jefferson, dat ik in
mijn beroep van medicus vaak niet
minder nieuwsgierig ben dan u dat
bent in uw beroep van criminalist.
Hoe dikwijls staat de medicus niet
voor dilemna's, waarvan hij de oor
zaken moet opsporen?"
Jefferson bedacht -snel: nu voor
al oppassen, dat ik deze heel be
langrijke getuige niet- verlies."
Met een heimelijke angst, dat de
loslippige dokter in een nijdige bui
de kerel was zo vreselijk impul
sief en daardoor onberekenbaar
hem botweg zou zeggen dat hij
noodzakelijk nog naar een ernstige
patiënt moest en dus helaas het on
derhoud moest beëindigen, tracht
te hij bliksemsvlug de goed stern-
glimlachte en legde vertrouwelijk
ming er weer in te brengen. Hij
zijn lange hand op des dokters knie.
Hij boekte succes; zijn speculeren
op de overigens zeer goedmoe
dige ij delheid van Lesser, miste
niet.
„Maar zo bedoelde ik het niet,
waarde heer. Integendeel. U bent
tot dusver de enige, die mij iets
belangrijks verklaarde. Maar ik
kon toch niet veronderstellen dat u
zich bij uw bezoek in de dodenka
mer niet alleen met de dode be
moeide?"
„Nu, ik kan u eigenlijk entre nous
nu wel zeggen, dat ik op mijn ge
mak de hele kamer opnam met al
le voorwerpen, die er waren."
Bij deze mededeling keek hij Jef
ferson aan, alsof hij wilde zeggen:
„Dat had je zeker niet verwacht,
hè?" Hij trok betekenisvol de
schouders op en zei: „Doe ik wel
meer."
„Nu maar gelijk de tweede pijl",
dacht Jefferson.
„Zo", zei hij langzaam, „maar on
danks dat u die kamer zo goed op
nam en misschien verschillende
voorwerpen in handen nam hebt u
toch iets vergeten te noemen."
„En dat is?" klonk het min of
meer uitdagend.
„De medicijnen van Blythe."
„De medicijnen vroeg Lesser
gerekt.
Jeferson knikte. „Op het nacht
kastje van Blythe."
Opeens begon de dokter luid te
lachen. „Medicijnen, zegt u? Haha.
Lawrence Blythe en medicijnen
whisky en gin zult u bedoelen
Hij onderbrak zijn lachen en zei:
„Vreemd toch, dat ik dat nu kon
vergeten."
Jefferson voelde zijn hart over
slaan. Zou hij nu toch die medicij
nen
Doch dan vernam hij tot zijn on
uitsprekelijke angstbevrijding wat
de dokter in de kast had zien staan.
„Natuurlijk, dat vergat ik, de me
dicijnen van Blythe stonden in de
kast drie flessen whisky, waar
van één halfleeg en dan nog een
fles cognac en één glas. En niet zo'n
klein glas hoor!"
Het groteske van deze „onthul
ling" deed de zenuwen van Jeffer
son, die, als waren ze van elastiek
dat uitgerekt was, ontspannen. En
dankbaar lachte hij mee met de
dokter, die vrolijk bulderde: „Haha,
de medicijnen van Lawrence Blyt
he!"
„Er waren dus geen medicijnen
op het nachtkastje?" vroeg Jeffer
son, die de zaak nog niet helemaal
vertrouwde. „Ook geen lege flesjes
of doosjes?"
En weer schudde Lesser gedeci
deerd het hoofd. „Neen, geen volle
flesjes en doosjes en ook geen lege
niet op het nachtkastje en ook
niet ergens anders in de kamer."
Jefferson keek hem even aan en
zei dan aarzelend: „Wel dat is toch
merkwaardig., maar ja, als u zó
positief bent in uw verklaring, dan
moet ik het wel eh
„Maar, mijn waarde," viel Lesseh
hem in de rede. „Luister nu eens.
Toegegeven, dat ik geen politieman
ben en het dus niet mijn taak was,
een speurtocht te houden in de
sterfkamer van Blythe. Maar toen
ik diel ege vergiftube vond, was
er voor mij aanleiding verder te
snuffelen. Het zal u duidelijk zijn,
dat, als ik ook nog maar één flesje
of doosje had zien staan, ik dat on
middellijk zou hebben bekeken en
beroken."
Hij keek Jefferson aan, die lang
en instemmend knikte. Maar Les
ser was en nog niet met zijn be
toog. Voldaan over de instemming
van Jefferson spreidde hij zijn
knieën en leunde ver naar voren
tot vlak bij Jefferson. En alsof hij
wilde zeggen: „Maar let nu goed
op, wat ik nu voor een doorslaand
bewijs lever," hief hij zijn wijsvin
ger en sprak licht ironisch: „Boven
dien, waarde speurder, als die me
dicijnen, of zelfs maar een lege me-
dicijnfles of doos er waren geweest
dan zouden die lui van Scotland
Yard ze óók gezien hebben."
Jefferson moest werkelijk toege
ven, dat hij dit over het hoofd had
gezien. Wat hij echter niet zei, was
dat hij gezien het naar zijn
smaak wel erg nonchalante onder
zoek door Scotland Yard lee"
enkele reden had gehad, de aanwe
zigheid van medicijnen te veron
derstellen. Eerst de mededeling van
Rose Clare had hem aan het den
ken gebracht.
„Volkomen juist opgemerkt, waar
de dokter," gaf hij toe.
„Ik ga nog verder," vervolgd
deze met een van geestdrift rood
gelaat. „Aannemende, dat op die
dozèn en flessen ook een etiket was
bevestigd, zou heel gemakkelijk^-
apotheker gevonden zijn en via die
apotheker ook de arts, die de me-
I) Tjij
dicijnen had voorgeschreven, in
richtte een triomfantelijke blik o?
de grote criminoloog, die daar te
genover hem zat en zei schijnbar
nonchalant, maar toch met een vol
doende air van gewicht, dat zulks
Jefferson niet ontging: „Sin#
comme bon jour, n'est ce pas?
(Wordt vervolgd'
Welk
op zaterd
Waalwijk
Alleen ki:
en omstn
doen. Pra
Inleggeld
Inschrijvi
bij„DE
Markt
I
we
Ge
B
de
AI
zij
ge
en
1.3
ter
Rc
koe
pri
I