I I
boterham
Wr
loor onze Duitse korrespondent Alfred Limbach
HIJ WOONT
IN DE
BONDS=
REPUBLIEK
TWEEDE JAARGANG NO. 24
23 NOVEMBER 1962
blad vóór en dóór de jeugd
VERSCHIJNT ELKE VEERTIEN DAGEN
HOOFDREDACTEUR:
Lamb. F. van Beers
REDACTIERAAD:
Hans Brokx
Gerard van Esch
Ine van Heesch
Ad van Liempt
Fred Meij
Ben Ouwerkerk
René van Montagne
Marcelle Romar
UI fu
REDACTIE-ADRES;
Waalwijk.
Putstraat 40,
TELEFOON:
04160 - 3698
BANKIER:
A'damsche Bank,
Waalwijk.
Ik, Alfred, 18, ik woon in de Bondsrepubliek.
Rijnland is mijn wereld, met als middelpunt
jilülheim, een voorstad van Keulen. Als ik
•s avonds thuis kom, moe van 't werk, klim ik
naar boven, naar de zesde etage langs Müller,
Meier, langs Schulze, voorbij Nathans. Langs
Levins tot in mijn zedige kluis. Oef, de deur is
toe. Ik stijg op de sofa, steek mijn kop door het
kleine dakvenster en kijk nadenkend naar be
neden. Paartjes druppelen richting Rijn. Jongens
met hun meisjes: met zachte twijfel verliefde
woordjes stamelend. Verder? De geheime hori
zon één grote pettycoat: HET ONDERWERP -
15-2-62 jij woont in de bondsrepubliek -
stop - hoe woon je en hoe woont de jeugd
in jouw land - stop - antwoord snel -
stop - lambert van beers - waalwijk
Kijk ginds, Lambert, kijk naar de andere Rijn
oever. Keulen vlamt in neon met z'n vele dans-
café's, zijn kerken, met zijn één-richting-ver-
keers-wegen, zijn stationsklokken, waaronder
Italiaanse arbeiders op de trein wachten, die
hen huiswaarts zal donderen, dwars door Duits
land, zonder te stoppen. Keulen met zijn jazz-
kelders, waar de jeugd zich uitleeft, waar zij
zichzelf is. Zo hang ik een paar minuten, adem
de vochtige lucht en spuw nadenkend in de
Mülheimerstraat. Vervolgens spring ik op de
vloer en rook een sigaret. Zo ontstaan m'n beste
antwoorden.
16-2-62 1. ik woon erg graag in de
bondsrepubliek - stop - 2. maar toch
houd ik niet van haar - stop - uitleg
volgt - stop - alfred limbach - koeln
Eerste verklaring: ik woon erg graag in de
Bondsrepubliek. Ik mag immers op m'n kamer
bezoek ontvangen, ik kan fuiven geven en
grammofoonplaten laten gillen. Ik kan praten
over jazz, voetbal telepathie. Ik kan moppen
vertellen over Adenauer, de Bijbel citeren,
vechten, weddenschappen afsluiten, tijdschriften
opstapelen, pornografie lezen, gesmokkelde siga
retten roken. Ik kan handtekeningen zetten, In-
grid onder de oksels kietelen en mijn gehele
fantasie verbruiken om haar mooi te vinden. Ik
kan m'n fototoestel in het pandjeshuis brengen,
enkele huizen verder een oud-leraar gaan ver
velen, in een telefooncel stappen, Croell Co
opbellen, zeggen ik ben te bed ziek. Ik mag
immers de Dom beklimmen, m'n schoenen poet
sen, urenlang bidden, werken flirten, op de
koffie schelden; in plaats daarvan thee drinken.
Ik kan m'n fiets ruilen tegen een schrijfmachine,
gedichten typen, met soldaten zuipen, burgers
laten schrikken, de politiek als iets onzinnigs
verwerpen. Ik kan ook de staat accepteren, zijn
welstand en kanalisatie, ik kan haar zelfs sym
pathiseren en desondanks die slechte Sowjets
met verachting straffen.
Ja, Lambert, ik woon graag in Keulen, ik woon
graag in de Bondsrepubliek, omdat zij mij ten
minste laat leven, niets in de weg legt, omdat ik
kan doen laten wat ik voor goed lieflijk
houd, omdat ik vrij ben. Tot wie behoor jij nu,
vrije Alfred? Tot de jeugd der Bondsrepu
bliek!
Tot de Duitse jeugd? Zij laten zich tot teenagers
en twens 'maken. Zij vertegenwoordigen de
„slechte" generatie, zoals dat immers vanaf de
preekstoel betiteld wordt. Geen twijfel: zij spe
len mee, die jonge Duitsers, goedmoedig als ze
zijn. Zelfs daar waar hun verachting begint,
kunnen zij niet haten. Het is slechts griezelig
hoe stom zij hun leven maken, met ongevoelige
mensen, die hun ouders heten. Koude gering
schatting, alsof zij zich laten kopen. Maar zij
zijn niet te koop. Geen enkele waarde, geen en
kel ideaal, geen enkel doel, voelen zij zich ver
plicht. Slechts één houding kennen zij: steeds
onverschillig zijn. Dat is geen materialisme,
geen nihilisme, geen twijfelisme, nauwelijks op
portunisme. Dat is geen vis en geen vlees. Dat
is misschien berusting. Dat is misschien geduld.
Zie, een ongevormde massa, zonder één enkel
ideaal. Een kudde voor de volgende rattenvan
ger, slechts nog niet gemobiliseerd, argeloos
kanonnenvoer voor het volgende spelletje der
onvermoeiden. Of stelt hun onverschilligheid een
elastische en onschendbare waarde voor van de
grootte van een natuurgebeuren? Niets wijst op
een der beide mogelijkheden. Antwoord zal de
toekomst geven. Alle symptomen zijn ambi
valent.
Het democratische forum is voor de jonge Duit
ser als vanzelfsprekend. Zij kiezen, vervullen de
dienstplicht, verslijten de West-Europese vrij
heid door te gaan te staan waar zij willen.
Wat dat echter betekent, weten zij niet, willen
zij niet weten. Begrijp de toekomst en zwak
heid van deze staat: zijn „twijfelachtig" denken
de jeugd, zonder gevoel van realiteit, zijn jeugd
zonder politieke ervaring, zijn jeugd, die reeds
uit fatalisme alles neemt wat men haar biedt.
Een twen kan wel een brommer trimmen en
van de laatste kneepjes op het gebied der ruim
tevaart op de hoogte zijn; van democratie heeft
hij beslist geen kaas gegeten. Men heeft 't hem
nooit geleerd, nauwelijks met mooie woordjes,
nimmer in de praktijk, nimmer heeft men hem
de kans gegeven. Men ziet in hem slechts een
arbeidskracht, een volwaardig gebruiker. Men
richt hem af, laat hem carrière maken, geeft
hem onderricht in de Duitse mimicry.
De staat en vrijwel elke gemeenschap wordt tot
anonieme inrichting gebombardeerd. Dat het op
elke individuele aankomt, de democratie te ver
wezenlijken, schijnt onbekend, bij de ouderen én
bij de jongeren. Reeds grijpt verveling om zich
heen in de schuur der minderjarigen. Hun
moeizame muiterij gaat in de verkeerde: godde
loze richting. Wie laten zich dan overhalen
droomfeesten te toveren uit 's werelds smart?
Hoogmoeidswaanzin, liefde, vrolijkheid en waar-
IE JONGE DUITSER
heid uit de stoffige hel der compromissen te
smelten? Het zijn de studenten, scholieren,
handwerkers, leerlingen en arbeiders: volgzame
nakomelingen, tot ieders genoegen. Dat is goed
voor de conjunctuur. Wat er echter zal gebeuren
wanneer de stormen komen, een vraag die
hier in Duitsland onbeantwoord blijft.
17-2-62 - Beste Lambert,
Zij wonen niet ongraag in de Bondsrepu
bliek, die jonge Duitsers. Ze zijn de ge
liefde nakomelingen. Jeugd is hier een
luxe, die men zich niet veroorloven kan.
Wat niet geregistreerd is, is een gevaar
voor de staat. De maatschappij is er
daarom op uit, om hen zo vroeg moge
lijk te rangschikken. Uit jeugd ontstaan
nakomelingen. Maar niet voor de poli
tiek. Daar zitten de oude-van-dagen. Na
komelingen slechts voor de handel en
conjunctuur. En voor de maatschappij.
Jawel, Lambert, de jonge Duitser oefent,
maar hij doet dit zonder overtuiging
Groet, - Alfred Limbach, Iiöln.
Of zij weten wat er met hem aan de hand is,
die jonge Duitsers? Verscheidenen zeker! En zij
maken de algemene fenomenen soldaat.
Tweede verklaring: maar toch houd ik niet van
Duitsland. Liefde: géén! Haat: neen! En niet te
weten waarom, dat is erg. Geboren in die dolle
veertiger jaren, ik Josef, Paul, Rolf, Petra
ruïnes dromen traditie links twee drie
vier tot honderd. Ik spreek tot Duitsland. Jij,
zeg ik, Duitsland, werd mooi gemaakt. Onze
vaderen gaven je alles en nu ben je niets. Ade
nauer kiezen als symbool der welstand, begin
der 60-er jaren omdat de anderen van de duivel
bezeten waren. Franz-Jozef Strauss, minister
van Landsverdediging, leert ons het vrezen voor
de hel. Duitsland, verrek met je 50-duizend MG's
aan deze en gene kant der zonegrens. Ik ben
lid van een club van dienstweigeraars. Ik heb
genoeg van je ijver. Ik was verbaasd toen ik in
je geschiedenis woelde. Die is slecht, Duitsland,
klopt "dat werkelijk? En meen je het echt met
die splitsing? Of is dat slechts een grap? Fan
tastisch, ik lach om je uitstekende humor. Daar
bij denk ik met weemoed aan mijn broers aan
de overkant, in de oostelijke zone. Die bidden
ook slechts mechanisch en lezen van de kapita
listische oorlog-uitlokkers en van haat! Haat!
Haat! Duitsland, laat jij je gevoelsleven door de
10-Pfg-Bild-Zeitung manipuleren? Ik lees haar
dagelijks. Ben van haar bezeten. Die slechte Rus
wil ons levend verslinden. De Rus en de Chi
nees. En de Russen. Duitsland, dat is heel ern
stig. Ik lees hardop in de tram: politici menen
het ernstig, zakenlieden menen het ernstig,
schrijvers menen het ernstig uitgezonderd
jouw jeugd, meent ieder het ernstig
DUITSLAND, JIJ BENT ONDERGEGAAN,
ZONDER ONS TE BINDEN. JIJ BENT JE
JEUGD WAARDIG Neen, ook onze vaderen
treffen ons niet meer met stenen die zij van de
ruïnes van jouw geschiedenis grijpen; tenminste
niet in de nacht. Hun pogingen wekken mede
lijden op. Dat is misschien balsem voor de won
den van jouw bewonderenswaardig verleden,
omdat hun de toekomst ontzegd is
Maar wij, jongeren, wij houden de toekomst in
handen, Lambert, hoor je, zeg het al je lezers:
Wij, de elite der Duitse jeugd, laten onze ouders
leven zoals zij willen. Mogen zij geluk vinden
met de herinnering aan die dagen, toen zij zich
helden gelijk beschouwden. Wij accepteren hun
staat en hun wetten, maar wij willen het com
fort niet met de ziel betalen. Geduldig wachten
wij, tot wij aan de beurt zijn om in de politiek
te treden en deze te maken, zoals wij beter
vinden. Wie echter tot ons komt en zich op zijn
ervaring en leeftijd beroept, die laten we toe
spraken houden, beginnende met „hoor NIET
toe", want degenen die toehoren, zijn zij die
'„bravo" brullen. Wij echter, zijn, zoals eveneens
vanaf de preekstoel geschreeuwd wordt, de gek
ken, die onervaren, die andersdenkenden. En
dat laatste betekent dan meestal nog: als ze
denken!
Wij weten precies wat we willen, wij laten ons
niet vastleggen door standpunten, wij worden
niet star, wij denken doctrinair, wij handelen
volgens principe. Onder vrijheid verstaan we:
zich openstellen, steeds beweeglijk, bestuurbaar,
uit het ogenblik naar buiten, op naar de duizend
ogenblikken.
Wij zijn radicaal, maar niet radicalistisch. Ra
dicaal tegen ons zelf, op onze vrijheid bedacht.
Tolerant tegen ieder, die geen rechten ver
wondt. Aangepast leven wij- als vreemdelingen
onder vreemden. Hun verleden willen zij niet
onder de knie krijgen. Onder de knie krijgen wij
ons heden. ZOEKEN WIJ NOG EENS ONS
VADERLAND WAAR LIGT ZIJN MIDDEN,
WAAR VERLOPEN ZIJN GRENZEN
IK, IN ELK GEVAL, IK, ALFRED, 18, IK
WOON IN DE BONDSREPUBLIEK EN DIE
ZAL IK DWINGEN, ZICH DOOR MIJ TE
LATEN BEMINNEN
Deze verdachte was achttien jaar en nog
op de U.L.O. Hij droeg om zijn benen van
die nauwe broekspijpen die een man op een
merel doen gelijken, en daaronder waren
een paar rode sokjes zichtbaar, alsof hij per
abuis in een plas menie was gestapt. In de
wachtkamer had hij de wachtenden veront
rust door het maken van schokkende be
wegingen, zodat men meende dat hier ie
mand zat met een mankement aan zijn
zenuwstelsel. Het bleek echter dat deze
golvende bewegingen behoorden bij 't liedje
dat hij zat te neurieën.
Deze knaap stond terecht omdat hij
geduelleerd heeft. Het is een tamelijk g
verwarrende geschiedenis, waarin drie g
jongens en een meisje een rol spelen, g|
De eerste jongen had verkering met het g
meisje. Verder doet hij aan dit stuk niet H=
mee. De tweede jongen zei, dat 't meis- g
je een afgelikte boterham was. De twee- g
de jongen zei dit tegen de derde jongen, g
En de derde jongen is de verdachte met j
de (s)malle broek. Tot zover hebben wij g
het vrij duidelijk verteld, menen wij in g
alle bescheidenheid te mogen opmerken. g
Nu geviel het echter dat er op een avond g
de tweede jongen die geen verkering i
had, werd aangetroffen terwijl hij op g
een muurtje zat. Naast hem op 't muur- g
tje bleek het meisje te zitten, waarmee
de eerste jongen verkering had en waar- 1
van de tweede jongen tegen de derde
jongen had verklaard dat zij een boter-
ham was. U ziet dat het nu moeilijk
wordt de gang vanc zaken zuiver in het
oog te houden. Maar omwille van de
waarheid, mogen wij hier geen vereen-
voudigingen aanbrengen. Terwijl de
tweede jongen met het meisje, waarvan
hij had gezegd dat zij geen vers brood
was, op het muurtje zat, passeerde de
derde jongen: de verdachte met de
menie-benen. En nu riep de verdachte j
dat het niet aanging dat de tweede jon-
gen die geen verkering had met 't meis
je, op het muurtje ging zitten met de
beminde van de eerste jongen, terwijl
hij kort tevoren nog had verklaard tegen
de passerende derde jongen dat zij een
onsmakelijk sneetje brood van een bak
kersproduct was.
De tweede jongen achtte hierdoor de eer
aangetast van een vrouwspersoon die
op dat ogenblik onder zijn hoede op 't
muurtje vertoefde, al had hij er dan
geen verkering mee. Hij liep op de der
de jongen de verdachte toe en
daagde hem uit tot een duel.
Zo zijn de knapen aan het vechten ge
gaan, en enige tijd later kwam de twee
de jongen bij de dokter met een neus,
die dwars tegen zijn gezicht geplakt
scheen, inplaats van fier rechtuit te
steken. Het neusbeentje was gebroken.
En deze mishandeling bracht de derde
knaap voor de balie. „Ik moest wei', zei
hij ferm, „want de hele buurt zou mij
hebben uitgelachen als ik die uitdaging
niet zou hebben aangenomen''. t Kind
was dus doodsbenauwd zich belachelijk
te maken, waaruit blijkt dat hij hele
maal niet in de gaten had, hoe belache
lijk hij eigenlijk zelf was. En dat is het
leerzame van deze geschiedenis rondom
de aangeklede boterham.
„Maar volgens de inlichtingen sta je
bekend als een vervelend jochiezei de
rechter, „je verdoet je tijd met dans-
plaatjes draaien en café's bezoeken.
Voor iemand die nog nooit in zijn leven
iets heeft gepresteerd, komt het niet te
pas zo zijn vrije tijd te besteden".
„Het is per slot van rekening een af
rammeling op verzoek", zei de officier,
die daarom zijn eis beperkte tot tien
gulden boete. Het bleef een tientje, en
opgelucht hinkte het melkmuiltje de
deur uit.