mum»»
8 1-59 g
169
i 1.59 I voormaar 79
1 1.59 f B"m
y&i l
-ff d°°rreffen 500 rooiy
1 pakje margarine
DE KLOOF
O
BELEVENISSEN VAN SMIDJE VERHOLEN
Runder-
g lappen
Fi'et
r°llade
Rollade Fijne H«v- SSs
Hacheevlees Gebraden
&i?n
59
Woensdag 9 jan. "63
geheel gratis
10% korting
J
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 4 JANUARI 1963
2
W 5°0 gram
iSSï
„ïf
WEEKEND-AANBIEDING
ï-T-^t extra.
au doorregen 500 w
Soedkoop
E n 500 gram OSbïef
*3 doorregen öuu g ru
OOK IN 1968
ZIJN WE ER
Vfi*
slechts
Ag-ra-Tl 4 r
Ook in 1963 weer iedere week onze
WOENSDAG-RECLAME
bij aankoop van
500 gram KWALITEITSGEHAKT
voor slechts 1.38
OP ALLE PYAMA'S
Profiteer
en aan het end
ook nog dividend
.üt-
tot 's avonds laat.
En meestal voor de vuilniswagen gaat
Het zou toch jammer zijn als er
niets te vegen was.
Piet. Die lui uit Elshout zijn ook danig
in hun sas,
Die boffen met de Torenstraatse
stenen.
Thom. In de Kapelstraat breek je haast
je benen,
omdat de Torenstraat niet op
schoot zo 't behoort.
Piet. Zeg, weet je wat ik ook al heb
gehoord,
Dat ze het aantal stenen niet goed
hebben bekeken.
Thom. Ik ben benieuwd wat of ze dan
weer op gaan breken,
om de Kapelstr. daarmee te voltooien
Piet. 3 huizen in de Kleinestraat wil
men omver gaan gooien
Thom. En daarvoor in de plaats komt
dan een plein.
Piet. Zou het daarom daar zo'n vieze
rommel zijn?
Want iedereen gooit er zijn vuil
nu weg.
Thom. En wat zeg je van die edelacht
bare tractor zeg,
die komt bij voorkeur vrijdags
avonds aan,
als iedereen zijn buitenboel al heeft
gedaan.
Piet. Misschien dat dat iets voor die
veegauto was.
Thom. Wel neen, die zit door al die
modder daar direct al vast.
Piet. De Kapelstraat kan misschien haar
stenen,
voorlopig» aan de Kleinestraat gaan
lenen.
Thom. Dan nemen we de oude van de
Kleinestraat weer weg
en verbeteren daarmee weer de
Parallelweg.
Piet. Je weet nooit .waar je je eigen
stenen, straks nog zult ontmoeten.
Thom. Van deze plaats ook nog de beste
groeten,
aan onze jongens, die uit Nieuw-
Guinea kwamen.
Piet. De buurten hebben steeds tesamen,
aan hen 'n hartelijk wellekom bereid.
Thom. Kasteeldreef en de bossen hebben
zelfs om strijd
ter eer van hen een buurtschap
gewrocht,
dat ook nog door de burgemeester
werd bezocht
Piet. De Harmonie uit Nieuwkuijk
bracht muziek op het feest.
Thom. Was dat dan niet de taak van
Drunen's Harmonie geweest?
Piet. Dat wel, maar die moesten in
A'dam hun vaardigheid bewijzen.
Thom. Ze hebben het goe d gedaan, want
al kregen ze geen prijzen,
ze kwamen met mooie punten uit
de strijd,
en bewezen daardoor nogmaals
hun uitmuntendheid.
Piet. Maar ook het jeugdcorps heeft
haar kunde al bewezen,
Er valt dus voor de toekomst
niets te vrezen.
Thom. Wanneer ze nu nog nieuwe
instrumenten krijgen,
zie ik ze spoedig naar de ere-
afdeling stijgen.
Piet. Wat mij betreft, ik vind ze
trouwens zó.
Thom. Ze spelen binnenkort ook voor
de K.R.O.
Piet. De jeugdraad kwam dit jaar in actie,
en organiseerde menige attractie.
Heel de Drunense schoolgaande
jeugd,
beleefde daardoor meer vacantie-
vreugd.
Thom. De Bosloop kreeg ook steeds meer
naam,
Een 53-jarige heeft zelfs meegedaan.
Voor echte sportlui is die Bosloop
wel het puikje.
Piet. Het zou ook wel goed zijn voor
jouw buikje.
Thom. Wat sta je nou over mijn lijn te
mauwen,
dat is nu echt weer iets voor vrouwen
Piet. De Raad heeft anders best aan
gezelligheid gewonnen,
sinds men met een vrouwelijk
raadslid is begonnen,
want zoals ik in een der kranten las,
komen er nu al beschuit met
muisjes aan te pas.
Thom. Dan heb je dat verslag toch echt
niet goed gelezen,
voor die beschuiten moet je
bij een ander raadslid wezen.
Piet. O ja, die was gekant tegen het
Ralley-rijden,
daar had de Zondagsrust onder te
lijden.
Thom. 't Kan zijn, het is alleen te hopen,
dat hij met de beschuiten niet de
Raad dacht om te kopen.
Piet. Er kwam een kerstboom op het
Raadhuisplein.
Thom. Ik geloof nou niet dat wij daar
mee de eerste zijn.
Piet. De Hoge Braken kreeg een nieuwe
directeur
FEUILLETON
van „De Echo van het Zuiden"
ROMAN VAN EEN
KANTOORBEDIENDE
door Jan van Maasdorp
4) j J
Met koortsachtige haast werd de
ene haven na de andere gegraven en
steeds weer kwam 't stadsbestuur tot
de pijnigende, doch nochtans blijde,
ontdekking, dat men havenruimte te
kort kwam om de vele schepen die
van heinde en ver kwamen binnen val
len, te kunnen bergen. En door de
bange zorgen voor Rotterdams toe
komst - de havens - vergat men de
inwoners, die voor het overgrote deel
leefden als inboorlingen in een
vreemd werelddeel. De stroom van
vloeibaar goud, die de rond de havens
uit de grond gestampte vemen tot de
nokken vulde en de zolders der tallo
ze pakhuizen deed kraken onder de
enorme, kostbare vrachten, had nim
mer de grenzen van het arbeiders
kwartier overschreden. Die stroom
zocht en vond zijn richting naar de
woonwijken van de rijke koopmans-
en redersfamilies. En die woonden
verderop, in grote, fraaie en mach
tige huizen, rondom het groene stads-
en daardoor brak men met de sleur,
om zaal en bioscoop in ene hand
te houden.
Maar voorlopig bleef toch alles
bij het oude.
Thom. En de dupe van dit al zijn wij,
De zaal is op de zaterdag nog
steeds niet vrij.
Piet. Mijnheer de Deken heeft veel
georganiseerd
En menig heilig huisje tactvol
genegeerd.
Voor kerk en geestelijkheid draagt
thans eenieder hij.
Zonder gebedel en de plaatsen
zijn nu vrij.
Als iedereen zijn plicht weet, zijn
geldzorgen van de baan.
Thom. Maar ook 't geestelijk heil is dit
jaar veel gedaan.
De Capucijnen hebben ons met
een bezoek vereerd,
Het binnenste van onze ziel naar
buiten gekeerd.
Piet. 'k Heb nooit beseft, dat er aan
mij zoveel mankeerde.
Thom. Dat wist ik wel, 't werd tijd dat
jij dat leerde.
Piet. Met de woningbouw liep het tot
nu toe goed,
'k Begrijp alleen niet waar het
heen gaan moet,
wanneer er mensen, zoals ik heb
vernomen,
aanstonds in de eendenkooi
gaan wonen.
Thom. Die eendenkooi, dat is gewoon
een nieuwe wijk,
met grote villa's, peperduur en
luisterrijk.
Piet. Maar wie gaan er die dure huizen
dan bewonen?
Thom. Er zullen wel weer ergens nieuwe
directeuren komen.
Piet. Door Lips is hier veel goeds tot
stand gekomen,
Want daardoor heeft dit dorp
zo'n grote vlucht genomen.
Thom. De heer Max Lips werd door de
autoriteiten
Om zijn grote ondernemers
kwaliteiten,
dit jaar met de koning Willem I-
prijs geëerd.
Piet. Wel een bewijs, dat men hem
elders ook waardeert.
Thom. Om dan meteen maar bij de
industrie te blijven,
Er zijn nog meer te vermelden
bedrijven.
Van Riel N.V. bestond hier 50 jaar.
Piet. En Kees en Piet Elshout fietsten naar
Lourdes, dat 's echt wel een prestatie
Thom. Quos-Ego, volleyballers, onze
felicitatie.
Zij werden afdelings-kampioen
dit jaar.
Piet. En onze oudjes gaan voortaan naar
hun soos „het jonget hart" om
zich te amuseren.
Thom. Als 't hart maar jong blijft, wat
kan ouderdom dan deren?
Piet. Het afscheid van de zusters viel
eenieder zwaar,
en menig leemte bleef voor de
bejaarden.
Thommaar hard wordt er nu ge
werkt om desondanks te komen,
tot een tehuis waarin het goed
en prettig is te wonen.
Piet. Is dat dan niet meteen 't begin
van onze wensen?
Thom. Ja. Een goed en veilig thuis
voor alle medemensen.
Een wereld waarin vrede heerst
voortaan.
Piet. Zodat er geen raketten meer naar
Cuba gaan,
en dat geen ijzeren gordijn
ons in de toekomst scheide,
van onze medemensen aan de
andere zijde.
Thom. Wij wensen voor het Concilie
een volledig slagen,
Dat onze Kerk, zij het aangepast
aan onze dagen,
de wereld tot een voorbeeld
strekken kan.
Zich met begrip verdiepe in
problemen van
degenen, die op andere wijze hun
geloof beleven,
Maar, zoals wij, toch naar het
goede streven.
Piet. Veel onderling begrip bij onze
eigen mensen,
Dat is het wat wij Drunen
voor de toekomst wensen.
Want wie vol onwil zich op het
oude blind blijft staren,
verdiept de kloof tussen wie nieuw
komt, en de Drunenaren.
Thom. Maar ook van de nieuwelingen
verwacht men geen profeten,
die alles beter kunnen en alles
beter weten.
Piet. Op het rapport, waarop wij onze
vrije tijdsbesteding bouwen,
willen wij graag in alle ernst
vertrouwen.
Thom. Maar het moet gezegd, de mensen
zagen hier,
graag resultaten en niet alleen papier
park. Of in even groene lanen bij
blanke, glinsterende vijvers, in Park
Honingen, ver van het drukke stads
gewoel en de havens met hun gedaver,
dat zelfs des nachts niet verstomde.
Zó was het beeld van de grote
havenstad Rotterdam omstreeks de
eeuwwisseling - stad van rijkdom
en welvaart, waar gedegen Hollandse
koopmansfamilies, in erfopvolging
hunner voorvaderen sinds de dagen
van Jacatra handel dreven en win
sten overhevelden in veilige kluizen
van solide bankgebouwen, even soli
de als die koopmansfamilies zelf.
Rotterdam was altijd een stad ge
weest van mateloze rijkdom naast
schrijnende armoe. Zo groot en trots
als de werkstad aan het begin van de
twintigste eeuw was, zo wanstaltig en
triest was de woonstad der arbeiders,
die leefden in hun begrensde wijken,
omvangen door de havens als door de
grijpende klauwen van een octopus.
En in dat konglomeriaat van het
havenproletariaat werd ook Karei de
Hoog gegeboren. Hij was de jongste
der overgeblevenen van het gezin. In
angst en zorgen, na de voorgaande
acht, was hij verwacht en ook ter we
reld gekomen. Mogelijk waren zijn
eigen angsten daarvan gevolg.
Angst, vertwijfeling, schuldgevoel
en ongeloof - en al deze eigenschap
pen hadden in wezen de noodlottige
levensinventaris van Karei de Hoog
En al wil men hier ook
reorganiseren,
Wij moeten zeker ook waarderen,
Wat men aan pionierswerk heeft
gedaan,
Waardoor hier o.a. de Hoge
Braken is ontstaan.
Piet. Voor het Drunens Cultureel beleid,
behalve steun van onze overheid,
een goed programma en liefst
volle zalen.
Thom. Een Culturele kring behoeft hier
niet te falen,
als men maar recht in ieders hart
kan mikken
en niet door duur gedoe de
mensen af laat schrikken.
De kunst vereist het hart, en
niet zozeer 't gebaar.
Piet. Dat is van Vondel en niet van
Thomasvaer.
Thom. Een speciale wens voor onze
nieuwe wijken,
Dat men ook daar op de torenklok
kan kijken.
Piet. Dat Sinterklaas de jongensschool
niet zal vergeten
Thom. En ook op het raadhuis welkom
wordt geheten,
Want de Sint is voor iedereen,
groot en klein.
Piet. Zou hier niet een taak voor de
Middenstand zijn?
Thom. Voor de brandweer weer eens
een gezellig brandje, t
Er was in dit jaar zo weinig
101 „Ga dan maar achter op onze
wage kijke," zei Sjaakie Yzer-
meier tegen de hoofdagent-eerste-
klasse-zonder-vooruitzichten.
„Achterop de wage zit een bord en
daar staan alle gegevens op ver
meld, Je vind daar onze geboorte
datums en onze voorletters, onze
sterfdatums en onze achterletters
en ehonze geboorteplaats, en
onze leeftijd en onze godsdienst en
ons beroep en ook of we getrouwd
benne of niet. Da's makkelijk, Pop-
pesnor. Ken je schrijve? Mooi zo.
Schrijf het dan maar over en maak
niet al te veel foute." De altijd
ijverige P. Poppesnor liep met zijn
opschrijfboekje om de auto heen
gevormd als rampzalige ballast van
zijn erfschap. Tot aan de jaren van
zijn wasdom en ook nog - zij het spo
radisch - daarna hadden ze hem ver
gezeld als boosaardige en negatieve
raadgevers. Maar vooral in zijn jeugd
hadden de kwelgeesten hem zelden
met rust gelaten. Met duivels genot
hadden de demonen van de nacht hem
steeds achtervolgd. Als hij dan op zijn
matras lag op de pikdonkere zolder,
werd hij gegrepen door een niet te
ontwijken angst. Ook namen dan de
vele vreemdsoortige en grillige voor
werpen op de zplder angstwekkende
gedaanten aan. De drooglatten wer
den galgen, een borstrok, waarvan de
lange mouwen door de wind werden
bewogen, kreeg leven. Al naar gelang
zijn angst het beliefde werden de kle
dingstukken opgehangen misdadigers
dan wel gluiperige indringers, die het
juist op hèm hadden gemunt. Het
knarsend en piepend geluid van de
haak van het zolderraam voltooide in
de overigens macabere stilte van de
duistere zolder het gruwelijk fan
toom.
Vaak was de aanleiding tot het be
leven van dergelijke spooktaferelen,
die hij werkelijk zag met angstig ge
sperde ogen en niet in een droom,
opzettelijke bangmakerij van enkele
broers, die zijn angst voor het donker
maar al te goed kenden. Ook wel was
het een gruwelijk en sensationeel
aan het handje.
Piet. Uitbreiding van de markt op het
Raadhuisplein,
Het lijkt me voor die visboer zo
eenzaam te zijn.
Thom. Voor R.K.D.V.C. het nieuwe
sportterrein.
Piet. Het is alleen te hopen, dat het
zo zal zijn,
Dat met de kwaliteit van 't veld,
het spelpeil beter wordt.
Dat is, geloof ik, nodig in
Drunens voetbalsport.
Thom. Een winspunt is er, de ruimte
is magnifiek,
Je hoort dan wie er fluit, de
scheidsrechter of het publiek.
Piet. Voor de „Parelvissers" echt water
om te vissen.
Kan men nu heus die Koningsvliet
niet missen?
Thom. Voor enkele heren van diverse
comité's
Een nachtclub tot verlenging van
een feest.
Piet. Voor Giersbergen en de Bossen
een goede tijding,
dat het nu ernst wordt met die
waterleiding.
Thom.En dat de Jongerensociëteit zich met
de Instuif zal verstaan,
zodat de jeugd zonder verschil van
stand kan samengaan.
en keek eens goed. „Ik zie niks!"
riep hij toen uit. „Ik wel!" lachte
Sjaakie. En de brutale Sjaakie
duwde de versnelling in zijn twee
de, trapte op allerlei pedalen en
waaratje, daar ging de auto!
„Help" riep Verholen uit, toen de
wagen er met een donderende
knal, sidderend en krakend, knar
send en schokkend vandoor stoof.
Verholen greep het stuur en wist
de razende auto gelukkig op de
weg te houden. En terwijl dit alles
in de auto geschiedde, stond een
schreeuwende P. Poppesnor een
zaam op de weg te kijken naar die
verdwijnende wagen. En terwijl
Sjaakie zich bijkans krom lachte,
moordbericht, hardop voorgelezen uit
het Rotterdams Nieuwsblad. Zoiets
kon gebeuren als vader nachtdienst
in de haven had - was deze thuis
dan dorsten de sarrende broers hun
kwalijk spel met de jongste niet be
drijven. De wederzijdse haat tussen
de broers en de jongen werd er door
vergroot.
Erger en gruwelijker waren zijn
angstdromen geweest, zich vormend
tot ware nachtmerries, toen zijn vader
was gestorven. Op uitdrukkelijk ver
zoek van de vader was zijn jongste bij
zijn sterfbed in het ziekenhuis ge
weest om afscheid te nemen. De half
gebroken ogen van de stervende, die
I een zonderlinge en aparte liefde koes
terde jegens zijn jongste zoon, en
diens moeizaam gestamelde woorden
hadden de knaap hevig in verwarring
gebracht. Het angstwekkende
schouwspel van de doodstrijd van het
robuuste lijf, waarin de jongen zijn
vader niet kon herkennen, de haastig
toegeschoten verpleegster en de arts,
die hem geïrriteerd naar de gang had
den geschoven, de benauwende lucht
van de ether en carbol, hadden hem
hevig doen braken.
Tijdens zijn ziekte na deze gruwe
lijke gebeurtenis lag hij in voortdu
rende ijlkoortsen, waarvoor de ar-
mendokter een drankje en poeders
voorschreef, hoewel de knaap aan
'n ernstige zenuwcrisis ten prooi was.
Piet. Dat de Klinkaert het weer zal
presteren,
de zaak zonder verlies te exploiteren.
Thom. Langs de Duinweg een goed
wandelpad.
Piet. En als het kan, 't nieuwe grote bad.
Thom. Al was het maar alleen om Heer
Portier te eren,
die als badmeester zal gaan
jubileren.
Piet. Dat onze 150-jarige onafhankelijk
heid,
Gevierd wordt in gepaste vrolijkheid.
Thom. Dat onze kinderen het volgend jaar
voortaan
Naar hun eigen ULO kunnen gaan.
Piet. En dat we de bouw van garages
nog mogen beleven.
Thom. En laten ze Dries van Boxtel
maar weer een bezem geven.
Wat er al niet gebeurd is in dat
ene jaar,
Dat praat ik in geen duizend
wensen bij elkaar.
De actie van Mies Bouwman
bracht alles op de been.
En voor ons dorp kwam op één
dag ruim 13 miljoen bijeen.
Daar was begrip en offervaardig
heid bij alle mensen.
Maar desondanks blijft er aan
naastenliefde toch genoeg
te wensen.
Al trok de oorlogsdreiging ook
reed smidje Verholen de auto mop
perend naar de HOLSJAK-fabriek
terug. „Dat was op het kantje af,
Sjaakie," zie de smid. „Die grap
jasserij van jou had ons meteen de
hele wagen wel kunnen kosten."
„Dat ken niet, want HOLSJAK-
auto's kenne alles verdrage!"
grijnsde Sjaakie. „Jij hebt mak
kelijk praten," bromde smidje
Verholen. „Maar wat doen we als
Poppesnor straks komt? Die laat
het er natuurlijk niet bij zitten."
En ja hoor, smidje Verholen had
gelijk. Nog geen kwartiertje later
stond de ferme hoofdagent P. Pop
pesnor er al. Hij was vreselijk boos,
hij tierde en hij raasde en het leek
Ofschoon hij in die dagen veilig
naast zijn moeder in de bedstee mocht
liggen, waar het bed nu voldoende
plaats bood, lieten zijn kwelgeesten
niet na, hem zelfs daar te bezoeken.
Zij grepen hem en sleurden hem mee
in eindeloos diepe putten en dompel
den hem in smerige, drabbige sub
stantie. Vergeefs gillend om zijn va
der, die met zijn gigantisch lichaam
de valse aanvallers wel had aange
kund, ontwaakte hij dan, overdekt
met angstzweet, zijn gezicht nat van
tranen.
Hoewel hij zich vastklampte aan
zijn moeder, dorst hij haar zijn angst
visioenen niet toe te vertrouwen. Zijn
moeder had nooit de vertrouwelijke
plaats ingenomen van zijn vader, zijn
grote, sterke en machtige vriend.
Nooit, ook niet op latere leeftijd,
wilde het beeld van de man, zoals de
zoon die bij zijn leven had gekend,
uit diens geest wijken. Piet de Hoog:
havenartiest, zoals hij zich altijd voor
stelde, als hem naar zijn beroep werd
gevraagd. Groot, massief en sterk,
met krullend, donker haar, waarop
schuin de pet was geplant. En onder
de klep van die pet, de uitdagende,
forse neus en de omhoog gedraaide
knevels. En dan zijn ogen! Ogen die
zwart waren als karbonkels en vurig
konden fonkelen, alsof ze vonken
schoten. Maar die toch nimmer, zoals
bij de broers, de jongste zoon schrik
voorbij, de donkere wolk blijft in
de verte hangen,
't Is niet genoeg, naar wereld
vrede te verlangen.
Wij allen moeten déze vréde schragen,
door liefde en begrip in 't eigen
hart te dragen.
Want heus, het leven is nog steeds
te leven waard
Al blijft ook onvolmaakt
wat groeide op deez' aard.
Het onvolmaakte werk van
onvolmaakte mensen.
Waarbij weer ieder jaar het zijne
geeft te wensen.
En graag staat Thomasvaer dan
voor U als de tolk,
die uitspreekt wat er leeft in U
en in ons volk.
Samen Een werkelijk Zalig en
Gelukkig Nieuwe Jaar,
Dat wensen Piternel en Thomasvaer.
wel of hij Sjaakie en de smid min
stens voor tien jaar achter de tra
lies wilde zetten. Maar Sjaakie wist
de ziedende P. Poppesnor wel te
kalmeren. Hij gaf hem een borrel
tje. maar de goede Poppesnor
kon niet al te best tegen drank. Hij
werd dus al gauw een tikkeltje
nou ja, je weet wel. Het was dan
ook een vreemd gezicht, toen Pop
pesnor 's avonds naaf huis ging.
Hij had zijn jasje uitgetrokken en
tesamen met zijn Sjako op de punt
van zijn sabel géhangen. „Weg met
de opschrijfboekjes van de politie!"
riep hij uit! „Leve de automobilis
ten zonder rijbewijs!"
of vrees hadden ingeboezemd. Want 't
leek wel, of de jongen achter die fel
vlammende pupillen van zijn vader
de innerlijke, grote tederheid van de
grote man had ontdekt.
Juist die ogen, mèt de zware sten
torstem, hadden, naast de dwingende
macht voor de anderen, tevens vaders
grote liefde voor hem, de jongste
zoon geopenbaard. Altijd wist vader
verdriet of pijn bij de jongste te ver
helpen. Een bloedneus, buil of blauw
oog na een val óf gevecht, vader was
de toevlucht. Moeder, blond en zacht
aardig en tegenover haar man ook
zwak, werd zelden om hulp gevraagd.
Het blauwe oog of de bloedneus,
werd, als vader bij de hand was, al
tijd door deze behandeld. Eerst een
vloek „wat is er met jou gebeurd?
An 't bakkeleie geweest?" Daarna
kwam dan een bevel aan de eerste de
beste, die onder zijn bereik kwam
,,Hé, jij, Gerard, haal een teil water!
En de spons! En niet te lang, anders
kom ik je eve helpe!"
(Wordt vervolgd)
copyright avan