Begrotingen van de gemeente en van de gemeentebedrijven voor 1963 DE KLOOF Klein-vee boerderij zal in de loop der jaren moeten uitgroeien Waalwijkse straatverlichting wordt aanzienlijk verbeterd DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 1 APRIL 1963 Uitbreiding aantal lichtmasten Raad keurde tal van kredieten goed 2 2 Met betrekking tot de financiën van de gemeente, is het van belang allereerst op te merken, dat, ingaande met het uitkeringsjaar 1960, een nieuwe wettelijke regeling van de financiële verhouding tus sen het rijk en de gemeenten de „financiële verhoudingswet '60" is tot stand gekomen, terwijl tegelijkertijd de tot dan geldende wettelijke regeling kwam te vervallen. De oude wettelijke regeling kende het systeem van de subjectieve uitkeringen uit het gemeentefonds, die boven de objectieve uit keringen door de minister van binnenlandse zaken konden worden toegekend, indien het budget van de gemeente in de gewone dienst onvoldoende middelen bood om de uitgaven van deze dienst te dekken. De gemeente Waalwijk heeft onder de werking van de oude wet voortdurend in deze omstandigheid verkeerd. Ieder jaar werd via het systeem van de subjectieve uitkeringen de totale uitkering uit het gemeente fonds verhoogd, waardoor deze van jaar tot jaar stijgende uitkering een respectabele hoogte had bereikt, echter nog niet hoog genoeg om op het tijdstip van de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke regeling een volledig evenwicht tussen in komsten en uitgaven in de gewone dienst te verkrijgen. Er viel in het budget 1959 nl. nog een aanzienlijke afstand tussen in komsten en uitgaven te overbrug gen en deze gaping vertoonde zich in nog grotere verhouding in het budget 1960. B. en W. hebben toen met kracht van argumenten een beroep gedaan op de minister van Binnenlandse Zaken, daarbij zeer bijzonder ge steund door Gedeputeerde Staten, om te bereiken dat de financiën der gemeente geheel zouden zijn gesa neerd op het tijdstip van de inwer kingtreding van de nieuwe wette lijke regeling, die het systeem van de subjectieve uitkeringen niet meer kent. Bovendien zou in ge val sanering uitbleef de last van het aanwezige en niet gedekte te kort van de gewone dienst vanaf de eerste dag van de werking der nieuwe wettelijke regeling drukken op elk budget van volgende jaren en volkomen remmend werken. De ondernomen pogingen om tot een algehele sanering van de finan ciën van de gemeente komen, zijn zéér geslaagd, hetgeen al hieruit moge blijken, dat na de uiterst gunstige beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken tot verho ging van de subjectieve uitkeringen uit het gemeentefonds de begro tingen voor de dienstjaren 1959, 1960 en 1961, die nog steeds niet door Gedeputeerde Staten waren goedgekeurd, omdat de gewone dienst van elk van deze begrotingen een groot tekort aanwees, aanstonds goedkeuring verkregen. STICHTING CULTUREEL CENTRUM In cijfers uitgedrukt, kwam het hierop neer dat het geheel van uit keringen uit 't gemeentefonds voor 1960 is verhoogd met een bedrag van 425.058. Dit bedrag van 425.058.blijft tot en met het jaar 1965 per jaar als „kop" op het geheel van uitkeringen uit het gemeentefonds ontvangen worden. Eerst per 1 januari 1966 treedt ten aanzien van het geheel van uitke ringen uit het gemeentefonds, zoals deze uitkeringen volgens de oude wettelijke regeling gelden en door de nieuwe wettelijke regeling tot en met 31 december 1965 zijn ge garandeerd, een veranderde situatie in, die een overbrugging inluidt naar de datum van 1 januari 1970, waarop voortaan de nieuwe wette lijke regeling onverzwakt, en dus met gelijktijdige afloop van garan ties van de oude wettelijke regeling zal gelden. Door de sterk verhoogde uitkerin gen uit het gemeentefonds waren B. en W. in staat om een periode, waarin vele miljoenen voor de uit voering van enorme en veelsoortige kapitaalswerken waren geïnves teerd, af te sluiten met een stand van de financiën, welke als volko men gezond mag worden getypeerd. Deze stand van de financiën is na en door de sanering zelfs der mate gunstig, dat de jaren 1960 en 1961 in de gewone dienst nog be tekenende middelen zullen overla ten, hetgeen aan de hand van de gereedgekomen rekening 1960 voor dat jaar neerkomt op een berekend netto batig slot van niet minder dan 396.661.95. Zoals B. en W. al eerder meedeel den, ligt het in de bedoeling om t.z.t. een voorstel te doen om het totaal aan vrijblijvende middelen van de jaren 1960 en 1961, en even tueel ook van 1962, samen te bren gen in een fonds voor de stichting van een cultureel centrum, hetgeen betekent, dat het in het fonds ko mende bedrag zal worden aange wend voor directe afschrijving op de stichtingskosten, waardoor ener zijds de totstandkoming van 'n cul tureel centrum véél meer binnen 't bereik der mogelijkheden komt, om dat het benodigde investeringsbe drag dan véél minder zal zijn, en anderzijds de exploitatie-last bedui dend gedrukt zal worden, omdat de jaarlijkse last van rente en aflos sing zich slechts over een deel van het geïnvesteerde bedrag zal uit strekken. Ten aanzien van de perspectieven van de nieuwe wettelijke regeling van de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten, valt op dit ogenblik niettegenstaande de nieuwe wet reeds werkt vanaf het uitkeringsjaar 1960 nog geen dui delijk beeld te geven. ALLEEN SLUITENDE BEGROTINGEN Deze nieuwe wettelijke regeling heeft tot doel de gemeenten op nieuw financiële zelfstandigheid te verschaffen en haar niet langer door een systeem van subjectieve uitke ringen uit het gemeentefonds, zoals de oude wettelijke regeling kende, afhankelijk van het rijk te maken of te laten. Als middel daartoe wordt een aantal objectieve maatstaven voor uitkeringen uit het gemeentefonds gehanteerd. De op deze wijze ver kregen bedragen moeten in staat stellen om in de nu aanvangende pe riode de gewone dienst van 't bud get elk jaar sluitend te maken. Er zal geen mogelijkheid meer zijn om langs de weg van subjectieve uit keringen het langs objectieve weg dus met gebruikmaking van voor alle gemeenten geldende maatsta ven vastgestelde bedrag aan uit keringen verhoogd te krijgen. Dit brengt mee, dat alleen sluitende be grotingen ter tafel kunnen worden gebracht, althans voor goedkeuring door Gedeputeerde Staten vatbaar zijn. In de nieuwe wettelijke regeling is een vermeerdering van de facto ren, welke de uitkeringen beïnvloe den als grondslag voor de nieuwe» verdeling aanvaard. De nieuwe re geling bevat verschillende elemen ten, die gevarieerd en gedifferen tieerd rekening houden met een aansluiten op behoeften en voorzie ningen van iedere gemeente en voornamelijk van snel groeiende ge meenten, waartoe ongetwijfeld ook Waalwijk te rekenen valt. Niet meer uitsluitend het inwonertal van de gemeente dat overigens op zich zelf reeds een belangrijke fac tor is voor elke snel groeiende ge meente zal met het uitkerings percentage de jaarlijkse uitkering aan de gemeente bepalen, maar daarnaast zijn nieuwe elementen geïntroduceerd, die tevens de ont wikkeling van de uitgaven in de loop der jaren in tal van opzichten naar objectieve maatstaven zullen volgen. In dit verband zijn als nieuwe elementen te noemen de uitkerin gen uit het gemeentefonds voor het lager onderwijs en het nijverheids onderwijs twee sectoren, die in onze gemeente met haar vele scho len zéér grote uitgaven per jaar vergen en de kosten van sociale zorg, die als onderdeel van de alge mene uitkering uit het gemeente fonds gaan gelden. Deze nieuwe ele menten betekenen voor de gemeen te een zeer aanzienlijke verbreding van de uitkeringsbasis. Een belangrijke groep uitga ven, welke tot dusver geheel of ten dele moest worden gedekt uit de al gemene uitkering, zoals deze uitke ring in de oude wettelijke regeling voorkwam en die alleen van het in wonertal afhankelijk was, zal nu, onafhankelijk van het inwonertal, dus in de uitkeringen van het ge meentefonds gaan meespelen. Dit zijn dan met name de bedoelde on derwijsuitgaven, die in het budget van de gemeente zo doorslaggevend zijn, en die, wat de uitkeringen be treft, in de nieuwe regeling niet al leen in absolute zin, maar ook in de accressen in aanmerking zullen wor den genomen. Hoewel geleidelijk al wat méér inzicht in de uitwerking van de fi nanciële verhoudingswet 1960 op de begrotingen der gemeente is ver kregen, ontbreken ook nu nog te veel gegevens om definitieve con clusies te kunnen trekken. Een aan tal hiervoor nodige gegevens zal eerst beschikbaar zijn na de tot standkoming van de door de wet ge vorderde uitvoeringsmaatregelen. NIVEAU VERHOOGD Intussen is het niveau van de uit kering uit het gemeentefonds glo baal voor alle gemeenten verhoogd om daarmee en daardoor het accres van verschillende gemeentelijke uit gaven-categorieën op te vangen, waarbij met name te denken valt aan de zuiver nominale uitgavenstij gingen als gevolg van diverse sala rismaatregelen, die ten behoeve van het gehele overheidspersoneel en dus ook in het belang van het ge- meentepersoneel zijn getroffen. De nog bestaande onzekerheid omtrent de definitieve uitkerings bedragen uit het gemeentefonds aan de éne kant en de steeds voort schrijdende stijging van de uitgaven aan de andere kant, veroorzaken in een snel groeiende en veel voorzie ningen vergende gemeente als Waalwijk meteen een kloof tussen inkomsten en uitgaven, welke kloof straks niet of nauwelijks aanwezig kan blijken te zijn als het gehele fi nanciële beeld, dat de nieuwe wet telijke regeling van de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten moet opleveren, in con crete bekend is. Voorshands bevat de aangeboden begroting een raming als aanvullen de bijdrage uit het gemeentefonds tot een bedrag van rond 156.000.- om de hier bedoelde kloof te over bruggen. Een analyse van deze aangeboden begroting, in vergelijking met de begroting voor Ï962, voert tot het inzicht, dat, naast belangrijke stij gingen van de salarisposten, vooral de maatschappelijke zorg (hogere raming van in.totaal 106.000.—), het onderwijs (hogere raming van in totaal 65.500.en de open bare verlichting (hogere raming van in totaal 38.000.-) de uitgaven van de gewone dienst in belangrij ke mate doen toenemen, HAVENWERKEN Voorts brengen B. en W. onder de aandacht dat in de aangeboden be groting van de gewone dienst zijn geraamd de rente en aflossing van een bedrag van 2.480.000.en wel 114.824.— aan rente en 59.060.aan aflossing. Op 23 no vember 1959 werden de uitgewerk te plannen voor phase II van de havenplannen aanvaard, welke pha se omvat het maken van de sluis met brug over het water, de aan leg zo nodig van een syphon met afsluitingen, het graven van de voorhaven om een verbinding tot stand te brengen van de sluis met de Bergse Maas en het gereedma ken van de binnenhaven vanaf de nieuwe zwaaikom tot aan de sluis. Tevens werd toen het benodigde krediet ad 4.495.000.voor de uit voering van deze tweede phase be- schikbaar gesteld. Dit krediet ver- kreeg tot een bedrag van 2.480.000 j reeds de goedkeuring van Gedepu teerde Staten bij besluit van 27 april 1960. Het Iaat zich aanzien dat het hier bedoelde bedrag van 2.480.000. in 1963 zeker niet in zijn geheel zal worden geïnvesteerd, omdat het be trokken werk een geruimere tijd van uitvoering zal vragen. Dit brengt mee, dat de bedragen aan rente en aflossing, die ten laste zullen ko men van de gewone diepst van de begroting 1963, in evenredigheid lager zullen worden, waardoor de in de aangeboden begroting aanwe zige kloof tussen inkomsten en uit gaven waarop eerder al werd ge wezen in meerdere of mindere mate zal verkleind worden. In liet algemeen kan worden ge zegd dat buiten de hierboven ge schetste sectoren, de aangeboden be groting geen noemenswaardige ver meerdering van financiële druk te zien geeft. B. en W. hebben er naar gestreefd om de vele en veelsoortige subsidies te stabiliseren, overtuigd als zij zijn dat deze subsidies enerzijds relatief van voldoende hoogte zijn en ander zijds absoluut verantwoord zijn, om dat daardoor betekenende belangen worden gediend en de subsidies hier dan ook als middel van bestuur fun geren. De uitkomsten van de nutsbedrij ven (gas, water en electriciteit) blij ven in totaal 15.000.- beneden de raming van 1962. In de aller naaste toekomst zullen deze uitkom sten verder afnemen als gevolg van belangrijke investeringen, welke op het punt staan te geschieden dan wel zéér spoedig dienen te geschie den, en waaruit een niet te onder schatten last van rente en aflossing zal voortspruiten. Tenslotte volgen uitvoerige ge detailleerde staten met verschillen de gegevens en cijfers. uitvoering van eerste fase. Raad voteerde f 170 000 voor De Waalwijkse straatverlichting zal binnen 8 jaar aanzienlijk zijn ver beterd. Zelfs zo, dat, wanneer de vijf fasen, waarin de openbare straat verlichting geleidelijk aan zal wor den verbeterd 'en vernieuwd, zijn vol tooid, de verlichting in Waalwijk over het algemeen drie maal zo stetk is dan momenteel. Dit deelde wet houder van den Hoven tijdens de ge meenteraad van donderdagavond mee naar aanleiding van verschillende vra gen die door enkele gemeenteraads leden werden gesteld. Het ligt in de bedoeling dit jaar nog te beginnen met de uitvoering van fase I, waarbij de gloeilampverlich ting volledig zal worden vervangen door HPL verlichting. Eind 1964 moet deze eerste fase zijn voltooid. De tweede fase, die inhoudt een ge deeltelijke vervanging van de TL-ver- lichting door HPL-verlichting, moet worden uitgevoerd in de jaren 1965 1966. Hierna komt de verbetering van een gedeelte van de HPL-ver lichting aan bod. Deze fase zal wor den uitgevoerd in de jaren 1967, 1968 en 1969. De vierde en vijfde fase, uit te voeren respectivelijk in de jaren 1965 1966 en 1970 hou den in, de verbetering van de TL-ver- lichting eventueel te wijzigen van TL- verlichting in H.P.L.-verlichting van de Grotestraat, voor zover gelegen tussen de Kerkstraat en de Putstraat, de Markt en de Stationsstraat en voor wat de vijfde fase betreft, een verbe tering van de TL-verlichting, eventu eel een wijziging van de TL-verlich ting in HPL van de parallelwegen, behalve in de Burgemeester van der Klokkenlaan, waar de aanwezige HPL-verlichting verbeterd dient te worden. De heer Dercksen (Prot. Chr.) zei de plannen van het college van B. en W. van harte toe te juichen, maar wilde toch graag een nadere toelich ting hebben. Hij stelde, fase IV en V, zeker zo belangrijk te vinden als fase I. Hij vroeg zich af, waarom de twee tal verbeteringen zijn teruggeschoven tot resp. fase IV en V. De heer van Engelen (K.U.) merk te op, dat de fasering niet parallel loopt met de jaartallen. Zo zal fase III - wat de jaartellen betreft - la ter worden uitgevoerd dan fase IV. Hij zei tevens te vrezen, dat het cen- FEUILLETON van „De Echo van het Zuiden" ROMAN VAN EEN KANTOORBEDIENDE door Jan van Maasdorp 35 Opschepperig, met innerlijke vol doening van „zal ik mijn bourgeois broertje es effe laten zien", had de bouwvakarbeider hem als het ware naar buiten gesleept om z'n Harley te tonen. Onbekend met alle voor delen van een Harley boven elk ander motorrijwiel had deze geest driftig uit laten leggen: „Gasregeling met handvat, 350 c.c. kopkleppen afain, jo, noem maar op. Hai is af." Onwetend van al de zegeningen van een Harly had hij maar be wonderend geknikt en ge „o, juist" en „ja, ja" -d tegenover de man in het leer, die 'n broer van hem was. Dan was daar verder nog zijn broer Bas, na de lagere school be gonnen als loopjongen, later opge klommen tot „busbode" bij een ziekenfonds en sinds enkele jaren gepromoveerd tot agent van een volksverzekering. Ook deze broer ging het voortreffelijk Bas was een man in bonus geworden. Maar als hij dan, nadat zijn broers zijn gepasseerd, in zijn geest halt houdt bij zijn zuster Dora, krijgt hij een lichte schok. Want Dora is eigenlijk, in de rij van na komelingen in hun gezin, niet te rangschikken. Nee, „Dolly", de ex otische loot aan hun gezamelijke stam, hoort beslist niet bij die an deren van wie Dolly zich dan ook mede door Henri le Blanc, voor al tijd en volkomen heeft gedistanti eerd. Bij de toch al losse band tus sen hun gezamelijke jeugd, ge steund op afgunst, wrok en haat, is Dora haar eigen weg gegaan en heeft radicaal afgedaan met wat haar eens verbond met de anderen. De gevoelens van haat en afschuw zijn overigens wederzijds, zodat Dolly volstrekt geen vrees behoeft te hebben, dat één van de andere haar ooit met een bezoek zou vereren. Alleen met hem, haar jongste en „lievelingsbroer", voel de Dolly zich als met mystieke banden verenigd. Hij heeft het gevoel, alsof ze nu naast hem staat, terwijl hij zo sterk aan haar denkt. En alsof ze hem toefluistert met haar vreemde donkere stem: „Wel broer, heb je nu niet bereikt wat je nodig had? Ik heb 't je toch voorspeld, weet je nog wel?" Ja, wél had Dora zijn toekomst, die zij hem, als een mooie, jonge zigeunering, met haar hese keelge luid had voorspeld, goed gezien destijds. Overigens was haar voor spelling van eigen toekomst niet minder treffend uitgekomen. Als hij nu het tafereel voor zijn geest haalt, hoe hij haar aantrof bij een bezoek aan haar huis, brengt het hem nóg in verwarring. Dat was geweest in het eerste jaar van zijn huwelijk, toen hij zelf nog onder aan de ladder stond en Nora nog op de confectiefabriek werkte. Hoe zij hem had ontvangen in haar sg- lon in haar weelderig ingerichte huis in, Hillegersberg, een buiten wijk van Rotterdam. Hij was bin nen gelaten door 'n dienstmeisje in zwarte jurk met 'n wit kraagje ('t was in de tijd, dat zulks nog en kele jaren mogelijk was, voordat de groeiende industrie óók de nette dienstmeisjes opslokte in haar fa brieken). Het meisje had hem in de corridor laten wachten en hem eerst aangediend zo was het ook gegaan bij zijn eerste bezoek aan Volders in het voorname huis op het Willemsplein. Dolly lag op 'n rustbank het was half twaalf in trum (fase IV) op de duur achterop zou raken wat de verlichting betreft, met andere wijken van Waalwijk, waar de verbetering of vernieuwing van de verlichting eerder ter hand zal worden genomen. Wethouder van den Hoven, die beide vraagstellers te woord stond, meende te mogen vaststellen, dat wanneer men de faseringen licht- technisch gaat bezien, juist in die volgorde de logica schuilt. Hij noemde fase I de meest on gunstige fase, omdat het hier die straten betreft, die het hardst toe zijn aan de verbetering van de straatver lichting. Vooral in deze straten, die ver uit het centrum zijn gelegen, vindt men een grote variatie in de masten en de kleursoorten. Hij zei dat fase IV en V achteraan gesteld waren, omdat bedoelde wijken reeds allemaal beschikken over TL-verlich ting, die eerst de laatste tijd is gere aliseerd. Een belangrijke vraag noem de wethouder van den Hoven, wat er met het centrum zal moeten gebeu ren. Hij meende dat in het kader van de verstedelijking van het centrum nog tal van wijzigingen waren te ver wachten wat betreft de gevels van verschillende panden. Wanneer men eerst nu in déze straat een nieuwe gevelverlichting gaat aanbrengen, dan zal straks, wanneer die gevels eventueel worden gewijzigd, ook de gevelverlichting weer moeten worden afgebroken en vernieuwd. Wethou der van den Hoven benadrukte dat het wel in de bedoeling lag, om bin nen de gestelde limiet met de vijf fasen gereed te komen. Tot slot merkte de heer van den Hoven nog op, dat straks, wanneer men toe is aan de verwezenlijking van fase III, Waalwijk in plaats van 310, 522 lichtmasten zal tellen Reeds nu mag worden gesteld, dat in Waalwijk na de voltooiing van de vijf genoemde fasen, over het alge meen een 3 maal zo sterke straatver lichting zal hebben dan momenteel. De raad hechtte dan ook zijn goedkeuring aan het voorstel om een krediet van f 170.000 beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de eerste fase. Is de betiteling kleinvee boerde rij", die het gemeentebestuur heeft gegeven aan de uitbreiding van de recreatiemogelijkheden in de onmid dellijke omgeving van het Hoefsven te ruim genomen? „fa"menen som mige raadsleden, omdat het hier niet méér betreft, dan een uitbreiding van het hertenkamp. En omdat nu eenmaal een houten onderkomen voor de herten en het andere kleinvee, dat geleidelijk aan hier zal worden on dergebracht, niet een „boerderij" ge noemd kan worden" „Nee", meent het gemeentebestuur bij monde van wethouder van Hees- wijk, omdat deze kleinvee-boerderij, weliswaar nu nog gering van opzet, in de loop van de jaren de gelegen heid moet krijgen verder uit te groeien. De heer Brouwer meende naar aan leiding van dit voorstel te mogen meedelen, dat, wanneer de gemeente bereid is, bij deze kleinvee-boerderij een vollière te bouwen, de plaatselij ke wildzangvereniging deze volière graag zou bevolken. Deze opmerking van de heer Brouwer verwekte bij de raadsleden 'en het gemeentebestuur nog al wat hilariteit, zodat de heer Brouwer hier ten overvloede dacht aan toe te moeten voegen, dat dit „be volken" vanzelfsprekend niet door de leden van de vereniging zelf zal ge beuren. Zowel de heer van Engelen als de heer van Eijl (beiden van de Katho lieke Unie) meenden, dat het beter zou zijn, wanneer deze kleinvee-boer derij dichter naar het centrum zou worden gebracht, zodat de jeugd meer in de gelegenheid zou zijnmet de dieren in aanraking te komen. Vooral tijdens de winterdagen, zo meenden beide sprekers, zou het voor velen een onoverkomenlijke moeilijkheid zijn, naar het recreatie-oord het Hoefsven tè trekken. De heer Kemperman (P.v.d.A.) was een andere gedachte toegedaan. Hij zei zelf de ervaring te hebben, dat ook 's winters talrijke geïnteres seerden de moeite namen naar hét hertenpark te komen Voorzitter Teijssen benadrukte, dat bij het gemeentebestuur vooral de bedoeling had gespeeld, om in het recreatiegebied het Hoefsven, wat meer vertier te brengen, zodat de jeugd zich ook nog op andere wijze zou kunnen vermaken. Hij meende, dat vooral in de zomermaanden de jeugd in grote getalen naar de roei- vijver en het zwembad trok, zodat het bezwaar, dat de kleinvee-boerderij te ver uit het centrum zou zijn gelegen, dan beslist niet opging. Nadat zowel door de heer van En gelen als door de heer Smits (K.U.) was betoogd, om de uit te voeren werken aan dit project zoveel moge lijk te laten verrichten door bedrijven uit Waalwijk, kon de raad accoord gaan met het voorstel van B. 'en W. een krediet van f 1200 ter beschik king te stellen voor de totstandko ming van een kleinvee-boerderij Naast een krediet van f 170.000 voor de verbetering van de Waalwijk se straatverlichting en een krediet van f 1200 voor de totstandkoming van een kleinvee-boerderij hechtte de raad zijn goedkeuring aan een reeks van voorstellen, waarmee nog een to- de ochtend. Nog ziet haar broer haar liggen temidden van al de rij ke dingen in de salon Perzische kleden op vloer en tafel, machtige schilderijen, welke het behang na genoeg onzichtbaar maakte, kost bare kroon aan plafond - overdaad, protserig enpronkerig. Tussen al die weelde had hij zijn zuster ge troffen. Een rustbank, waarover 'n glanzend oosters kleed lag. En daarop lag Dolly, haar hoofd rus tend op een geelzijden kussen haar giftzwarte haar contrasteerde scherp met het geel, hetgeen onge twijfeld door haar was bedacht voor de mise, en scene Haar ene half ontblote arm, lag op een an der kussen, parelgrijs. Ze was gekleed in een rose, zij den kimono. Op een fraai bewerkt oosters tafeltje naast haar stond 'n doos met bonbons, waarin zij kon grabbelen zonder dat zij zich be hoefde te rekken. Een boek lag opengeslagen op haar rose, zijden schoot. Er hing een geur van een dure parfum. Toen Karei de salon betrad en hij daar zo zijn eigen zuster zag liggen temidden van al die exotische din gen, onderging hij een eigenaardige en vreemde sensatie. Even flitste het door zijn brein: „daar ligt een Oosterse courtisane, in de tent van een schatrijke sheik. En met 'n schok wist hij schok wist hij: dit ta fereel heeft zij eens gezien op de film de film „De Sheik". Daarna: „Dit is mijn zuster Dora niet niet meerHaar stem bracht hem tot de werkelijkheid terug, haar stem van toen, maar donker der en dieper. Ja,v dat was ze.., anders dan vroeger, maar toch, in alles dezelf de, enkel maar volleerder, rustiger, volkomen beheerst. Hij wist niet, of hij dit alles moest bewonderen dan wel misprijzen. Een ding wist hij zeker: als Dora die geen kin deren had en ze, volgens haar be weren, ook volstrekt niet begeer de, zelfs niet op de werkelijke lief de van haar veel oudere man kon bogen, had zij toch haar reeds in haar prille jeugd gedroomde droom werkelijkheid zien worden: onaf hankelijkheid, weelde en bediend worden. En Karei herinnerde zich opeens haar woorden in haar werk- en ar moejaren „Dan, jongen, buig ik niet voor dames van de andere stand, die een mooie jurk komen kopen dan koop ik zélf mooie jurken en buigen de verkoopsters voor mij..." Het gemak en de nonchalance, waarmee zij zich nu bewoog, haar stem nu, onmiskenbaar ingestudeerd, doch waarvan zijzelf de affectatie niet bewust was „Nee maar... dat is leuk... m'n eigen broer, van wie ik werkelijk de zuster ben... Hoe gaat het jou, jon gen? Alles goed? In een eeuwigheid niet gezien... Ik zei juist tegen Henk vorige week, we gaan onze broer Ka- rel en zijn vrouw eens opzoeken... Alles goed met Nora en Hans En onderwijl de mondaine vrouw honderd uit babelde, keek haar broer toe, hoe zij haar fraaie benen van de rustbank wipte en in haar zijden fuiltjes stapte. Hij zag hoe Dora - o, natuurlijk was het geen opzet van haar, ze was toch zijn eigen zuster! - het boord van haar zijden kous recht trok om haar welgevormd been. De fierheid in haar houding, die hij zo goed van haar kende, leek zelfbe wuster nu in haar rijk beklede salon. Een vreemde en genante gewaar wording doorstroomde hem toen hij. daar zijn zuster zo zag staan, rechtop, haar fijn besneden gelaat met het donkere haar omlijst en de zwarte ogen op hem gericht. Die ogen, hoe kende hij die uit de dagen van hun verbond tegen alle anderen thuis... „Zweer het, Karei..." Goed, dacht hij, dat was toen... kinderspel maar nu was zij een volwassen vrouw. (Wordt vervolgd)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1963 | | pagina 2