Begrotingen van de gemeente
en van de gemeentebedrijven voor 1963
DE KLOOF
Klein-vee boerderij
zal in de loop der jaren moeten uitgroeien
Waalwijkse straatverlichting
wordt aanzienlijk verbeterd
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 1 APRIL 1963
Uitbreiding
aantal lichtmasten
Raad keurde tal van
kredieten goed
2
2
Met betrekking tot de financiën van de gemeente, is het van belang
allereerst op te merken, dat, ingaande met het uitkeringsjaar 1960,
een nieuwe wettelijke regeling van de financiële verhouding tus
sen het rijk en de gemeenten de „financiële verhoudingswet '60"
is tot stand gekomen, terwijl tegelijkertijd de tot dan geldende
wettelijke regeling kwam te vervallen.
De oude wettelijke regeling kende het systeem van de subjectieve
uitkeringen uit het gemeentefonds, die boven de objectieve uit
keringen door de minister van binnenlandse zaken konden worden
toegekend, indien het budget van de gemeente in de gewone dienst
onvoldoende middelen bood om de uitgaven van deze dienst te
dekken.
De gemeente Waalwijk heeft onder de werking van de oude wet
voortdurend in deze omstandigheid verkeerd.
Ieder jaar werd via het systeem
van de subjectieve uitkeringen de
totale uitkering uit het gemeente
fonds verhoogd, waardoor deze van
jaar tot jaar stijgende uitkering een
respectabele hoogte had bereikt,
echter nog niet hoog genoeg om op
het tijdstip van de inwerkingtreding
van de nieuwe wettelijke regeling
een volledig evenwicht tussen in
komsten en uitgaven in de gewone
dienst te verkrijgen.
Er viel in het budget 1959 nl. nog
een aanzienlijke afstand tussen in
komsten en uitgaven te overbrug
gen en deze gaping vertoonde zich
in nog grotere verhouding in het
budget 1960.
B. en W. hebben toen met kracht
van argumenten een beroep gedaan
op de minister van Binnenlandse
Zaken, daarbij zeer bijzonder ge
steund door Gedeputeerde Staten,
om te bereiken dat de financiën der
gemeente geheel zouden zijn gesa
neerd op het tijdstip van de inwer
kingtreding van de nieuwe wette
lijke regeling, die het systeem van
de subjectieve uitkeringen niet
meer kent. Bovendien zou in ge
val sanering uitbleef de last van
het aanwezige en niet gedekte te
kort van de gewone dienst vanaf de
eerste dag van de werking der
nieuwe wettelijke regeling drukken
op elk budget van volgende jaren
en volkomen remmend werken.
De ondernomen pogingen om tot
een algehele sanering van de finan
ciën van de gemeente komen, zijn
zéér geslaagd, hetgeen al hieruit
moge blijken, dat na de uiterst
gunstige beslissing van de minister
van Binnenlandse Zaken tot verho
ging van de subjectieve uitkeringen
uit het gemeentefonds de begro
tingen voor de dienstjaren 1959,
1960 en 1961, die nog steeds niet
door Gedeputeerde Staten waren
goedgekeurd, omdat de gewone
dienst van elk van deze begrotingen
een groot tekort aanwees, aanstonds
goedkeuring verkregen.
STICHTING
CULTUREEL CENTRUM
In cijfers uitgedrukt, kwam het
hierop neer dat het geheel van uit
keringen uit 't gemeentefonds voor
1960 is verhoogd met een bedrag
van 425.058.
Dit bedrag van 425.058.blijft
tot en met het jaar 1965 per jaar als
„kop" op het geheel van uitkeringen
uit het gemeentefonds ontvangen
worden.
Eerst per 1 januari 1966 treedt ten
aanzien van het geheel van uitke
ringen uit het gemeentefonds, zoals
deze uitkeringen volgens de oude
wettelijke regeling gelden en door
de nieuwe wettelijke regeling tot
en met 31 december 1965 zijn ge
garandeerd, een veranderde situatie
in, die een overbrugging inluidt
naar de datum van 1 januari 1970,
waarop voortaan de nieuwe wette
lijke regeling onverzwakt, en dus
met gelijktijdige afloop van garan
ties van de oude wettelijke regeling
zal gelden.
Door de sterk verhoogde uitkerin
gen uit het gemeentefonds waren
B. en W. in staat om een periode,
waarin vele miljoenen voor de uit
voering van enorme en veelsoortige
kapitaalswerken waren geïnves
teerd, af te sluiten met een stand
van de financiën, welke als volko
men gezond mag worden getypeerd.
Deze stand van de financiën is
na en door de sanering zelfs der
mate gunstig, dat de jaren 1960 en
1961 in de gewone dienst nog be
tekenende middelen zullen overla
ten, hetgeen aan de hand van de
gereedgekomen rekening 1960 voor
dat jaar neerkomt op een berekend
netto batig slot van niet minder
dan 396.661.95.
Zoals B. en W. al eerder meedeel
den, ligt het in de bedoeling om
t.z.t. een voorstel te doen om het
totaal aan vrijblijvende middelen
van de jaren 1960 en 1961, en even
tueel ook van 1962, samen te bren
gen in een fonds voor de stichting
van een cultureel centrum, hetgeen
betekent, dat het in het fonds ko
mende bedrag zal worden aange
wend voor directe afschrijving op
de stichtingskosten, waardoor ener
zijds de totstandkoming van 'n cul
tureel centrum véél meer binnen 't
bereik der mogelijkheden komt, om
dat het benodigde investeringsbe
drag dan véél minder zal zijn, en
anderzijds de exploitatie-last bedui
dend gedrukt zal worden, omdat de
jaarlijkse last van rente en aflos
sing zich slechts over een deel van
het geïnvesteerde bedrag zal uit
strekken.
Ten aanzien van de perspectieven
van de nieuwe wettelijke regeling
van de financiële verhouding tussen
het rijk en de gemeenten, valt op
dit ogenblik niettegenstaande de
nieuwe wet reeds werkt vanaf het
uitkeringsjaar 1960 nog geen dui
delijk beeld te geven.
ALLEEN SLUITENDE
BEGROTINGEN
Deze nieuwe wettelijke regeling
heeft tot doel de gemeenten op
nieuw financiële zelfstandigheid te
verschaffen en haar niet langer door
een systeem van subjectieve uitke
ringen uit het gemeentefonds, zoals
de oude wettelijke regeling kende,
afhankelijk van het rijk te maken
of te laten.
Als middel daartoe wordt een
aantal objectieve maatstaven voor
uitkeringen uit het gemeentefonds
gehanteerd. De op deze wijze ver
kregen bedragen moeten in staat
stellen om in de nu aanvangende pe
riode de gewone dienst van 't bud
get elk jaar sluitend te maken. Er
zal geen mogelijkheid meer zijn om
langs de weg van subjectieve uit
keringen het langs objectieve weg
dus met gebruikmaking van voor
alle gemeenten geldende maatsta
ven vastgestelde bedrag aan uit
keringen verhoogd te krijgen. Dit
brengt mee, dat alleen sluitende be
grotingen ter tafel kunnen worden
gebracht, althans voor goedkeuring
door Gedeputeerde Staten vatbaar
zijn.
In de nieuwe wettelijke regeling
is een vermeerdering van de facto
ren, welke de uitkeringen beïnvloe
den als grondslag voor de nieuwe»
verdeling aanvaard. De nieuwe re
geling bevat verschillende elemen
ten, die gevarieerd en gedifferen
tieerd rekening houden met een
aansluiten op behoeften en voorzie
ningen van iedere gemeente en
voornamelijk van snel groeiende ge
meenten, waartoe ongetwijfeld ook
Waalwijk te rekenen valt. Niet
meer uitsluitend het inwonertal van
de gemeente dat overigens op
zich zelf reeds een belangrijke fac
tor is voor elke snel groeiende ge
meente zal met het uitkerings
percentage de jaarlijkse uitkering
aan de gemeente bepalen, maar
daarnaast zijn nieuwe elementen
geïntroduceerd, die tevens de ont
wikkeling van de uitgaven in de
loop der jaren in tal van opzichten
naar objectieve maatstaven zullen
volgen.
In dit verband zijn als nieuwe
elementen te noemen de uitkerin
gen uit het gemeentefonds voor het
lager onderwijs en het nijverheids
onderwijs twee sectoren, die in
onze gemeente met haar vele scho
len zéér grote uitgaven per jaar
vergen en de kosten van sociale
zorg, die als onderdeel van de alge
mene uitkering uit het gemeente
fonds gaan gelden. Deze nieuwe ele
menten betekenen voor de gemeen
te een zeer aanzienlijke verbreding
van de uitkeringsbasis.
Een belangrijke groep uitga
ven, welke tot dusver geheel of ten
dele moest worden gedekt uit de al
gemene uitkering, zoals deze uitke
ring in de oude wettelijke regeling
voorkwam en die alleen van het in
wonertal afhankelijk was, zal nu,
onafhankelijk van het inwonertal,
dus in de uitkeringen van het ge
meentefonds gaan meespelen. Dit
zijn dan met name de bedoelde on
derwijsuitgaven, die in het budget
van de gemeente zo doorslaggevend
zijn, en die, wat de uitkeringen be
treft, in de nieuwe regeling niet al
leen in absolute zin, maar ook in de
accressen in aanmerking zullen wor
den genomen.
Hoewel geleidelijk al wat méér
inzicht in de uitwerking van de fi
nanciële verhoudingswet 1960 op de
begrotingen der gemeente is ver
kregen, ontbreken ook nu nog te
veel gegevens om definitieve con
clusies te kunnen trekken. Een aan
tal hiervoor nodige gegevens zal
eerst beschikbaar zijn na de tot
standkoming van de door de wet ge
vorderde uitvoeringsmaatregelen.
NIVEAU VERHOOGD
Intussen is het niveau van de uit
kering uit het gemeentefonds glo
baal voor alle gemeenten verhoogd
om daarmee en daardoor het accres
van verschillende gemeentelijke uit
gaven-categorieën op te vangen,
waarbij met name te denken valt
aan de zuiver nominale uitgavenstij
gingen als gevolg van diverse sala
rismaatregelen, die ten behoeve van
het gehele overheidspersoneel en
dus ook in het belang van het ge-
meentepersoneel zijn getroffen.
De nog bestaande onzekerheid
omtrent de definitieve uitkerings
bedragen uit het gemeentefonds aan
de éne kant en de steeds voort
schrijdende stijging van de uitgaven
aan de andere kant, veroorzaken in
een snel groeiende en veel voorzie
ningen vergende gemeente als
Waalwijk meteen een kloof tussen
inkomsten en uitgaven, welke kloof
straks niet of nauwelijks aanwezig
kan blijken te zijn als het gehele fi
nanciële beeld, dat de nieuwe wet
telijke regeling van de financiële
verhouding tussen het rijk en de
gemeenten moet opleveren, in con
crete bekend is.
Voorshands bevat de aangeboden
begroting een raming als aanvullen
de bijdrage uit het gemeentefonds
tot een bedrag van rond 156.000.-
om de hier bedoelde kloof te over
bruggen.
Een analyse van deze aangeboden
begroting, in vergelijking met de
begroting voor Ï962, voert tot het
inzicht, dat, naast belangrijke stij
gingen van de salarisposten, vooral
de maatschappelijke zorg (hogere
raming van in.totaal 106.000.—),
het onderwijs (hogere raming van
in totaal 65.500.en de open
bare verlichting (hogere raming van
in totaal 38.000.-) de uitgaven
van de gewone dienst in belangrij
ke mate doen toenemen,
HAVENWERKEN
Voorts brengen B. en W. onder de
aandacht dat in de aangeboden be
groting van de gewone dienst zijn
geraamd de rente en aflossing van
een bedrag van 2.480.000.en
wel 114.824.— aan rente en
59.060.aan aflossing. Op 23 no
vember 1959 werden de uitgewerk
te plannen voor phase II van de
havenplannen aanvaard, welke pha
se omvat het maken van de sluis
met brug over het water, de aan
leg zo nodig van een syphon
met afsluitingen, het graven van de
voorhaven om een verbinding tot
stand te brengen van de sluis met
de Bergse Maas en het gereedma
ken van de binnenhaven vanaf de
nieuwe zwaaikom tot aan de sluis.
Tevens werd toen het benodigde
krediet ad 4.495.000.voor de uit
voering van deze tweede phase be-
schikbaar gesteld. Dit krediet ver-
kreeg tot een bedrag van 2.480.000
j reeds de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten bij besluit van 27
april 1960.
Het Iaat zich aanzien dat het hier
bedoelde bedrag van 2.480.000.
in 1963 zeker niet in zijn geheel zal
worden geïnvesteerd, omdat het be
trokken werk een geruimere tijd van
uitvoering zal vragen. Dit brengt
mee, dat de bedragen aan rente en
aflossing, die ten laste zullen ko
men van de gewone diepst van de
begroting 1963, in evenredigheid
lager zullen worden, waardoor de
in de aangeboden begroting aanwe
zige kloof tussen inkomsten en uit
gaven waarop eerder al werd ge
wezen in meerdere of mindere
mate zal verkleind worden.
In liet algemeen kan worden ge
zegd dat buiten de hierboven ge
schetste sectoren, de aangeboden be
groting geen noemenswaardige ver
meerdering van financiële druk te
zien geeft.
B. en W. hebben er naar gestreefd
om de vele en veelsoortige subsidies
te stabiliseren, overtuigd als zij zijn
dat deze subsidies enerzijds relatief
van voldoende hoogte zijn en ander
zijds absoluut verantwoord zijn, om
dat daardoor betekenende belangen
worden gediend en de subsidies hier
dan ook als middel van bestuur fun
geren.
De uitkomsten van de nutsbedrij
ven (gas, water en electriciteit) blij
ven in totaal 15.000.- beneden
de raming van 1962. In de aller
naaste toekomst zullen deze uitkom
sten verder afnemen als gevolg van
belangrijke investeringen, welke op
het punt staan te geschieden dan
wel zéér spoedig dienen te geschie
den, en waaruit een niet te onder
schatten last van rente en aflossing
zal voortspruiten.
Tenslotte volgen uitvoerige ge
detailleerde staten met verschillen
de gegevens en cijfers.
uitvoering van eerste fase.
Raad voteerde f 170 000 voor
De Waalwijkse straatverlichting
zal binnen 8 jaar aanzienlijk zijn ver
beterd. Zelfs zo, dat, wanneer de
vijf fasen, waarin de openbare straat
verlichting geleidelijk aan zal wor
den verbeterd 'en vernieuwd, zijn vol
tooid, de verlichting in Waalwijk
over het algemeen drie maal zo stetk
is dan momenteel. Dit deelde wet
houder van den Hoven tijdens de ge
meenteraad van donderdagavond mee
naar aanleiding van verschillende vra
gen die door enkele gemeenteraads
leden werden gesteld.
Het ligt in de bedoeling dit jaar
nog te beginnen met de uitvoering van
fase I, waarbij de gloeilampverlich
ting volledig zal worden vervangen
door HPL verlichting. Eind 1964
moet deze eerste fase zijn voltooid.
De tweede fase, die inhoudt een ge
deeltelijke vervanging van de TL-ver-
lichting door HPL-verlichting, moet
worden uitgevoerd in de jaren 1965
1966. Hierna komt de verbetering
van een gedeelte van de HPL-ver
lichting aan bod. Deze fase zal wor
den uitgevoerd in de jaren 1967,
1968 en 1969. De vierde en vijfde
fase, uit te voeren respectivelijk in
de jaren 1965 1966 en 1970 hou
den in, de verbetering van de TL-ver-
lichting eventueel te wijzigen van TL-
verlichting in H.P.L.-verlichting van
de Grotestraat, voor zover gelegen
tussen de Kerkstraat en de Putstraat,
de Markt en de Stationsstraat en voor
wat de vijfde fase betreft, een verbe
tering van de TL-verlichting, eventu
eel een wijziging van de TL-verlich
ting in HPL van de parallelwegen,
behalve in de Burgemeester van der
Klokkenlaan, waar de aanwezige
HPL-verlichting verbeterd dient te
worden.
De heer Dercksen (Prot. Chr.) zei
de plannen van het college van B. en
W. van harte toe te juichen, maar
wilde toch graag een nadere toelich
ting hebben. Hij stelde, fase IV en V,
zeker zo belangrijk te vinden als fase
I. Hij vroeg zich af, waarom de twee
tal verbeteringen zijn teruggeschoven
tot resp. fase IV en V.
De heer van Engelen (K.U.) merk
te op, dat de fasering niet parallel
loopt met de jaartallen. Zo zal fase
III - wat de jaartellen betreft - la
ter worden uitgevoerd dan fase IV.
Hij zei tevens te vrezen, dat het cen-
FEUILLETON
van „De Echo van het Zuiden"
ROMAN VAN EEN
KANTOORBEDIENDE
door Jan van Maasdorp
35
Opschepperig, met innerlijke vol
doening van „zal ik mijn bourgeois
broertje es effe laten zien", had de
bouwvakarbeider hem als het ware
naar buiten gesleept om z'n Harley
te tonen. Onbekend met alle voor
delen van een Harley boven elk
ander motorrijwiel had deze geest
driftig uit laten leggen:
„Gasregeling met handvat, 350
c.c. kopkleppen afain, jo, noem
maar op. Hai is af."
Onwetend van al de zegeningen
van een Harly had hij maar be
wonderend geknikt en ge „o, juist"
en „ja, ja" -d tegenover de man in
het leer, die 'n broer van hem was.
Dan was daar verder nog zijn
broer Bas, na de lagere school be
gonnen als loopjongen, later opge
klommen tot „busbode" bij een
ziekenfonds en sinds enkele jaren
gepromoveerd tot agent van een
volksverzekering. Ook deze broer
ging het voortreffelijk Bas was
een man in bonus geworden.
Maar als hij dan, nadat zijn
broers zijn gepasseerd, in zijn geest
halt houdt bij zijn zuster Dora,
krijgt hij een lichte schok. Want
Dora is eigenlijk, in de rij van na
komelingen in hun gezin, niet te
rangschikken. Nee, „Dolly", de ex
otische loot aan hun gezamelijke
stam, hoort beslist niet bij die an
deren van wie Dolly zich dan ook
mede door Henri le Blanc, voor al
tijd en volkomen heeft gedistanti
eerd. Bij de toch al losse band tus
sen hun gezamelijke jeugd, ge
steund op afgunst, wrok en haat,
is Dora haar eigen weg gegaan en
heeft radicaal afgedaan met wat
haar eens verbond met de anderen.
De gevoelens van haat en afschuw
zijn overigens wederzijds, zodat
Dolly volstrekt geen vrees behoeft
te hebben, dat één van de andere
haar ooit met een bezoek zou
vereren. Alleen met hem, haar
jongste en „lievelingsbroer", voel
de Dolly zich als met mystieke
banden verenigd.
Hij heeft het gevoel, alsof ze nu
naast hem staat, terwijl hij zo
sterk aan haar denkt. En alsof ze
hem toefluistert met haar vreemde
donkere stem: „Wel broer, heb je
nu niet bereikt wat je nodig had?
Ik heb 't je toch voorspeld, weet
je nog wel?"
Ja, wél had Dora zijn toekomst,
die zij hem, als een mooie, jonge
zigeunering, met haar hese keelge
luid had voorspeld, goed gezien
destijds. Overigens was haar voor
spelling van eigen toekomst niet
minder treffend uitgekomen. Als
hij nu het tafereel voor zijn geest
haalt, hoe hij haar aantrof bij een
bezoek aan haar huis, brengt het
hem nóg in verwarring. Dat was
geweest in het eerste jaar van zijn
huwelijk, toen hij zelf nog onder
aan de ladder stond en Nora nog
op de confectiefabriek werkte. Hoe
zij hem had ontvangen in haar sg-
lon in haar weelderig ingerichte
huis in, Hillegersberg, een buiten
wijk van Rotterdam. Hij was bin
nen gelaten door 'n dienstmeisje
in zwarte jurk met 'n wit kraagje
('t was in de tijd, dat zulks nog en
kele jaren mogelijk was, voordat
de groeiende industrie óók de nette
dienstmeisjes opslokte in haar fa
brieken). Het meisje had hem in
de corridor laten wachten en hem
eerst aangediend zo was het ook
gegaan bij zijn eerste bezoek aan
Volders in het voorname huis op
het Willemsplein. Dolly lag op 'n
rustbank het was half twaalf in
trum (fase IV) op de duur achterop
zou raken wat de verlichting betreft,
met andere wijken van Waalwijk,
waar de verbetering of vernieuwing
van de verlichting eerder ter hand zal
worden genomen.
Wethouder van den Hoven, die
beide vraagstellers te woord stond,
meende te mogen vaststellen, dat
wanneer men de faseringen licht-
technisch gaat bezien, juist in die
volgorde de logica schuilt.
Hij noemde fase I de meest on
gunstige fase, omdat het hier die
straten betreft, die het hardst toe zijn
aan de verbetering van de straatver
lichting. Vooral in deze straten, die
ver uit het centrum zijn gelegen,
vindt men een grote variatie in de
masten en de kleursoorten. Hij zei
dat fase IV en V achteraan gesteld
waren, omdat bedoelde wijken reeds
allemaal beschikken over TL-verlich
ting, die eerst de laatste tijd is gere
aliseerd. Een belangrijke vraag noem
de wethouder van den Hoven, wat er
met het centrum zal moeten gebeu
ren. Hij meende dat in het kader van
de verstedelijking van het centrum
nog tal van wijzigingen waren te ver
wachten wat betreft de gevels van
verschillende panden. Wanneer men
eerst nu in déze straat een nieuwe
gevelverlichting gaat aanbrengen,
dan zal straks, wanneer die gevels
eventueel worden gewijzigd, ook de
gevelverlichting weer moeten worden
afgebroken en vernieuwd. Wethou
der van den Hoven benadrukte dat
het wel in de bedoeling lag, om bin
nen de gestelde limiet met de vijf
fasen gereed te komen.
Tot slot merkte de heer van den
Hoven nog op, dat straks, wanneer
men toe is aan de verwezenlijking
van fase III, Waalwijk in plaats van
310, 522 lichtmasten zal tellen
Reeds nu mag worden gesteld, dat
in Waalwijk na de voltooiing van de
vijf genoemde fasen, over het alge
meen een 3 maal zo sterke straatver
lichting zal hebben dan momenteel.
De raad hechtte dan ook zijn
goedkeuring aan het voorstel om een
krediet van f 170.000 beschikbaar
te stellen voor de uitvoering van de
eerste fase.
Is de betiteling kleinvee boerde
rij", die het gemeentebestuur heeft
gegeven aan de uitbreiding van de
recreatiemogelijkheden in de onmid
dellijke omgeving van het Hoefsven
te ruim genomen? „fa"menen som
mige raadsleden, omdat het hier niet
méér betreft, dan een uitbreiding van
het hertenkamp. En omdat nu
eenmaal een houten onderkomen voor
de herten en het andere kleinvee, dat
geleidelijk aan hier zal worden on
dergebracht, niet een „boerderij" ge
noemd kan worden"
„Nee", meent het gemeentebestuur
bij monde van wethouder van Hees-
wijk, omdat deze kleinvee-boerderij,
weliswaar nu nog gering van opzet,
in de loop van de jaren de gelegen
heid moet krijgen verder uit te
groeien.
De heer Brouwer meende naar aan
leiding van dit voorstel te mogen
meedelen, dat, wanneer de gemeente
bereid is, bij deze kleinvee-boerderij
een vollière te bouwen, de plaatselij
ke wildzangvereniging deze volière
graag zou bevolken. Deze opmerking
van de heer Brouwer verwekte bij de
raadsleden 'en het gemeentebestuur
nog al wat hilariteit, zodat de heer
Brouwer hier ten overvloede dacht
aan toe te moeten voegen, dat dit „be
volken" vanzelfsprekend niet door de
leden van de vereniging zelf zal ge
beuren.
Zowel de heer van Engelen als de
heer van Eijl (beiden van de Katho
lieke Unie) meenden, dat het beter
zou zijn, wanneer deze kleinvee-boer
derij dichter naar het centrum zou
worden gebracht, zodat de jeugd meer
in de gelegenheid zou zijnmet de
dieren in aanraking te komen. Vooral
tijdens de winterdagen, zo meenden
beide sprekers, zou het voor velen
een onoverkomenlijke moeilijkheid
zijn, naar het recreatie-oord het
Hoefsven tè trekken.
De heer Kemperman (P.v.d.A.)
was een andere gedachte toegedaan.
Hij zei zelf de ervaring te hebben,
dat ook 's winters talrijke geïnteres
seerden de moeite namen naar hét
hertenpark te komen
Voorzitter Teijssen benadrukte, dat
bij het gemeentebestuur vooral de
bedoeling had gespeeld, om in het
recreatiegebied het Hoefsven, wat
meer vertier te brengen, zodat de
jeugd zich ook nog op andere wijze
zou kunnen vermaken. Hij meende,
dat vooral in de zomermaanden de
jeugd in grote getalen naar de roei-
vijver en het zwembad trok, zodat het
bezwaar, dat de kleinvee-boerderij te
ver uit het centrum zou zijn gelegen,
dan beslist niet opging.
Nadat zowel door de heer van En
gelen als door de heer Smits (K.U.)
was betoogd, om de uit te voeren
werken aan dit project zoveel moge
lijk te laten verrichten door bedrijven
uit Waalwijk, kon de raad accoord
gaan met het voorstel van B. 'en W.
een krediet van f 1200 ter beschik
king te stellen voor de totstandko
ming van een kleinvee-boerderij
Naast een krediet van f 170.000
voor de verbetering van de Waalwijk
se straatverlichting en een krediet
van f 1200 voor de totstandkoming
van een kleinvee-boerderij hechtte de
raad zijn goedkeuring aan een reeks
van voorstellen, waarmee nog een to-
de ochtend. Nog ziet haar broer
haar liggen temidden van al de rij
ke dingen in de salon Perzische
kleden op vloer en tafel, machtige
schilderijen, welke het behang na
genoeg onzichtbaar maakte, kost
bare kroon aan plafond - overdaad,
protserig enpronkerig. Tussen al
die weelde had hij zijn zuster ge
troffen. Een rustbank, waarover 'n
glanzend oosters kleed lag. En
daarop lag Dolly, haar hoofd rus
tend op een geelzijden kussen
haar giftzwarte haar contrasteerde
scherp met het geel, hetgeen onge
twijfeld door haar was bedacht
voor de mise, en scene Haar ene
half ontblote arm, lag op een an
der kussen, parelgrijs.
Ze was gekleed in een rose, zij
den kimono. Op een fraai bewerkt
oosters tafeltje naast haar stond 'n
doos met bonbons, waarin zij kon
grabbelen zonder dat zij zich be
hoefde te rekken. Een boek lag
opengeslagen op haar rose, zijden
schoot. Er hing een geur van een
dure parfum.
Toen Karei de salon betrad en hij
daar zo zijn eigen zuster zag liggen
temidden van al die exotische din
gen, onderging hij een eigenaardige
en vreemde sensatie. Even flitste
het door zijn brein: „daar ligt een
Oosterse courtisane, in de tent van
een schatrijke sheik. En met 'n
schok wist hij schok wist hij: dit ta
fereel heeft zij eens gezien op de
film de film „De Sheik". Daarna:
„Dit is mijn zuster Dora niet
niet meerHaar stem bracht
hem tot de werkelijkheid terug,
haar stem van toen, maar donker
der en dieper.
Ja,v dat was ze.., anders dan
vroeger, maar toch, in alles dezelf
de, enkel maar volleerder, rustiger,
volkomen beheerst. Hij wist niet,
of hij dit alles moest bewonderen
dan wel misprijzen. Een ding wist
hij zeker: als Dora die geen kin
deren had en ze, volgens haar be
weren, ook volstrekt niet begeer
de, zelfs niet op de werkelijke lief
de van haar veel oudere man kon
bogen, had zij toch haar reeds in
haar prille jeugd gedroomde droom
werkelijkheid zien worden: onaf
hankelijkheid, weelde en bediend
worden.
En Karei herinnerde zich opeens
haar woorden in haar werk- en ar
moejaren
„Dan, jongen, buig ik niet voor
dames van de andere stand, die een
mooie jurk komen kopen dan
koop ik zélf mooie jurken en buigen
de verkoopsters voor mij..."
Het gemak en de nonchalance,
waarmee zij zich nu bewoog, haar
stem nu, onmiskenbaar ingestudeerd,
doch waarvan zijzelf de affectatie
niet bewust was
„Nee maar... dat is leuk... m'n
eigen broer, van wie ik werkelijk de
zuster ben... Hoe gaat het jou, jon
gen? Alles goed? In een eeuwigheid
niet gezien... Ik zei juist tegen Henk
vorige week, we gaan onze broer Ka-
rel en zijn vrouw eens opzoeken...
Alles goed met Nora en Hans
En onderwijl de mondaine vrouw
honderd uit babelde, keek haar broer
toe, hoe zij haar fraaie benen van de
rustbank wipte en in haar zijden
fuiltjes stapte. Hij zag hoe Dora -
o, natuurlijk was het geen opzet van
haar, ze was toch zijn eigen zuster!
- het boord van haar zijden kous
recht trok om haar welgevormd been.
De fierheid in haar houding, die hij
zo goed van haar kende, leek zelfbe
wuster nu in haar rijk beklede salon.
Een vreemde en genante gewaar
wording doorstroomde hem toen hij.
daar zijn zuster zo zag staan, rechtop,
haar fijn besneden gelaat met het
donkere haar omlijst en de zwarte
ogen op hem gericht. Die ogen, hoe
kende hij die uit de dagen van hun
verbond tegen alle anderen thuis...
„Zweer het, Karei..." Goed, dacht
hij, dat was toen... kinderspel
maar nu was zij een volwassen vrouw.
(Wordt vervolgd)