wAAlwijkse en UnqstRMtse couratu
NIEUWJAARSREDE
Industrie sector
voor
tijdens
van de Voorzitter van de Kamer van Koophandel
Noordelijk Noord Brabant, de heer J. Timmermans,
en Fabrieken
uitgesproken
de vergadering van de Kamer op woensdag 6 januari 1965
Schoenindustrie
'T VERVOER OP SCHIPHOL
Voor 'het eerst in de geschiedenis
van onze nationale luchthaven Schip
hol zal het aantal „passagiers-bewe
gingen" in één jaar het getal van twee
miljoen overschrijden. Met geschatte
cijfers voor november en december
zijn er dit jaar 2.100.000 passagiers
naar, van of via Schiphol gereisd. Dit
betekent een stijging van 16 percent
ten opzichte van 1963, toen op Schip
hol 1.823.719 passagiers werden af
gehandeld. Van de ruim twee miljoen
reizigers werden er ongeveer 1.840
duizend (88 percent) vervoerd op de
lijndiensten en 260.000 (12 percent)
met chartervliegtuigen.
Ook het goederenvervoer boekte in
1964 een record. Volgens de voorlo
pige cijfers leverde deze sector een
winst op van 17 percent ten opzichte
van 1963 en steeg van 57.928.045 kg
tot 67.500.000 kg.
NEDERLAND
IN VEILIGHEIDSRAAD
Nederland, Maleisië en Uruguay
zijn gekozen als nieuwe leden van de
Veiligheidsraad. Maleisië zal tot 31
december 1965, Nederland en Uru
guay zullen tot 31 december 1966 van
de raad deel uitmaken. De vierde va
cante zetel zal worden bezet door Jor
danië of Mali.
SALARIS
DER AMBTENAREN
Minimumloon ook hier f 110
per week
De ambtenaren krijgen volgend jaar
een algemene salarisverhoging van 3
percent. Minister Toxopeus (Binnen
landse Zaken) heeft deze beslissing
genomen, nadat dinsdagmorgen het
loongesprek met de Centrale Com
missie voor georganiseerd overleg in
ambtenarenzaken was mislukt. De re
gering weigert de met het bedrijfsle
ven overeengekomen vijf percent
loonsverhoging te aanvaarden voor de
ambtenarensalarissen. De ambtenaren
betalen geen AO W-premie en dus
hebben zij geen recht op de compensa
tie van 1,5 percent, die het bedrijfs
leven wel krijgt, vindt de regering. De
resterende 3,5 percent betekent op
jaarbasis drie percent. De minister is
wel akkoord gegaan met verhoging
van het minimumloon tot 110 gulden
per week. Dit kost de overheid een
honderdste percent van de loonsom.
VRIJDAG 8 JANUARI 1965
86e JAARGANG No.2
De tcho VAn het Zuiöen
Uitgever
Waal wij ksche Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Abonnement
p. mnd. (1.00+ Oct. inc.k.) ƒ1.00
p. kwrt. (3.00 10 ct. inc.k.) 3.10
p. week (0.24 1 ct. inc.k.) 0.29
p. kwrt. p. post 3.35 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 30 ct. extra)
Advertentieprijs: 11 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tariei
Opgericht 1878
Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdensstraat 8 Tel. 04167 - 2002
Telegram-adres: „ECHO"
Mijne Heren,
Het is mij een genoegen op deze eerste
vergadering van het nieuwe jaar weer zo-
velen te mogen begroeten.
Ik heet hier gaarne welkom de verschil
lende gemeentelijke autoriteiten, vertegen
woordigers van organisaties en de pers, met
wie wij in het afgelopen jaar op zo prettige
wijze mochten samenwerken.
Ik begroet tevens de directies van de on
dernemingen in het district van onze Ka
mer. Hun aanwezigheid stemt ons tot grote
voldoening, omdat zij deel uitmaken van de
kring, die de Kamer representeert.
Ook in het afgelopen jaar heeft de Kamer
getracht op velerlei manieren haar werk en
haar opdracht - de economische belangen
behartiging van handel en nijverheid -
dichter bij het bedrijfsleven te brengen om
hierdoor beter te kunnen bijdragen tot de
ontwikkeling van de hier gevestigde onder
nemingen.
De Kamer hoopt, dat zij daarin is ge
slaagd.
Het jaar 1964 zal in de Sociaal-Econo
mische geschiedenis van ons land bekend
blijven als het jaar van de "loonexplosie",
In tegenstelling tot een echte explosie, die
onverwachts en plotseling komt, waren er in
1963 reeds tekenen, die een uiteindelijke
"loonexplosie" aankondigden.
Een korte situatie-schets van de econo
mische ontwikkeling in de laatste jaren zal
dit verduidelijken.
Sinds 1959 verkeerde onze economie in
een conjuncturele opgang, die tot uitdruk
king kwam in een expansie van de con
sumptie, uitbreiding van de investeringen,
een hogere productie en vooral in een toe
name van de buitenlandse vraag.
Dit alles bracht een "over-vraag" naar
personeel, hetgeen resulteerde in een zeer
grote spanning op de arbeidsmarkt. Begelei
dende verschijnselen, zoals zwarte lonen en
l..i ronselen van arbeiders, werden steeds
duidelijker merkbaar. Een enkel voorval,
waarbij een onderneming uit de vakorgani
satie van werkgevers trad en het in de col
lectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde
uurloon verhoogde met 5 werd de uit
eindelijke aanleiding tot de doorbreking van
het tot dusver gevoerde loonbeleid. In het
jaarverslag van de Nederlandse Bank wordt
de werking van deze gebeurtenis aangege
ven als het vallen van een kristal in een ver
zadigde oplossing.
Wij weten thans tot welke looneisen en
loonovereenkomsten deze conjuncturele si
tuatie aanleiding heeft gegeven en vooral
welke mutatie van de loonsom per werk
nemer hierdoor in 1964 zijn ontstaan.
Het staat thans wel vast, dat de loonsom
per werknemer inclusief Sociale Lasten in
het afgelopen jaar is gestegen met 15 2)
De Minister van Economische Zaken geeft
in een toelichting op zijpn begroting voor 't
jaar 1965 als zijn mening, dat hierdoor een
verdere verschuiving in de inkomensverde
ling ten gunste van de loontrekkenden zal
optreden. Het werknemersaandeel zal vol
gens de Minister stijgen met 2,5 tot on
geveer 75 een niveau dat tot voor kort
practisch onmogelijk werd geacht.
Het zal duidelijk zijn, dat deze forse
loonsverhoging de overige economische
grootheden niet onberoerd heeft gelaten.
Wanneer wij de invloed van deze loons
verhoging op de economische groei in 1964
moeten kenschetsen, dan kunnen wij conclu
deren, dat de groei niet is gestagneerd -
getuige de stijging van het reële nationale
product met 5,5 doch wel dat er een
aantal vertragende factoren in werking zijn
gesteld, die in de komende jaren stagnatie
kunnen veroorzaken. Aan een aantal van de
ze invloeden zullen wij in het navolgende
aandacht besteden, waarbij tevens enkele
structurele factoren, die mede de groei be
palen, onder de loupe worden genomen.
De stijging van de arbeidskosten per een
heid product heeft velerlei repercussies. Zo
kan zij leiden tot prijsstijgingen in die ge
vallen waarin dat wordt toegestaan binnen
het kader van de prijspolitiek van de Mi
nister van Economische Zaken en als het
kan uit een oogpunt van concurrentie-ver-
houding.
J. TIMMERMANS
De indruk bestaat dat veel bedrijven in
het gebied van onze Kamer niet tot prijs
verhoging konden overgaan omdat de in
vloed van de buitenlandse producenten, zo
wel op de binnenlandse alsook op de bui
tenlandse markt, sterk toenam.
In dergelijke gevallen leidt een arbeids
kostenstijging tot een afbrokkeling van de
winstmarge, die voor de toekomst de bron
moet zijn, waaruit de investeringen wor
den betaald.
Uit een door de Kamer gehouden enquête
is wel gebleken, dat deze forse loonsverho
ging voor veel ondernemers aanleiding is
geweest tot een nader onderzoek aangaande
hun beleid. Zij geven als hun mening, dat
zij door het doen van diepte-investeringen
en betere organisatie zijn gekomen tot uit
breiding van de productie, waardoor de loon
kostenstijging geheel of gedeeltelijk kan
worden opgevangen.
In liet afgelopen jaar bleef de spanning
op de arbeismarkt onverkort gehandhaafd.
Dit gold ook. voor het rayon van onze Ka
mer, alwaar een aantal bedrijven overging
tot het werven van buitenlandse arbeids
krachten.
Voor de economische groei is de factor
arbeid en ook haar organisatie binnen de
onderneming van groot belang. In dit kader
zijn twee tegengestelde bewegingen te on
derkennen, die aanleiding zijn tot een dis
crepantie tussen vraag en aanbod van ar
beid. Enerzijds leidt de technische ontwik
keling tot een voortdurende stijging van de
vraag naar minder geschoold personeel en
anderzijds zien we, dat de scholing van de
jeugd sterk wordt uitgebreid. De onderne
mers zullen met deze laatste ontwikkeling
in de komende jaren terdege rekening moe
ten houden.
Ook binnen de onderneming zal de orga
nisatie van de arbeid nog verder ter hand
moeten worden genomen om zo te komen
tot productiviteitsstijgingen. Nog te weinig
worden de verantwoordelijkheden gedele
geerd, waardoor van hoog tot laag onvol
doende gebruik wordt gemaakt van de totale
capaciteit aan arbeid, die binnen de onder
neming aanwezig is. Alle werknemers bin
nen het bedrijf zullen ieder op hun eigen
niveau moeten participeren in de proble
men, die door de onderneming moeten wor
den opgelost om het gestelde doel te berei
ken. Hiervoor zal het nodig zijn, dat men
komt tot een goede motivering van de plaats
en de functie van de arbeid binnen het be
drijf.
De "loonexplosie" heeft het afgelopen
jaar ook een sterke toename van de koop
krachtige vraag tengevolge gehad. Deze
kwam niet alleen tot uitdrukking in een gro
tere vraag naar binnenlandse, doch ook naar
buitenlandse producten. De invoer steeg de
eerste 10 maanden met 21 t.o.v. de over
eenkomstige periode in 1963.
Hoewel ook de uitvoer belangrijk toenam
en wel met 15 in vergelijking tot hetzelf
de tijdvak in het voorgaande jaar nam het
tekort op de handelsbalans toe.
Deze ontwikkeling kan zeer ernstige ge
volgen hebben voor onze economische groei.
Wij dienen daarbij in het oog te houden,
dat de ontwikkeling van de vraag een van
de voornaamste peilers is voor onze eco
nomie en dat bijna veertig procent van de
vraag naar onze goederen en diensten af
komstig is uit het buitenland.
Om deze reden zullen wij steeds ruime
aandacht moeten schenken aan onze export
en wij zullen bij de bepaling van ons loon
peil ruimschoots rekening moeten houden
met de uitwerking van de loonstijging op
onze handelsbalans.
Naast de loon- en prijsbeweging is een
veelzijdige ontwikkeling van de export naar
artikelen, alsook naar landen, van groot be
lang. In de afgelopen jaren hebben wij
echter moeten constateren, dat de spreiding
van onze export kleiner wordt. 3)
De uitvoer naar de E.E.G.-landen nam
sinds 1960 sterk toe en bedraagt thans on
geveer 55 van het totale exportpakket.
De uitvoer naar de overige landen of groe
pen van landen, met uitzondering van onze
export naar Japan en Zwitserland, nam van
1960 tot 1964 af. In de eerste 10 maanden
van 1964 werd deze tendenz enigszins door
broken en onderging onze uitvoer naar lan
den buiten de E.E.G. in veel gevallen een
uitbreiding.
Hoewel thans veel organisaties zich in
zetten voor een effectieve exportbevordering
is nog steeds niet het kader geschapen voor
een eendrachtige samenwerking. Wij zijn
van mening, dat de exportbevordering nog
niet voldoende op het bedrijfsleven is ge
richt. Hier zou een taak kunnen liggen voor
de Kamers van Koophandel en Fabrieken.
Onze Kamer heeft hiermede reeds een be
scheiden begin gemaakt door de uitgifte van
een mededelingenblad en door het instellen
van een enquête, waarvan de gegevens ten
grondslag moeten liggen aan een im- en ex-
portgids van het bedrijfsleven in het gebied
van onze Kamer, die wij dit voorjaar hopen
uit te geven. Wij zijn er ons echter van be
wust, dat dit slechts het begin is van een
poging om informaties van en naar het be
drijfsleven te brengen.
Naast de ontwikkeling van de vraag vor
men de investeringen een belangrijke factor
voor de economische groei. In het begin van
ons betoog wezen wij er reeds op, dat de
spanning op de arbeidsmarkt en de relatie
ve stijging van de loonkosten investeringen
tengevolge hebben, waardoor de verhouding
kapitaal - arbeid wordt verschoven ten gun
ste van de eerstgenoemde factor. De vraag
blijft evenwel of de investeringsplannen in
de toekomst gerealiseerd kunnen worden,
indien de winstmarges blijven dalen. De in
vesteringen worden mede beïnvloed door de
likwiditeitskrapte die, zoals is gebleken, de
laatste tijd optreedt, mede als gevolg van
het steeds langer worden van de betalings
termijn.
Een zwakke schakel in het geheel van
hulpmiddelen, die nodig zijn voor een ge
zonde economische groei vormen de inves
teringen in bedrijfsgebouwen. Wij weten al
len tot welke hoge bedragen het zgn. "stuw
meer van aanvragen" in deze categorie is
opgelopen. Een verheugend teken moet het
genoemd worden, dat voor het jaar 1965
voor een groter bedrag, dan in de voor
gaande jaren, vergunningen zullen worden
afgegeven. Hiernaast blijft evenwel de eis
bestaan, dat overheid en bedrijfsleven moe
ten zoeken naar verdere mogelijkheden om
ook in deze sector te komen tot meer stan
daardisatie en seriebouw. Niet alleen het
uitblijven van een bouwvergunning, doch
ook de krappe financiële positie van de ge
meenten, die industrie-hallen in huurkoop
uitgeven, is vaak aanleiding tot vertraging
in het gereedkomen van bouwprojecten voor
de industrie.
Drs. W. G. A. SMITS
Een zeer bijzonder probleem in het kader
van de investeringen zal zich over enkele
jaren voordoen bij de meeste scheepswerven
in het gebied van onze Kamer en ook daar
buiten. Indien nl. de afsluiting van de zee
armen een feit is geworden, dan moet wor
den verwacht dat er in de Amer, Merwede
en de Bergse Maas een "vaste" waterstand
zal optreden, die zal liggen tussen de huidige
"normale" eb- en vloedstand. Een hogere
waterstand zou naar onze mening kunnen
voorkomen bij veel bovenwater en een hoge
waterstand op zee.
Onze Kamer heeft over deze zaak met de
directies van de betrokken scheeps- en re-
paratiewerven uitgebreid van gedachten ge
wisseld. Hierbij kwam naar voren, dat reeds,
op grond van zeer summiere gegevens over
de te verwachten waterstand, de bedrijven
konden vaststellen, dat algehele of gedeelte
lijke technische aanpassingen zullen moeten
worden gedaan om hun bedrijf voor te kun
nen zetten.
Deze technische aanpassingen lopen uit
een van het volledig vernieuwen van de hel
lingen en het dok tot een verlenging van de
hellingen en het uitbaggeren van het water
vóór de werf.
De eerste vereisten voor het bepalen van
de juiste schade, is het kennen van de nieu
we waterstand. De Kamer heeft ongeveer
een half jaar geleden aan de Minister van
Verkeer en Waterstaat gevraagd deze aan
de betrokken werven bekend te maken. Hier
op is tot onze spijt tot op heden geen be
richt ontvangen.
Wij hebben over deze zaak ook rapport
uitgebracht aan de Staatssecretaris van Eco
nomische Zaken en gevraagd te willen be
vorderen, dat de betrokken scheepswerven
tijdig de nodige uitkeringen ontvangen om
het bedrijf te kunnen voortzetten. Het ziet
er thans naar uit - gelet op de uitspraken,
die de Minister van Verkeer en Waterstaat
hieromtrent heeft gedaan in de laatste ver
gadering van de Vaste Commissie voor Ver
keer en Waterstaat - dat deze uitkeringen
op grond van artikel 8 van de Delta-wet
moet regelen, op korte termijn niet gereed
zal zijn.
Wij mogen verwachten, dat er toch een
dusdanige voorschotregeling zal worden ge
troffen, dat de scheeps- en reparatiewerven
tijdig de nodige investeringen kunnen doen
om hun bedrijf voort te zetten, ook né het
gereedkomen van de deltawerken.
Naast de bedrijfsinvesteringen, waarbij
wij de investeringen in machines, voorraden
e.d. buiten beschouwing hebben gelaten, vor
men de investeringen, die de overheid doet,
een belangrijke groei-bepalende factor. In
de meeste gevallen scheppen de overheids
investeringen het kader, waarin de particu
liere investeringen tot ontwikkeling moeten
komen.
Op enkele van deze investeringen, die van
belang zijn voor de ontwikkeling van han
del en industrie in het district van onze Ka
mer willen wij hier de aandacht vestigen.
In het afgelopen jaar was het zestig jaar
geleden, dat de Bergse Maas gereed kwam.
Hoewel deze waterweg werd gegraven om
de wateroverlast te bestrijden, zal zij in de
naaste toekomst, door havenbouw en de aan
leg van industrieterreinen langs de oevers,
meer dan voorheen dienen als vestigings
plaats voor handel en industrie.
De aanwijzing van Waalwijk tot "los
plaats" in het begin van dit jaar was zeer
verheugend. Wij zijn de Minister van Fi
nanciën erkentelijk, dat hij zo snel aan het
verzoek van de Kamer gevolg heeft willen
geven. Door een gezamenlijke aanpak van
overheid en bedrijfsleven werd spoedig
daarna met de bouw van de benodigde kan
toren en hallen begonnen, waardoor reeds
op 1 december j.l. met de in- en uitkla-
ring in Waalwijk kon worden gestart.
Tot de belangrijkste investeringen, die de
Overheid doet en die ook voor het bedrijfs
leven van groot belang zijn, behoren zonder
twijfel de investeringen in de wegen. Over
de wijze van financiering van deze post is
het afgelopen jaar veel te doen geweest. Wij
willen hierop niet nader ingaan.
De vraag blijft echter of het door de
Tweede Kamer der Staten-Generaal goed
gekeurde wegenfonds ook voor Noord-Bra
bant inhoudt, dat er meer wegen zullen wor
den gebouwd dan anders het geval zou zijn
geweest. Wanneer we het program voor de
aanleg van de Brabantse wegen bezien, dat
ontleend is aan deze wettelijke regeling, dan
zou dit een aanduiding kunnen zijn voor een
positieve beantwoording van deze vraag.
Hiermede stroken echter niet de bedragen,
die voor de Brabantse rijkswegen in 1965
zijn uitgetrokken. Hoe verheugend de ver
hoging van 18 naar 28 miljoen ook is, wij
zijn er niet gerust op, dat het gestelde doel
zal worden bereikt, omdat er voor de uit
voering van het wegenplan in Noord-Bra
bant tot 1970 per jaar aanzienlijk meer zal
moeten worden uitgetrokken dan het laatst
genoemde bedrag.
Voor Midden-Brabant en het Land van
Heusden en Altena is de mededeling, dat
rijksweg 62 van Tilburg naar Gorinchem,
eerst na 1970 gebouwd zal worden een
grote teleurstelling. In een brief heeft de
Minister van Verkeer en Waterstaat mede
gedeeld, dat de omlegging bij Raamsdonk
en Dussen in rijksweg 27 en de aanleg van
de weg Breda - Tilburg prioriteit genieten
in het Midden-Brabantse rayon. Met ge
noemde omleggingen is men thans druk aan
het werk. Hiervoor is een bedrag uitgetrok
ken van 4,5 miljoen gulden en nog eens
450.000 gulden voor incidentele vervanging
van klinkervakken.
De provinciale weg Heusden - Andel, die
binnen afzienbare tijd gereed zal komen,
moet bij Andel aansluiten op rijksweg 62.
Het traject van deze weg vanaf genoemde
plaats naar Sleeuwijk is niet gereed en zal
voorlopig ook niet gereed komen, waardoor
deze provinciale weg voor het doorgaande
verkeer onrendabel zal zijn. Het heeft er de
schijn van, dat hier onvoldoende is geco
ördineerd.
Meer verheugend is de spoedige aanleg
van de provinciale weg van Heusden-brug
naar Hank, waarvan verwacht wordt dat de
aanleg ongeveer twee jaar in beslag zal ne
men.
De uitvoering van de Langstraatweg vor
dert goed; het gedeelte achter Nieuwkuijk
en Drunen blijft echter de grote bottlc-ncck.
Dit als gevolg van nog niet gerealiseerde
onteigeningen van een tiental opstallen. Het
bedrijfsverkeer zal zeker de eerste twee jaar
nog wel geleid worden door de bebouwde
kommen van deze plaatsen.
Wij vernemen, dat de gemeente Dongen
plannen heeft voor de noodzakelijke verbe
tering van de weg Dongen - Kaatsheuvel.
Ook de gemeente Loonopzand heeft reeds
enige jaren plannen gereed om het gedeelte
van genoemde weg op haar grondgebied
te verbeteren, doch door gebrek aan finan
ciële middelen kon de uitvoering niet ter
hand worden genomen. Wij hopen, dat beide
gemeenten spoedig middelen zullen vinden
om de dringende verbeteringen aan deze
weg aan te brengen.
In het interim-verslag van de Streekraad
voor Midden-Brabant wordt de urgentie aan
gegeven van een nieuwe oost-west-verbin
ding, die zal lopen van Breda, langs Kaats
heuvel naar 's-Hertogenbosch. Wij zouden
de noodzaak van deze verbinding vanaf deze
plaats nogmaals willen onderstrepen.
In het voorgaande hebben wij enkele fac
toren onder de loupe genomen, die inwerken
op de economische groei. Wij zijn er ons
van bewust, dat in het simultane spel der
economie nog vele andere invloeden mee
spelen.
In onze maatschappij is de ondernemer
nog steeds de motor van het economisch ge
beuren. Voor een goede vervulling van deze
taak is een kader nodig, dat de uitvoering
van zijn beslissingen mogelijk maakt. Dat
kader wordt voor een zeer groot deel ge
maakt door de overheid. De laatste tijd be
staat bij de vele ondernemers, zowel in de
industrie, alsook in het midden- en klein
bedrijf, de mening, dat sommige maatrege
len van de overheid een goed ondernemers-
beleid aantasten.
Zo kunnen belangrijke investeringsbeslis
singen niet op korte termijn tot uitvoering
komen, omdat de overheid distributie-nor
men hanteert bij de verdeling van de bouw
volume, die vaak onvoldoende rekening hou
den met het economische belang. Het gevolg
hiervan is, dat sommige ondernemingen el
ders een nevenbedrijf stichten, hetgeen in
veel gevallen tot verspilling moet leiden.
Ook het door de overheid gevoerde prijs
beleid geeft op veel punten aanleiding tot
kritiek. Sommige sectoren van de midden
stand hebben de gevolgen van dit prijsbe
leid het afgelopen jaar ondervonden. Wij
zouden bij een dusdanig prijsbeleid de vraag
willen stellen of de functie, die de prijzen in
het economisch bestel moeten vervullen niet
te zeer buiten spel wordt gezet. Door het
overheidsingrijpen wordt het ondernemers-
beleid - waarbij rekening gehouden moet
worden met wisselende markten, andere
technische mogelijkheden in productie en
administratie en veranderingen in de per
soneelssfeer - vaak niet eenvoudiger.
De ondernemers zullen ook zelf de ver
andering in het productie- en afzetpatroon
onder ogen moeten zien. In het afgclopeu
jaar is weer gebleken hoezeer een afwach
tende houding funeste gevolgen kan hebben
voor het voortbestaan der onderneming. De
ondernemers zullen zich voortdurend moeten
afvragen welke gevolgen er voor hun be
drijven zijn gelegen in de grote investerin
gen, die nodig zijn om de technische voor
uitgang enigermate bij te kunnen houden en
in de consequenties van de grotere markten,
die zich openen binnen de E.E.G In een
groot aantal bedrijfstakken lijkt een of an
dere vorm van samenwerking daarbij het
middel bij uitstek.
Jaarverslag Nederlandse Bank, blz. 13.
-) Centraal Planbureau, Macro-economi
sche ramingen voor 1964 en 1965.
3) Centraal Orgaan voor de Economische
betrekkingen met het buitenland. Ver
slag 2de kwartaal 1964 blz. 10.
In de ontwikkeling van de schoenindustrie,
valt duidelijk te onderkennen, dat de grote
loonstijging zowel aan de vraag, alsook aan
de aanbodzijde belangrijke gevolgen heeft
gehad.
Door de stijging van het inkomen nam
het verbruik van schoeisel toe, waarbij moet
worden opgemerkt, dat deze gestegen vraag
zich voor een groot deel heeft gericht op
buitenlandse producten.
De grote schoenfabrieken, met meer dan
25 werknemers, hebben in de eerste drie
kwartalen van 1964 de productie kunnen
uitbreiden met 6 In dit percentage is de
productiestijging van velerlei soorten schoei
sel opgenomen en bij een verdere onder
verdeling blijkt hoezeer de ontwikkeling van
de verschillende sectoren in de schoenindu
strie uiteenlopen.
Zo daalde over de genoemde periode de
productie van rubberschoeisel met 3 en
steeg de fabricage van pantoffels en huis
schoeisel met 15 Met nadruk wijzen wij
erop, dat deze percentages aangeven hoe
groot de toename van de verschillende cate
gorieën per jaar is geweest. Hierbij is geen
rekening gehouden met een eventuele ver
meerdering of vermindering van de waarde
van het aangeboden pakket. Veel fabrikan
ten geven als hun mening, dat de vraag naar
beter en mooier schoeisel toeneemt. In hoe
verre de bedrijven met deze vraagontwikke-
ling rekening houden, valt moeilijk te be
oordelen.
Wij zouden er op deze plaats voor willen
pleiten, dat de schoenindustrie een uitge
breid marktonderzoek instelt naar de fac
toren, die de vraag naar schoeisel bepalen
en ook naar de ontwikkeling, die zich aan
de vraagzijde voordoet.
De productie per jaar van leren schoenen
nam toe met 5 Binnen deze categorie is
het opmerkelijk, dat de productie van schoei
sel met leren zool zeer sterk is teruggelo
pen en wel met 20
Bij de analyse van de gevolgen van de
loonstijging aan de aanbodzijde moet een
onderscheid gemaakt worden tussen enkele
groepen bedrijven.
Veel ondernemingen maken er gewag van
dat zij door verdere mechanisatie en organi
satie en door uitbreiding van de product:e
in staat waren om de loonkostenstijging voor
een groot deel, zo niet geheel, op te vangen.
Van oudere bedrijven werd bericht ont
vangen, dat de kostenstijging geheel uit de
winst moest worden betaald. Dit laatste
werd mede veroorzaakt doordat de prijzen
niet konden worden verhoogd, dit als ge
volg van concurrentie of van naleveringen,
die nog voor dezelfde prijs moesten worden
gedaan.
Wij zien dan ook. dat de schoenenprijzen
pas in het tweede halfjaar van 1964 merk
baar zijn gestegen. Een verheugend bijver
schijnsel was daarbij, dat de prijzen van
grondstoffen slechts zeer matig zijn opge
lopen.
De modewisseling en vooral ook de grote
modellenvoorraad veroorzaken steeds snel
lere en grotere investeringen in leesten.
Naast de verheugende stijging van de
productie zijn er in de schoenindustrie nog
een aantal factoren die zorgen baren. Op
de eerste plaats de invoer, die ook het af
gelopen jaar weer verder is gestegen. Ge
meten over de eerste 10 maanden van 1964
nam de invoer, gemeten in paren, toe met
24 «n met 34 uitgedrukt in geld.
Bijna 13 miljoen paar schoenen werden
er in genoemde periode ingevoerd.
De toename van de invoer van de drie
voornaamste soorten schoeisel liep nogal uit
een. De volume-stijging bedroeg voor de kin
derschoenen 77 voor herenschoen 56
en voor dameschoenen 46 De waarde
stijging van de invoer van de genoemde ca
tegorieën bedraagt 58, 48 en 32 Het
valt daarbij op, dat in de voorgaande jaren
juist de invoer van damesschoenen veel
sterker steeg dan de andere soorten schoei
sel en dat in het afgelopen jaar de grootste
toename van de invoer werd waargenomen
voor heren- en kinderschoenen.
Wellicht zouden wij hier de zeer voorzich
tige conclusie aan mogen verbinden, dat de
schoenfabrikanten op de markten voor da
messchoenen het juiste tegenspel gaan ont
plooien. Een groot voordeel voor de Neder
landse ondernemer is hierbij, dat hij vaak
in staat is om sneller na te leveren dan de
buitenlandse bedrijven.
Ook t.a.v. de totale invoer zien we, dat
het stijgingspercentage afneemt. De toena
me van de uitvoer naar ons land was zeer
groot, voor Frankrijk 79 Tsjecho-Slowa-
kije 78 en Italië 58 Voor andere
West-Europese landen was de stijging min
der. We noemen hier nog West-Duitsland
31 België-Luxemburg 15 en Enge
land 21
Het is verheugend, dat weer een groter
deel van de schoenproductie in het buiten
land kon worden afgezet. Deze uitvoerstij-
ging werd niet gerealiseerd in de sector
huisschoeisel, waarvan de uitvoer, gemeten
in paren, alsook in geld ver beneden het
peil van 1963 bleef.
Het aantal paren schoenen, dat onze gren
zen overging steeg in de eerste 10 maanden
van het afgelopen jaar met 1 De waarde
van de uitvoer steeg van 40,5 tot 45,2 mil
joen gulden. Gaan we ervan uit da t de
schoenenprijzen met 2 3 zijn opgelo
pen, dan bedraagt de uitvoerstijging dus on
geveer 10 We moeten dan stellen, dal
onze uitvoer niet zozeer is gestegen door
toename van het aantal paren, doch voor
namelijk, doordat betere schoenen werden
geëxporteerd. Voor verschillende soorten
bedroeg de uitvoerstijging in paren en geld
gemeten kinderschoenen 8 resp. 13,
herenschoenen 16, resp. 22 en damesschoe
nen 19, resp. 26
Het personeelsprobleem vormt ook in de
schoenindustrie een bron van zorg. Vaklie
den kan men moeilijk aantrekken en vaak
zijn de bedrijven niet in staat om de verloop
vacatures aan te vullen, laat staan de uit
breidingsvacatures.
Op grond van zeer globale ramingen mag
men aannemen, dat het tekort aan arbeids
krachten in de schoenindustrie in het district
van onze Kamer tussen de 700 en 800 ligt.
Welke zijn nu de vooruitzichten voor het
komende jaar? Om op deze vraag een ant
woord te geven gaan wij in 't kort de ont
wikkeling na, die zich in 1964 heeft vol
trokken.
We zien een toename van de productie
en een belangrijke stijging van de invoer. De
uitvoer stijgt, doch blijft achter bij de in-
voeraccres. Ook het verbruik van schoeisel
neemt toe, doch algemeen wordt aangeno
men, dat de consumptiestijging kleiner is
dan de toename van de productie. Op grond
van deze ontwikkeling wordt aangenomen,
dat er een voorraadvorming heeft plaats
gevonden bij de industrie en vooral bij de
detaillist. Wij verwachten daarom dat de
detaillist op grond van deze ervaring zijn